k
Weekend
De doden leven in St. Willebrord
r is een tijd geweest dat ze
weieens dacht dat zelfs de doden
als een wegwerpartikel werden
beschouwd. „Opa of oma dood;
aat maar cremeren, de as
verstrooien en je hebt er nooit
omkijken meer naar. Maar die tijd
is gelukkig voorbij. Tegenwoordig
is er weer volop belangstelling
voor de doden," aldus mevrouw M.
de Langen-Snuverink, die samen
met haar schoondochter Marianne,
jeheerder is van de begraafplaats
aan de Veerseweg in Oosterhout.
'Een kerkhof is
toch bij uitstek een
plek die bewijst
dat het leven
doorgaat'
De Willebrorder die een
familielid heeft
begraven, bezoekt het
graf van de overledene
gemiddeld een keer per
week. En houdt
tegelijkertijd een oogje
op aanpalende graven.
Men weet hoeveel
kinderen de gestorvene
had, of er een reden is
dat een graf er
eventueel onderkomen
bij ligt. Dat laatste
gebeurt zelden.
Bloemen verwelken er
niet. De doden leven in
St. Willebrord. En de
Willebrorder leeft piet
zijn doden.
Graven blinken.
Bloemen
verwelken er niet
fERDAG 30 OKTOBER 1993
ZATERDAG 30 OKTOBER 1993
In van de versoepelde regeW
lts zichtbaar: alleen aan de westflj
pn heerste nog de uniforme besch
fen denheid van het eerste uur. gy
let begon de drang tot posthume in,
Ite viduele onderscheiding de eenvi
lin migheid danig te ondermijnen. I,
mers de dood maakt geen ondi
Ide scheid, zoals het gezegde luidt
pr- mens doet dat zelf.
*n~ Tegenwoordig valt de publie
na waardering voor die veranden
- de Lichtenberg heeft veel, zij
doorgaans kortstondige aanla
le" van een grote groep vaste bezi
|a- kers - in twee categorieën uitet
fen- De ene betreurt de teloorgang v
het strakke gelid der graven,
ld® andere juicht die toe.
Maar over het effect lijken
hn meesten het wel eens: de Lichts
Ite berg is 'veranderd in een bot
Ben kermis', die zich des te sterker
j te voelen door de aanwezigheid v
liet de eerste sobere rijen.
In mei van dit jaar werd het oi
slagpunt naar de persoonlijke i
■de tinctie bereikt met de teraardet
lap stelling van een politieke pror
Jiet nent. Oud-burgemeester en -pari
|bc- mentariër W. de Kort kreeg er i
Iren laatste rustplaats. Een aantal t
Iels. ken terug werd de zerk op het gi
f tig geplaatst. Die ging vergezeld v
lerg de eerste liggende steen op
Iwat Lichtenberg. „Dat graf is toch,,
Bere iets belangrijker dan dat van mi
vij- schoonvader," zegt een bezoekst
i in koeltjes.
Lang laat de menselijke natii
Beet zich niet onderspitten.
(ij is
dit
'dige
..lag
plaat
j kon
flden
jaar
wie
I Den
uws-
br de
feoms
|hrif-
erias
gers-
boort
busi-
fieren
Kngs-
|n er
de
leien:
Sene-
Jincie.
|in de
pol
een
pwes-
ussen
itein-
voor.
uit-
heeft
e an-
Biervliet en IJzendijke. Daar lij
hij nu begraven.
„Schorer was een humanist," zeg
Willemsen, „te dikwijls was hij
de kerk geweest en had daar d
stank van de graven geroken. I
werd in die tijd driftig met reuk
water gesprenkeld om die lucht
onderdrukken. Schorer vond dat
de kerk begraven achterhaald wa
wilde breken met de macht van
kerk en zei: leg mij maar in weer
wind,"
Op 6 december 1800 verliet Wille
Schorer de kerk in Middelburg. 0
weg naar huis stierf hij aan et
hartaanval. Een beurtschippi
heeft de kist naar het haventje va
Hoofdplaat gevaren. Ze hebben
polderweg nog moeten verhardt
om Schorer met goed fatsoen na:
zijn eenmans-kerkhof te brengen.
Zijn graf ligt ver weg in de polde
op een lage dijk, tussen populiere
brandnetels en zes stenen palei
Iemand heeft goudgele crysante
naast de grafzerk geplant. Het uil
zicht is panoramisch en bijna bi
dwelmend rustgevend.
Het moet Schorers bedoeling zij
geweest om hier aan de zijde va
zijn vrouw te liggen, want de
steen is maar voor de helft gegra
veerd. Maar zijn gade vond het hit
toch wat te afgelegen.
Ruimte genoeg dus voor een aange
past grafschrift:
Solitair ligt hier in 't wijds Zeeuv
svlaamse land
een Middelburgs heer van stand.
Na een werkzaam gedreven leve
heeft hij nu alle tijd
om te wachten op de eeuwigheid.
door het persoonlijke contact
de klanten. Maar ook omdat te
een vak is met humor. Een ani
onderdeel van Unigra haalt in
sterdam jaarlijks 4000 overledene
op aan huis of in het ziekenhuis®
brengt ze over naar een uitvaart
centrum. Daar zitten slachtoffer
bij van moord en zelfmoord, m®
sen die zich voor de trein hebbe
geworpen. Humor is dan het
wicht, het middel om op de been11
blijven."
Over zijn eigen kist heeft
nog nooit nagedacht: „Nee,
nooit. Ik sta met beide benen in®
leven. Vroeger hoorde je nog
eens dat een dorpstimmerman voo
zichzelf een paar mooie plank®
zolder had liggen voor zijn eijpB
doodskist. Als ik een begrafe11*
bijwoon, dan kijk ik wel of het
kist van ons is en hoe de onder*
mer het doet. En op vakantie in
buitenland loop ik nog wel
een begraafplaats op. Verder
het niet."
Uit de afzetcijfers van zijn bedrt
weet Wagner dat er ook in dor
gaan pieken en dalen zitten:
augustus en september gaan er r j
latief weinig mensen dood. Va*'
december tot en met maart gaan
relatief veel. Weet je wanneer
erg druk is? Als er in het vrMjj
voorjaar, na een paar mooie dage_
toch nog een vorstperiode ko*
Dat zit natuurlijk tussen de of*j
Mensen die het toch al niet brt™
meer hebben gooien dan het bi]1
er bij neer."
Door Jan van Zuilen
Mevrouw De Langen-Snu-
verink (rechts) en haar schoon
dochter Marianne op de Ooster-
houtse begraafplaats: Nabe
staanden moeten zich hier thuis
voelen, die moeten hier in alle
rust en ongestoord hun verdriet
kunnen verwerken.
FOTO DE STEM DICK DE BOER
'Mensen putten troost uit een graf
Het verschil tussen bin
nen en buiten het hek
van de begraafplaats
is groot.
Buiten het hek toetert
een auto voor een fiet
ser, roept een moeder haar kind,
scheldt een joggende man op zijn
hond.
Binnen het hek heerst serene rust.
Je hoort het geroezemoes van bui
ten, maar op de begraafplaats zelf
is het stil. Grafdelvers doen zwij
gend hun werk, bezoekers groeten
elkaar op fluistertoon, besmuikt
snuit iemand zijn neus, je geneert
je voor het knisperen van het grint
onder je voeten.
„Zo hoort het ook," zegt mevrouw
De Langen. „Een kerkhof wordt
niet voor niets een laatste rust
plaats genoemd. Daar hoor je je
ingetogen te gedragen en het mooie
is dat iedereen dat ook automatisch
doet. Ik heb ook nog nooit iemand
hard lachend en luid pratend door
het hek zien komen. Je trekt je
gezicht in een ernstige plooi en je
gaat fluisteren. Zelfs kinderen ra
ken zo onder de indruk dat ze zich
rustiger gedragen."
Dat het er stil is, wil niet zeggen
dat er geen mensen zijn. Vrijwel
altijd zijn er mensen op de begraaf
plaats, hetzij beroepshalve om een
graf te delven of onderhoud te
plegen, hetzij om het graf van een
familielid of vriend op te zoeken en
te verzorgen. Wat dat laatste be
treft heeft mevrouw De Langen
geen enkele reden tot klagen, zegt
ze. „De graven worden keurig ver
zorgd. We hoeven maar zelden
mensen aan te sporen iets aan een
graf te doen. Ze steken elkaar ook
aan. Als het graf naast je er keurig
bijlegt, wil jezelf niet achterblij
ven. Kom op Allerheiligen en Al
lerzielen maar eens kijken, dan is
het kerkhof één grote bloemenzee."
Het bezoeken en verzorgen van het
graf speelt een belangrijke rol in
het proces van rouwverwerking,
weet mevrouw De Langen. „Men
sen putten er troost uit. Daarom is
de sfeer op een kerkhof zo belang
rijk. Niet voor de overledenen. Die
zal het cru gezegd een zorg zijn hoe
ze er bij liggen. Die merken er
immers toch niets van. Nee, het
gaat om de nabestaanden. Die
moeten zich hier thuis voelen, die
moeten hier in alle rust en onge
stoord hun verdriet om het verlies
van een dierbaar familielid of
vriend kunnen verwerken."
Hoe belangrijk het kan zijn dat
nabestaanden nog een plek hebben
om naar terug te keren, heeft me
vrouw De Langen wel gemerkt aan
de grote belangstelling voor het
columbarium op de begraafplaats.
Dat is een tombe waarin de urnen
met as van mensen die zijn gecre
meerd, worden bijgezet. „Bij cre
meren is het afscheid zo definitief.
Zeker als de as nogeens ergens
wordt uitgestrooid. Daar biedt het
columbarium een mooi alternatief
voor."
Haar schoondochter Marianne
spreekt uit eigen ervaring. „Mijn
vader is gecremeerd. Zijn as is
uitgestrooid. Ik heb er ontzettend
veel moeite mee dat er nergens een
plek is waar ik hem nogeens kan op
zoeken."
Haar schoonmoeder: „Het is al een
paar jaar niet ongebruikelijk dat
mensen hun eigen uitvaart regelen.
Ik heb daar niks op tegen. Ik heb
alleen wel geleerd dat het belang
rijk is om je wensen met je familie
te bespreken. Stel dat je gecre
meerd wil worden, maar je familie
heeft daar de grootste moeite mee.
Dan moet je je, denk ik, afvragen
of je wel dwars tegen de wil van je
familie in, je zin moet doordruk
ken. Per slot van rekening zijn zij
de nabestaanden. Zij hebben ver
driet. Jijzelf niet, jij bent dood. Jij
merkt er niks meer van. Moet je het
drama dan nog groter maken door
een uitvaart te regelen, waar zij
zich niet in kunnen vinden? Wil je
het toch per se op je eigen manier
doen, bereid ze er dan in elk geval
op voor, zodat ze er niet door
worden verrast."
In totaal liggen er zo'n drieduizend
graven op het kerkhof aan de Veer
seweg. De graven blijven in tact
zolang de nabestaanden betalen.
Stopt de betaling, dan wordt het
graf opgeruimd om plaats te maken
voor een nieuw graf. Van oudsher
kent de Oosterhoutse begraafplaats
geen tijdslimieten. „Mensen zijn'
volstrekt vrij hoe lang ze een graf
in tact willen houden," aldus me
vrouw De Langen. Sommige gra
ven zijn al zo oud dat de tekst op
de steen nauwelijks nog te lezen
valt.
„Weet je dat ik dat juist mooi
vind," zegt mevrouw De Langen.
„Een kerkhof is toch bij uitstek een
plek die bewijst dat het leven door
gaat. Daar is zo'n door de tands des
tijds aangetaste steen een mooi
symbool van. Zo'n graf roept ook
heel andere gevoelens op dan een
nog jong graf. Het verdriet is na
zoveel jaren wel gesleten. Daar
voor in de plaats komen gevoelens
van nostalgie, vertedering, herken
ning en herinnering aan lang ver
vlogen tijden."
Al jarenlang zijn ook op de
Oosterhoutse begraafplaats
de afmetingen van de graf
monumenten geünifor
meerd. Zo mogen ze bijvoorbeeld
niet meer dan een meter boven het
maaiveld uitsteken. Vroeger was
dat anders. In het 'oude hoekje' op
de begraafplaats staan nog enkele
ouderwets pompeuze graftombes.
Monumenten van oude, vooraan
staande families, getuigen van een
rijk Rooms leven en een herinne
ring aan de tijd dat er ook op het
kerkhof nog rangen en standen
golden.
Een laatste rustplaats. Het woord
rust komt ook op vrijwel elke graf
zerk terug. 'Hier rust' of 'hier ruste
in vrede' waarna naam, geboorte
datum en sterfdatum van de over
ledene volgen. In de meeste geval
len omspant het tijdsverschil tus
sen geboorte- en sterfdatum een
normale mensenleeftijd. Waar dat
niet het geval is dwalen de gedach
ten onwillekeurig af naar de vraag:
Waarom? Waarom mocht die ie
mand die hier begraven ligt, niet
oud worden?
Mevrouw De Langen kent de ant
woorden. „Kanker, een hersenbloe
ding, verongelukt. Je vraagt toch
altijd de begrafenisondernemer
naar wat bijzonderheden. Zeker
wanneer het gaat om iemand die
jong gestorven. Dat soort begrafe
nissen is ook heel anders. Meestal
is de belangstelling enorm groot en
het verdriet is anders. Ik bedoel,
het maakt nog al wat uit of je een
oma of opa van dik in de negentig
begraaft of dat je een kind, dat in
het verkeer is doodgereden, weg
brengt. Dat opa of oma zijn overle
den, begrijp je. Natuurlijk ben je
wel verdrietig, maar van de andere
kant troost'je je met de gedachten
dat het hun tijd was, en als er een
ziekbed aan vooraf is gegaan moet
je vaak blij zijn dat opa of oma uit
hun lijden zijn verlost. Om nog
maar te zwijgen over de opluchting
dat jezelf van een zware zorg bent
verlost."
We staan stil bij het graf van een
kind, doodgereden door een auto.
Het grafje ligt bezaaid met speel
goedautootjes, knuffelbeertjes, ver
regende tekeningen en aandoenlij
ke bosjes bloemen, er neer gelegd
door broertjes en zusjes en vriend^
jes en vriendinnetjes. Uitleg is niet
nodig. Dit vat niemand. „Ik
schaam me er ook absoluut niet
voor dat ik hier alleen maar met
tranen in de ogen naar kan kijken,"
zegt mevrouw De Langen.
Over het algemeen echter kunnen
zij en ook haar schoondochter hun
werk redelijk goed scheiden van
hun persoonlijke gevoelens.
Schoonmoeder De Langen: „We
hebben beiden het voordeel dat we
geen autochtone Oosterhouters
zijn. We komen niet zo gauw voor
de situatie te staan dat we familie
leden of vrienden moeten begraven.
Ik moet er niet aan denken. Ik ben
nogal emotioneel van aard. Ik huil
toch al zo makkelijk. Op zich vind
ik dat niet erg. Ik huil gerust mee
met de familie. Maar zodra ik thuis
de deur achter me dichttrek moet
dat voorbij zijn. Dan is het weer
gewoon m'n werk."
Daarom mag er ook gerust weieens
worden gelachen, vindt ze. „Ik her
inner me van een paar jaar geleden
toen er een pak sneeuw lag dat ik
door iemand op het kerkhof werd
aangesproken die het graf van zijn
moeder had bezocht. Ik kende hem,
een doodnormale, weldenkende
man. Zou moeder het niet koud
hebben, vraagt hij doodserieus.
Toen heb ik me echt even om
moeten draaien om m'n gezicht
weer in de plooi te krijgen, maar
thuis aan tafel hebben we gebruld
van het lachen. Dat moet kunnen,
maar natuurlijk nooit in het bijzijn
van de nabestaanden."
Deze ochtend lachen schoon
moeder en schoondochter
De Langen om iemand die
met een sterk Rotterdams
accent vraagt: hebbu een rijf, me
vrouw. Maar ondertussen is het
gebrek aan harken wel een serieus
probleem. „Al zet ik 's morgens
tien klaar, dan nog zijn ze de
volgende dag weg," moppert me
vrouw De Langen.
„Hoe dat kan? Omdat ze worden
verstopt of gewoon mee naar huis
genomen. Er wordt volop gestolen.
Vooral bloemen en planten. In het
voorjaar komen veel mensen viool
tjes planten. Een deel daarvan ver
dwijnt, waarschijnlijk bij iemand
in een tuin. Tegen Kerstmis is het
ook altijd prijs. Dan komen mensen
hier skimmia's en ander groen voor
hun kerstversiering halen. Daar
doe je niks aan. Daar moet je mee
leren leven."
Mevrouw N. de Jong verzorgt het graf van haar op 2 december 1991
verongelukte zoon Marjo. Ze kan zijn dood moeilijk verwerken en
Bezoekt het graf van Marjo vier of vijf keer per dag.
FOTO DE STEM BEN STEFFEN
Door Helène Schenk
„Kijk nou 's. Ze had tien kinders.
En maar negen bloempotten op d'r
graf. De sukkelaar." Een vrouw
schrobt het graf van haar zwager
op de begraafplaats aan de Dorps
straat in St. Willebrord en wijst
naar een belendende zerk.
„Kijk, daar heb je Toontje," zegt
ze, wijzend op een man op sloffen.
„Komt hier elleken dag." Toon He-
ijnen bezoekt het graf van zijn
moeder. Dag in dag uit, al 23 jaar.
„Ik kwam vroeger iedere dag naar
mijn moeder," zegt-ie. „Kwam ik
niet, dan kwam ze naar mij thuis
en dan vroeg ze of ik ziek was,
omdat ik niet gekomen was. Nu ze
dood is ga ik elke dag naar d'r toe.
Anders hoor ik d'r net als vroeger
vragen: „Ben de me soms verge
ten." En als ik geweest ben en ik ga
weer, dan hoor ik haar zeggen: „Ik
ben blij dagge gewist bent, jongen.
Net een geest."
Een Willebrorder die het graf van
zijn familie een jaar lang niet be
zoekt? Ondenkbaar. Dat valt in op.
Maar dat is bijzaak. Want de Wil-
lebrorders eren hun overleden fa
milieleden met liefde en als waren
zij nog in hun midden. „Doden zijn
hier niet dood," zegt een vrouw. En
mevrouw Roks-Van Peer: „Dat is
er bij ons van oudsher ingepompt.
Met de paplepel ingegoten. Van
kinds af aan zeiden m'n ouwelui:
„Hé, grootjes en grovers (oma en
opa) graf moet nog schoongemaakt
worden. Elke week werd dat ge
daan."
Woensdagmiddag op de begraaf
plaats bij de Willibrorduskerk.
„Mijn oudere liggen hier en tantes'
moet ook afgeschrobt worden,"
zegt een vrouw van middelbare
leeftijd. Het klinkt uit haar mond
zeker niet oneerbiedig. „Bestaat
niet da'k nie ga. Thuis moet ge
poetst worden en hier ook. Ze ho
ren nog bij ons."
Mevrouw N. de Jong verzorgt het
graf van haar op 2 december 1991
gestorven zoon Marjo. Hij was
achttien jaar. Kwam samen met
zijn zestienjarige neef Angelo om
het leven bij een auto-ongeluk. Me
vrouw De Jong kan zijn dood moei
lijk verwerken. Ze bezoekt het graf
van Marjo vier of vijf keer per dag.
„Ik kan thuis niet goed aarden,"
legt ze uit. Ze plaatst en verplaatst
bloemen, schrobt de steen, harkt
het zand rond de steen en zorgt dat
er altijd lichtjes bij zijn rustplaats
branden. Als ze op vakantie gaat,
neemt ze foto's van Marjo en foto's
van het graf mee. „En een doosje
met zijn haren. Het hele vakantie
huisje staat vol. En als we wegrij
den naar het huisje blijf ik achter
om kijken net zo lang tot het
puntje van de kerktoren uit het
gezicht verdwijnt. Ik zal hem blij
ven bezoeken. Al moet ik er op
mijn knieën naartoe kruipen," Me
vrouw De Jong is zelfs in St. Wille
brord een uitzondering.
De doden leven in St. Willebrord.
„En wij leven met de doden," zegt
mevrouw Roks. „Ik ben vaak ge
noeg naar het graf van mijn ouders
gegaan om ze iets te vragen." Toon
Heijnen praat over zijn moeder
alsof hij nog elke dag bij haar op
de koffie gaat. Heijnen houdt me
vrouw A. Heeren aan. Op de fiets
op weg naar het graf van haar
vader. Hark in de hand. Ze komt
net als Heijnen elke dag.
Volgens mevrouw Heeren is dat
'een bepaalde drang'. „Maar dat is
moeilijk uit te leggen," zegt ze.
„Als ik het graf even gezien heb,
dan geeft dat voldoening. Toen
mijn vader nog leefde kwam ik
echt niet elke dag.-Nu wel. Even
oppoetsen, ik zeg houdoe en dan is
't weer goed."
Ad de Bok, al 25 jaar de kapelaan
van St. Willebrord, heeft er geen
duidelijke verklaring voor. „De do
denverering is hier enorm. Dat
merk je vooral met vader- en moe
derdag en met Allerzielen. Dan
moet ik tijdens de mis honderden
namen voorlezen van gestorven
oudere. De kerk is dan te klein. De
mensen hebben hier een onnoeme
lijk sterke band met hun ouders. Ik
denk dat ze de dood verwerken
door het vragen om gebedsdien
sten, het schoonhouden van graven
en het zetten van bloemen bij het
graf."
Volgens De Bok is er in Willebrord
de afgelopen 25 jaar nog niemand
gestorven zonder dat hij er weet
van had. „Ik word er altijd bijge
roepen."
Mevrouw Roks-Van Peer: „Jaja, de
kapelaan hoort erbij. Die moet de
mensen troosten en alles regelen.
Daar heeft de kapelaan maar veel
werk mee."
De Bok: „Het komt wel eens voor
dat een graf er wat minder goed
onderhouden bijligt. Dat vinden ze
in Willebrord schandalig. Dan zeg
gen ze tegen mekaar: Kijk nou, die
is ook gauw vergeten. Ze leven ook
ontzettend mee met de doden van
andere families."
Dat blijkt. Op de begraafplaats
staat een vrouw met een hark in
haar handen.'Ze komt vandaag het
graf van haar man en haar ouders
poetsen. Een buurvrouw heeft ge
vraagd of ze 'als ze toch gaat' de
graven van haar familieleden even
wil meenemen. De vrouw met hark
heeft deze dag dus zeven graven te
kuisen. Zo doet mevrouw Heeren
dat ook. Kan ze een dag nief, dan
brengt een telefoontje naar haar
zuster uitkomst.
Mensen die sterven zonder kind of
kraai hoeven zich in Willebrord
geen zorgen te maken. De 'beheer
ders' van nabijgelegen graven ma
ken ook zijn graf schoon en zorgen
dat dat zo blijft.
Toon Heijnen: „Weet je hoe het
komt dat de Willebrorder zo vaak
naar het kerkhof gaat? De ouwelui
zijn hier veel te goed voor hun
kinderen. De kinderen gaan hier op
de begraafplaats de liefde terugge
ven die ze altijd ontvangen hebben.
De ouwelui worden hier op handen
gedragen. Getrouwde Willebror-
ders zitten vaker bij hun moeder
dan thuis."