weekend Mooi op reis Martens zweert bij Nederlands produkt Wat hebben een coach van een voetbalelftal en een directeur van een bedrijf gemeen? Dat ze allebei voor de winst gaan. „Als je dan constateert dat juist in de sport mensen van harte bereid zijn het onderste uit de kan te geven, doemt vanzelf de vraag op: hoe krijg ik mijn personeel ook zover?" De vraag stellen betekent voor Jan Martens, eigenaar/directeur van de Martensgroep uit Oosterhout, meteen het antwoord geven. Hij laat zijn personeel uitsluitend in teamverband werken als waren het voetballers of korfballers. Wie te weinig inzet toont, wordt op de reservebank gezet. Jubilerende directeur Martensgroep verwacht van personeel sportprestaties 'Van blaffen langs de zijlijn is nog nooit iemand beter gaan presteren' Hij moet het heb mond-tot-mond in de gevangenis waar verdachten moord, drugham andere zware de over hem praten een uit de hemel neergedaalde tov Met zijn theatral verongelijktheid rechtszaal en zijl messcherpe tong tegenover getuigi maakt hij bij pol justitie veel mint) vrienden. Maar h wel schreeuwen gehoord te worde „Want een rechte meestal een dossi de veroordeling a opgesloten. Hij h» alleen nog een handtekening te 2 En het schijnheil: klagen over dade door vormfouten cel blijven, moet ophouden. „Over gaan we elkaar wi opknopen." Meesl Boone is boos. DE STEM ZATERDAG 26 JUNI 1993 DE STEM i Vorige week heb ik de laatste eer bewezen aan twee onor thodoxe oude heren (een had in een warme jas van tevredenheid ruim een eeuw voltooid, de an ders was aan de drank naar de donder gegaan en wilde dat het vermaarde kroeglied van J. Boe zeroen bij zijn crematie werd ge zongen) die op originele wijze afscheid namen van dit leven. Er waren vele, doorgaans opge wekte reacties. Mij werd onder meer gewezen op een voorname expositie in de Orangerie te Den Bosch, 'De dood in een ander perspectief' geheten, waarop on der andere een doorkijkdoodskist, een kist met rode, oranje, gele en groene vlakken en een kist be plakt met bierflesdoppen (voor een voor eeuwig tot zwijgen ge bracht drankorgel) te aanschou wen waren. Er bestaat een door Corneille be schilderde vleugel, waarom dan niet afgedaald in de schoot der aarde in een door Corneille be schilderde kist? Waarom, ook posthuum, niet meer aandacht voor wat de Italianen 'la bella figura' noemen? Waarom eigenlijk niet? Ik ken veel mensen die, op het moment dat hun verscheiden onvermijdelijk was geworden, daar wel vrede mee hadden, maar zich nog zor gen maakten over de vraag hoe zij er in de kist uit zouden zien. Sereen, met een milde glimlach of gelijkend op een slachtoffer van de Wurger van Boston? In Amerika zijn niet weinig 'morti- ciens' schatrijk geworden aan de 'cultuur van de mooie dooien'. Evelyn Waugh beschrijft in 'The Love One' het nobele werk van een visagist die de mondhoeken van lieden die buitengewoon nors door het leven gingen oprek te tot een innemende glimlacht. De man werd verliefd op een secretaresse in het uitvaartbedrij; zijn lijken zagen er uit alsof zij de eeuwige zaligheid reeds aan den lijve ervoeren. Toen zijn liefde niet werd beantwoord verlieten de overledenen zijn handen met een ontevreden, korzelige trek op het gelaat. Het was Waugh, of Jessica Mit- ford in 'The American Way of Death' die een geslaagd zaken man een pijp meegaf in de kist, alsof hij net achter zijn bureau vandaan was gekomen. Er valt op dit gebied nog baanbrekend werk te verrichten. Voor mooie begrafenissen kun nen we veel leren van de Italia nen. Zij applaudisseren voor de baar van een persoon die als belangrijk of moedig bekend heeft gestaan en de bijzondere relatie van de Italianen met hun doden werd enkele jaren geleden fraai geïllustreerd in Napels, toen Napoli voetbalkampioen was ge worden. Op Allerzielen werd er een spandoek op de algemene begraafplaats gehangen voor de 'defunti' met het opschrift: 'Jullie weten niet wat jullie gemist heb ben!' De volgende dag stond er een spandoek bij met de woor den: 'Wie zegt dat we het gemist hebben?' Niettemin praten Italianen niet graag over de dood. Het fameuze gebaar 'la corna' (wijsvinger en pink als hoorntjes op de geheven hand) wordt in neerwaartse rich ting gemaaid om ongeluk af te wenden en met name in het zui den raken mannen, in welk ge- zelfschap dan ook, op deze wijze de ballen aan om onheil af te weren. Een beroemd senator is aldus gefotografeerd bij het ver nemen van slecht economisch nieuws en men jaagt met de lage corna ook de dood de stuipen op het lijf. Dat geldt ook voor de duivel, maar voorzover bekend is nog nimmer een man in deze beschermende houding in de kist gelegd. Schenk een Italiaan die niet dood is, in godsnaam nooit chrysanten en schenk de wijn niet met de palm van de hand in opwaartse richting, want dat betekent ver raad ,ook bij gelegenheid van het afscheid van een te vroeg ontsla pene, die mooi op reis is gegaan, bijvoorkeur in een kist van Cor neille. Door Jan van Zuilen Grootvader bouwt op, vader bouwt uit en kleinzoon breekt af, beweert een oude volkswijsheid. En inder daad, er zijn schrijnende voorbeel den hoe bloeiende familiebedrijven in drie generaties tijd naar de knoppen werden geholpen. Maar Jan Martens (62) bewijst het tegen deel. Hij is van de derde generatie en juist onder zijn leiding is de Koninklijke H.H. Martens Zn. uit Oosterhout tot grote bloei geko men. Van de vele betonfabrieken langs het Wilhelminakanaal in Ooster hout, is Martens veruit de oudste. De grondslag voor het bedrijf werd 112 jaar geleden gelegd door Hein (H.H.) Martens, de grootvader van de huidige directeur. Die begon op 15 juni 1881 een aannemersbedrijf- je gespecialiseerd in metselwerk. Toen in 1905 Heins zoon Jan, de vader van de tegenwoordige direc teur, in de zaak kwam, ging Mar tens zich gaandeweg meer toeleg gen op de fabricage van kant en klare betonprodukten. Aanvanke lijk van alles wat, maar in de loop der jaren volgde specialisatie in de richting van rioleringssystemen van zowel beton als kunststof, nog steeds het handelsmerk en het be langrijkste produkt van de Mar tensgroep. Toen Jan jr. in zijn vaders voetspo ren trad telde Martens 62 werkne mers en een jaaromzet van ergens tussen de twee en drie miljoen gulden. Veertig jaar later is het ouderlijk bedrijf uitgegroeid tot een groep van zeven bedrijven, waaronder twee in België, met in totaal 500 werknemers en een jaar omzet van circa 150 miljoen. Er werden nieuwe produkten ontwik keld en nieuwe activiteiten ont plooid. „Niks bijzonders," vindt Martens. „Ik heb alleen maar gedaan wat een ondernemer moet doen. Scherp de ontwikkelingen in de gaten ge houden. Inspelen op de veranderin gen in de markt. Op tijd bijsturen." Martenss rechterhand; drs. A.F. Vugts, vindt zijn baas wat te be scheiden. „In veel dingen was hij zijn tijd ver vooruit. Martens was bijvoorbeeld de eerste betonfabri-* kant die het produktieproces auto matiseerde, die routinematig werk door robots verving. Meneer Mar tens is daar heel rechtlijnig in. Iedere handeling die je een keer moet herhalen, kun je beter door een machine laten doen, is zijn principe. Ook al moet er in het begin geld bij." „Dat is," zegt Martens op zijn beurt, „ook de kracht van een fi nancieel gezond familiebedrijf. Bij ons kan het daardoor wat makke lijker lijden dat nieuwe activiteiten niet onmiddellijk een goed resul taat te zien geven." Deze week herdacht Martens zijn veertigjarig jubileum als directeur van de Martensgroep. Hij werd bij die gelegenheid benoemd tot Rid der in de Orde van Oranje Nassau. Buiten die ridderorde is er aan het jubileum weinig aandacht besteed. Dat wilde Martens niet. „Nergens voor nodig om mij in het zonnetje te zetten. Als er al zonodig iemand in het zonnetje moet worden gezet, dan het personeel. Zij leveren de prestaties. Ik coach alleen maar wat," zegt hij. Het is niet de enige keer tijdens het interview dat Martens termen uit de sportwereld gebruikt om zijn visie op het ondernemerschap te verduidelijken. „Ik kan geen andere activiteit be denken waarvoor mensen zich zo willen inspannen als tijdens het sporten. Ik heb me dus afgevraagd hoe dat komt. Sport bedrijven be tekent prestaties leveren. Jezelf en je tegenstander overwinnen. Dat is je motivatie. Daar beleef je plezier aan. Een ondernemer wil ook win nen. Daarvoor heeft hij wel zijn personeel nodig. Het is dus zaak dat hij zijn mensen motiveert. Dat lukt het best als je de voorwaarden schept dat mensen voor hun plezier naar hun werk gaan." Aan dat plezier schort het, zegt Martens, omdat bedrijven hun per soneel te weinig ontplooiing bie den. „Mensen kunnen vaak veel meer dan hun werkgever denkt. Daar kom je achter als je je ver diept in hun vrije tijdsbesteding. Dan ontdek je dat jouw mensen in hun vrije tijd hun auto uit en weer in elkaar sleutelen, hun keuken verbouwen, in het bestuur van een vereniging zitten, een jeugdelftal trainen, toneel spelen. Dat kunnen ze dus allemaal wel en op jouw bedrijf zouden diezelfde mensen alleen maar die ene eng afgebaken de taak naar behoren kunnen ver vullen, waarbij ze dan bovendien nog door een voorman of een chef voortdurend op de vingers worden gekeken." „Geen wonder," aldus Martens, dat die mensen niet vooruit te branden zijn. „In plaats van mensen vast te pinnen, moet je ze juist de ruimte geven om hun talenten zo optimaal te benutten. Dat is nota bene de eerste les die je als ondernemer leert: zorg ervoor dat je uit je mensen haalt wat er in zit." Sinds Martens tot de conclusie is gekomen dat de sport een ideaal concept biedt voor optimaal pres teren, denkt hij overwegend in sportjargon. Chefs dragen in die visie hooguit nog de aanvoerders band, witte boorden staan net als bobo's vooral in de weg en de directeur zit in de dug out, nagels te bijten omdat verlies dreigt, of genoeglijk te glunderen omdat zijn team op winst staat. „Je kunt langs de zijlijn blaffen wat je wilt, maar helpen doet het niet. Ook dat is in een bedrijf net eender. Van een grote mond van een chef is nog nooit iemand echt beter gaan wer ken." In een aantal van zijn bedrijven werkt Martens al zo. Ondermeer in de betonfabriek in Oosterhout, met 140 werknemers tevens het groot ste bedrijf binnen de Martens groep. Het personeel is onderverdeeld in teams die in sterkte variëren tussen de zes en twaalf mensen. De teams zijn self-supporting. Ze zijn ver antwoordelijk voor hun eigen winst- en verliescijfers, moeten zelf inkopen doen, zelf personeel aan nemen en ontslaan, hebben hun eigen kantine, onderhouden zelf contact met instanties als de ar beidsinspectie, de bedrijfsgezond heidsdienst, het arbeidsbureau en de bedrijfsvereniging, kortom het zijn in de optiek van Martens klei ne, op zichzelfstaande dochterbe drijfjes. De organisatie is plat. De enige hiërarchische functie is die van teamleider, in Martens' jargon de aanvoerder, in de praktijk meewer kend voorman. „Maar dan niet als de man die commandeert, maar die stimuleert en enthousiasmeert." Essentieel in deze werkwijze is dat de teamleden multi-inzetbaar zijn. Functies en specialismen zijn zo veel mogelijk vervaagd. „Dan leg je ze weer vast, dan creëer je eiland jes, dat ondermijnt de teamgeest en schaadt de prestaties. Mensen moe- ten all-round zijn, het samen doen. Samen het leuke werk maar ook samen het saaie, zware, vuile of vervelende werk." Teamgeest is heilig, waterdragers zijn onmisbaar. „Inderdaad, net als in een sportteam. Gullit kan toch ook alleen maar scoren dankzij het feit dat een ander hem voor de goal de bal in de voeten speelt." Ideeën om zijn bedrijven zo te reorganiseren, had Martens allang. De overtuiging dat het in de prak tijk ook zou werken, kreeg hij van een gewezen Belgische mijnbou wer, die Martens aantrok om lei ding te geven aan een door hem opgekochte, zieltogende steenfa briek in Mol. Martens: „Die mijnbouwer wilde wel voor mij werken, maar alleen als hij het op zijn manier mocht doen. Wat heb je er over om deze toko gezond te maken? Geef mij dat geld en ik zorg dat het voor de bakker komt. Alleen mag u er zich niet mee bemoeien. Die vent is aan de slag gegaan op een in onze ogen volstrekt chaotische manier. Zon der enige vorm van organisatie en met nauwelijks administratieve on dersteuning, maar wel met mensen die wilden werken, die het een uitdaging vonden dat ze de kans kregen om zichzelf te bewijzen. Mooi dat die mannen in een paar jaar tijd een produktiestijging rea liseerden om u tegen te zeggen en een rendement dat hoger lag dan in al onze andere bedrijven. Wat ik op cursussen leerde of in boeken las, bracht hij in praktijk. Dat was precies het zetje dat ik nodig had." Maar toen Martens aankon digde dat hij zijn andere bedrijven naar het voor beeld van Mol wilde reor ganiseren, zat het personeel wel flink in de gordijnen. „Is-ie nu helemaal gek geworden," vat Mar tens' rechterhand, drs. A.F. Vugts, de reacties samen. Vooral het mid den- en hoger kader, waaronder enkele bedrijfsdirecteuren, sputte rende hevig tegen. Op zich wel begrijpelijk, meent Vugts. „Per slot van rekening ston den hun posities het meest op het spel. Zij verloren macht. Voor hun veranderde het meest. Überhaupt moet iedereen bij Martens iedereen die niet direct bij de produktie of T it gewoonte kijken we bij I het betreden van het Mar- tensterrein in Oosterhout even of we het wagenpark van directie en staf kunnen trace ren. Meestal is dat makkelijk. Zijn het de grootste auto's, het dichtst bij de kantooringang. Bij veel bedrijven staat het er zelfs op een bordje bij: gereserveerd voor de directie. Bij Martens zoe ken we echter tevergeefs. De plaatsen het dichtst bij de ingang zijn vrij, gereserveerd voor bezoe kers. Directeur J. Martens lacht ge amuseerd. Bij hem zul je, zegt hij, geen Mercedes of gelijkwaardig dure automobiel vinden. Hij rijdt een Volvo 460 net als trouwens iedere andere Martens-werkne- mer die een auto van de zaak ter beschikking heeft. „Het liefst heb ik dat ze allemaal een witte ne men. In de kleur van onze bedrij ven en dat ze de type-aanduiding vervangen door de twee kleine rode driehoekjes uit het Marten- sembleem. Heel bescheiden, maar juist daarom zo mooi." Martens voorkeur voor de Volvo 460, een 440 mag ook, heeft alles te maken met het feit dat dit een auto van Nederlandse makelijk is. In principe koopt Martens name lijk alleen produkten van eigen bodem. Hij is daar uiterst recht lijnig in. „Het moet natuurlijk wel aan bepaalde kwaliteitseisen voldoen, maar dat is in Nederland geen punt. Wat hier gemaakt wordt is gewoon goed, kan met de beste buitenlandse produkten concurreren." Martens' principe is wat dit aan gaat een dwingend voorschrift voor al zijn bedrijven. Stelregel is dat uitsluitend Nederlandse goe deren worden besteld. Is iets in Nederland niet te krijgen, dan winkelt Martens in België. Voor zijn twee Belgische bedrijven geldt het net andersom. Die die nen eerst de thuismarkt af te struinen, slagen ze daar niet, dan vervoegen ze zich in Nederland. Pas als Nederland en België niet thuis geven, komen produkten uit de EG en Amerika voor aanschaf in aanmerking. Japans waar koopt Martens per definitie niet. „Zij toch ook niet van ons," zegt hij. Op het bedrijf doet de anekdote de ronde dat Mariens gestopt is met het eten van zijn geliefde merk peperkoek, omdat daarmee een video-recorder van Japanse makelij te winnen was. Martens vindt het bepaald niet om mee te lachen. „Het is erg genoeg dat het gek gevonden wordt. Overal buiten Nederland is het heel gewoon, doet iedereen net als ik. Ik heb bijvoorbeeld nog nooit een Franse of Duitse colle ga-ondernemer ontmoet die geen Franse of Duitse vrachtwagens heeft lopen. Ben ik dan zo raar dat ik uitsluitend Daf's op mijn terrein wil zien. Als iedere onder nemer in Nederland mijn voor beeld zou volgen, zou Daf de bloeiendste vrachtwagenfabriek ter wereld zijn. En voor het geld hoef je het niet te laten. Ooit zoveel vrachtwagen voor je geld gezien als een Daf?" „Ik zou in een inbreken als ik zeke materiaal zou vind cliënt vrijspraak ir vijftien jaar opleve daarna maar verant leggen voor de recht FOTO Door Peter Smolders Jan Martens: „Een onder wil ook winnen. Daareooi hij wel zijn personeel rcodj is dus zaak dat hij zijn motiveert. FOTO DE STEM JOHANVJ De ondernemer als coad de verkoop betrokken is, duidelijk kunnen maken of haar bijdrage aan het sultaat is. Anders kan hij bel anders gaan doen. Want tens wel, alles wat hij doel, wel geld opleveren. Niet maar als middel om verder te nen investeren in de on van zijn bedrijven." Nee, Martens heeft niet vuist op tafel geslagen. 1 wel heel veel moeten pratj voldoende mensen achter zijl te krijgen. „Uiteindelijk gunde een meerderheid van het personi clusief de vakbonden, me deel van de twijfel. Ik heb ze wel moeten beloven dat ik di terug zou draaien als het nil gaan." In het begin leek het daar w op, bekent Martens. Deprodi teit daalde, maar nu drie ja: is het Hosanna. De cijfers die tens toont, moeten c nemers als muziek in de orei ken. Met dertig procent mensen dertig procent meer ceren. Met minstens zoveel trots Martens op de cijfers van heli teverzuim. Dat daalde in dri( tijd van 20 naar 3,5 „Voornamelijk omdat mensi meer plezier naar hun werk k( Ze hebben er weer lol in. het als een stukje van een a •uitdaging om er het beste maken. Het is ook inherent aan hetwi in een klein team, weet Vul je je nu ziek meldt, merkt collega's veel directer dan dat ze een stap harder lopen." De besparing op mankrai voornamelijk terug te voei een drastische reductie v, aantal bureau-functies op en het grote pluspunt vindt Martens het uitbannt ingeslopen bureaucratie. die met papieren mappen ono arm van het ene kantoortje het andere glippen, zijn tens tegenwoordig een verschijning. De papierstroom tussen kamt werkvloer is tot het minim"1 perkt. „Want daar stonden meestal alleen maar instruct en in onze filosofie moet je dus heel zuinig mee zijn, Martens. Navenant weinig®® nog vergaderd. „Het meeste besproken moet worden woon tijdens het werk tegen e worden gezegd." Nog even en hij maakt overbodig, opperen we. schudt lachend van nee. Scania in Zwolle waren d bedrijven in Nederland diJ vierdaagse werkweek in' Misschien moet ik daar nu rij maar eens van gaan Maar op werk zit ik nog stee verlegen. Ik barst nog van en en plannen voor de toeko In zijn opvolging is echter^ J zien. Kortgeleden is Jans (27) in dienst getreden, via een sollicitatie. Men#1 vond hem een geschikte kaj Hij heeft gelukkig elders ring opgedaan. Per slot va ning moet je het maken'a toch ergens leren. Dan heD liever dat je dat bij een an dan in je eigen onderneming- i

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1993 | | pagina 10