weekend Dit zomerseizoen zijn er al zeker 125 doden gevallen in de bergen. Reddingsploegen moeten honderden keren uitrukken om mensen van de bergwand te plukken. De oorzaak: vakantiegangers die geheel onvoorbereid aan een klim beginnen. Elke dag moeten vijftien gewonden worden opgepikt Het zijn vooral Nederlanders die moeten worden gered ZATERDAG 28 AUGUSTUS 1993 Schitterende berg vol dwazen i Door Aad Jongbloed Een reddingsploeg aan de Franse kant van de Mont Blanc op zoek naar slachtoffers. verbaasd dat kennelijk iedereen wil bergbeklimmen. Raadselachtig voor mensen die uit zo'n vlak land je komen als Nederland of uit Pa rijs, waar ze ook geen bergcultuur hebben. Het heeft de nacht ervoor hard geonweerd. In de dalen heeft het geknetterd en zwaar geregend, bo ven ligt een laagje nieuwe sneeuw. In de snel warmer wordende zon verdampt het water en boven de gletsjer hangt een dichte mistwolk. In de verte schimmen en aan de wijze waarop de silhouetten bewe gen kan Catherine zien dat het om ervaren mensen gaat. Het zijn groepjes. Wie alleen gaat is gek, oordeelt Catherine nog maar eens. Op de gletsjer staan tentjes, blauw en zilvergrijs, waarin klimmers bi vak hebben gemaakt voor ze aan de echte klim beginnen. Er passeren ■aan het einde van de ijstunnel mannen met verweerde koppen, zware rugzakken op de nek met daarop ijzers, touwen en ski's. Op weg naar de berg zullen ze eerst La Vafiée Blanche, de witte vallei overskiën. Ze lopen als ganzen de richel op om hun goed voorbereide avontuur van die dag te beginnen. Nu al zijn ze met een touw aan elkaar verbonden. Om acht uur komt de eerste lading dagjesmensen boven met de Télép- herique, de kabelbaan. Het kan niet anders, dit wordt de dag van de Japanners. Het wekt geen ver rassing die Japanse invasie; overal staan naast de teksten ter waar schuwing en andere belangrijke mededelingen over hot dogs of piz za's ook Japanse tekens. „Er ko men er elk jaar duizenden", aldus Catherine, „en ook bij hen zie je er die zich perfect voorbereid hebben, ook al is het maar voor een kleine wandeling van de kabelbaan naar de gletsjer, maar je ziet er ook onder op een soort balletschoen tje." De hele ochtend spuwt de cabine van de Télépherique Japanners uit. Japanners die bloempjes en stenen fotograferen, Japanners die Japan ners fotograferen voor de wand van de berg, Japanners voor een grote nevelvlek, Japanners voor het me nu van de dag, Japanners met een souvenir in de hand. Japanners, die de Mont Blanc pas thuis zullen zien als de foto's ontwikkeld zijn. De man die de kaartjes knipt ziet elke dag groepen Japanners passeren die naar boven gaan, snel de came ra laten klikken en met de eerstvol gende cabine weer vertrekken. Catherine verdwijnt naar de vie ring van de 'Dag der Gidsen', die zal overgaan in een nacht vol wijn. Het wachten loont, want omstreeks het middaguur komen gezinnetjes boven, rugzakken vol proviand. In korte broek, die zonverbrande be nen gaat opleveren („Derde graads", zegt een apotheker in Chamonix, „die moet ik naar de dokter sturen"), op gympies die ze zal doen glijden en glibberen, en met een onbeschermd hoofd maken ze de wandeling naar de gletsjer. Kinderen, nauwelijks uit de luier, worden losgelaten en mogen van steen op steen hun eigen weg kiezen. An dere kleuters, die terecht opzien tegen de klauterpartij op eigen kracht, worden er hardhandig aan herinnerd dat zij tot de kudde behoren door felle rukken aan hun armpjes. Bij de gletsjer worden de woorden bewaarheid van adjudant Gardoni: „Het is niet ongewoon om hele families te zien picknicken bij de gletsjers en dat is absolute waanzin." Alsof het om een bestelling gaat doemt in het 'Restaurant le 3842 m.' Herman op, Herman uit Den Helder, zoals later blijkt. Hij is bij de marine geweest, maar daar uit gesmeten „omdat ik mijn handjes niet thuis kon houden. Slaan, weet je wel? Nee, haha, niet van de Feyenoordkaakslag. Hermans armen zijn geteisterd door blauwe ankers en zeemeer minnen met vuurrode monden en groene vinnen. Herman is het be wijs van wat Catherine nog geen twee uur geleden zei: voor een weddenschap gaat hij de berg op, zo ver mogelijk. Als het aan Her man ligt tot aan de top. „Makkie man." Hij heeft nog geen stap ge daan, alleen nog maar in de cabine gehangen en hij spoedt zich naar wat hij noemt de herstel-pils, want, verontschuldigt hij zich, het werd gisteravond nogal laat en het was nogal veel. Herman maakt zich zorgen want hij weet niet welke uitgang hij moet nemen om te gaan klimmen. De outfit van Herman is de in stoffen weergegeven verbroe dering tussen drie sporten: een paar basketbalschoenen, een voet balbroek, een atletenhemd. Maar Herman is niet helemaal onvoorbe reid, want hij heeft een sweater om zijn middel. Daaronder in de broekband een walkman, die het tot zijn ergenis op deze hoogte kennelijk niet meer doet, „dat kele- reding." Na enkele pilsjes komt er iets van een intelligente doorbraak in de blik van Hermans ogen. „Ik moet natuurlijk bewijzen dat ik een niet mis stukkie geklommen heb. Als jij nou eens...." In de souvenirshop is een certificaat te koop tegen 48 francs waaruit zou moeten blijken dat de drager ervan op de top is geweest van 'de Midi'. Het is in het Frans gesteld en de maten van Herman, daar ver beneden nog be zig aan hun roes, 'kunnen' geen Frans dus is Herman de koning te rijk als aan de achterzijde de verta ling verschijnt, ondertekend door Franpois Mitterrand. „Ben jij dat? Doet er eigenlijk niet toe." Aange slagen door het bier en dolgelukkig neemt Herman de cabine terug. Hij kan, zoals hij verzekert, vanavond niet meer kapot. Het onweer keert na het middag uur terug. Er zijn inmiddels stenen naar onder gedonderd in een spoor van stof. Er zijn stukken ijs afge broken en bolderend geëindigd op een plek waar ze terugkeren tot hun oorspronkele staat: water. Bliksemflitsen lijken terug te ket sen van de sneeuw van de Mont Blanc. Het wordt donker. Herman is al dolgelukkig weg, Japanners komen en gaan in een decor van flitslicht van camera's en uit het duister doemen de dagjesmensen weer op. Ze zijn - het is ze aan te zien - verrast door de omslag van het weer. Ze zijn druipnat, er zijn er die schrammen hebben, de laat ste meters tegen het laatste stuk bergwand leggen ze af op handen en voeten. Hun benen zijn rood verbrand. Hijgend besluiten ze hun avontuur van de dwaasheid. Niet alleen aan deze kant van de bergketen heerst de waanzin. Een Oostenrijkse reddingsploeg zendt het volgende bericht de wereld in: vader trekt de bergen in, moeder volgt met drie kinderen, van wie de jongste net zeven maanden oud. Op 1800 meter eindigt de bergwande ling. Zonder eten of drinken - de rugzakken zijn elders achtergela- ~]BA "T* atuurlijk is de beeld- 1^^ spraak versleten, maar I het is niet anders: de I Mont Blanc schittert als I een diamant. Hoog op 1 1 de top, bijna vijf kilo meter boven wat wij gewend zijn, grijpt de vroege zon naar de sneeuw. Vlak daaronder zijn men sen op weg naar het moment van hun leven. Ze zullen de top berei ken. Het is nauwelijks half zeven in de ochtend. Daaronder heerst de ochtendnevel, die zich uitstrekt over het dal als de wasem boven een bord dampen de boerekool. Hier en daar op de campings in St.Gervais en Chamo nix rekt een vroege kampeerder zich voor zijn tent uit en grijpt naar zijn gymschoenen. Elders ko men de eerste mensen van het Pelo ton de Gendarmerie de Surveillan ce en Montagne in dienst, de red dingsploeg. Er zijn kampeerders die vandaag de reddingsploeg zul len ontmoeten, want het hoogge bergte is een gebied vol dwazen geworden. Bergbeklimmen en -wandelen zijn in, ze vormen onderdeel van de doe-vakanties. Maar vooral klim men is een kunst, je moet het leren zoals de mens zwemmen moet le ren. En zoals de zee zwemmers lokt, wenkt het hooggebergte klim mers. Vooral de Mont Blanc met zijn tot 4807 meter hoog sneeuw- dak uittorenend boven bergen van dezelfde plooiing in dezelfde oer tijd verleidt de vakantieganger zo als de Lorelei de schippers. Tegen de zuigkracht van de Mont Blanc is de mens kennelijk niet opgewassen; sinds de eerste bekende overmees tering in 1786 door Jacques Balmat en Michel-Gabriel Paccard geven elk jaar opnieuw steeds meer klim mers aan de verleiding toe. Maar ook mannen, vrouwen en kinderen die niet weten waaraan ze begin nen. Het lijkt vanaf de L'Aiguille du Midi naar de flank van de Mont Blanc kijkend zo gemakkelijk. Je ziet ze lopen, de echte klimmers, in dat gestage tempo hun pad kiezend over rots of ijs, bewegingen in het ritme van de adem. Maar dat is het verraderlijke voor de doe-het-zel- vers, die in toenemende mate en tot wanhoop van het bergvolk de strijd aangaan met zichzelf om zo hoog mogelijk te komen. Het resultaat is dramatisch. Dit seizoen eiste het hooggebergte op en rond de Mont Blanc, in Frankrijk, Zwitserland en Italië al meer dan 125 dodelijke slachtoffers en in de meeste geval len ligt de oorzaak bij het slachtof fer zelf. Adjudant Maurice Gardoni van de Gendarmerie de Surveillance en Montagne in Gervais zou wensen dat er zoiets als een klimdiploma kwam. „Mensen weten niet waar aan ze beginnen", zegt hij. „Ze staan beneden, zien de berg en willen erop." Zei Edmund Hillary, de bedwinger van de Mount Eve rest het al niet op de vraag waarom hij de berg wilde beklimmen: 'Om dat hij er is.' „Maar", zegt Gardoni, „de mensen hebben geen conditie. Bergklim- men vereist een sterke fysiek, die je niet ontwikkelt als je wel eens een partijtje tennist. Je moet trainen, je moet ook wennen aan het hoogte verschil. Voorts hebben ze de kle ding en de uitrusting er niet voor. Ze gaan op gymschoenen, ze nemen geen trui mee omdat ze niet weten hoe koud het boven is, ze hebben geen enkele uitrusting. Ja, een rug zakje met een fles water erin." En om Gardoni het bijna karikaturale beeld te laten vervolmaken: „Ze gaan nog alleen ook of met heel kleine kinderen." De meest overantwoordelijke avon turiers komen uit Parijs en Neder land en over de laatste categorie zegt Gardoni: „De meeste Neder landers kennen niet voldoende Frans om naar het weerbericht te luisteren of het te lezen bij het toeristenbureau, ie zien de och tendzon en denken dat het zo de hele dag blijft. Ze hebben er geen benul van dat in de bergen het weer binnen een half uur kan om slaan. Met name het weer zorgt ervoor dat we met regelmaat erop uit moeten trekken om Nederlan ders van de berg te plukken. Men sen verdwalen compleet als ze plot seling in de mist terechtkomen, ook al hebben ze een kaart wat overi gens niet vaak het geval is." Een ander aspect is dat de 'Mon- chus', zoals de amateurs genoemd worden in het jargon van de streek en dat een samentrekking is van berg en vallen, niet weten hoe ze moeten lopen in het hooggebergte. Ze zetten hun voeten niet goed neer en daarmee zorgen ze voor steen- val, die anderen soms honderden meters lager ernstig letsel kan be zorgen. Eenmaal op de gletsjer hebben hun gymschoenen geen greep. Ze glijden uit en raken ge wond aan hun onbeschermde ar men of benen, ze slippen en raken in een spleet waar een ander ze dood of met geluk levend uit kan halen. Met gevaar vaak voor eigen leven. Piloot Jean Perrier schetst tegen welke gevaren hij aanloopt als hij met zijn 'Alouette 3', de reddings helikopter, moet uitvliegen. „Je moet als het ware tegen de berg aangekleefd hangen waar het onge luk heeft plaatsgevonden. Het is natuurlijk maar zelden dat je er gens kunt landen. En als je dan boven het slachtoffer hangt dan kan een windvlaag je tegen de berg drukken, je moet daar voortdurend op bedacht zijn. Maar er kan ook een kei naar beneden roetsjen, die in je wieken terechtkomt. Het ge volg daarvan laat zich raden." Perrier gaat er graag op uit als een echte bergbeklimmer in nood raakt, 'dat kan gebeuren, niet waar?', maar hij ergert zich in toenemende mate aan de noncha lance waarmee mensen met hun eigen leven en dat van een ander spelen. „Natuurlijk help ik, daar ben ik voor, maar ik heb er steeds meer moeite mee vriendelijk te zijn tegen mensen die door hun eigen schuld in moeilijkheden komen." De hulp is nog steeds gratis en dat, vindt de piloot, moet zo snel moge lijk veranderen. „Als ze weten dat ze moeten betalen, leren ze het wel af." In de hele streek aan de Franse kant van de Mont Blanc worden tijdens het hoogseizoen gemiddeld vijftien gewonden per dag van de berg gehaald. De meest voorko mende verwonding is volgens adju dant Gardoni een been- of arm breuk na uitglijden of een valpar tij, maar ook hoofdletsel komt vaak voor. „En dat laatste is niet zelden het gevolg van steenval, veroor zaakt door een klimmer op gym schoenen." Berggids Catherine Pobel staat versteld van het macho-gedrag van veel vakantiegangers. „Het is onbe grijpelijk. Vorige week, kort nog nadat een Nederlander op de berg overleden was, nadat hij vond geen touw meer nodig te hebben, trof ik op de flank van de Mont Blanc een Nederlander aan, die volkomen verdwaald was. Hij had met zijn vrienden op de camping gewed dat hij tot de schuilhut op de Mont Blanc zou komen. In korte broek en met niet meer dan een interlockje aan. De schoolvakanties zijn nu bijna voorbij, maar ik heb met regelmaat, zeker vijf keer per week, mensen het advies gegeven terug te gaan. Het ging daarbij om mensen met vaak nog heel kleine kinderen. Op gymschoenen, ja." Catherine is zo vriendelijk een deel van haar vrije dag op te offeren. In de winter is ze skilerares, in de zomer gidst ze. Achtentwintig jaar, geen vriend meer, want, zegt ze, ze is besmet door het bergvirus en dat betekent dat de berg altijd voor de vriend gaat. „Het virus slaat hevig toe", zegt ze, „ik weet wat het is en ik begrijp dus dat mensen de berg op willen, maar waarom nemen ze geen voorzorgsmaatregelen? Dat kost geld, een berguitrusting is duur, een gids kost een paar hon derd gulden per dag. Maar zonder kun je niet. Eerst hebben we in de bergen eraan moeten wennen dat iedereen kwam skiën en nu zijn we Ze hebben vaak geen enkele uitrusting of alleen een rugzakje met een fles water erin en ze gaan nog alleen ook. Op gymschoenen. Dan vraagje om problemen. foto upi FOTO ANP ten omdat ze te zwaar werden- verdwaalt het gezin. Uren later kan het gered worden. Dit jaar zijn al minstens 50 mensen in de Oosten rijkse bergen omgekomen; vorig jaar waren dat er 133. En, meldt een persbureau uit het Zwitserse Zinal: in de Zwitserse Alpen zijn de lichamen gevonden van vier mensen, waarschijnlijk verrast door de hevige sneeuwval gevolgd door warm weer, waardoor de onderlaag losraakte. Sinds be gin juli zijn al 26 bergbeklimmers in de Zwitserse Alpen omgekomen. In Oostenrijk en Zwitserland maakt men zich ook zorgen over de nieuwe toerist, die nog niet naar Frankrijk komt, de bergliefhebber uit het voormalig oostblok. Wolf gang Girardi, voorzitter van de raad voor veiligheid in de Alpen: „Die laten zich door niets afschrik ken." Waarom wordt hier geen eind aan gemaakt, aan die dwaasheid, want de toeristen zelf beseffen de enor me risico's absoluut niet. Je ziet ze voor de toeristenbureaus kaarten bestuderen (kopen is duurder) en hun plan trekken. „Dat is moeilijk", zal later de di recteur van de VW in Chamonix, Bernard Prudhomme, zeggen. „In de zomer komen hier meer dan 100.000 toeristen van wie de mees te gewoon gaan wandelen. Maar wanneer gaat wandelen over in klimmen? Je kunt moeilijk een hoog hek zetten om plekken waar het gevaarlijk wordt. Hoe moet je die duizenden controleren die met de Télépherique of het treintje om hoog gaan? Je kunt moeilijk ie mand met iedereen meesturen." Prudhomme memoreert de Mont Blanctrein, de TMB, die de passagier b.v. op de Nid d'Aigle brengt op 2372 meter om vandaaruit naar de Ca- bane de Goutier (3868m), de hut voor de top van de Mont Blanc, te kunnen beklimmen. Ook daar, de moeite had bespaard kunnen blij ven, hetzelfde beeld: tussen de ech te klimmers de roekelozen. Catherine komt 's avonds nog even naar het hotel, ze wil geen nacht vol wijn na de dag der gidsen. Ze heeft het rapport van de dag mee gebracht: 12 kwetsuren aan armen of benen, een zware hoofdwond na een val en een armbreuk. „Eigen lijk", zegt ze, „was dit een dag waarop niets bijzonders gebeurde. Maar we zijn er nog niet dit sei zoen. Als het zo wordt als vorig jaar zullen er in september nog tientallen doden vallen." zich houden. FOTO JACQUES PEETRI eemt echter niet haar grote ag 'eg dat er weer een nieuwe va I iening wordt gecreëerd die evolg heeft dat vrouwen eerder 'H mger worden opgesloten, it een reactie van de Roermon [echter Henk te Strake blijkt lie vrees niet onterecht is. „1 [echter moet rekening houden i e aard en de ernst van een feit iet de persoonlijke omstandigl en. Het scheelt natuurlijk of tand een levensdelict heeft jleegd of drie pakken koffie he (estolen. In hoeverre de opvangn lelijkheid van kinderen betekei leeft, kan ik moeilijk zeggen. 1 s zeker dat bij de beraadslaging ia de zitting bekeken wordt 1 iet gezinsverband is. Ik kan i foorstellen dat het ooit een rol gf ipelen". n Zwolle en in Heerhugowaa djn gevangenissen in aanbouw a ilk een afdeling van 72 cellen vo 'rouwen. Er komen ook voorzi lingen voor de opvang van kind 'en. Afhankelijk van de uitkom ■an de proef in Ter Peel gaat ipvang door. [Afdelingshoofd Gory Nuijten dat er niet enkel voordelen a [kinderopvang kleven. Hij lig! [niet wakker van. „Het projects een niveau hoger uitgedokterd °P het ministerie. Toen het ministei iop zoek was naar een geschik inrichting, hebben wij ons vinge tje opgestoken. We denken dat T Peel de enige is die er voor i aanmerking komt. Het is een klj ne, half-open inrichting met v| groen en zonder tralies. We z'f wel hoe de proef uitvalt. We bf schouwen het in ieder geval als uitdaging om er een succes van maken". Hoewel het nog veel te vroeg vo| conclusies is, is het experiffl® voor Ermike en Sahin al geslaagd „Zeker weten". 'm »•-' f

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1993 | | pagina 29