Mi •on 01155 - 62710 Een Afghaans gezin dat niet welkom was Groningen: onderschatte provincie De woordloze humor van Rowan Atkinson Steek je kop eens boven de dijk waar 't slik van de Eendragt en het Hellegatschor elkaar treffen. Luister niet naar de meeuw die 'rot op' krijst, maar zet je longen open voor de noordwester die de lucht schoonblaast. Let maar niet op het onwettig gewroet van pierenspitters en kijk niet te veel naar links waar Dow z'n pijpen opsteekt. Kijk liever voor je. Een binnenvaarder komt langs tuffen op een steenworp van de laagwaterlijn, waar de modder je blote voeten masseert en waar mannen als Teeuw Cornelissen en Henk de Groote hun fuiken zetten. Waar het slik van de Eendragt en het Hellegatschor elkaar treffen 'Je raakt aan dat vissen verslaafd. Dat kun je gewoon niet meer laten' uw krant tijdelijk op uw unt u in dit gebied uw krant van speciale De Stem- vele verkooppunten. Onder- het kantoor van De Stem bij u n, dan zullen wij de bonnen ps sturen. U kunt ze eveneens kantoren, chtpost Europa kost 4.- per verloopt verre van aan. Wij kunnen dan aflevering op het vakantie- en wij helaas, om fouten te Hieronder niets invullen BijkAgtsch. Straatcode Reden: 0 Verzendwijze: I I Vak.geb. Portik.: bonnen verzonden. Toezending van: t/m d.o. m.d. ZIE ZOMEREDITIE 2 ZIE ZOMEREDITIE 3 ZIE ZOMEREDITIE 4 Eindredactie: Wim van Leest en Dirk Vellenga Vormgeving: Nico Schapendonk FOTO WIM KOOIJMAr Door Jan Jansen Vissers op laag water Zelden gaat er een dag voorbij zonder dat Henk de Groote (66) uit Zaam- slag het water ziet; is het niet de Westerschelde bij eb, dan wel een kreek rond zonsopgang. Fuik of hengel paraat! En binnen een etmaal val len ook nacht en ontij. „We zijn 43 jaar getrouwd. Ik heb 22 jaar al leen geslapen," zegt zijn vrouw. Waar komt dat toch vandaan? De bedaarde zestig-plusser breit verder aan z'n fuikje en haalt zijn schouders op. „Je raakt' eraan ver slaafd. Dat kun je gewoon niet meer laten." Als kind begon-ie al de kreken en leidingen rond 't durp' af te stro pen, kwajongens-vertier. Teeuw Cornelissen (77), geboren en geto gen op Zaamslag-veer, al net zo. Zijn jachtterrein was de 'Bossen- blie', de langgerekte kreek tussen Axel en Zaamslag. M In 'Langs het water' staat deze zomerweken het water in het ver spreidingsgebied van deze krant centraal. Stem-redacteuren ver halen over hun band met het water, over de mensen die er langs leven en over wat zich op, in en rond het water afspeeit. Vandaag: De Schelde. aar er steken wel meer jochies een eerste sigaret op, zonder uit te groeien tot nicotine-junk, toch? Ach, word niet te filosofisch in het gezelschap van vissers van de kant. Mevrouw De Groote doet het woord maar. „Henk zegt wel eens: als je zo 's morgens vroeg al die vogels hoort zingen en kwette- ren... Het is even stil voor het hem zelf invalt: „De zee, die is elke dag anders. Je weet nooit wat je er zult treffen of vangen. De ene keer kom je met een paar kilo tong thuis, de volgende dag heb je niks." Span nend is het daarom elke keer als hij bij eb de fuik gaat lichten: alleen van die verdomde krabben, of is er iets smakelijkers in het net ge zwommen? Spannender dan de kreek. In de volwassen wereld telde pas mee wie naar de zee ging, herinnert Henk zich. „Ik mocht met mijn oudere broer mee; die ging peuren in de Schelde, met een tros wurmen op paling vissen. Je kon er vangen zo, nou en of. Alleen, dat gebeurde zonder haak, dus slingerden ze die paling door de lucht naar de kant en daar moest ik ze zien te pakken. Ik deed het wel eens met een vork, voor als ze tussen de stenen kropen. En pas op dat je er geen verspeelde, dan zat het niet goed." Teeuw heeft last van weemoed. Een haperend hart en een bezorgde vrouw raden hem af nog langer met fuiken of een zooi vis door de blubber te sjouwen. „Maar eerlijk waar, ik heb het altijd ontzettend graag gedaan." Zodat de verleden tijd er nog rooskleuriger uit komt te zien. En zodat het uitstapje naar 't Hel legat een buitenkansje is. Hij zou er wel een uur op de dijk kunnen staan zonder de regen te voelen. Natuurlijk zijn we er bij eb zodat de fuiken, straks een verraderlijk vangnet voor alles wat met het water mee naar de kant komt zwemmen, er nog onschuldig droog bij staan. Ze zijn al gelicht. Teeuw kent de visser die daar met zware laarzen en een baaltje onder de arm de dijk op sjokt. „En?" Ze vertellen elkaar niet alles tegelijk. „Mwa," mompelt de aangesprokene. „Een mooie pa ling, verder niet veel." Hij kijkt een beetje betrapt. Milieubewuste vraag aan Teeuw: En eet je nou ook op, wat je vangt? „Jazeker." Om de suggestie af te straffen, wijst hij op groene pollen in het slik. „Daar kun je aan zien dat het beter wordt. Trouwens," zijn blik glijdt naar het met kille- tjes doorsneden schor, „daar heb ik pas nog zouterik gesneden, lekker hoor." Zouterik (ofwel zeekraal), lamsoor, de groenten die je aan de zee kunt oogsten zonder te zaaien, dat laten die mannen zich natuurlijk niet ontnemen. Net als de kokkels, hier 'aontjes' genoemd vanwege hun kammetjes. De onder het slik ver borgen lekkernij in de schelp ver raadt zich als je met blote voeten over een 'bank' met bobbeltjes loopt. Henk de Groote en aanverwanten eten het ook allemaal. Ook hij ziet het herstel van de tamelijk verziek te Schelde, waar botten met ge zwellen in de jaren zestig het eerste kwalijke symptoom van vervuiling waren. De bot is, anders dan bij voorbeeld de trekkende tong en paling, honkvast en laat zodoende snel weten of zijn leefmilieu ge zond is. „En het is verbeterd," weet Henk. eer 'klakkers' zijn er ook weer. Die planten met hun opgeblazen vruch- ten, die zo lekker kunnen knallen als je ze kapot knijpt, had den ze een hele tijd nauwelijks gezien aan de glooiing. En 'ruit', warrig groeisel onder water, waar ze even van verlost waren, is er nu volop. Henk heeft er maar last van, al die troep die bij 'een slechte wind' z'n fuik in drijft. Maar hij weet ook dat het een goed teken is. Hoewel die milieumannen ook weer niet moeten overdrijven, ,,'t Schijnt dat de Steltkluut, die vo gelclub, beschermd gebied wil ma ken van het Hellegat," zegt Teeuw. Hij verbergt zijn afgrijzen nauwe lijks. „Ja, maar gelukkig is het waterschap tegen," heeft Henk ge hoord. Je zou van die mannen niks meer mogen, hoor je ze denken. „Ha," zegt zij, „die garnalen die m'n man vangt, da ben de lekker ste." Toen Teeuw trouwde, kwam-ie op de Kwakkel te wonen, op maar een paar kilometer van de dijk. En het leek wel alsof het afgaand water 'm naar de zee zoog. Hij werkte na tuurlijk gewoon, bij De Hoop de laatste lange jaren, maar Teeuw nam desnoods een slaaptekort en huiselijke geschilletjes voor lief om de visser te kunnen spelen. „Ik dee het zo verrekte graag." ,,'s Morgens heb je de beste tijen," weet Henk de Groote. ,,'s Middags vang je geen vis, want dan zit er geen stroom in de Schelde." En daar kan hij nu, als gepensioneer de, makkelijk zijn dag op indelen. Zowat 35 jaar lang stond zijn werk bij de NSM in Sluiskil dat in de weg, maar Henk liet zich niet kis ten. „Dan ging je gewoon 's nachts," verklaart hij het lege bed dat zijn vrouw de helft van de tijd aantrof. Het gaat over speciale vangsten als een kleine haai, een vijfentwintigje en een kippekop, als zij het uit- schatert: „En op Den Oek ving hij een zeemeermin, mij dus." Maar dat was niet genoeg voor de ruste loze visser. Wat zijn dat voor mannen die hun vrouw alleen laten om maar bij het water te kunnen zijn? Vergeet de plaatjes van macho-jagers met ver weerde koppen en stoere praatjes- Eerder zijn het zachtaardige opa's met een scheutje stropersbloed. Dat zou je toch denken als je Teeuw hoort vertellen dat-ie 'wel eens een kernientje vond' terwijl Henk zegt dat hij dan maar liever heeft dat zo'n witstaart onder zijn wielen huppelt; dan weet je zeker dat je vers vlees hebt. Natuurliefhebbers? Ze horen vogels - al weten ze niet altijd welke - net zo lief als de zuigende borrelende geluiden van het slik, maar het gesmak van een gevangen paling is hun het allerliefst. Want kostwin ners zijn het ook. Geen eetbare mossels in de Wester schelde, dacht je? Kom nou... In de oorlog ging Teeuw z'n vrouw ze bijna dagelijks rapen (en ze zijn er trouwens weer, meer en beter dar ze lange tijd geweest zijn). Natuur lijk was de vis een welkome aan vulling op het dagelijks menu. Er een aardige bijverdienste als de vangst overvloedig was zodat ze voor een paar kwartjes buren, ken nissen en familie konden voorzien. Een enkele keer maakten ze goede sier met bijzondere buit. Teeuw vooral. „Jaren geleden zat er eens een zalm in mijn fuik. Wij wister niet eens wat het was. Ik d'r mee op mijn brommertje naar de Millia- no, van dat restaurant in Terneu- zen. Verrek, da's zalm, zei hij, ik geef je er elf gulden voor. As je dar weet dat ik toen 36 gulden in de week verdiende, dan begrijp je dat ik er nog wel eens een heb afgele verd. Maar echt veel ving je die niet natuurlijk." Hoe sterk zijn de verhalen' Henk rept van oevervaller bij extreem laag water er straffe oostenwind, dat dar de bodem ineens acht meter ondei je voeten weg kan zakken. Er Teeuw praat met gepaste eerbiec over de 'pielestaert', een rog dis met zijn giftige staart een vismaa' van 'm eens lelijk verwondde. „Hi moest ermee naar de dokter." Ze zullen toen minder gelacher hebben. Maar bij de ochtendborre heeft het tweetal nog pret over ds dikke mist waarin ze elkaar kwijt raakten en op het slik maar rondjes liepen, steeds terugkomend bij het water. Nu Henk meestal alleer gaat, heeft-ie voor de zekerheic toch maar een kompasje aange schaft. Ze mopperen wat op pierenspitters die verraderlijke putten achterla ten. Maar wat zou Teeuw graaj iedere dag zijn kop even boven dt dijk steken om ze te zien.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1993 | | pagina 19