Het allerlaatste enderscheid Een aflijvige in de polder Een heel gewone meubelfabriek Troost- boekj e DB STEM ZATERDAG 30 OKTOBER 1993 Mijn oudoom Willem, die al vele jaren sluimert onder de groene zoden, was vroeger klokluider en doodgraver. Hij sprak, zo is mij verteld, in rouwfloers en plechtige caden sen. 'Een droge kuch is het trom petgeschal van de dood,' placht hij te galmen als er een teringlij der langs zijn venster sloop. Als er over het aardse bestaan gesproken werd, herinnerde hij steevast aan de grootste waar heid des levens: Geen mens komt er levend vanaf. Volgens Willem was de dood overigens niet meer dan een ingreep van de natuur om de mens te dwingen het kal mer aan te gaan doen. Willem boekte wijze uitspraken, spreek woorden en anekdotes over de dood in een zwart boekje, dat hij raadpleegde om weduwen en we zen te troosten. Met weduwnaars had hij weinig medelijden: 'Ener vrouwe dood, is eens mans elleboogstoot,' no teerde hij in zijn boekje, met daar bij de aantekening: 'Weduwnaar- spijn is als een elleboogstoot, kort maar hevig.' Het feit dat hij over 'menschen' en 'dooden' schreef geeft zijn troostboekje een extra deftig cachet. Waar dat paste citeerde Willem de allerlaatste woorden van Lord Palmerston: 'Sterven dokter? Ik denk er niet aan!' Hij had voor elk wat wils. Hij beschikte over een serie sombere spreuken voor rou wende lidmaten van de zwarte- kousenkerk. Zijn stem klonk dan als sonoor klokgebeier: De bezol diging der zonde is de dood, De bleke dood spaart klein noch groot, De zonde genereert de dood, Niets dat de zonde meer kan krenken, dan dikwijls aan de dood te denken. Men zegt dat die mensen aardig Opfleurden van de uitspraken van Willem. Als er volgens Willem genoeg geweend was, zei hij: 'De tranen baten den dode niet' en hij kon putten uit een bodemloos vat vol dooddoeners, waarvan ik er enkele noem: Niets is zekerder dan de dood, niets onzekerder dan het uur; Geen wijsheid was er ooit zo groot, als veel te den ken aan den dood; Lichte harten en ijdele hoofden horen niet gaar ne van den bleken dood; Is hij dood, zo eet hij geen brood meer; Beter dood, dan van honger ster ven; De dood is een goed ding, hij helpt ons uit allen nood; De dood kost niets; De minnedood is wonderzoet. Hij zou nooit zeggen dat iets als een tang op een varken sloeg, want in zijn dagen deed de zegs wijze 'Dat is als een zonnewijzer in een doodskist' nog opgeld. Een gebruik dat helaas is verdwenen is het leggen van de sleutels op de doodskist. Oudoom Willem schrijft in zijn zwarte boekje dat dit gebruik al in 1404 werd waargenomen bij de begrafenis van Graaf Albrecht van Beieren. Door zijn slechte bestuur der geldmiddelen liet hij zoveel schulden na dat zijn wedu we, Margaretha van Kleef, af stand deed van zijn boedel. Zij ging, naar de gewoonte van die tijd, in geleende klederen voor de lijkbaar uit, een strohalm weg werpende, waarmee zij te kennen gaf de nalatenshap van haar ge maal af te wijzen. Opmerkelijk is dat in datzelfde jaar de weduwe van Philips van Bourgondië (die de schoonvader was van de zoon van de eerder genoemde slordige Albrecht) haar erfenis afwees. Volgens de notities van Willem legde zij haar gordel af en plaats te zij deze, naast beurs en sleu tels, op de kist. Het publiek, dat niet altijd even mild door de ede- lingen werd bejegend, genoot er van. Der wolven dood is de wel vaart van de schapen, zo besluit Willem deze aantekening. Veel spreuken in het troostboekje van Willem zijn in vergetelheid geraakt of hebben een duistere betekenis: 'Als de muggen in maart dansen dan doet het schaap den dood aan.' Jawel, over de dood is het laatste woord nog niet gesproken. Ik denk dat de meeste mensen zich kunnen invoelen wat Woody Allen be doelde toen hij zei: 'Het is niet dat ik bang ben om dood te gaan, maar ik ben dan liever ergens anders.' Door Leo Nierse Arthur Rimbaud, de 'ver doemde' Franse dichter die voor zijn 21e jaar de grond slagen legde voor de moder ne poëzie, stierf miskend en naam loos. Bob Dylan heeft Beat-poëet Alan Ginsberg eens terloops toe vertrouwd dat hij Rimbauds voor beeld wilde volgen, 's Werelds meest uitgevoerde liedjesschrijver na Lennon/McCartney wil naam loos begraven worden. Het klinkt natuurlijk reuze roman tisch. Gelauwerde genieën die geen ander spoor willen nalaten dan hun kunst. Door de dood heeft hun roem zich eindelijk van hun per soon gescheiden, hun privé-bestaan is ten langen leste van henzelf geworden. Hun verzen doen voortaan het werk: een gooi naar de eeuwigheid. Het nastreven van een naamloos graf is natuurlijk pure luxe, slechts weggelegd voor die stervelingen wier naam in encyclopedieën zal worden opgetekend. Zij kunnen zich een beetje 'ultieme' beschei denheid wel veroorloven. De meesten onzer, die met minder talent(en) begiftigd zijn, willen - al is het maar posthuum- toch ook beetje glans aan ons middelmatige bestaan geven. Anonimiteit op het enige monumentje dat voor ons zal worden opgericht, is sowieso on denkbaar. Als het even kan moeten wij ons - voorzover we begraven worden - ook nog een laatste maal soonlijke toets aan onze groeve te geven. En zoniet, willen onze nabe staanden dat graag voor ons doen. We hebben dan geen spectaculaire verdiensten voor de mensheid op ons conto kunnen bijschrijven, ons bestaan is ook weer niet geheel zonder betekenis geweest. Of wel soms? De gedachte is schier onverdraaglijk, behalve misschien voor die enkele somberling die - vergiftigd met leven tot de dood erop volgde - blij is dat de Grote Vergissing, zijn leven, eindelijk vergeten kan worden onder een onbeschreven steen. Hij neemt af scheid zonder een teken van leven, maar het gros stelt toch wel prijs op enige versiering. De Grote Ge lijkmaker wordt nog één keer dwars gezeten, als de overlevenden de laatste mijlpaal op het graf van hun dierbare plaatsen. Herinnering versus vergetelheid. De nuchterling die smaalt over kosten op het sterfhuis en de be stuurder die denkt dat 's mensen 'tombe-drift' zich laat knevelen, zouden eens een kijkje moeten ne men op de Lichtenberg. Deze begraafplaats op de grens van de gemeente Nieuw-Ginneken en Breda-Zuid werd medio jaren ze ventig in gebruik genomen. Nieuw- Ginneken -dat hangende de pro vinciale herinrichting nog bestaat De begraafplaats van Nieuw-Ginneken: de strakke soberheid domi neert. foto de stem johan van gurp uit de dorpen Ulvenhout, Bavel, Strijbeek en Galder - wilde gedaan maken met de oude parochiekerk hoven in de vier dorpskommen. Halverwege de weg die Bavel en Ulvenhout met elkaar verbindt, werd de dodenakker ingericht, zien te onderscheiden door een per- Het moest een plek worden waar ieder in de dood waarlijk gelijk zou zijn. Ideële en praktische motieven verstrengelden zich tot een beleid waarbij een - voor de duur van twintig jaar te huren - graf slechts gesierd kon worden door een van de twee beschikbare modellen grafstenen. Waar de doden niet meer tegen elkaar hoeven op te bieden, wordt pas echt gerust in vrede. De bonte verscheidenheid van de oude overvolle kerkhoven was ver leden tijd. Wat heet, de Lichten berg bood een uiterst strakke, bijna militaire aanblik. De blanke graf stenen - kruis- en bordvormig - stonden opgesteld in lange, lichte lijk gebogen lijnen. Geen dekpla ten, slechts gras tussen de zerken. Ordelijk, overzichtelijk, opgeruimd en licht oogde deze slagorde van de dood. De imponerende uniformiteit van het ereveld liet echter geen ruimte voor de fantasie. Waar alle rangen zijn opgeheven, de maarschalk te zamen met de korporaal onder het slagveld verteert, grijpt de grauw heid om zich heen. Gaandeweg werd duidelijk dat de Nieuw-Ginnekense gemeenschap niet onverdeeld gelukkig was met de eenvormigheid van haar be graafplaats. Na een tiental jaren versoepelde de gemeente de regels. De zerken boven de vijftig a zestig graven waarmee de Lichtenberg jaarlijks toeneemt, gingen een wat grotere variëteit vertonen. Andere modellen, nieuwe spreuken, afwij kende steensoorten voegden zich in de rijen. Eind jaren tachtig werd het effect van de versoepelde regelge, zichtbaar: alleen aan de westj heerste nog de uniforme bestï denheid van het eerste uur. begon de drang tot posthume J viduele onderscheiding de een migheid danig te ondermijnen, mers de dood maakt geen ond scheid, zoals het gezegde luidt, mens doet dat zelf. Tegenwoordig valt de waardering voor die verande - de Lichtenberg heeft veel, zij doorgaans kortstondige aan van een grote groep vaste kers - in twee categorieën De ene betreurt de teloorgang het strakke gelid der graven, andere juicht die toe. Maar over het effect lr meesten het wel eens: de Licht berg is 'veranderd in een b kermis', die zich des te sterker voelen door de aanwezigheid de eerste sobere rijen. In mei van dit jaar werd het slagpunt naar de persoonlijke tinctie bereikt met de teraarde stelling van een politieke nent. Oud-burgemeester en -pa mentariër W. de Kort kreeg er laatste rustplaats. Een aantal ken terug werd de zerk op het; geplaatst. Die ging vergezeld de eerste liggende steen op Lichtenberg. „Dat graf is toet iets belangrijker dan dat van schoonvader," zegt een bezoek koeltjes. Lang laat de menselijke zich niet onderspitten. Door Paul de Schipper De schrale herfsttvind trekt voorzichtig de bladeren los uit de Canadese populie ren. Een fazant duikt tus sen het bietenloof. Op de akker ronkt een tractor. Nergens blinken de blote kleikluiten mooier dan in Zeeuws-Vlaanderen. Daar ligt Borssele, de kerncentrale, daar Terneuzen, verderop rookt Antwer pen. Hier ligt Willem Schorer, een aflijvige hoog op een dijk in de polder. Hij overziet het hele zwerk in eeuwige rust en doet dat al bijna tweehonderd jaar temidden van het land dat hij ooit bezat. Schorers graf ligt tussen Biervliet en IJzendijke. 'Hier ligt de weledelgestrenge heer Willem Schorer, in leven president van de Raad van van de Edele Hove van Vlaanderen, Superendent der Leenen, overleden 6 december 1800 in de ouderdom van 83 jaren' Hij was noch boer, noch Zeeuws- Vlaming. Schorer was een overkan- ter, een zakenman-intellectueel uit het Middelburgs patriciaat. Maar hoe komt een Middelburger erbij om zich in op een eenzame dijk in dat overjordaanse te laten begra ven? Mr. Willem Schorer stamde uit een Duitse familie die in de zeventien de eeuw om religieuze redenen asiel zocht in Zeeland. Zijn voor ouders kwamen uit Aken. In Zee land waren de Schorers al gauw boven jan. Ze investeerden in de Westindische Compagnie en verdienden zodoen de, zoals zoveel Zeeuwen, hun ver mogen met de slavenhandel. Het geld belegden ze in onroerend goed zoals polders en nieuwe bedijkin gen, vooral in Zeeuws-Vlaanderen. De schatrijke volksdichter-politi- cus-zakenman Jacob Cats was hun daarin al voorgegaan. De erven Cats beurden na de juli-schattin- gen tien procent van de oogst in de omgeving van Biervliet. Willem Schorer werd in 1717 in Middelburg geboren. Hij ging rech ten' studeren in Leiden en "promo veerde in 1738. Twee jaar later volgde zijn benoeming in de Raad van Vlaanderen, het hoogste rechtscollege van Staats-Vlaande- ren zoals Zeeuws-Vlaanderen toen heette. Ook in 1740 trouwde hij met Anna Eversdijk, de dochter van de burgemeester van Goes. Het bleek geen gelukkige keus, want tien jaar later liet Schorer zich scheiden en trad vervolgens in het huwelijk met Juliana Philippi. In bestuurlijke zin overleefde hij die turbulente echtperikelen. Dat mag, gezien het streng-protestantse milieu waarin hij verkeerde, best bijzonder genoemd worden. Schorer was een begaafd en veel zijdig jurist. In 1767 publiceerde hij een in het Latijn geschreven commentaar op de Inleiding tot de Hollandse Rechtsgeleerdheid van Hugo de Groot. In Zuid-Afrika waar het Roomsch-Hollands recht van voor 1795 nog geldt, is het Het graf van Willem Schorer met zijn panoramisch uitzicht. foto camile schelstraete werk van Schorer in het Engels vertaald en doet daar nu nog dienst als handboek bij de rechtspraak. Schorers familie-kapitaal mag dan aan slavenhandel verdiend zijn, als jurist bekijkt Willem Schorer het recht vanuit een principieel huma nistische hoek. Zo komt hij in op stand tegen het onverstaanbare procesj argon van die dagen. Bo vendien vindt hij dat rechters hun vonnissen moeten motiveren, een praktijk die dan nog niet gebruike lijk is. Schorer bepleit een over zichtelijke rechtspraak die toegan kelijk is voor de gewone man. Hij is tegen de doodstraf: „Maar op dit moment nog niet." Door zijn veelvuldig bezoek aan Zeeuws-Vlaanderen leert hij de mogelijkheden en het karakter van dit stukje Holland kennen. Hij be zocht er de poldervergaderingen en kende de pachtboeren. Hij besliste mee over de benoeming van de dominee, de rentmeester en de on derwijzer. „In die tijd," vertelt heemkundige Rinus Willemsen uit Biervliet, „lag hier voor de kust een grote plaat waar je met laagwater naar toe kon lopen, de Hoofdplaat. Die wilden ze inpolderen, maar er is zestig jaar gevochten over de vraag aan wie die plaat toebehoorde: aan Den Haag of aan Middelburg. Als opperrechter van Zeeuws- Vlaanderen stimuleerde Schorer de polemiek over dit strijdpunt. Soms liet hij zijn brieven en schotschrif ten ondertekenen door Zacherias Paspoort, eigenaar van de Reigers hoeve bij Biervliet. Ook Paspoort was lid van de Middelburgse 'busi nessclub' die Zeeuws-Vlaanderen in die jaren van 'ontwikkelings hulp' voorzag. De staat en Zeeland kwamen er niet uit. In 1775 besloten ze de nieuwe Hoofdplaatpolder te delen: 40 procent voor de Staten-Gene- raal, 60 procent voor de provincie. Schorer kocht een stuk grond in de zuidoosthoek van de nieuwe pol der. Eerder al had Schorer zich een stuk dijk verworven in de zuidwes thoek van de Ameliapolder tussen Biervliet en IJzendijke. Daar hij nu begraven. „Schorer was een humanist," a Willemsen, „te dikwijls was hij de kerk geweest en had c stank van de graven geroken, werd in die tijd driftig met rei water gesprenkeld om die lucht onderdrukken. Schorer vond dal de kerk begraven achterhaald i wilde breken met de macht vai kerk en zei: leg mij maar in wee; wind." Op 6 december 1800 verliet Will Schorer de kerk in Middelburg, weg naar huis stierf hij aan hartaanval. Een beurtschip] heeft de kist naar het haventje t Hoofdplaat gevaren. Ze hebben polderweg nog moeten verhari om Schorer met goed fatsoen m zijn eenmans-kerkhof te brengen Zijn graf ligt ver weg in de op een lage dijk, tussen populier; brandnetels en zes stenen Iemand heeft goudgele crysant naast de grafzerk geplant. Hete zicht is panoramisch en bi dwelmend rustgevend. Het moet Schorers bedoeling i geweest om hier aan de zijde i zijn vrouw te liggen, want de gn steen is maar voor de helft veerd. Maar zijn gade vond het in toch wat te afgelegen. Ruimte genoeg dus voor een aan! past grafschrift: Solitair ligt hier in 't wijds Zee; svlaamse land een Middelburgs heer van stand Na een werkzaam gedreven let heeft hij nu alle tijd om te wachten op de eeuwigheid Door Kees den Exter Een heel gewone meubelfa briek. Alleen maken wij voor mensen hun laatste meubel." Manager C. Wag ner (40) van uitvaartkistenfabriek Unigra in Katwijk aan Zee vindt dat hij 'een héél gewoon bedrijft runt'. Een rondgang door de fa briekshallen op het industrieter rein van Katwijk aan Zee onder streept zijn woorden. Het is een normale meubelfabriek met alle kenmerken van dien: de indringende geur van lijm en spuit- verf, gierende boor- en zaagmachi nes, overstemd door Arbeidsvita minen. Er staan alleen opvallend veel uitvaartkisten links en rechts in het bedrijfspand. Maar daar is verder niks lugubers aan. Wagner corrigeert al bij de telefo nische afspraak: „De branche spreekt nooit meer van doods- of lijkkisten. En ook de term grafkist is achterhaald nu ongeveer de helft van de overledenen wordt gecre meerd." Unigra vervaardigt jaarlijks 50.000 uitvaartkisten. Het bedrijf beheerst de markt samen met Bogra in Enk huizen, jaarlijks goed voor 75.000 kisten. De heer Wagner: „En dan heb je nog een paar kleintjes. In derdaad, een heel overzichtelijke markt. Jaarlijks gaan er in Neder land 128.000 mensen dood en die koek is verdeeld." Helemaal achterover leunen kan Wagner niet: „Wij hebben onder de uitvaartondernemingen onze vaste relaties, de meeste al vele jaren lang. Onze marge zit in de export, vooral naar België en dan nog een beetje naar Frankrijk, Duitsland en Engeland. En dan proberen we na tuurlijk nog wat klanten weg te snoepen bij de concurrent." Klanten, dat zijn bij Unigra uit sluitend de uitvaartondernemers. Nabestaanden melden zich nooit bij de fabriek. Unigra houdt bij zijn vaste afnemers de voorraad op peil en voorziet verder vliegensvlug in 'speciale wensen'. Dan gaat het om buitenmodel-kisten voor ex treem lange of zware mensen of om kisten in een specifieke kleur of uitvoering. Met de speciale wensen qua kleur en uitvoering valt het het volgens de heer Wagner in Nederland enorm mee. Hij zegt: „Nederland heeft amper een uitvaartcultuur. Het overgrote merendeel van de Nederlanders wordt begraven of gecremeerd in een gewone stan daard-kist, zeker als je aangesloten bent bij een uitvaartverzekering. Wat ik van mijn klanten begrijp is dat de kist zeiden onderwerp van gesprek is tussen de uitvaart-on- dernemer en de nabestaanden. Als het al gebeurt, dan is het in termen van 'Vader had altijd een hekel aan eiken meubelen, geef hem nu maar geen eiken kist'. Wij spuiten hier Kisten die de grond ingaan of gecremeerd worden zijn ontdaan van milieu-onvriendelijke elementen. foto fotopersburo dijkstra maar zelden kisten in een afwij kende kleur. Mét de witte meube len zag je ook witte kisten in de mode komen. Maar een echte trend is het nooit geworden." De milieu-aspecten van een kist, die uiteindelijk in de bodem van de dodenakker of de oven van het crematorium belandt, spelen al evenmin een rol bij de overwegin gen van de nabestaanden: „Wat milieu-onvriendelijk was, is inmid dels verwijderd. Kunststof hand grepen bijvoorbeeld worden niet meer toegepast. Wij kunnen een massief grenen, ongelakte kist le veren. Maar daar is amper vraag naar. Onderzoeken spreken elkaar tegen als het gaat om de milieu-as pecten van de kist van gefineerd spaanplaat versus die van massief hout. Van tijd tot tijd maakt de branche afspraken met het minis terie van VROM en daar houden we Volgens Wagner worden de uitein delijke keuzemogelijkheden voor. een kist bepaald door de uit vaartondernemer: „De een heeft drie modellen op voorraad, de an der twintig." De duurste kisten die Unigra maakt hebben een consumenten prijs van 6 tot 7000 gulden: „Dan praat je over massief mahonie van vier centimeter dik, hoogglans ge politoerd. Die verkopen we er hooguit vijf tot tien per jaar." Over de bodemprijs laat Wagner zich liever niet uit: „Want daar komen alleen maar verhalen van. De ene ondernemer rekent de kist apart, de ander neemt hem mee in een totaal-pakket." Bij de kistenfabriek in Katwijk aan Zee werken 45 mensen, vertegen woordigers en kantoorpersoneel meegerekend. Het macabere randje aan de bedrijfstak geeft volgens de manager geen enkel probleem bij de personeelsvoorziening: „Als we iemand aannemen, wijzen we er wel op dat we hier uitsluitend uitvaartkisten maken. Maar dat is nooit een punt. We hebben ook een minimaal personeelsverloop." Wagner praat heel nuchter over zijn bedrijf: „Ja, wat wil je. Als jongen van drie ging ik al met mijn vader, die ook in dit vak zat, langs de klanten. Vroeger heb ik nog wel eens aan wat anders gedacht, maar inmiddels ben ik zo gegrepen door dit vak, dat ik niks anders wil. Gegrepen ja, inderdaad. Vooral door het persoonlijke contact de klanten. Maar ook omdat een vak is met humor. Een ar; onderdeel van Unigra haalt ill sterdam jaarlijks 4000 overlede op aan huis of in het zieken)® brengt ze over naar een uitv« centrum. Daar zitten slachtof bij van moord en zelfmoord, "Sen die zich voor de trein M geworpen. Humor is dan het teS wicht, het middel om op de bed blijven." Over zijn eigen kist heeft Waf nog nooit nagedacht: „Nee. nooit. Ik sta met beide benen it leven. Vroeger hoorde je nog' eens dat een dorpstimmerman1" zichzelf een paar mooie plank® zolder had liggen voor zijn d doodskist. Als ik een begraf® bijwoon, dan kijk ik wel of het' kist van ons is en hoe de onden mer het doet. En op vakantie in' buitenland loop ik nog wel6 een begraafplaats op. Verderf het niet." Uit de afzetcijfers van zijn yveet Wagner dat er ook in d® gaan pieken en dalen zitten: augustus en september gaan er latief weinig mensen dood. Vï december tot en met maart ga" relatief veel. Weet je wanneer erg druk is? Als er in het vr" voorjaar, na een paar mooie dag toch nog een vorstperiode Dat zit natuurlijk tussen de ofi Mensen die het toch al niet W meer hebben gooien dan het bi; er bij neer."

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1993 | | pagina 30