Weekend
inent
IWJ
If
pE STEM
E3
mitt- - ti
Tijdens de oorlog
kregen de milities
volop geld, nu is er
amper steun
De luxe keert
langzaam terug,
maar voor velen is
hij onbetaalbaar
25 SEPTEMBER 1993 g!
ZATERDAG 25 SEPTEMBER 1993
V.
w 'I
ate samen met de planten en dg
FOTO'S SPACE BIOSPHERES VENTURI
lieidssteun krijgt, lijkt vooralsm
fceen commercieel succes,
daar dat zou kunnen verander®
iet heeft een ontegenzeglijke ch;
ne, dit vreemde bouwsel niet v!
van de Apalache Reservation
pn de grens met Mexico. Dit ii
Vmerika ten voeten uit: een verlok
kende cocktail van high tech, ruin
fievaart, cowboys, indianen, con
nercie en een groots idee.
ioe onvolmaakt hun kleine aari
bok nog was, acht mensen zijn a
bijna in geslaagd om twee jaar lad
onafhankelijk van de wereldse at
nosfeer in een dichte glazen fles t<
[leven. Akkoord, de fles bleek
[beetje lek (vijf procent van de luck
['wisselde' per jaar met de buiten
[lucht via miniscule gaatjes in d
[isolatie). Akkoord, er moest beha!
ve zonne-energie nog door gas op
[gewekte elektriciteit van buite
[worden geïmporteerd voor koelin
[en verwarming. Akkoord, de ach
[hebben maar 80 procent van hul
[eigen voedsel (vooral groenten, no
[ten en kippen) kunnen kweken
[waren voor de overige 20 procer
[aangewezen op een mede-ingeslc
[ten voorraad. En akkoord, ze zij
[allemaal flink vermagerd (Mar
[van Thillo ging van 66 naar 57
[en is nu stabiel op 61 kilo).
[Maar het is toch in grote lijna
gelukt om samen met de planten ei
f de dieren overeind te blijven. En e
zijn al lessen geleerd. Je kunt leve
waar je werkt, zonder mechanise
vervoer. Je kunt zonder chemisch
I hulpmiddelen. Je kunt zonder pa
I pier (verboden in Biosphere
I dankzij computers en stoffen doek
I jes. Alle menselijke afval en was
water kunnen op een beperkte op
pervlakte compleet gerecycto
worden.
„We verzamelen een schat aai
nieuwe gegevens. En we staan pa
I aan het allereerste begin van eet
experiment van een eeuw. De hel
wereld zal zich hiervoor gaan inte
resseren. Talrijke universiteite'
zullen mee willen gaan doen. De z<
hoog ontwikkelde landbouwweten
schappers in Nederland bijvoor
beeld, ik heet ze van harte weikon
om te komen leren, experimenters
en onderwijzen," zegt profess"
Corliss.
in Rotterdamse bestemmingsplan'
nen.
Dit weekeinde schakelen de Sp"°
wegen om van brug naar tunne
Gisteravond rond acht uur is
laatste trein over de Maasbrug Bi
reden. Loopt alles volgens plan
rijden vanaf maandagochtend
uur de eerste treinen overnes.
spoor door de nieuwe tunnel. Di"
dag zal de dienstregeling voor
eerst normaal over twee spor
worden uitgevoerd.
Dit weekeinde worden de tre^j
zigers met bussen over de
vervoerd. In september 1994 z"
de twee andere sporen in
worden genomen. Na 116 i33?,1»^
spoorwegverbinding van zui'd'
derland naar Rotterdam dan
grote dwarsligger kwijt.
„De spoortunnel maakt
klaar voor de 21e eeuw," al"35 j,
J.H.A.van den Muiisenber&ijeu
Rotterdamse wethouder van 1
en Buiten- ruimte. jpn
En klaar voor de TGV? )inmeri
Muijsenberg: „Voor onbelemr^^
treinverkeer, inclusief de
snelheidstrein. We bouwen v
durend aan onze toekomst'
stad komt nooit af."
](eel conflicten in het Midden-Oosten
smoren in wederzijdse uitputting.
Arafat en Rabin hebben dat nu ook
ontdekt. De talloze partijtjes in
Libanon kwamen al eerder tot dat
inzicht. Maar is de vrede nu écht zo
goed voor de handel? En hoe lang
duurt het voor de geestelijke wonden
zijn genezen?
Door Rogier Slop
Het Plein van de Marte
laren in Bayruth is on
getwijfeld het meest
troosteloze plekje in
het op het gebied van
narigheid toch waar
lijk niet kinderachtig bedeelde
Midden-Oosten. Hier, langs de
frontlijn van de burgerloorlog, voel
je nog steeds de krankzinnige ra
zernij, die het eens zo welvarende
Libanon ruim zestien jaar lang in
zijn greep heeft gehad.
Scheef gezakte daken, grote brok
stukken puin; en daar waar nog
iets min of meer recht overeind
staat, zijn de gevels gepokt met
ontelbare kogelgaten. Alleen het
Monument van de Martelaren - een
aandenken aan de slachtoffers van
de Turkse overheersing- staat er
verrassend ongeschonden bij.
Hier was eens de zogenoemde
'Groene Lijn' tussen Oost- en
West-Bayruth in die verwarrende
oorlog, waarbij uiteindelijk ieder
een tegen iedereen vocht. Het Oos
ten werd, om de zaak toch nog een
beetje overzichtelijk te houden, in
de radeloze Westerse media meest
al omschreven als het 'christelijke'
stadsdeel, het Westen als de 'wijk
van de moslims'. Dat is echter al te
simpel, vooral in West-Bayruth
wonen tal van christenen en niet te
vergeten Druzen, leden van de
krijgshaftige secte uit het nabij
gelegen Sjoef-gebergte.
Langs deze Groene Lijn zaten al
die jaren de gluiperige sluipschut
ters, die vaak aan één kogel vol
doende hadden om weer iemand
van de groep, die op dat moment
als 'de vijand' werd beschouwd,
naar het hiernamaals te zenden.
Maar veel van de geteisterde muren
zijn het resultaat van ongediscipli
neerde, vaak piepjonge militiele
den, die hun kalasjnikovs ongericht
leegratelden op de 'overkant'.
Waarschijnlijk meer om met het
lawaai hun eigen angst te verdrij
ven dan om gericht een tegenstan
der uit te schakelen. Evén goed
waren ze dodelijk genoeg; voor
zichtige schattingen denken dat de
burgerloorlog én twee Israëlische
invasies aan ruim 140.000 mensen
het leven hebben gekost. En dat
tikt aan op een bevolking van am
per 3,2 miljoen.
De overlevenden - voor zover ze al
niet gewond raakten of ernstig in
valide zijn - lijden stuk voor stuk
aan ernstige psychische trauma's
van de jarenlange strijd. Christe
nen tegen moslims, Palestijnen te
gen christenen, Israelis tegen Pa
lestijnen, Syriërs tegen bijna ieder
een, Druzen tegen christenen, Pa
lestijnen onderling, christenen on
derling, sji'itische moslims onder
ling, geen variant van dolgedraaide
bloeddorst was gek genoeg.
Nu is het allemaal voorbij; de oor
log is aan pure uitputting bezwe
ken. Maar naarmate de kruitdamp
optrok, werd de verwoesting steeds
duidelijker. En de oorlog heeft een
enorme verzameling menselijk
wrakhout achtergelaten. In de sta
ketsels van de in 1983 door funda
mentalisten opgeblazen Ameri
kaanse ambassade in West-Bay
ruth wonen nu honderden mensen.
Het zijn vooral sji'iten die het aan
houdende geweld in het zuiden zijn
ontvlucht. Deze 'krakers' hebben
nog een beetje geluk, ze hebben een
fraai uitzicht op de boulevard,
waar weer ouderwets wordt gefla
neerd. En de verkoelende zeebries
droogt de was, die aan de zwartge
blakerde gevel is opgehangen, aan
zienlijk sneller dan meer in de
binnenstad.
Maar in die binnenstad, bij de
Groene Lijn, is de toestand aan
zienlijk wanhopiger. Hier hokken,
in open kale ruimtes, diegenen die
de boot écht hebben gemist. Geen
school, geen baan, afgedankt door
hun leiders, opgegeven. Hier
kraaien, na de kogels, drugs, drank
en prostitutie grimmig victorie.
Nadir steekt omzichtig zijn eerste
joint van de dag aan. Hij neemt een
slok uit de fles goedkope arak, het
lokale vuurwater dat gewoonlijk
met water wordt aangelengd om
het enigszins drinkbaar te houden,
maar aan dit soort kinderachtighe
den doet Nadir niet meer. Het is
negen uur in de ochtend. De zon
speelt over een vuile matras en een
injectiespuit met een bebloede
naald. „Die is van mijn makker
Abdoellah," zegt Nadir schouder
ophalend. „Hij heeft een beetje
geld kunnen ritselen, dus hij kan
heroïne betalen."
Nadir en Abdoellah zijn oud-strij
ders van de sji'itische Amal-militie.
Ze hebben inmiddels een dak bo
ven hun hoofd, maar dat is dan ook
alles. Als het in de herfst gaat
regenen, moeten ze zich in de ver
ste hoek van hun 'appartement'
i Bayruth anno 1993: gezinnen hangen hun was te drogen in bouwvallige apartementencomplexen.
FOTO'S AP
Bayruth: arm door de vrede
terugtrekken en hopen dat de wind
een beetje goed staat: hun krot
heeft geen gevel. En een ander,
geblakerd, hoekje geeft de plek aan
waar ze zich met vuurtjes warm
houden, als de kille Libanese win
ter heerst.
Nadir was een goeie, zegt hij zelf.
Als 14-jarige sloot hij zich aan bij
Amal (dat ironisch genoeg 'hoop'
betekent). Nu is hij een totaal ge
desillusioneerde 29-jarige. „In de
tijd dat ik begon, moesten we ons
verdedigen, tegen de christenen,
tegen de Palestijnen. Wij sji'iten
werden door iedereen met de nek
aangekeken, terwijl we toch de
grootste bevolkingsgroep in Liba
non zijn," zo vertelt Nadir. „Wij
wilden onze rechten en daarvoor
moesten we vechten. Ik dacht dat
het beter was om te knokken. Naar
school kon ik door alle strijd toch
al niet meer. En onze leiders be
loofden ons gouden bergen. Als wij
zouden winnen, zouden wij mis
schien wel generaal kunnen wor-
Door de kracht van de explosie was
hij tegen een muur geslingerd, en
had hij daarbij zijn been gebroken.
Maar de overwerkte artsen aan de
operatietafel waren drukker met
het stelpen van de bloedingen, en
de breuk werd uiterst rommelig
gezet. Het bot groeide totaal ver
keerd aan elkaar en sindsdien
strompelt Nadir door Bayruth.
Hij was nog een tijdje manusje
van-alles voor enkele Amal-kop-
stukken. Maar toen de militielei
ders in de nasleep van Golfoorlog
- die ook voor Libanon enorme re
percussies had - hun strijdgroepen
opdoekten en besloten de zaken
voortaan als min of meer nette
politici op te lossen, kwam Nadir
op straat te staan. Terwijl zijn
strijdmakkers -formeel althans-
hun wapens inleverden en Syrische
troepen, tezamen met het officiële
Libanese leger, de stad in een ijze
ren greep kregen, betrok Nadir als
ontwortelde zwerver het krotje bij
de Groene Lijn.
over. Ik hoop alleen maar dat de
jeugd die nu opgroeit, niet in de
zelfde val trapt." Nadir - hoe naïef
hij ook de strijd indertijd aanging -
is zeker niet dom. Hij is in het
huidige Bayruth alleen maar totaal
kansloos.
Aan de andere kant van de lijn
heeft Pierre het een tikje beter
getroffen. Ook hij is een veteraan.
Hij vocht in de christelijke militie,
die zichzelf pretentieus de 'Liba
nese Strijdkrachten' noemde. Hij
bestuurde een uit de jaren '60
stemmende pantserwagen van
Amerikaanse makelij, een M-113.
Die werden toen nog welwillend
beschikbaar gesteld aan de christe
nen door het door hun geloofsgeno
ten gedomineerde officiële leger.
Deze rupsvoertuigen zijn nu alle
maal weer teruggegeven aan dat
zelfde leger, dat de stad in deze tijd
van vrede controleert. Op iedere
belangrijke straathoek zie je wel
een M-113 staan, de nationale vlag
met de Libanese ceder trots aan de
een klein eilandje in een vijandige
zee." Het zijn beeldspraken die
weer eens onderstrepen waarom
Israël het zo goed kon en nog
steeds kan vinden met de Libanese
christenen.
Pierre is er klaar voor om het nóg
een keer uit te vechten, als het
noodzakelijk is. Met veel geheim
zinnigheid breekt hij een paar
planken uit de stoffige vloer. Daar
ligt, bovenop een kist munitie, een
mat glanzende, goed ingevette ka-
lasjnikov. Op de houten kolf is met
veel zorg een ikoon van de Heilige
Maagd geschilderd. „Eigenlijk had
ik dit dus moeten inleveren," fluis
tert Pierre samenzweerderig.
„Maar dit geweer is jarenlang mijn
trouwe gids geweest. Het heeft me
uit vele penibele situaties gered. En
het blijft hier onder de grond voor
het geval de moslims ons weer op
onze nek springen." Pierre noemt
zijn geweer nu 'alleen nog maar
een levensverzekering'. „Nu het
vrede is, moeten we allemaal weer
den. Dat dacht ik toen écht en voor
een militaire carrière moet je nu
eenmaal gevechtservaring hebben."
Nadir werd geen generaal. Wel
werd hij, na het gebruikelijke pu
berale geknal op alles wat beweegt,
uiteindelijk een uitzonderlijk goede
sluipschutter. „Ik heb er denk ik 15
tot 20 te pakken gehad," zegt hij
met nog steeds enige trots. „Dat
waren christenen en Palestijnen.
Het wordt op den duur een spel:
wie heeft wie het eerst op de kor
rel." Het was een kostbaar spel:
Nadirs verslavingen dateren uit die
slapeloze nachten van loeren en
sluipen.
In het najaar van 1986, toen de
Amal de Palestijnse vluchtelingen
kampen in Zuid-Bayruth meedo
genloos belegerde, kreeg iemand
hem en twee van zijn makkers in
de gaten. Een raket-granaat knalde
meedogenloos binnen in het huis,
dat ze als stelling hadden betrok
ken; Nadir raakte zwaar gewond.
Na 16 jaar burgeroorlog richten Libanese zakenlui zich weer op
toerisme en straathandel. Voor gewone Libanezen is de aangeboden
waar amper te betalen.
De vraag of het het allemaal waard
is geweest, kan hij niet beantwoor
den. „Wij sji'iten worden nu voor
vol aangezien, wij worden serieus
genomen," zegt hij. „Maar mijn
leven is eigenlijk al voorbij. Ik heb
mijn middelbare school niet afge
maakt, dat is een nadeel bij het
vinden van een baan. Ik ben invali
de, ook dat is nadeel. Zoveel werk
is er niet; en ik kan eigenlijk alleen
maar heel goed schieten. Daar is
nou niet zoveel behoefte meer
aan.
„De mensen in wie ik heilig heb
geloofd, hebben me keihard laten
vallen," zo vervolgt Nadir, terwijl
hij met bloed-doorlopen ogen over
de ravage van het Plein van de
Martelaren staart en de tweede
joint van die ochtend aansteekt.
„Ik weet ook wel dat al die drank
en die hasj niet goed voor me is.
Maar anders kan ik niet slapen,
dan heb ik alleen nog maar nacht
merries. Voor mij is het gewoon
antenne, en met een zwaar bewa
pende soldaat op het dak.
Pierre heeft een garage in een keet
in Oost-Bayruth. Een lucratief vak,
want van de meeste auto's in de
Libanese hoofdstad is het een
godswonder dat ze so wie so nog
rijden.
Over de oorlog wil Pierre niet al te
veel kwijt. Voor hem lonkt, als een
van de weinige Libanezen, de toe
komst. Maar in tegenstelling tot
Nadir vindt hij niet dat hij zijn
leven heeft vergooid. Hij heeft zijn
culturele erfgoed gered. En ook hij
heeft het al direct over 'verdedi
ging' van zijn eigen bevolkings
groep.
„De bergen van Libanon zijn van
oudsher een vluchtoord. Hier wa
ren wij, Maronitische christenen,
veilig toen de moslims het hele
Midden-Oosten overspoelden. Ver
der terug kunnen we niet, als we
ons niet hadden verweerd, waren
we de zee ingedreven. We zijn maar
aan de slag. We moeten Bayruth
zijn oude glans terug geven, we
moeten weer geld gaan verdienen.
We waren de toegangspoort tot het
Midden-Oosten. En dat moeten we
terugkrijgen. Of het nou christe
nen, moslims of Druzen zijn, we
moeten allemaal weer gaan verdie
nen."
Geld. Het is het sleutelwoord.
Praat met een Libanees, en binnen
de kortste tijd heb je het over geld.
Terwijl in grote, en vaak veel ar
mere delen van de Arabische we
reld de poen een taboe is, dat de
traditionele gastvrijheid nooit mag
overheersen, is het slijk der aarde
hier vanouds het meest geliefde
gespreksonderwerp.
„Libanezen zijn en blijven hande
laars. Het zijn nog steeds de Phoe-
niciërs van de oudheid," grinnikt
een Grieks-Cyprioot die als verte
genwoordiger van diverse Westerse
bedrijven eindeloos door alle Ara
bische landen reist. „Je kunt geen
deal afsluiten, of ergens zit er wel
een Libanees tussen."
De uitstraling van de vrijhandels
zone, die Libanon in feite is, valt al
op straat snel te merken. Zaken die
bijvoorbeeld in het buurland Syrië
een hoge uitzondering zijn, liggen
hier als 'geïmporteerde' waar hoog
opgetast: Marlboro-sigaretten en
blikjes Heineken zijn overal te krij
gen. De showrooms hebben iedere
dure auto in de aanbieding. Kle
dingzaken hebben de laatste mode
in huis voor de voor Arabische
begrippen uitzonderlijk mondain
geklede, rijke vrouwen. En goedko
pere vrouwen zijn hier tamelijk
open te koop.
De relatieve luxe in Bayruth is een
van de voornaamste redenen waar
om Syrië zo graag een 'broederlijke
vriendschap', gesterkt door een
troepenmacht van ruim 40.000
man, wil aanhouden. De soeks van
het aloude Damascus zouden be
angstigend, bijna oost-Europees
leeg zijn, als de stalletjes niet bol
stonden van de uit Libanon bin
nengesmokkelde luxe. Dat ze in
Libanon openlijk gehaat worden en
in grappen vooral figureren als
boerenkinkels, nemen de Syriërs
hierbij maar graag op de koop toe.
Er is eigenlijk maar één probleem
met deze luxe Libanese etalage: de
meeste Libanezen kunnen het niet
betalen. En verbijsterend genoeg is
dat niet zozeer het gevolg van de
oorlog, zeker tot 1985 konden de
gelukkige overlevenden van de
strijd een tamelijk tot zeer hoge
levensstandaard handhaven. Nee,
de massale verpaupering van de
Libanezen is juist meer gevolg van
de vréde.
Christophe, een bankier in Oost-
Bayruth, kan de paradoxale situa
tie uitleggen. „Tijdens de oorlog
kreeg iedereen geld toegestopt. Alle
landen in het Midden-Oosten had
den wel een club, die hier voor hen
het vuile werk opknapte. Israël
steunde de christenen, Syrië de
Amal, Irak en de PLO de Pales
tijnen, Iran de Hezbollah. En dan
had je natuurlijk nog allerlei Wes
terse landen en hulporganisaties.
Al die partijen zorgden ervoor dat
er geld in het land en in de lande
lijke economie werd gepompt," zo
legt Christophe uit.
„Nu daarentegen zijn wij politiek
niet meer interessant. Onze pre
mier Hariri gaat bedelend rond bij
de Golfstaten, en peutert her en der
een miljoentje of wat los. Maar het
is veel te weinig. En de Westerse
landen - voorzover ze nog iets over
hebben om uit te geven - verleggen
hun aandacht naar Afrika. De hul
porganisaties doen hetzelfde. Voor
Libanon krijgen ze geen centen
meer los bij het publiek. De tv-ca-
mera's zijn nu eenmaal vertrokken
naar andere plaatsen."
Geduldig legt Christophe uit wat
voor dramatische gevolgen de in
eenstorting van het Libanese pond
heeft. Voor de oorlog, die begon in
1975, was een Libanees pond meer
waard dan een Nederlandse gulden
(als Libanees bankier weet Chris
tophe ook de koersen van de in het
Midden-Oosten minder courante
geldsoorten). Vandaag de dag krijg
je voor één gulden meer dan 900
pond. Maar voor de allerarmsten,
en dat zijn er sinds het wegvallen
van de milities steeds meer, is het
allemaal onbereikbare luxe.
In een land met een geschatte
werkloosheid van tussen de 35 en
40 procent kunnen zij met diverse
baantjes en klusjes enkele tiendui
zenden ponden per maand bij el
kaar scharrelen. Hen rest niets an
ders dan zich te vergapen aan de
uitgestalde luxe. Geïmporteerde si
garetten kosten hier 1500 pond per
pakje. Voor ons westerlingen een
koopje, mede omdat er geen belas
ting op geheven wordt. Maar voor
de sloebers absoluut onbereikbaar.
„Je kunt je voorstellen wat voor
een ramp dit is voor een land dat
alles moet importeren," doceert
Christophe. „Onze kracht is altijd
geweest de dienstverlening, de
handel. Zélf dingen produceren
hebben we eigenlijk nooit gedaan.
Maar dat alles betekent wel dat ons
hele stelsel is 'gedollariseerd'. Nie
mand neemt onze eigen munt nog
serieus. Zelfs de kleinste winkeltjes
hebben liever Amerikaanse dol
lars."
Hamid, een Soenitische moslim in
West-Bayruth, maakt zich ook zor
gen over een te veel aan vrede. Hij
heeft een winkel, en ook hij prefe
reert dollars. „Ik ben erg blij met
het akkoord tussen Arafat en de
Israëli's," zegt hij, terwijl hij de
geurige koffie uitschenkt. Maar
zijn stellige mening heeft meer een
zakelijke dan politieke reden. „Dan
kunnen al die Palestijnen hier weg
en allemaal terug naar Gaza en
Jericho. Hier zitten ze toch maar in
de weg. En al die ellende is met
hun komst begonnen."
Maar hij hoopt ook weer niet dat
het huidige vredesproces zich gaat
uitstrekken tot het héle Midden-
Oosten. Een alomvattend verdrag,
waarbij Israëli's en Syriërs uit Li
banon vertrekken, is hem een gru
wel, hoezeer hij deze twee landen
ook haat. „Zoals het nu is, gaat het
goed. Mijn klanten kunnen hier de
straat weer op. En nu hebben de
Palestijnen een eigen landje, en
Israël, Libanon, Syrië en Jordanië
hebben nog steeds ruzie. Maar als
die landen allemaal vrede gaan
sluiten, is dat slecht voor Bayruth.
De Israelis zullen ons wegconcur
reren. Het zijn slimme zakenlui, ze
hebben veel technologie, ze hebben
goede contacten in het Westen. Als
er zo'n grote vrede komt, dan heeft
Tel Aviv binnen de kortste tijd
onze rol overgenomen. Dan doet
het Westen zijn zaken met de Ara
bieren via Israël. En waar blijven
wij dan?"