iwin De man van de gemeente De dood aan de dakkapel Arie Blokland zal blijven verbouwen Overheid heeft vergunning met minder regels moeilijker gemaakt Aannemer I 'Iedere klari DESTEM DE HUIZENMARKT 50 mille Tevreden Drie soorten Conflicten Drie soorten bouwwerken DE STEM Uit de markt Knokken Van onze verslaggever Arie Blokland kocht zijn eerste woning in 1984. Voor 121.000 gulden. Een premie-A-woning in een rijtje te Bergen op Zoom. Met .drie slaapkamers, een badkamer, een grote zolder, een open keuken en een berging in de tuin. Net groot genoeg voor hemzelf, zijn vrouw Carla en hun zonen Eric en Regis (toen 10 en 13). Nee, vergeleken met hun vorige huis, een huurwoning, gingen ze er qua ruimte niet op vooruit. Alle meubels moesten worden ingekort. Hun oude eethoek was te lang, de servieskast te hoog. Maar dat hadden ze er graag voor over. De premie op hun nieuwe huis drukte de maandlasten aanzienlijk. Alleen aan de lichtinval in de woonkamer konden ze maar moeilijk wennen. Dat hadden hij en zijn vrouw al meteen tegen elkaar gezegd toen ze erin trokken: „Als het ons hier bevalt, zetten we er vroeg of laat een schuifpui in." Negen jaar later wonen ze er nog. De schuifpui zit er inmiddels in. Zij het in een uitbouw. Voor veertig, misschien wel vijftig mille hebben ze intussen aan hun huis verspijkerd. Van binnen en van buiten. Aan verhuizen hebben Arie en Carla nooit gedacht. „Dat hebben we voordat we hier gingen wonen al een keer of vier gedaan. We zitten hier lekker." De buurt bevalt en het huis wordt steeds meer iets van henzelf. „Door die verbouwingen, hè." Arie, die operator is bij GE Plastics, mankeert niks aan zijn handen. Hij zat vroeger zelf in de bouw en heeft er nog steeds kijk op. Rrijgt-ie het zelf niet voor mekaar, dan roept hij de hulp in van deskundige buren of familie. „Een aannemer wordt al gauw te duur." Voor hij deze zomer eindelijk aan zijn schuifpui toe kwam, nam hij zowat het hele huis onder de hamer. Toen zijn oudste ging studeren, werd diens eigen slaapkamer te klein. Arie richtte op zolder een kamer voor hem in. Een kwestie van een wandje plaatsen met een deur erin. „En natuurlijk netjes afwerken." Later trok hij op de eerste etage twee kleine slaapkamers samen tot een grote. Voor zijn jongste zoon. Daar staat intussen zijn eigen computer en een zonnebank. Want het grut werd ouder. Stamhouder Regis is inmiddels getrouwd en het huis uit en Erik verkaste naar de zolderkamer. Tussendoor knapte Arie, zij het bescheiden, ook nog even de keuken op. Het aanrecht kreeg een nieuw blad, de keukenkastjes werden gemoderniseerd en de verwarming werd verplaatst. Van de zomer kon Bruin ook de uitbouw van de huiskamer trekken. Ze besloten om meteen ook de berging in de tuin te slopen en achter de brandgang opnieuw op te bouwen. Dat laatste hadden buren al eerder gedaan, maar met de uitbouw van hun woonkamer waren ze de eersten in de rij. Voor hun doen werd het een mega-project. Vijf maanden zijn ze er in totaal mee bezig geweest: Arie, een buurman .en een zwager. In eerste instantie wilden ze er achter alleen een schuifpui in. Maar dan moest er wel een convectorput gegraven worden voor de verwarming in de kamer. „Toen hebben we besloten om er een stuk aan te bouwen." De buren vonden het ook best. Er kwam op een kamer van 10 meter anderhalve meter bij. Afgewerkt met een schuin dakje. De mannen werkten van buiten naar binnen. Zodat ze niet echt met een open achterkant hoefden te zitten. „Zo'n verbouwing geeft natuurlijk altijd wat ongemak, maar een echte klerezooi is het maar even geweest." Dat was alleen even zo toen de oude pui gesloopt werd en de nieuwe nog niet helemaal dicht zat. Over het resultaat zijn ze dik tevreden. Ze hebben de vloertegels meteen vervangeij-dopr parket en een nieuwe eethoek vervolmaakt de nieuwe outfit. „Het begint er steeds meer op te lijken." Over een paar maanden verlaat ook zoon Erik het huis. Dan blijven ze met zijn tweetjes achter. Dat is evenwel geen reden om stil te zitten. „Dat is niks voor mij." Volgend jaar komt de badkamer aan de beurt. Alles wordt vernieuwd. En volgens de planning over vijf jaar ook de keuken. „We kunnen stilaan meer aan kwaliteit in huis gaan denken. Maar alles kan natuurlijk niet tegelijk." Arie's handigheid betaalt zichzelf op den duur terug, meent zijn vrouw. Niet dat ze weg willen, maar zouden ze ooit kleiner gaan wonen, dan brengt hun huidige huis toch al gauw zo'n 160.000 gulden op, leren de verkoopprijzen verderop in de rij. En dat is voor een huis van 121.000 gulden, waarvoor ze inmiddels al enige tienduizenden guldens premie hebben geïncasseerd, mooi meegenomen. Arie Blokland: „Het begint er steeds meer op te lijken." FOTO DE STEM JOHAN VAN GURP ff ZATERDAG 13 NOVEMBER 1993 E2 Van onze verslaggever „Ha, de man van de gemeente," klinkt het oprecht opgelucht vanuit de deuropening als Fons Oomen zich voorstelt. De deur zwaait uitnodigend open. De koffie staat al klaar. De bewo ner woont er amper vier maan den. Toch wil hij binnenkort zijn garage al uitbreiden met een berging. „We merkten dat we onze koelkast eigenlijk met goed fatsoen niet kwijt konden." Binnen drie maan den had ie zijn vergunning binnen. „Keurig op tijd." Alleen kon hij geen wijs meer uit de bouwteke ning. Er was door de gemeente wat aan gewijzigd. Daarom had hij bouw- en woningtoezicht gebeld. In zulke gevallen maakt Oomen, die zichzelf bouwbegeleider mag noe men, een afspraak. Samen met de aanvrager loopt hij dan ter plekke de vergunning door. „Bouwtekenin gen lezen is immers niet iedereen gegeven." Onder het genot van een bakje koffie neemt hij alle facetten door. Van de mastiek op het toekomstige dak via de ventilatie in de berging naar het grondwerk. De sleuven hoeven minder diep dan de bewoner zelf had gevreesd, zo blijkt. „Scheelt me een hoop graafwerk." Nu Oomen er toch is: „Zou hij eens op de overloop willen kijken naar een lekkage onder de parketvloer." Ook dat doet Oomen. „Ze beschouwen me meer als een vraagbaak, een adviseur dan als een pottekijker," zegt Oomen. Hij in specteert namens de gemeente in de Haagse Beemden de bouwwerk zaamheden. Nieuwbouw, aanbouw, renovatie, het maakt niet uit. Op gezette tijden laat hij op de bouw zijn gezicht zien. Om te controleren of het er volgens de voorschriften aan toe gaat. „Bij kleine verbou wingen twee keer, bij een aanbouw een keer of vier." Niet alleen de zelfbouwers, ook aannemers vereert hij met een be zoek. „Er zitten er tussen die ik zelf niet graag over de vloer zou heb ben." Die bedrijven maken zich er met een Jantje van Leyden van af. Oomen houdt ze extra in de gaten. „Dat weten ze ook." Al veertien jaar zit hij 'op de vlakte' zoals hij de voormalige polder in het noordwesten van Breda noemt. „Het patroon is eigenlijk overal hetzelfde. Na een jaar of twee be ginnen ze te verbouwen." Bergin gen, carports, dakkapellen, serres. In nieuwbouwwijken valt dat rede lijk in de hand te houden. De bewo ners willen hun woning echt verbe teren. En dat kan alleen als zo'n verbouwing zorgvuldig wordt uit gevoerd. „Maar er zijn er altijd die door de mazen heen willen glippen en er hun eigen ideeën hebben over wat mooi is of wat kan." Zijn gereedschap is in omvang be perkt. Oomen kan volstaan met een legitimatiebewijs, een ruitjesblok, wat kopieën van bouwtekeningen en vergunningen, een setje vulpot loden en een visiteerijzer. „De grondslag in de Haagse Beemden is nogal grillig." Op een afstand van tien meter kan de bodemgesteldheid Fons Oomen met zijn visiteerijzer en een handsondeerapparaat op een bouwlocatie. FOTO DE STEM JOHAN VAN GURP er wisselen. „Voordat ze de funj(. ring erin gooien, prik ik altijd even hoe stevig de ondergrond is." Ze| bij een klein bouwwerk als berging checkt hij vooraf hoe he ermee staat. „Dat kan een bewonj later een hoop ergernis besparen." Vijf dagen voordat het werk start wordt de verbouwer geacht de meente daarvan in kennis te stel..,, Gebeurt dat niet, en dat komt vaak genoeg voor, dan loopt Oomen act ter de feiten aan. „Komen we er. achter, dan bellen we aan en vragen of we even mogen kijken." Zijn 4 bewoners niet thuis, dan ljj Oomen een kaartje achter. Met het verzoek hem in de loop van de weel terug te bellen voor een onderhoud „Een opdrachtgever, die ille bouwt of begonnen is zonder ons tijdig in te lichten, neemt een risi co." Hij riskeert dat de bouw word stilgelegd. Of in het uiterste g moet worden gesloopt. „Dat la; komt weinig voor. Tenzij het i toonbaar ondeugdelijk is en de ligheid van de bewoners of omwo nenden gevaar loopt." De bouw stilleggen, komt wel voor „Wordt er gebpuwd zonder verg», ning, dan moet de bouwer eerst eer tekening indienen om te kunna beoordelen of het past binnen he bestemmingsplan." Zo'n optredet wordt hem niet in dank afgenomei Net zo min als wanneer hij aanmer kingen maakt op de uitvoering afwerking van de bouw. „Je praa over iets van een ander, waarvan d betrokkenen eigenlijk vinden datj er niks mee te maken hebt." Da neemt niet weg dat Oomen de con frontatie niet uit de weg gaat. als het gebruikte materiaal hem dubieus of onbekend over komt. Dan vraagt hij naar de kernmerk- bladen, waarop de samenstelling en de kwaliteiten van het materiaal beschreven staat. „Zodat ik km controleren of het betrouwbaar spul is." Is dat niet zo, dan legt Oomen een gebruiksverbod op. Dat wordt hem niet in dank afgenomen, maar zeker in het constructief ged van de bouw staat veiligheid voor hem voorop. Kwaaie koppen pro beert hij in goed overleg te sussen. „Liefst onder vier ogen, dan lukt het meestal wel." ui.tr rXSX» .rutot III I Van onze verslaggevers Het eerste contact met de ge meente Breda liet al weinig mis verstand bestaan over de nieu we, vereenvoudigde regelgeving voor verbouwingen. „Meneer, het zit zo," legde de hulpvaardige ambtenaar van bouw- en woningtoezicht aan de balie in de grote hal van het nieuwe gemeentehuis plastisch uit. „Vroeger hadden we veel regels. Toen moesten we ons aan zo'n dun boekje houden." Hij hield een centimeter ruimte tus sen duim en wijsvinger. „Nu hebben we de deregulering ge kregen. Nou hanteren we zo'n boek," en hij maakte ruimte voor de complete Heilige Schrift. Het had zo mooi kunnen zijn. De overheid treedt terug en laat de vrije markt haar werk doen, geeft de burger zijn eigen verantwoorde lijkheid terug en bemoeit zich voortaan niet meer met willekeurig details uit het menselijk bestaan als dakkapel en duiventil. Hoe anders is het geworden. „Is er sprake van dééregulering of van du reguleringDat is de kwestie," zegt Frans Lemmens, plaatsvervangend hoofd regels bouw en woningtoe zicht. De overheid heeft de regels voor bouwen en verbouwen versoepeld. Geheel vanuit de omschreven filo sofie van de terugtredende over heid. Maar omdat de overheid niet bedoelde alles op zijn beloop te laten, moest in de wet worden on derscheiden waar zij wel en waar zij niet zou optreden. Daar begon de onduidelijkheid, waar vroeger gewoon overal duidelijk toestem ming moest worden verleend. De nieuwe woningwet onderscheidt drie soorten bouwwerken: vergun- ningvrije werken, variërend van hondehok, groentekasje, pergola, carport, dakraam, tuinkabouters, schommels, zonnewijzers, atennes, schutting, meldingplichtige bouwwerken, zoals kleinere garage of schuur tot 50 kub, aan- of uit bouw van een woning tot 50 kub, dakkapel aan de achterkant, scho telantennes, zonweringen, rolluiken en vergunningplichtige bouwwerken, kort aangeduid als al le andere werken. Wat betekent dat in praktijk? Vroe ger moest de burger voor nagenoeg alles wat hij bouwde een vergun ning aanvragen. De techneuten van bouw- en woningtoezicht bereken den of de tekeningen wel deugden, de smaakmakers van de welstands commissie bekeken of het bouw werk wel in de omgeving paste. Nadat beiden hier en daar een streepje hadden gecorrigeerd om te laten zien dat ze er ook niet voor niks zaten, kon de bouwer begin nen. Nu mogen burgers veel zelf doen, of denken dat in elk geval te mogen, want de faam van derugelering is de werkelijke regelgeving iets te snel vooruit gespoed. „De verant woordelijkheid is bij de bewoners zelf neergelegd," zegt Jelle Visser, bouwinspecteur van de gemeente Breda. „Maar in praktijk blijken daardoor geweldige sociale conflic ten te kunnen ontstaan." Vooral in nieuwe wijken, waar mensen elkaar minder goed kennen, blijken buren regelmatig met vreemde bouwwer ken te worden geconfronteerd, die het woongenot weinig positief beïn vloeden. Het merkwaardige van de nieuwe regelgeving is nu dat juist de positie van de heren met de verfijnde smaak versterkt is. „Toen Den Haag de regels aanpakte, zou de wel standscommissie verdwijnen," ver telt Frans Lemmens. Want waarom zou een terugtredende overheid im mers willen uitmaken wat mooi en wat lelijk is? „Maar uiteindelijk is de welstandscommissie juist ver sterkt uit de strijd is gekomen." Voor de vergunningplichtige wer ken verandert er niets in vergelij king met vroeger. Maar bij de grote groep van meldingplichtige werken wel. Technisch is voor die categorie alleen vastgesteld dat deze bouw werken moeten voldoen aan het bouwbesluit. Dat ze dat ook doen, is een verant woordelijkheid van de bouwer, vond de overheid. Die bouwer zou zich er alleen maar zelf mee heb ben, als hij ondeugdelijke construc ties zou toepassen, was de gedachte. Mocht het een en ander niet deugen, dan zou de gemeente eventueel ach teraf (repressief in plaats van pre ventief) moeten ingrijpen. Bijvoor beeld door de bouwer te verplichten het zaakje weer af te breken. Na diepe beraadslagingen vond Den Haag wel uit dat het uiterlijk van het bouwwerk niet alleen de bou wer maar ook zijn buren regardeer de. De buurt zou er immers tegen aan moeten kijken! En als de buur man zijn deel van een in fraaie archtitectuur opgetrokken twee-on der-een-kap met een stijlloos uit stulping ontsiert, zou dat ook de waarde van de onbezoedelde andere helft in waarde dalen. Een econo misch belang was ontdekt! En zo kon het gebeuren dat de terugtredende overheid een regelge ving optrok, die zich in een indrin gende karikatuur laat samenvatten: dat het in elkaar dondert, maakt niks, als het maar móói in mekaar lazert. Waar bemoeit u zich eigenlijk mee?, vragen we dan ook aan prof. ir. D. Slebos, voorzitter van de wel standscommissie. Iedereen mag toch zelf weten hoe-ie zijn huis wil hebben? De architect reageert als door een wesp gebeten. „Ik bemoei me ner gens mee! Ik adviseer alleen het college van burgemeester en wet houder," zegt hij afgemeten. Zijn ambtelijke rechterhand ir. P. van der Grinten wil het nog wel even uitleggen: „Als iemand zijn woning verandert, wijzigt het straatbeeld voor altijd. En dat is een breder belang dan alleen van hem." Slebos heeft uitvoerig in kaart ge bracht aan de hand van welke crite ria de welstandscommissie tot een oordeel komt. Kortweg gezegd: het bouwwerk moet passen in de stijl van de buurt. Maar tijdens het gesprek blijkt de welstandscommissie er toch ook wat opvattingen op na te houden, die op zijn minst opmerkelijk en soms zelfs dubieus te noemen zijn. Zo blijkt de Bredase welstandscom missie ronduit een hekel aan dak kapellen te hebben. „De buurvrouw kan een knots van een dakkapel afzichtelijk vinden," zegt Slebos. Van der Grinten: „Sommigen wil geen dakkapel maar een dakkathe draal!" Slebos: „Een dakkaper." „Wat is een dakkapel?," zegt Sle bos. „Dat is een middel om een zolder te belichten en te beluchten. Maar na 1960 gingen ze de huizen te klein bouwen en toen verschenen er dakkapellen om een extra slaap kamer te maken. Dat is niet de bedoeling geweest van de ontwer pen." En zegt met een vieze smaak in zijn stem: „Dan zie je op zo'n dak een hele trein van dakkapellen ont staan. Dan moet er eigenlijk ge woon een andere kap op." De welstandscommissie wil onder voorwaarden aan de achterkant van woningen dakkapellen wel gedogen. Maar dan moet minstens de helft van het dakvlak intact blijven. Maar wie de diepere bedoeling ach ter dit beleid zoekt, stuit op een De nieuwe woningwet onder scheidt drie soorten bouwwer ken: 1. de vergunningvrije werken: werken waarvoor geen bouwver gunning nodig is. Daartoe behoren werkzaamhe den die behoren tot het normale onderhoud. Bouwwerken die niet hoger zijn dan 1 m. en een bruto-op- pervlakte kennen van maximaal 2 m2, op een zij- of achtererf van een woning. Voorbeelden: hon dehok, groentekasje. Bouwen op het voorerf is dus geen vergun ningvrije activiteit. Bouw van een overkapping met een open constructie, niet hoge» dan 2,7 m. en een bruto- oppervlakte van maximaal 20 m2 op een voor-, zij- of achtererf van een woning. Voorbeelden: pergola, carport. Niet-ingrijpende veranderin gen aan een bouwwerk. Deze mogen de draagconstructie niet veranderen, noch het bebouwde oppervlak uitbreiden. Ook mag het straatbeeld niet veranderen. Voorbeelden: plaatsen dakraam, koekoek, verwijderen niet-dra- gend wandje. Het plaatsen van tuinmeubilair als tuinkabouters, schommels, zonnewijzers, etc., indien niet hoger dan 2 m. Plaatsen van een antenne, niet hoger dan 5 m. Plaatsen van een erf- of tuinafscheiding, niet hoger dan 2 m. Indien geplaatst vóór de voorgevelrooilijn mag de af scheiding niet mëer dan 1 m. hoog zijn. 2. Meldingplichtige bouwwerken Een vrijstaand bouwwerk, bij voorbeeld garage of schuur, van niet al te grote afmetingen. Voorwaarden: inhoud max. 50 kub, breeze max. 3 en hoogte 2,7 m. Aan de lengte is geen maximum gesteld. De afstand tot de voorgevelrooilijn moet minstens 3 m. zijn. Het bouw werk mag niet meer beslaan dan de helft van het oorpspronkelij- ke, onbebouwde deel van het erf. Aan- of uitbouw aan de zij- of achtergevel van een woning. Voorwaarden: inhoud max. 50 kub, breedte max. 3 m., hoogte 2,7 m. Afstand tot voorgevelrooilijn meer dan 3 m. Dakkapel op het achterdak- vlak Voorwaarden: niet breder dan de helft van het dakvlak, bovenzij de tenminste een halve meter onder de noklijn van het dak; onderzijde in het dakvlak: de kapel moet terugspringen tov de goot. Schotelantennes, zonweringen, rolluiken: afhankelijk. 3. Vergunningplichtige bouw werken Alle andere werken. muur van onbegrip. Het is nietmoo en je doet zoiets gewoon niet. De deregulering heeft het werk voor de gemeente niet verminderd. werk is van binnen naar bui verplaatst," zegt inspecteur I Visser. „We mogen de tekenini tevoren niet meer bekijken. M het regent hier telefoontjes van tevreden buurtbewoners. Die klach ten moeten we vanzelfsprekend wei behandelen. Als je dan alsnog moet ingrijpen, leidt tot teleurstelling ea ook wel agressie. Dan sta je voor ce vraag: wat doe je? Het sociaal woonklimaat wordt op die manie: wel verziekt natuurlijk." Visser constateert dat bouwers vaai elementaire fouten maken. Voora als het gaat om ventilatie en i tie. De meeste huiseigenaren zelfbouwers. Slechts in een kwat van de gevallen wordt er een aanne mer bijgehaald. In een stad a- Breda met dè sterk wisselen» grondslag, waardoor op het ffl punt op ijzer en de andere keer o[ heipalen moet worden gebouwd, i deskundigheid bij de construct" echter geen overbodige luxe. „Wat je vaak ziet," zegt Lemme® „is dat mensen achteraf wel dege lijk vergunningplichtig zijn. Met sen denken automatisch: eenvoudi ge zaken hoef je slechts te melde11 voor moeilijke verbouwingen helt! een vergunning nodig. Maar zo de wet niet in elkaar." Toch zou het een heleboel eenvo diger kunnen, zegt Jelle Visser. het ontwerp zou al rekening moet® l worden gehouden met verbouw® gen. Bij het afgeven van een bouw vergunning zou de gemeente t»e een toestemming kunnen gev; voor enkele alternatieve dakkape/p len en aanbouwmogelijkheden.u zijn door de architect eenvoudig goedkoop aan te geven, want (Ml toch bezig met tekenen. Daarao F zouden problemen rond vergunn gen en dergelijke makkelijk uit J wereld worden geholpen en de m sen weten waar ze aan toe zijn. Visser probeert deze oplossing jaren gerealiseerd te krijgen gemeentehuis. En hoewel ie het een logische zaak vindt, er in praktijk niets mee te wor gedaan. Waarom niet? „Als de projectontwikkelaar, aannemer, de architect en de meente rond de tafel zitten ove nieuw project, hebben ze al z op te lossen, dat dit soort snel wordt vergeten. Ze zijn u delijk gewoon al blij dat er haupt gebouwd wórdt!,' zegt - ser. „Dan komt de korte ten* eerst en de lange termijn is v ten." Van onze verslaggever Hij kent de verhalen ook wel. Ove in kleine verbouwingen. Piet Bale: bouwbedrijf uit Breda, voelt zich stuurt zelfs sinds het voorjaar van particulieren in de wacht te sleper Niet dat die categorie voor zijn be immers klein en de respons is niet Maar daar gaat het Balemans ook belangrijk. En bij verbouwingen li inde nieuwbouw." Uit zijn eigen 33-jarige ervaring w zijn huis driemaal in zijn leven laó wellicht de grote van straks. Een de hand. „Je moet het vertrouwen vooral niet bedotten." Een goede communicatie is daarbi Al prijst Balemans zichzelf met zi; neemt hij op de koop toe. Hoewel een prijsopgaaf die uiteindelijk ge Daarom staan veel aannemers niei heb echter tien keer liever dat een dan dat ik achteraf ruzie krijg, om uitvalt." Omdat hij gesteld is op een goede opdrachtgever de offerte door op daarover geen misverstanden kuni weten waar zijn centen naar toe gr zelf ook aanspreekbaar als er wat Dat niet alle aannemers tuk zijn o best. Veel van zijn collega's verdie is een heel ander soort werk. Er w „Nieuwbouw is confectiewerk ver, het aan op maatwerk. Op improvii anders. „Door die variatie houdt i< goed voor de motivatie en de kwal Daarom ook leidt Balemans de nie school komen, zelf op. Binnen een zijn. Jongens die zelfstandig kunne kappen stellen of betonbekisting n met goed fatsoen op karwei sturen Vakkennis is niet het enige waar E omgang met de klanten is voor her verplaats je in de schoenen van de Goed en deskundig gedrag kweekt nieuwe opdrachten. Zelf houdt hij nauwlettend in de g karwei past. Balemans kijkt daarb Iemand kan nog zo'n kei van een t de klant niet klikt, werkt dat conti gaan staan om beide partijen uit e tijd." Ondanks die instelling is het ook v als dat van Balemans knokken om „Gelukkig hoef ik er niet van te lex onderhoud en restauratie actief zij jaarlijks vrijblijvend uitbrengt, lev op. De concurrentie komt vooral u: klusjesmannen. „Logisch, beunhazen werken voor zit daar 5 of 10 gulden boven, terw hoog liggen en dan nog exclusief B Toch meent Balemans dat een part dan zijn portemonnee. „Als erkenc permitteren om half werk te levere links en rechts van de straat worde teamverband met deskundige mens een heldere offerte in de hand het 1 Aannemer Piet Balemans: „J en te winnen en ze vooral nit

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1993 | | pagina 30