weekend
Het koloniaal
verleden
Jrinfc
Oosterburen"
JGR0SSARL
E4
VNU Dagbladen
1 ND
mm
ENGELAND
IERLAND gedacht?
MEN
KOOPJES
20.000 VAKANTIEWONINGEN,
iKANTIEPARKEN en AUT0REIZEN
K)E SPECIALE ftftNBlEDÏHGËN
DENEMARKEN
Wi
>f DE DENEMARKEN SPECIALIST!'
Scheurbuik leidde
tot de dramatische
mislukking van een
ijzige kolonisatie
Iedereen is dit
eiland vergeten,
hoewel het lange
tijd Nederlands
was
X 59
fen HeKreatie is een
(nlijke rubriek van de
Igbladengroep.
Intiereserveringen:
-125225, fax 073-137751
is 449,5201 AK Den Bos,
Jvrij onthaal in een
keving),
recies te zijn.
Ihermde natuurgebied en
Jildreservaat Arnsberger
Vald', dat prachtige wan-
lelpaden heeft. Inrichting
In bediening zijn tot in de
luntjes verzorgd.
Het hotel heeft een zwem
bad, een fitness-ruimte en
launa, )e kunt er kegelen, en
jet gemeentelijk open
lucht-zwembad ligt naast
pet hotel. Onze kamer (met
palkon) is o.a. voorzien van
bad/douche, toilet en kleu
rentelevisie.
worden bij Dorint
Jenorm verwend. Ze maken
l/e snel wegwijs in de omge-
Iving. Gastvrijheid heet hier
I Gastfreundlichkeit!
I Arnsberg
DM 418," p p
CEMENT (incl. halfpension,
I; geldig tot 09.09.93).
Jrmatie over deze of andere
106-0221333 (gratis), of bij uw
I VAKANTIEPARKEN
■600 HK Eindhoven.
|11 Grossari, Salzburgerland,
lijke familievriendelijke hote
Ibad of do/WC, balkon,
|d, sauna, sol., tafeltennis,
Tzeer rustige omgeving, uitgê
fckeuze v.a. DM 62,-. 150 kr
Ichillende berghutten. Direk
Jibad, tennis en minigolf.
I». Fax: 09-43.6414.8230.
DE STEM
ZATERDAG 3 JULI 1993
WENEN 7 dagen inkl.
kursies en stadsgidsei
Verblijf in gezellig Bad Vos
lau. Vertrek 26/7 en 9, 23/
nu v.a. slechts 639,- HF
10 dagen Steiermark ink
exkursies naar o.a.. Honga
rije en Slovenië nu vans
slechts 799, - HP. Vertr
30/7 en 13/8. Winnemulle
reizen, kwalitei t en nie
duur (SGR/ANVR) te
08880 - 52245.
REIZEN EN REKREATIE
van de
Kampeerreis naar boeien
Schotland/Hebriden, 22d
Gegar. vertr. 24/7 14/8
TRAVELLERS 05730-5660/
1 VISRIJK GOLVEND
llaastricht Airport al v.a. 495,-.
eid ook diverse mogelijkheden.
We bij uw reiswinkel of bel:
Ï3-649780
I naar
ence
i v.a.
'899.
feagse
fome,
Inetie
nog
■in juli
Igids?
Jieizen
[20100
020-
50%
nieten
En van
o. Uit-
GARDAMEER-TIGNALE,
'Panorama La Forca'. T.lt
luxe 4/6 pers appart. mei
zwemb.600m boven 't mee'
in bosr. omgeving, balkot
op Z. uitzicht op het meer.
Vrij na 14/8. Inl:078-412349_
JONGEREN. Camping, ine
busreis naar Riccione v.a.
199,-. GoGo Tours 010-
4142599, lid SGR,
Voor JONGEREN. Campin!
aan/bij strand en disco's
met luxe ingerichte tent. Be
voor folder 020-6910619 d
071-221414 (SGR).
CAMPING-REIZEN, cam
ping Riccione incl. bus v&
f 195,-. Info 010 - 4365015
■en en
Jelegen
Is. Nog
luli/aug.
prsgids.
narken'
Kleintjes-Reuze Verkopers
bevatten veel
Ook u kunt zo'n succesvol
le Rubrieksadvertentie
opgeven. Bel: 013-368855.
o.c
I
IXE HOTELS, o.a. in Sonderborg
in Kopenhagen, half-pension (ont-
tamers met eigen douche en toilet.
2 VOLWASSENEN: slechtsHfl
2 kinderen:
i t/m 6 jaar GRATIS; OU V*'
7 t/m 12 jaar 50,- per overnachting
op de kamer van de volwassenen
.AARTEN LEG0LAND:
(KAARTEN
LI
Vraag tegen portokosten het
uitgebreid infopakket aan.
Dansk Feriehus
Bookingburo Holland
Hoofdweg 99
9681 AC Mrdwolda
Telefoon 05975-1416*
ITSTREEKS, ZONDER RESERVERINGSKOSTcN
>n bij Stichting Garantiefonds Reisgelden
Godverlaten Jan Mayen
Precies 400 jaar geleden begon
de Nederlandse koloniale expan
sie. Die kreeg in de verschillende
landen waar Nederlanders zich
vestigden per land een eigen ge
zicht. Verslaggever Rob Ruggen-
berg en fotograaf Piet den Blan
ken reisden naar enkele bekende,
maar vooral ook minder bekende
plaatsen die een belangrijke rol
speelden in de koloniale geschie
denis. Het werd een zoektocht
naar de relatie tussen vroeger en
vandaag. Over hun bevindingen
berichten zij in een reeks artike
len. Vandaag de laatste afleve
ring: Jan Mayen.
IJzeren harpoenpunt, gevonden aan het Walvisgat
Door Rob Ruggenberg
21 april 1634: „Het is
heel stil weer, met moye
Sonneschijn, maar wy
konden niet veel uit-
gaen, door oorsaecke
dat ons het Scheurbuy-
ck hoe langer hoe meerder over
valt..."
21 april 1993Het is heel stil weer,
met mooie zonneschijn, hoewel de
oren ons van het hoofd vriezen. We
staan op het zwarte lavastrand van
Jan Mayen en staren naar de plaats
waar een volwassen man die net
had leren schrijven, drieëneenhalve
eeuw geleden bovenstaande regels
neerkrabbelde.
Er is weinig fantasie nodig om het
drama zich voor je ogen te zien
afspelen. Hoe de eerste - en enige
poging om op dit godverlaten
pooleiland een Nederlandse kolo
nie te vestigen, na acht maanden in
een tragedie eindigde:
„Wy worden hoe langer hoe meer
sieck, want nu wy geen verversing-
he meerhebben, soo dat wy buyten
hoop ende troost zijn."
Het winterse decor is overweldi
gend. Aan de ene kant de branding
van de Noordelijke IJszee die
steeds nieuwe ijsschotsen op het
strand werpt. Aan de andere kant
rauwe, steile rotspieken met daar
op ontelbare krijsende zeevogels.
Boven alles uit torent de be
sneeuwde Beerenberg, een 2277
meter hoge vulkaan die enkele ja
ren geleden nog tot uitbarsting
kwam.
We zijn 500 kilometer boven de
poolcirkel, op een eiland zo groot
als Texel. Het dichtstbijzijnde Eu
ropese vasteland, de kust van
Noorwegen, ligt duizend kilometer
verderop.
Jan Mayen heet dit eiland en ieder
een is het vergeten, hoewel het
lange tijd Nederlands was, en be
langrijker dan Spitsbergen of Nova
Zembla.
Het werd in 1614 ontdekt door Jan
Jacobsz May, een Nederlandse zee
man die in deze poolzee tevergeefs
zocht naar een noordelijke zeeweg
naar Indië. Nooit eerder waren Ne
derlandse zeevaarders zo hoog ge
weest. Rond dit eilandje zagen May
en zijn mannen ontelbare walvis
sen.
Tien jaar later was Jan Mayen het
belangrijkste en drukst bevaren
walvisstation van Nederland. Hon
derden schepen voeren hier elke
zomer heen en ze keerden terug,
beladen met walvistraan: dé grond
stof voor verlichting in die dagen.
Op het verlaten strand waar we nu
staan, verrezen traankokerijen,
huizen, winkels, een herberg en
natuurlijk een kerk. Het werd een
echt Nederlands dorp.
Maar Jan Mayen is 's winters niet
leefbaar; de poolnacht duurt er
twee maanden, de temperaturen
zakken dan tot dertig graden onder
nul, ijzige stormen brengen
sneeuw, drie meter dik.
Dus pakten alle Nederlandse wal
visvaarders, alle winkeliers plus de
kroegbaas en de dominee tegen
eind augustus hun biezen en keer
den ze terug naar hun warme ka
chel in Nederland. Pas in mei weer
voeren ze terug naar Jan Mayen.
En daarmee begonnen de proble
men: jaar in, jaar uit bezochten
concurrerende Baskische walvis
vaarders het eiland in het voorjaar,
enkele weken vóór de terugkerende
Nederlanders. Ze roofden alles wat
los en vast zat en staken de huizen
in brand.
Dus besloot de Noordsche Com
pagnie dat er een permanente Ne
derlandse kolonie op Jan Mayen
moest komen. Zeven vrijwilligers
boden zich aan voor de eerste win
ter op het eiland. Ze kregen twee
kanonnen om zich de Basken van
het lijf te houden.
Uit de Koninklijke Bibliotheek in
Den Haag hebben we de journalen
meegekregen die de zeven hier, in
die winter van 1633 op 1634, bij
hielden. Het is droeve lectuur,
maar opwindend tegelijk. Met vin
gers blauw van de kou bladeren we
er door heen:
„...ende wy hebben onsen Hont
ghedoot om te eten tot onse verver-
singhe; snachts hadde wy veel
sneeu ende kout weder..."
Het is al ver in april als een van de
overwinteraars dit opschrijft. Over
enkele weken zullen weer Neder
landse walvisvaarders op de rede
voor anker gaan, met verse groen
ten en limoensap. De zeven zullen
dat niet meer meemaken.
Boekhouder Adriaen Hermansen is
dan al dood. De zes anderen liggen
in hun kooi, lijdend aan de be
ruchtste van alle zeemansziekten,
veroorzaakt door gebrek aan vita
mine C: scheurbuik.
Het tandvlees is opgezwollen en
sponzig, tanden en kiezen zitten los
waardoor ze nauwelijks meer kun
nen eten, ze hebben bloeduitstor
tingen en stekende pijnen in de
gewrichten, maagbloedingen,
darmbloedingen, blaasbloedingen.
Na de dood van de boekhouder
wordt het journaal bijgehouden
door de enige die nog op z'n benen
kan staan, de man die nota bene
pas deze winter, bij wijze van tijd
verdrijf, van zijn kameraden heeft
leren schrijven. In onbeholpen let
ters noteert hij op de 24e:
„Wy legghen hier soo ellendigh,
daar is niemandt als ick alleen die
syn selven helpen kan. En ick be
dien se met groote pijne allemael.
Ik hebbe van daegh onsen com
mandeur Outger Jacobszoon in een
andere koy geholpen, maar hij
worstelt al met de doot, na myn
duncken."
We staren naar de enorme ijsschot
sen op het strand. Jan Mayen, wat
een vreselijk oord om te sterven.
Hoe die honderden Nederlandse
walvisvaarders destijds dit kleine
vlekje in de oceaan hebben weten
te vinden is ons een raadsel. Ook
vandaag de dag is een reis naar Jan
Mayen een hele onderneming, zelfs
al heeft de Noorse luchtmacht aan
geboden om ons er vanuit Noorwe
gen met een Hercules C-130 trans
portvliegtuig heen te brengen.
Tweemaal achtereen mislukken de
pogingen, vanwege de razende
sneeuwstormen die het kleine ei
land teisteren, de valwinden vlak
boven de grond en de ijsgladde
ondergrond. Bij de derde poging,
vier dagen later, nieuwe proble
men: ijsafzetting op de vleugels.
Maar alles gaat goed. Als de deur
openzwaait, prikt de kou als naald
jes in de keel.
Jan Mayen blijkt koud, heel koud,
klein, boomloos en onbewoond, op
25 mannen en vrouwen van een
klein Noors radio- en weerstation
na die er overwinteren (en iedere
dag vitaminepillen slikken). Ze
bieden ons gul onderdak. De
sneeuw ligt tot over de dakrand
van de gebouwtjes heen.
De Noren openden dit station in
1921; in dat jaar annexeerden zij
het kleine vulkaaneiland. Niemand
maakte bezwaar. Ook Nederland
niet. Den Haag liet in een nota
fijntjes weten het op prijs te stellen
als de Noren de naam Jan Mayen
zouden handhaven 'ter herinnering
aan ondernemingsgeest en dapper
heid' van de Nederlandse ontdek
kers.
Dat hebben de Noren ge
daan. Meer nog: nu flanke
ren bij de ingang van het
station twee zeventiende-
eeuwse Nederlandse kanonnen de
Noorse vlag. Die kanonnen zijn
gevonden bij het Walrusgat, de
plaats waar zich drieëneenhalve
eeuw geleden dat Nederlandse dra
ma afspeelde. Misschien zijn het
wel dezelfde kanonnen waarmee
die zeven overwinteraars de Bas-
ken moesten verjagen.
Als we naar dat Walrusgat toe
willen, blijkt dat het Noorse sta
tion aan de verkeerde kant van het
eiland ligt. We moeten eerst een
immens bergmassief doorsteken,
met steile afgronden en verraderlij
ke ijsspleten.
Luchtmachtmajoor Arne Nyland
die hier de baas is, brengt ons in
een speciaal rupsbandenvoertuig.
Nyland gordt eerst een revolver
om; er bestaat een kans dat we
ijsberen ontmoeten. De laatste ja
ren zijn er minder, maar ze zijn er
nog wel. Niemand mag zonder ge
weer en radio de omgeving van het
station verlaten.
De overwinteraars van 1634 schre
ven: „Wy staen in groot peryckel,
Het graf op de Hollander Terp.
om by avont of by nacht uyt te
gaen, door oorsaecke dat de Beeren
ons soo kort op het lijf zijn, ja eer
wy het weten."
We vorderen maar langzaam. Het
begint te sneeuwen. Wie hier de
weg kwijtraakt, is reddeloos verlo
ren. Op Jan Mayen zijn kompassen
waardeloos: er zit zo veel ijzererts
in de grond dat de naald gewoon
ronddraait. Maar dan breekt ineens
de zon door en waaien de mist-
sluiers uiteen. Het terrein wordt zo
ruw dat zelfs het rupswagentje niet
verder kan. Tussen sneeuw en ijs
klauteren we berg op, berg af. Met
de grootste moeite steken we
ijzingwekkend schuine ijsvlakten
over, spiegelglad, met een helling
van zeker vijftig graden.
En dan dalen we af naar een kleine
komvormige baai, verscholen tus
sen bergtoppen. Walrusgat: een
prachtige ankerplaats, die beschut
ting biedt tegen de stormen die bij
Jan Mayen geboren worden. Het
zeegebied rond dit eiland is er
berucht om. Hier lag het Neder
landse dorp. Met enige moeite ont
waren we de restanten van bebou
wing: een paar heuveltjes, rode
baksteentjes, wat half vergane
planken die uit het zand omhoog
steken. In de grond stukjes van een
oer-Hollands stenen pijpje. We
staan er wat verdwaasd bij.
„Wy deelden een half pont Taback
voor ons seven; dit was voor een
gheheele weekeke."
„Wy deelden ons rantsoen of portie
van de Brandenwijnen uyt, te we
ten elcken Man een kanne; dit was
zijn portie voor elf daghen."
„Wy gingen wat ververssinghe van
Slaet halen, alsoo dat voor ons seer
Het Walvisgat op Jan Mayen, met in het zand een recht overeind staand bot van een walvis.
FOTO'S PIET DEN BLANKEN
aenghenaem was, ende seer garen
aten."
Die eerste weken van hun overwin
tering brachten de mannen door
met het verzamelen en invriezen
van dit slaet - lepelblad, een klein
plantje dat vitamine C bevat - en
met jagen op ijsberen en walvissen
in de baai.
Het was augustus, de warmste
maand, en dan is het op dit eiland
gemiddeld 5° Celsius, vertellen
de Noorse meteorologen. Drie
maanden later, rond 20 november,
gaat Jan Mayen de tunnel in. Dan
gaat de zon onder en keert pas
twee maanden later terug.
Tijdens die donkere en bitter koude
poolnacht verveelden de zeven
overwinteraars zich kapot en wer
den zij depressief, een bekend ver
schijnsel bij scheurbuik. De boek
houder noteerde tweemaal daags
de weersgesteldheid en bijzonder
heden:
„Den heelen dagh dedet niet als
sneeuwen. Des snachts hadden wy
harden storm soo dattet ons al te
samen wacker maeckte, dat ons het
slapen verginck. Ende op zijnde
verleenden malkanderen een prae-
tjen, om de Melancolijckheyt wat
te vergeten."
„Wy leyden somwylen een discoer-
sen, ende elck verhaalde vast zijn
avontuer, dat hy soo te Lande als te
Water wel van syn leven ghedaen
hadde, of hem bejeghent was. Zoo
brachten wy somwylen onsen tijt
toe, want de tijt viel ons lanck en
wy hadden gheen geit te tellen."
In het voorjaar werden de dagen
weer lang, maar toen eiste ook de
scheurbuik haar tol. Begin april:
„Wy hebben so veel Walvisschen
ghesien, soo in de Bay als in de
Zee, datse ontelbaer waren, met
sulcken meenichte laghense ver-
spreydt, maer wy en konden se niet
krijghen..."
En wij staan op dat strand en turen
door een verrekijker. De baai en de
zee zijn leeg, geen walvis meer te
zien. Dat was trouwens al in 1650
het geval. Tegen die tijd hadden de
Nederlanders alle walvissen in de
ze Noordelijke IJszee weggevangen
(Nederland is dus wel het laatste
land dat Noorwegen mag kapitte
len over de hervatting van de wal
visvangst). Daarmee verloor Jan
Mayen zijn nut en werd de Neder
landse kolonie er opgeheven. Nu
zijn er alleen nog vogels.
Als we zo over het stille strand
banjeren, tussen enorme ijsschot
sen en een gebleekt walvisbot door,
is het moeilijk te geloven dat hier
eens een heel Nederlands dorp
stond.
In het dagboek van de overwinte
raars lezen we de laatste dagen.
Het zijn simpele mededelingen:
28 april: „Het ijs is vandaegh soo
ver van de wal afghedreven dat wy
het qualijck meer sien konden."
29 april: „Die nacht kreghen wy
harde Noordoosten wint, ende wy
hebben het ys weder aen de wal
gekreeghen"
30 april: „Den windt als voren,
klare Sonneschijnweer die....
Daar breekt de zin af.
Wat er toen is gebeurd, weet nie
mand. Stierf de journaalschrijver
dezelfde dag? Wanneer overleed de
laatste? Begin mei? Hebben ze el
kaar nog bijgestaan?
Aan het einde van de baai steekt
een klip in zee. Vlak erbij een hoge
heuvel met daarop een kruis. Er
zijn letters in het hout gesneden. In
het Noors staat er: 'Hollander Terp
- Hier liggen dappere Hollanders.'
Het kruis werd in de jaren dertig
geplaatst door een Noorse visser
die op deze heuvel acht graven
aantrof. Sommigen denken dat zich
hierbij de resten van zeven over
winteraars bevonden.
Toen na die winter de eerste wal
visvaarders uit Nederland het Wal
rusgat weer binnenzeilden, op de
vierde juni van het jaar 1634, zagen
de zeelieden geen beweging op het
strand. Ze vonden de overwinte
raars stijfbevroren en 'eer desolaet
in haer Koy doodt legghen.'
auwkeurig noteerden zij
wat zij in het hutje aantrof-
I fen: „Den eenen hadden
JL m noch het Kasenbroodt by
hem legghen."
„De tweede hadde de drinckens-
kanne noch by hem in de Koy
staen."
„Den darden hadde een Salfdoos
by hem staende, waeruyt hy eenig-
he salve hadde gebruyekt om syn
Tantvleysch mede te smeeren, alsoo
hy noch de handt na de mondt toe
gheboghen hadde."
„De vierde hadde het Boeck noch
by hem leggen, alsoo hy noch legg
hen lesen hadde."
„Voorts de resterende syn so mede
in haer Koyen doot gevonden. Als
oo hebben de seven Matroosen soo
droevigh haer leven gheeyndight."
Wat hebben de zeven fout gedaan?
Waarom mislukte deze kolonisatie?
Hebben zij voortijdig hun voorraad
limoensap opgedronken? Hadden
zij onvoldoende lepelblad gezocht
of bewaard? Of hebben zij hun
reserves te vroeg aangesproken?
Hun journaal geeft geen antwoord
op die vragen.
„Snachts hadde wy veel sneeu ende
kout weder."