weekend Kleiner wonen Drieluik sluit speurtocht van veertig jaar af F3 en de overgave van Na in 1625 tot hun Nerwerp. Hispanoloog pon Vosters spreekt in r' én ander verband padoxaal over de piste nederlaag uit de pigsgeschiedenis. Dr. Simon Vosters ziet in de overgave van Breda de edele trekken van de mensheid 'Ik erger me vaak aan de manier waarop over de Tachtigjarige Oorlog wordt geschreven' IfSTEM ZATERDAG 19 JUNI 1993 be mooiste nederlaag uit de geschiedenis In het Flevohuis te Amsterdam! Jan N. overleden op de gJ gende leeftijd van een eeuwl twee jaar. Hij meldde dit zelf jn| krant met een vers, opged™ aan directeur en personeel het Flevohuis, die klaarblijkei zijn levensavond hebben verblii Na een gezond en heel lang h 102 jaren, mij op deze aai gegeven, ben ik aan het einde van kracht zacht ingeslapen in de nacht. Zal het mij zelf geen zorg iA baren ik dank hierbij een ieder diel droeg tot de verzorging van mijn (aalj jaren. De overlijdensadvertentie Jan besluit met de zin: 'MijnJ aardebestelling zal plaats! den...(volgen de details). Watj aardige, lieve man. Hij zal ook! voor de muziek heben gezorgd voor koffie met een gebakje vl bewoners en personeel van f Flevohuis. Het maandblad van het GenJ schap Onze Taal van juni b| toevallig een aantal artikelen c de taal die wij spreken bijl] dood, de clichés die in rouw vertenties worden gebruikt,1 laatste woord, verzachte! beeldspraak en goede vormen.1 Ik waardeer de overlijdensadJ tentie van Jan N. (moge hij rus] in vrede) omdat hij niemand heeft willen bezorgen. Als even had gekund had hij zelf] graf geopend, maar daartoe t brak hem de kracht. Nog treft mij de originaliteit van i benadering, de dankbetuigingl versvoeten met de profetist zekerheid dat hij zacht zou inl pen in de nacht. 'Onze Taal' meldt een ander orj neel geval. Het betreft een ovef den opa, die buitengewij drankzuchtig was geweest. Bijl regelen van de crematie warenl geen problemen, totdat de kla zoon van de overledene opsta en verklaarde dat zijn opa gevraagd 'Mocht ik door de dra bezwijken, mocht ik naar de da der gaan...' van Jan BoezeroenJ de crematieplechtigheid gehore te doen brengen. Het li dat een natuurlijk lallende m! die heeft meegekregen, advisa de achterblijvers op de grafst^ te laten beitelen: 'Hij kon meer op zijn benen staan.' Het lied, en de wens van op< het als exitmelodie te gebruil weerspiegelen de balda humor van de kroeg, waarin kleinzoon wellicht tot op zo hoogte had gedeeld. „Opa h een leverziekte gehad," zo klaarde de kleinzoon die de ste rechten van de overle1 verdedigde, „hij heeft zich ka gezopen en zelf gezegd: Als kist zakt, moet dat lied gespa worden.'" De rest van de familie bleek fel tegen te zijn en er ontstl geharrewar. De kleinzoon, al( niet vanuit het eergevoel van slurpende gemeenschap, klaarde tenslotte: „Als ju"'e„, niet laten spelen, ga ik het ze volle borst staan zingen i aula." De aan de drank bezwekene tenslotte zijn zin gekregen terecht. De uitvaartleider ver de een introductie, waarin publiek dat afscheid van he korgel kwam nemen, wer ."j legd waarom opa het lie gekozen. i( Beter ware het mijns geweest om het lied, in f ciale bewerking voor uiw en crematies, als canon Het schilderij Las Lanzas, voor dr. Simon Vosters wordt er de mooiste nederlaag uit de geschiedenis op verbeeld. foto archief de stem zingen door zes bassen i contratenoren van Venion t Mastreechter Staar, nre f gezoen en ijle smartekrete J Van mensen die dood zi|R eufemistisch gezegd da' (j ingeslapen, aan hun 'aa zijn begonnen of kleiner zij wonen. Wij zij, als Ne ®r r gl geen redenaars en ze 3 grafredenaars. We moe .1 passende mate van 0 y„ellf -zowel van de zijde vanh|ijveB heengingen als de acPltelpe psi] op prijs weten te stellen- J opa's hier gememoreer J ner zijn gaan wonen zoetjes bezweken onder j der jaren en met een, anf van dankbaarheid, etl ondermijnd door de dra ^^1 grimmige jool van de i j zijn hart) mogen u daar is in de tachtigjarige Oorlog i-1648) vier keer in Here handen overgegaan. In 1637 week P bestuur van de panse koning loorgoed. Twaalf jaar Ner had zijn generaal ptiola na een beleg van Ren maanden de stad genomen. Kunstenaars Ns de schilder ffequez maakten het 00rf>eterde Leeuw De mooiste nederlaag uit de geschiedenis. Zo noemt dr. Simon Vos ters de afloop van het beleg van Breda in 1625, waarbij het Staatse bewind over de stad een laatste maal week voor het bestuur van de Spaanse koning. Gevraagd zijn stelling te onderbou wen, verwijst de hispanoloog onmiddellijk naar het artistieke gebruik van de nederlaag. Waren het niet de dichter Calderón, grafi cus Callot en schilder Velazquez die de belegering en overgave tot onderwerp van hun werk maakten? Kunstenaars zonder weerga dus die de Baroniestad tot op de dag van vandaag wereldroem verschaften. Tegen dat platte antwoord is wei nig of niets in te brengen. Maar zijn er meer bewijzen aan te voeren dat Breda in haar historie iets unieks bezit, namelijk de mooi ste nederlaag uit de krijgsgeschie denis? De schrijver van Het Beleg en de Overgave van Breda in geschiedenis, litteratuur en kunst meent van wel. Hij verwijst daar voor naar het simpele bestaan van Breda en haar inwoners, de over wonnenen en ingenomen vesting van 1625. Kuim drieëneenhalve eeuw na de nederlaag leven de burgers van die stad in vrijheid en tellen zij onder hun gebouwen nog steeds de prachtige Grote Kerk en het Kasteel. In de allerlaatste regels van deel één van zijn drieluik over het beleg en de overgave van 1625 stelt Vos ters, dat de godsdienstige en men selijke werkelijkheid van de stad tussen Mark en Aa de actualiteit van het Breda-motief bevestigt. „Op die manier kan het besef ont staan, dat wat overwon in die ves ting niet het gebaar was van een Spaanse generaal, maar de edele trekken van de mensheid, die altijd moeten overwinnen." Die verheven gedachte schreeuwt om uitleg. Laten wij, het publiek, dus kijken naar een van de laatste scènes van Calderóns toneelstuk, dat Vosters in het Nederlands heeft vertaald (het laatste deel van zijn drieluik). We zien op 5 juni 1625 een menigte soldaten en enige vrouwen uit Bre da opkomen. Aan de andere kant van het podium verschijnen Span jaarden. Ook Justinus van Nassau (1559-1631), de gouverneur van de stad, betreedt het toneel. Hij draagt een schotel waarop een paar sleutels liggen en spreekt Ambrosio Splnola (1569-1630) aan, de tot Spanjaard genaturaliseerde mar kies, geboren te Genua. Spinola voert het bevel over de troepen van de Spaanse koning, die nog door velen als de wettige vorst over de Nederlanden werd beschouwd. Justinus: „Dit zijn de sleutels van de vesting en ik ben zo vrij op te merken, dat ik die zeer tegen mijn zin aan u overhandig. Er is immers geen vrees die mij ertoe dwingt haar over te geven, want ik zou de dood minder smartelijk vinden. Dit is geen verraad geweest maar het lot, dat de meest trotse en voortref felijke koninkrijken tot stof doet vergaan." Spinola: „Justinus, ik aanvaard ze en ik erken dat ge dapper zijt; want de moed van de overwonnene is de roem van de overwinnaar. En in naam van Filips IV, die met meer overwinningen dan ooit en even voorspoedig als altijd door de eeu wen moge heersen, neem ik de stad in bezit." Het is deze scène die ook te zien is op de voorgrond van Las Lanzas, het meesterwerk van Diego Rodri guez da Silva y Velazquez (1599-1660), waarvan het orgineel hangt in het Prado Museum te Madrid en kopieën in het stadhuis en de Grote- of Onze-Lieve-Vrou- we Kerk van Breda. Op de achter grond van het doek zijn de stad en omgeving te onderscheiden, een afbeelding waarvoor de platen die Jacques Callot (1592-1635), de Lot- haringer uit Nancy, op locatie maakte, als voorbeeld dienden. „In de loop der jaren is de strek king van het toneelstuk, en het schilderij, mij steeds duidelijker geworden," vertelt professor Vos ters. „Het gaat ten eerste om de verheerlijking van de discipline in het Spaanse leger. Als bijvoorbeeld in Terheijden een invasie dreigt, popelen de Spanjaarden in Ginne- ken om in te grijpen. Ze doen dat echter niet, ze volgen Splnola's bevelen op. Het andere hoofdmo tief is de vergevingsgezindheid ten opzichte van de overwonnene die dapper gestreden heeft: Spinola wendt zijn blik van de sleutel af en legt zijn hand op een schouder van Justinus." Misschien is het dat gebaar van de generaal in dienst van de Spaanse koning, waarin de edele trekken der mensheid schuilen, dat de over gave van Breda tot de mooiste nederlaag uit de geschiedenis maakt. Of ligt de waarheid dichterbij de opvatting van een van de voormali ge directeuren van het Prado: „Ik geloof niet, dat een verklaring van het schilderij als zijnde niet een krijgsoverwinning maar een ver zoening, mogelijk is. Het doel van het doek was de verheerlijking van oorlogstriomfen uit de eerste jaren van de regering van Filips IV." Aan die pertinente stellingname voegt Vosters in zijn boek toe: „Deze nuchtere waarheid wordt misschien wel al te veel uit het oog verloren door diegenen die in Las Lanzas met alle geweld een anti- triomfalistische uiting willen zien. Toch moet men onderscheid maken tussen de opdracht (van het Spaan se hof aan Velazquez) en de vrije, artistieke visie, die een persoonlij ke, diepe betekenis aan de scène zou kunnen geven. Het denkbeeld van de eendracht en de verzoening leefde sterk in die door oorlogen geteisterde tijd." Kortom, waren het de edele trek ken van een Spaanse schilder die het in die door oorlog geteisterde tijd wonnen? Slechte tijden waren het in elk geval. Ook daarvan getuigt Het Beleg en de Overgave van Breda in geschiedenis, kunst en litteratuur, dat niet ten onrechte die uitgebrei de titel draagt. Vosters onderzoekt namelijk niet alleen het artistieke gebruik van de belegering en over gave, en in het bijzonder het motief daarachter door de eeuwen heen, hij gaat ook in op de feitelijke gebeurtenissen van 1624 1625. Juist door verbanden te leggen tus sen kunst en werkelijkheid, heeft hij het vlechtwerk geweven waar hij zo trots op is. De belegering van Breda duurde van 27 augustus 1624 tot 5 juni 1625: negen maanden en negen dagen lang, als een voldragen zwangerschap. De stad gold als onneembaar, want de voorgaande jaren was ze in opdracht van Mau- rits met machtige vestingwerken versterkt. De overwinning was zodoende een zege op een 'onover winnelijke'. Ook dat kan een reden zijn over de mooiste nederlaag uit de geschiedenis te spreken. Spinola slaagde slechts in zijn opzet door tot uithongering van de inwoners van de vesting over te gaan. Een meedogenloze methode, want terwijl pal onder de Grote Toren de honger en pest hun slachtoffers eisten, ontving de mar kies een Poolse prins die zijn bezoek beschouwde als een les in de krijgskunde. Aan Spinola's troe pen ging de pest voorbij, wat uitge legd kan worden als een succes van de belegeraars.' het isolement van de stad was blijkbaar volledig. Zij zelf zagen het echter als een teken van god, die aan hun zijde zou staan. Enkele dagen na de overgave op 5 juni 1625, later door Calderón en Velazquez zo luisterrijk verbeeld, hield de landvoogdes, de infante Isabella, haar blijde intrede in Bre da. Op Callots kaart is onder meer dat tafereel te zien. Twaalf jaar na de intocht van de landvoogdes ging de stad weer van Spaanse in Staat se handen over, nu voorgoed. De wellicht mooiste nederlaag uit de historie raakte in de vergetelheid. m "aar, zo schrijft Vosters: „Dat Breda bezien door een Spaanse bril wel een .erg somber beeld zou op leveren, blijkt een misvatting, want het eren van de dappere overwon nene werd als een plicht be schouwd voor de Spaanse edelman. Dit klinkt ons misschien opge schroefd of belachelijk in de oren, maar vergeet de moderne mens, die zich laat voorstaan op zijn ver draagzaamheid, niet dikwijls die deugd te betrachten, als het verle den beoordeeld moet worden? On derschat hij niet de ridderidealen, die zoveel langer hebben stand ge houden dan die van onze tijd? De vooroordelen tegen de Spaanse bril komen grotendeels voort uit een verkeerd begrip van wat wij ten onrechte de Tachtigjarige Oorlog noemen, een wanbegrip, dat onder meer hieruit blijkt, dat de zoge noemde Spaanse legers in feite huurlegers waren die tijdens het beleg van Breda maar voor zo'n 10 procent uit Spanjaarden bestonden en voor zo'n 45 procent uit inwo ners der Lage Landen, terwijl het Nederlandse aandeel in de zoge noemde Nederlandse legers nog geen 35 procent bedroeg." In zijn mondelinge toelichting brengt de schrijver aanvullende standpunten naar voren: „Ik erger me vaak aan de manier waarop in Nederland over de Tachtigjarige Oorlog wordt geschreven, die eigenlijk een burgeroorlog was, van katholiek en protestant, en geen strijd tussen twee naties. Toch wordt er over geschreven alsof het een voetbalwedstrijd was, eindi- gend in een gelijk spel, dat met de rust al was bereikt." Daarom gebruikt hij termen als het Staatse- en koningsgezinde leger en liever geen begrippen als Neder landse en Spaanse eenheden. Uit drukkingen als 'onze troepen' ver mijdt hij, 'omdat ze herinneren aan de manier waarop een voetbalver slaggever van 'onze jongens' spreekt, als hij het Oranje-elftal bedoelt'. „Bovendien kan de moderne, democratisch gezinde Nederlander de oligarchische Republiek, die Hugo de Groot, een der grondvesters van het begrip volkssoevereiniteit, voor levenslang gevangen zette, niet als zijn geeste lijk voorland zien, terwijl hij moet erkennen, dat er in het monarchale Spanje ondanks een hang naar cen tralisatie en gewetensdwang toch nog veel regionale vrijheid bestond en dat de menselijke waardigheid er hoog stond aangeschreven." Rest de vraag of eeuwen na dato het gebaar van een Spaanse gene raal te duiden is als een uitdruk king van universele menselijke waardigheid. Of waren de plicht plegingen tussen Justinus en Spi nola van het soort dat de wereld in 1991 nog zag toen de Amerikaanse generaal Schwarzkopf de Iraakse overgave aanvaardde? Vosters' zoektocht naar een verklaring heeft hem onder meer teruggevoerd naar 17 oktober 1946. Op die datum, de dag na de terechtstelling van de veroordeelden in de Neurenbergse processen, drukte het Madrileense dagblad ABC, indertijd Franco- en koningsgezind, onder de kop Over winnaars en Overwonnenen afbeel dingen van vier schilderijen af: De Overgave van Granada, Het Be zoek van Karei V aan zijn tegen stander Frans I, De Kapitulatie van Bailén op 19 juli 1808 en Las Lanzas. Onderaan dezelfde bladzij de: 'Gisteren werden de te Neuren berg veroordeelden terechtgesteld'. „Puur misbruik van het Breda-mo tief om de geallieerden in een kwaad daglicht te stellen," meent Vosters. „Je kunt over de nazi's niet als dappere overwonnenen spreken. Tegen het eind van de oorlog onttrok Hitier nota bene SS'ers aan de krijgsdienst om althans een van zijn idealen te verwezenlijken: de uitroeiing van het joodse volk." „De edele trekken van de mensheid komen in het geding zodra er een huilerig soort nationalisme opdoemt. Als 'wij zijn altijd door die en die onderdrukt' de boven toon voert, dreigen Servische uit barstingen." Uit Vosters' boek: „In de lappende ken van Europese staten krijgen dezelfde feiten verschillende bete kenis, want de volksheld van de ene staat is de tiran van de andere en de nederlaag van de ene is de overwinning van de andere, waar bij vergeten wordt, dat er in feite alleen maar verliezers waren en dat de allergrootste verliezer de verke ken kans op het verenigd Europa was." „Wil het ooit iets worden met de Europese gemeenschap, dan zal men van de kolen- en staalversnel ling moeten overschakelen op de culturele versnelling, die de werke lijke eenheid achter protectionisti sche oorlogen zal zichtbaar maken, zoals het verheerlijkt gelaat van Christus zichtbaar werd in de zweetdoek van Veronica. Een triomf van zelfbeheersing boven de wraaklust, die meer dan waar ook ter wereld hoort te worden her dacht in de stad van Las Lanzas." Aldus trekt Vosters de verleidelijk ste conclusie, namelijk dat het gebaar van Spinola, de generaal in Spaanse dienst, de triomf van de zelfbeheersing boven de wraaklust uitdrukte, en dat juist die geste Breda de mooiste nederlaag uit de krijgsgeschiedenis bezorgde. De auteur zou die nederlaag het liefst herdacht zien met een opvoe ring van Calderóns toneelstuk, dat hij met het oog daarop 'bekkend' in vlotte zinnen, heeft vertaald. Aangezien het jaar 2025 nog ver weg is, heeft hij een andere datum voor de première in gedachte: de opening in 1995 van de nieuwe schouwburg in Breda. Misschien verzoent een dergelijk gebaar de voor- en tegenstanders van de bouw van dat theater met elkaar. Dr. Simon Vosters (1925, Teterin- gen) is neerlandicus en hispano loog: kenner van de Nederlandse en Spaanse taal, kunst en cultuur. Hij was hoofdmedewerker Spaans aan de Rijksuniversiteit Gronin gen en professor aan de University of British Columbia te Vancouver, Canada. Thans is hij zelfstandig wetenschappelijk onderzoeker. Het Beleg en de Overgave van Breda in geschiedenis, litteratuur en kunst is de titel van het drie luik dat hij onlangs heeft voltooid. Het eerste boek gaat over de geschiedenis van het Breda-mo- tief. Deel twee bevat de literatuur lijst, het notenapparaat en regis ter. In het derde deel geeft de auteur naast de Spaanse tekst de vertaling van het toneelstuk El Sitio de Breda ofwel Het Beleg van Breda van don Pedro Cal derón de la Barca (1600-1681). Het meer dan kloeke cultuur-his torische werk ligt momenteel op het bureau van stadshistoricus Marcel Duijghuisen. De Gemeen telijke Archiefdienst van Breda wil het boek op korte termijn, in kleur geïllustreerd uitgeven. Publicatie is deels nog afhankelijk van een langere lijst met inteke naars dan de huidige. Bovendien zou een grotere belangstelling de uitgave bespoedigen. Het drieluik kost honderd gulden. De totstandkoming van het werk is een verhaal op zich, waarover de auteur, die sedert zijn vertrek uit Vancouver weer in zijn geboor tehuis woont en een opvallende voorkeur aan de dag legt voor sportschoenen en college-petten, in zijn voorwoord noteert: „Of schoon ik min of meer voorbes temd was een boek als dit te schrijven, geboren als ik ben bin nen de grenzen van wat men tegenwoordig Breda noemt en niet ver van de plaats waar de Overga ve moet hebben plaatsgehad, was de aanleiding daartoe toch min of meer toevallig. Het was een Spaans gedicht over Breda ter plaatse geïnspireerd, nadat de stad in 1952 het zevenhonderdjarig bestaan van de stadsrechten had herdacht. Aangezien ik de dichter kende en hij het poeemgeheel onverdiend aan mij had opgedra gen, besloot ik er een vertaling van te publiceren, die van een korte inleiding was voorzien. Intussen naderde het derde eeuwfeest van Velazquez' dood (1960) en de korte inleiding begon uit te groeien tot een reeks artikelen..." Vosters somt voorts de plaatsen op waar hij de bronnen vond voor zijn studie: de universiteitsbiblio theken te Amsterdam, Dublin, Gent, Groningen, Leiden, New York, Nijmegen, Oxford, Utrecht en Vancouver, de Nationale Bibli otheken te Madrid, Parijs en Wenen, de Koninklijke Bibliothe ken te Brussel, 's-Gravenhage en Stockholm en nog zo'n dertig andere instellingen in onder meer Venetië en het Vaticaan. Kortom, aan de voltooiing van het drieluik is een speurtocht van veertig jaar in de archieven van de wereld vooraf gegaan. «tij pmmrf 'fiT 1/ Dr. Simon Vosters: ...min of meer toevallig... foto de stem/johan van gurp

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1993 | | pagina 25