weekend
n
Hel koloniaal verleden
Nergens hebben
Hollanders zo
huisgehouden,
nergens ook
werd de bevolking
zo trouw
We zijn op Ambon,
het meest
problematische
deel van onze
ex-kolonie
in de Oost
de stem
zaterdag 22 mei 1993
Precies 400 jaar geleden begon de
Nederlandse koloniale expansie.
Die kreeg in de verschillende
landen waar Nederlanders zich
vestigden per land een eigen
gezicht. Verslaggever Rob
Ruggenberg en fotograaf Piet den
Blanken reisden naar enkele
bekende, maar vooral ook minder
bekende plaatsen die een
belangrijke rol speelden in de
koloniale geschiedenis. Het werd
een zoektocht naar de relatie
tussen vroeger en vandaag. Over
hun bevindingen berichten zij in
een reeks artikelen. Vandaag
aflevering 3: Ambon.
Door Rob Ruggenberg
Buiten gonst de tropen
nacht. Zachte klopjes
op de deur van de ho
telkamer. Hij glipt bin
nen: een kleine, argwa
nende, schuwe man,
ongeveer zestig jaar oud. Eerst
doorzoekt hij de kamer op afluis
terapparatuur. Zelfs het bed moet
ondersteboven. Daarna wil hij niet
bij de deur zitten en evenmin bij
het raam. Hij schuift half onder de
tafel op de grond. Omdat hij ook
nog fluistert, is hij nauwelijks te
verstaan. We zien dat hij werkelijk
doodsbang is. Is dit nu 'de leider
van de RMS, de dappere onder
grondse verzetsbeweging van de
Zuid-Molukken?
We zijn op Ambon, het meest pro
blematische deel van onze ex-kolo-
nie in de Oost. Nergens hebben
Nederlanders zo beestachtig huis
gehouden als hier, nergens ook
werden de bewoners zulke trouwe
aanhangers van compagnie en ko
ning.
En nergens wordt dezer dagen zo
veel, zo vaak en zo gul naar ons
gelachen en gezwaaid als in de
kampongs van Ambon. Onderweg
glundert iedereen ons toe, van de
vrouwen die de was ophangen tot
aan de straatwerkers die met schep
en bezem de wegen asfalteren.
Die middag, met de voeten in de
branding voor het oude Kasteel
van Verre, met de geur van kruid
nagelen in de neus, had een oude
Ambonees ons met hartstocht in
zijn stem toegeroepen: „Wij willen
dat jullie terugkomen. Die Javaan
se bezetters, die nieuwe kolonialen,
moeten hier weg. De Hollanders
moeten terug!"
Van het vrijheidsstreven van de
Zuidmolukkers kenden wij alleen
de prestaties van hun in Nederland
woonachtige broeders. Gijzelingen
van Nederlandse treinpassagiers en
schoolkinderen leken ons niet echt
geschikt om hier op Ambon een
Republik Maluku Salatan tot stand
te brengen.
Bovendien leefde dat ideaal van
Republiek der Vrije Zuid-Moluk
ken op Ambon nauwelijks meer,
was ons verteld.
Maar daar bij het Kasteel van
Verre, Neerlands allereerste fort in
de Oost, in 1599 gebouwd van
koraal, kalk en veel bruine suiker
(om de specie te doen plakken), had
die oude Ambonees ons van het
tegendeel verzekerd. En hij had
beloofd ons die avond in contact te
brengen met de leider van het ge
heime Molukse verzet.
Op de weg terug had de oude man
in het busje alle liedjes gezongen
die hij nog uit het hoofd kende:
"Drie kleine kleutertjes', 'Waar de
blanke top der duinen schittert in
de avondgloed', enzovoorts. Hij
zong de hele bundel. Wij werden
zeer overtuigd van zijn heimwee
naar de Nederlanders.
Die avond in onze hotelkamer ver
telt die doodsbenauwde RMS-lei-
der, weggekropen onder de tafel,
een zó fantastisch verhaal, dat we
het nauwelijks serieus kunnen ne
men. Hij zegt dat de Indonesische
president Suharto samenspant met
de Chinezen om de Molukkers hun
land en hun identiteit te ontnemen.
„Chinezen infiltreren in onze Mo
lukse organisaties, in onze kerkge
nootschappen, in de handel, ze ne
men zelfs Molukse namen aan,"
fluistert hij. „En als Chinezen mer
ken dat een Molukker de RMS-ge-
dachte aanhangt, wordt hij vergif
tigd."
Wegwerkers op Ambon, precies op de plaats waar Nederlanders bijna vier eeuwen geleden voor het eerst voet aan wal zetten.
Het heimwee naar ons
FOTO'S PIET DEN BLANKEN
„Onze huidige generatie leert op
school dat jullie slechte mensen
waren die ons land inpikten, sla
vendrijvers die ons volk uitbuitten.
In Indonesië leven nu nog oude
mensen die ook de goede kanten
van de Nederlanders kenden en die
aan hun kinderen doorvertellen.
Maar als die oude mensen straks
dood zijn, leren we alleen nog maar
over de slechte dingen. De nieuwe
generatie zal beslist minder vrien
delijk zijn tegen u."
We praten op de Theologische
School van Ambon, waar ze les
geeft. Vorig jaar is ze voor het eerst
in haar leven in Nederland ge
weest. Ze heeft er haar ogen uitge
keken. „In Nederland zijn de ker
ken leeg. Soms zitten er maar tien
mensen. Hier preek ik bijna altijd
voor volle kerken."
Van een band met de vroegere
moederkerk - de Gereformeerde
kerk in Nederland - merkt ze niets
meer, sinds Suharto een stop zette
op de komst van Nederlandse zen
delingen en missionarissen. „Ze
mogen nog wel komen, maar dan
uitsluitend werken als leraar En
gels of zo. Daar hebben de Neder
landers kennelijk geen zin in."
Ze vertegenwoordigt duidelijk dat
deel van de Molukkers dat weinig
brood ziet in een eigen vrije repu
bliek. Het woord RMS mag hier op
Ambon nog steeds niet worden uit
gesproken, daarom steekt ze drie
vingers op als ze Republik Maluku
Salatan bedoelt. „Dat drieletter
woord leeft hier niet meer," zegt
ze. Ze zwijgt als ze hoort dat we
mensen gesproken hebben die nog
vast in dat ideaal geloven.
In Nederland was ze verbijsterd,
zegt ze, door de verbetenheid van
de Molukkers daar. „Oei! Vooral in
Assen schrok ik ervan, al die jonge
mensen, kinderen soms nog, zo fa
natiek. Overal zag ik ylaggen met
die drie letters erop, soms zelfs in
hun slaapkamers."
Ze zegt: „In Nederland vroegen die
jongeren me steeds wat ik ervan
vond. Nou, zei ik dan, prachtig
hoor, ga vooral zo deor. Maar, zei
ik dan, stel je voor dat die drie
letters van jullie er ooit echt ko
men, weet je dan wel dat hier geen
kaas is, en geen friet, en dat je hier
geen auto kunt rijden en dat je
hard zult moeten werken, in het
bos houthakken?"
„Dan keken ze me een beetje raar
aan. En dan zei ik: en als je bij ons
op Ambon niet werkt, krijg je heus
geen geld hoor, zoals hier. En dan
vroeg ik: hoe veel ingenieurs heb
ben jullie al? En hoe veel economen
en hoe veel juristen? Want die heb
je allemaal nodig, hoor, voor dat
drieletterding van jullie. En dan
zeiden ze meestal niet veel meer."
Haar pretoogjes stralen.
Maar toch denken wij terug aan die
nacht met die bange man, wegge
doken onder de tafel in onze hotel
kamer. Smekend, bereid zich aan
iedere strohalm vast te grijpen,
zelfs als die kwam in de vorm van
Nederlandse journalisten. „Straks
zijn de Molukken helemaal Javaans
en Chinees," zei hij. „Wij willen u
terug. Alsjeblieft, kom terug, voor
het te laat is."
tegendeel.
FOTO FOTOPERSBURO DIJKSTRA
onie, caritas, Vincentiusvere-1
helpen waar ze kunnen. I
r~hoeveel veren kunnen ze la-|
hebben rijkere en arme vere-
igen," zegt de heer Schouten
Vincentius Nederland. „Pro-
ntse diaconieën hebben op
jaarlijkse begroting altijd de
individuele hulp gehandhaafd,
t je kon maar nooit weten,"
It mevr. Burggraaf. „We kun
de aanvragen nu nog net hol
ten," aldus de heer Roelofs van
Vincentiusvereniging in Breda
zijn inkomsten haalt uit de
;oop van kleding, meubelen en
ten.
ierkte financiële middelen is één
Iets anders is of de kerken
i in geweten verplicht voelen
structureel gaten in de sociale
erheid te dichten die de politiek
de maatschappij nu slaan? Nee
Wie je er ook over aanspreekt,
kerkelijke hulporganen spre-
dezelfde taal: zij weigeren ten
ncipale die sociale verantwoor-
ijkheid weer over te nemen,
lpen onder protest' is het kerke-
te parool. De maatschappij en de
itiek op hun huid blijven zitten,
niet aflatend onder de neus
ij ven dat ze onrecht begaan als
■deburgers gebrek moeten lijden.
'e moeten ons het afnemen van
solidariteit in de samenleving
;t laten aanpraten. Dat probeer
politiek op het ogenblik name-
r te doen," zegt de heer Teunis-
i van de Generale Diakona
ad. Een tegenbeweging vorm'
or de strijd van wao-ers en b.
mdsvrouwen voor hun rechten I
lpen versterken: dat is het beel
n diaconieën en caritasinstel!"1
n. t',
In mensen helpen hun rechten
ilding te brengen," vult drs.
?rry van de Diocesane Raad vo
iakonie in het bisdom Breda aa
ij wijst op het gegeven dat soa j
rerheidsfondsen geld overhou j
ndat rechthebbenden er niet 1
jmen. Niet omdat ze het geld n u
)uden willen, maar omdat ze j
eg langs al die verschillende
etten voortijdig kwijtraken
aarom bot vangen. Perry
:ert vrijwilligers van de cab,ta'
arochies om samen met beia
ebbenden strijdlustig de
mgs de loketten van de s;oc
ekerheid te maken. Strijdlu
rant Perry aarzelt niet hen
oodschap mee te geven: „Ga
en voor de loketten zitten
laak ze het maar zuur." M ari
Vaar mogelijk nood lenigen-
>ondgenootschap in plaats van
leling, opkomen voor hun b
jen, armoede blijven aanklage I
inrecht: vooral zó vullen de K J
inno 1993 in onze contreie l
ivangelische opdracht ?jnelden|
,e hebben voor armen, mis'de '3
;n hulpbehoevenden. Op de
ijke bijeenkomst 'Armoede
e', door 'De arme kant van
.and' vorige maand in Utree
egd, was de helft van de aa
jen niet kerkelijk gebonden.
Als wij van ons ongeloof blijk ge
ven, noemt hij de namen van RMS-
leiders als Passanera, Soumoukil
en Pelopassy, die plotseling, zonder
enige aanleiding, zouden zijn ge
storven. Op sombere toon: „Op
Ambon zijn alle dokters, verpleeg
sters, apothekers en restauranthou
ders Chinezen. Zo kunnen ze ons
gemakkelijk vergiftigen. Als uit
komt dat ik dit aan u vertel, zal ik
ook moeten sterven."
Hij zwijgt. Zegt dan: „Nou begrijpt
u toch zeker wel waarom wij aan
buitenstaanders altijd zeggen dat
de RMS dood is?"
Het heeft, zegt hij, allemaal te
maken met de haat die de Indone
sische president koestert tegen Ne
derland en het Westen. „Suharto
weet dat wij Molukkers onze eilan
den willen opengooien voor de Ne
derlanders en de Amerikanen. Die
mogen hier zo militaire bases bou
wen, dat vinden wij prima. Maar
eerst gooien wij alle Javanen en
Chinezen eruit."
Hij merkt onze skepsis en doet er
nog een schepje bovenop: „Onze
mensen op Seram hebben goud
ontdekt, maar die vindplaatsen
houden we geheim voor de Indone-
sische regering. Als Nederland te
rugkomt, zullen we het u graag
vertellen. Nederlanders hadden al
tijd een goed hart voor ons. Ze
hebben ons alles geleerd wat we nu
weten. Dat vergeten we nooit."
lf Mi
f et de gewapende strijd
voor de RMS wil het on
dertussen nog niet erg
Llukken, erkent hij. Dat
komt ook doordat een geheimzinni
ge onderzeeboot die twee jaar gele
den bij Seram wapens voor de RMS
had moeten brengen, na een kenne
lijke communicatiefout bij het sei
nen weer onder water is verdwe
nen.
Derhalve beperkt de RMS-strijd
zich nu tot het verboden hijsen van
de RMS-vlag op de 25e april. Dat
was, in 1950, de datum waarop de
Vrije Republiek der Zuid-Moluk
ken werd uitgeroepen - waarna een
guerrilla volgde, die uiteindelijk,
na ruim een jaar, door de Indone
siërs werd neergeslagen.
Dat geheime, ceremoniële vlaghij-
sen speelt zich nu jaarlijks af op
afgelegen kampongs zoals Karan-
panjang op Ambon, Kaibobu op
Seram en Haria op Saparua.
„Vooral daar, op het eiland Sa
parua, wonen de koppigste RMS-
aanhangers van heel de Moluk
ken," zegt hij.
Dus varen wij op een bewolkte dag
op een kleine, houten veerboot
naar Saparua. De zee is spiegel
glad, dolfijnen springen wel een
meter hoog boven het water uit. De
eerste Saparuaan die we ernaar
vragen, bevestigt onmiddellijk
trots dat in zijn dorp elk jaar de
RMS-vlag wordt gehesen.
nagelaanplant op alle andere eilan
den.
Op Ambon zien we het on
voorstelbare in beeld ge
bracht. Oude gravures to
nen Coens hongi ofwel
coracora-vlook een schrikaanja
gend smaldeel van soms wel hon
derd oorlogsprauwen, bemand met
Nederlandse en Duitse huurlingen,
jonge Ambonezen, Japanse beulen,
Afoerese koppensnellers, Afrikaan
se krijgers - en wie nog meer bereid
was om als moordenaar mee te
gaan.
Jaar na jaar voeren deze vloten
rond en waar de soldaten aan land
gingen, vernietigden ze niet alleen
alle kruidnagelbomen, maar ook de
kokospalmen en sagopalmen, die
het volksvoedsel moesten opleve
ren. Wie zich verzette werd gedood.
De eilanden raakten ontvolkt. In
1665 bracht een zekere Arnold de
Vlaming de finishing touch aan.
Hij maakte het Ambonese schier
eiland Hoamoal tot een woestenij
en 'verwijderde' alle twaalfduizend
inwoners.
Hoamoal staat nog altijd bekend
als een luguber oord, bewoond
door geesten en spoken. En 'Vla
ming' geldt hier als een scheld
woord.
Maar de VOC had het absolute
monopolie in handen. Vanuit Am-
bon voorzag de compagnie de we
reldmarkt van specerijen. Pas rond
1800 lukte het Britten en Fransen
om kruidnagel-zaailingen uit Am-
bon te smokkelen en deze op Zan
zibar en het daarbijgelegen eiland
Pemba tot bloei te brengen.
Hoe verbazingwekkend is het toch
.dat de Ambonezen nog zo vriende
lijk tegen ons zijn. „Maar dat gaat
veranderen," waarschuwt Els
Tarumasely. Ze is domina in de
Protestantse Molukse Kerk. De do
mina is ongeveer vijftig jaar oud,
ze heeft mooi grijs, krullend haar
en vrolijke ogen.
Ze is Molukse, ze kent Nederland
een beetje en ze vergelijkt de rela
tie tussen ons en Ambon met een
fles reukwater waar de dop af is.
De geur vervliegt, zegt ze. De aan
de hondetrouw grenzende vriend
schap van de Ambonezen voor de
Nederlanders is een uitzondering
aan het worden.
Hij barst los: „Wij haten de Java
nen die onze eilanden ontbossen en
kaal en leeg achterlaten. Wij haten
de Javanen die onze mensen van de
Teong Nila Serua-eilanden wegstu
ren omdat daar zilver, goud en
bauxiet is gevonden. Wij haten de
Javaanse boeren die op Seram onze
grond in bezit komen nemen. Wij
haten de Javanen die ons domine
ren, ons onderdrukken en hoge be
lastingen eisen. Het is diefstal, het
is nieuw kolonialisme en het is
erger dan het onder de Hollanders
was."
We vragen naar voorbeelden. Hij
zegt: „Toen de Hollanders hier wa
ren, verdiende iemand die een uni
form droeg een goed salaris. Als je
arm was, ging je naar zo iemand
toe en vroeg je om geld. Nu is het
andersom. De geüniformeerden
verdienen zo weinig dat ze aan de
armen om geld Vragen. Een agent
wil 5000 roepiah voor benzine. Hij
betaalt me nooit terug."
Een jongetje brengt ons naar het
geboortehuis van de Indonesische
vrijheidsheld Thomas Matulessy,
bijgenaamd Pattimura, die in de
vorige eeuw dapper maar vergeefs
tegen de Nederlanders vocht. In het
huis wordt in een glazen vitrine
kast de kleding bewaard, waarmee
hij in 1817 het Nederlandse Fort
Duurstede op Saparua aanviel.
In de kamer daarnaast hangt nog
altijd het vonnis dat fiscaal Robert
Henny Cateau van Rosevelt vervol
gens over Pattimura en zijn vrien
den velde. Ze moesten 'door beuls-
handen met den koorde worden
gestraft, dat er de dood na gevolge,
waarna de doode lichamen naar
buiten zullen worden gebracht en
in een ijzeren kooi opgehangen
worden aan de buiten-galge, opdat
hun vleesch ten prooi zij aan de
lucht en het gevogelte des hemels,
zoodat als hun gebeente tot stof zal
verkeerd zijn, dit hun nageslacht
met afgrijzen vervullen zal voor
hunne gepleegde gruwelen.'
Wie denkt dat zoiets ongebruike
lijk was, heeft de verkeerde boeken
gelezen. Toen Nederlandse zaken
lieden in 1602 de Verenigde Oost-
Indische Compagnie oprichtten,
brachten zij in de Molukken een
terreur op gang die nauwelijks er
gens mee te vergelijken is. Officieel
heette het extirpatie. Een mooi
woord, maar het betekent gewoon
uitroeiing.
Jan Pieterszoon Coen begon ermee.
Als gouverneur-generaal pakte hij
in 1621 eerst de Banda-eilanden
aan die, tegen het verbod van de
VOC in, ook nootmuskaat bleven
verkopen aan Portugezen en Brit
ten. Deze eilanden vormden toen
de enige plek ter wereld waar deze
gezochte specerij voorkwam. Wie
Banda had, had het monopolie.
Coen arriveerde met 2000 man
troepen en ontvolkte de Banda-ei-
landen, zoals hij het noemde. Zes
Japanse beulen hakten de hoofden
van alle 44 dorpshoofden af, waar
na de jacht op de andere eilandbe
woners werd geopend. Slechts 300
wisten in prauwtjes te vluchten.
Maanden later nog werden duizen
den lijken in de binnenlanden van
de eilanden aangetroffen.
Vervolgens nam Coen de herbevol
king ter hand. Hij verdeelde de
nootmuskaatboomgaarden in per
ken, elk vijftig bomen groot, en gaf
die aan VOC-getrouwe perkeniers
die zich op Banda mochten vesti
gen. Ze kregen slaven en lijfeigene-
nen toegewezen, en ze moesten hun
noten tegen een vaste prijs aan de,
VOC verkopen - een stelsel dat tot
1864 heeft gefunctioneerd.
Daarna stelde Coen (hij werd bij
ons vooral bekend door zijn uit
spraak 'daer in Indiën is wat groots
verricht') voor de VOC het wereld
kruidnagelmonopolie veilig.
Niet voor niets dringt bij ons bij
het Kasteel van Verre de lucht van
kruidnagelen in de neusgaten.
Want Coen concentreerde de teelt
daarvan hier op Ambon, het enige
eiland dat hij min of meer contro
leerde. Twee maatregelen nam hij
om dat voor elkaar te krijgen. Ten
eerste verplichtte hij elk Ambonees
gezinshoofd om tien kruidnagel
boompjes aan te planten. Ten twee
de vernietigde hij de totale kruid-
De handel in specerijen in de Molukken is voor een belangrijk deel in handen gekomen van Chinezen.