DagMal
'BINNEN DE KYP HADDEN WE
MEER KUNNEN VERANDEREN
DE 'LANGE, HETE ZOMER' DIE NIET KWAM
Erik Jurgens vindt het nu onverstandig dat de PPR zich afsplitste
Parijs is voor de Nederlandse vakbonden in mei 68 ver weg
OP DE MAN
WOLFGANG NEUSS
KVP
RADICALE STROMING
CALS
ONVERSTANDIG
SCHOUDERS
ERONDER
STEUNPILAAR
IVOREN TOREN
DOEMDENKERS
MERTENS
HOOGTIJDAGEN
VOORBIJ
WEER
PRESSIEGROEP
FAMILIE DOORSNEE
j DE PIL
ZATERDAG 1 MEI 1993
(Door David van der Houwen)
Erik Jurgens was universi
tair docent toen studenten
in '69 het Maagdenhuis be
zetten. In die functie heeft
hij destijds geprobeerd een
eind aan de actie te maken.
Het was niet de eerste keer
dat Jurgens in de jaren zes
tig turbulente tijden mee
maakte. Een jaar eerder
was hij namelijk als KVP'er
nauw betrokken bij de op
richting van de PPR.
„We waren in die tijd ontzettend
bezig. Speak-ins, sit-ins, demon
straties. Er was altijd wel wat."
Erik Jurgens overwon in al die
drukte zelfs zijn hoogtevrees. De
docent staatsrecht aan de Univer
siteit van Amsterdam klom langs
een wankele ladder in 1969 het
door studenten bezette Maagden
huis in. „We hebben toen gepro
beerd een eind aan de actie te
maken, maar de bezetters wilden
niet naar ons luisteren. Er hing
daar toen een merkwaardige
sfeer, er was geen openheid meer.
Ze zaten al te lang bij elkaar."
Jurgens ging niet naar het Maag
denhuis als afgezant van het uni
versiteitsbestuur. Hij en zijn col
lega's voelden zich wel degelijk
aangesproken door de geest van
de tijd. Maar zo'n bezetting, dat
ging ze net een stapje te ver.
„Maar waar het ze uiteindelijk om
ging, ook iets te zeggen krijgen
binnen de universiteit, daar ston
den we als groep docenten wel
achter. Het gebrek aan medezeg
genschap was niet alleen een zaak
van de studenten maar ook van de
medewerkers. We maakten een
nieuwe opzet voor het universitair
onderwijs, discussieerden over de
wijze van lesgeven, lazen boeken
die we anders nooit gelezen zou
den hebben."
Soms ging het Jurgens toch te
hard. „Het was ook allemaal zo
persoonlijk, zo op de man ge
speeld. Sommige mensen zijn er
compleet aan kapot gegaan, net
als in de toneelwereld na de Actie
Tomaat. Jongelui kunnen soms zo
hard zijn. Nu ook nog. Als je
hoort wat voor discriminerende
opmerkingen kinderen tegen el
kaar maken, vreselijk."
Erik Jurgens - nu Tweede Kamer
lid voor de PvdA - is telg uit, wat
hij zelf noemt, een typisch Bra
bantse regentenfamilie. Zijn voor
ouders legden in Oss de basis voor
het voedingsmiddelenbedrijf Van
den Bergh en Jurgens, een van de
bouwstenen van het Unilever-
concern. Hij werd in 1935 geboren
in de buurt van Hamburg, ging op
school in Londen en Zeist en
studeerde in 1960 af in Amster
dam. Hij werkte daarna aan de
universiteit en bij het ministerie
van Buitenlandse Zaken.
Jurgens zag nog geen duidelijk
toekomstbeeld voor zichzelf. Hij
besloot het 'familieconcern' maar
eens te proberen en kon als mede
werker terecht bij Unilever-
Duitsland. Daar werd langzaam
maar zeker de kiem gelegd voor
de breuk met het traditioneel-
katholieke milieu waarin hij vol
wassen was geworden.
„Halfverwege de jaren zestig wer
den ook in Duitsland maatschap
pelijke veranderingen zichtbaar.
Ik was erg onder de indruk van de
ironie van de cabaretier Wolfgang
Neuss, die daar optrad. Achter
hem, op het podium hing een
gigantisch bord met het opschrift
'Wir schaffen es auch ohne Waf-
fen-SS'. Maar als je dan de vol
gende dag daarover op het bedrijf
wilde praten, dat kwam dat niet
over. Die sfeer leefde daar niet.
Terwijl ik juist betrokken wilde
raken bij wat er in de maatschap
pij aan het gebeuren was."
Jurgens kreeg pas goed contact
met de sfeer van verandering en
vernieuwing aan de Universiteit
van Amsterdam. „Al moet ik zeg
gen dat het toch wel even duurde
voordat je in de gaten had'wat er
ging gebeuren. Dan dacht je, wat
is hier nu weer aan de hand.
Tenslotte kwam ik uit een gebor
gen milieu. Eerst was er nog spra
ke van een duidelijke aversie, bij
voorbeeld tegen de gebeurtenissen
rond het huwelijk van Beatrix en
Claus. Maar ik voelde me wel
goed thuis in de groepen die zich
vooral met het milieu bezig hiel
den."
Hij kon zich uitleven in de Com
missie Mansholt, die in 1971 een
op Nederland gerichte 'vertaling'
publiceerde van het een jaar eer
der verschenen rapport van de
Club van Rome.
Intussen was Jurgens ook politiek
actief geworden. Het besturen had
hij een beetje van thuis meegekre
gen. Maar de behoefte om daad
werkelijk iets te gaan doen ont
stond in 1962 toen de Hervormde
Synode een rapport uitbracht
waarin het gebruik van kernwa
pens als onaanvaardbaar werd
bestempeld. Het kiezen van een
partij vormde geen probleem. Dat
werd natuurlijk de Katholieke
Volkspartij.
Jurgens maakte snel carrière en
kwam als voorzitter van de kies
kring Amsterdam in het partijbe
stuur terecht. Wat hij daar zag en
hoorde, beviel hem maar matig.
Hij ergert zich nog aan het feit
dat de KVP weigerde in te spelen
op de pauselijke encycliek Popu-
larum Progressio van Paus Paulus
VI over ontwapening. „Het is toch
gek dat notabene de PSP die
standpunten ging vermenigvuldi
gen en verspreiden."
Samen met anderen - onder wie
Ruud Lubbers uit Rotterdam -
vormde hij binnen de KVP een
radicale stroming. Ook in de twee
andere grote christelijke partijen,
de ARP en de CHU, gistte het.
ARP-voorzitter Berghuis voelde
zich ook aangesproken en wees
zijn partijgenoten op de radicali
teit van het evangelie. Dat sprak
de jonge criticasters wel aan. Ze
noemden zich voortaan 'christen
radicalen'.
Niet alle katholieke politici waren
blij met die vernieuwingsdrift.
Maar er mocht gediscussieerd
worden. Binnen de partij vormden
zich vier groepen - van uiterst
behoudend tot radicaal - die el
kaar op menige debatingavond
verbaal te lijf gingen. Maar ze
vonden elkaar niet. Integendeel,
er ontstond een steeds grotere
onderlinge verd wij dering. De ra
dicalen werden openlijk beschul
digd van 'onregelmatig handelen'.
Dit in tegenstelling tot de ARP,
waar men ondanks alle menings
verschillen toch 'mannenbroeders
onder elkaar' bleef.
Op 27 februari 1968 barstte de
bom. De radicalen uit de drie
christelijke partijen vergaderden
in Hotel Terminus, tegenover het
Centraal Station in Utrecht. Ze
konden met de eerste trein naar
huis. Pas tegen vijf uur vielen er
besluiten. De ARP'ers en CHU'ers
bleven binnen hun partij, maar
vier Tweede Kamerleden van de
KVP namen afscheid van hun
fractie.
„Rationeel was ik tegen uittreding
maar emotioneel niet. En in die
sfeer kwam je niet meer toe aan
een rationele keuze. De vraag
was: blijf je bij je vrienden? Nou,
zo'n keuze is voor mij heel gemak
kelijk."
Erik Jurgens (tweede van rechts)
met onder meer Bas de Gaay-
Fortman en Dolf Coppes. foto anp
De Politieke Partij Radicalen was
geboren. Maar niet onder een
goed gesternte.
„Oudpremier Cals zou leiding
gaan geven aan de nieuwe groepe
ring. Dat had hij beloofd. Maar
uiteindelijk deed hij het niet. We
hadden aanvankelijk gedacht dat
veel meer mensen ons zouden vol
gen. We rekenden op een I
ring van de KVP. Maar we i
geen sterke, aansprekende lei
die een groot publiek kof
trekken. Ook de NKV, de 1
lieke vakbeweging, gaf ons nil
volledige steun waarop wef
den gehoopt. We rekenden!
vankelijk op minstens vijftiej
tels. Maar groter dan zeven z]
nooit geworden."
Zelf zat hij van 1972 tot 19j
de Tweede Kamer.
Tien jaar geleden verliet Ju|
de PPR. Het besluit van een r
derheid van zijn partijgenote:!
de toekomst vooral te zoekj
samenwerking met andere i
partijen, links van de PvdA,|
voor hem de doorslag.
„Al die inzet, zonder dat hetl
zoden aan de dijk zette. DatI
me te veel. Misschien ben ik J
voor te bestuurlijk ingesteld."
Hij was en is nog steeds fel
voorstander van een progresj
volkspartij, een samengaan!
PvdA en D66. Zelf koos hij I
het lidmaatschap van de PvdJ
1990 keerde hij voor die
terug in de Tweede Kamer, j
eindelijk bleef er één genoeg]
ning over. De KVP had ooit i:|
eentje net zo veel zetels
CDA nu.
Achteraf gezien vindt Jurgensj
vertrek uit de KVP onverstas.
„Als we binnen die partij v;J
gebleven, hadden we veel
kunnen veranderen."
Ook zijn persoonlijke loopt
zou er dan waarschijnlijk
merkelijk anders hebben uil
zien. Hij zou dan waarschijrf
steeds politiek actief zijn gebk)
en zeker niet tien jaar lang vi
zitter van de NOS zijn gewf(
„Maar denk nu niet dat ik
heb van die stap in 1968. Iki
toch sindsdien een zeer intei|
sant leven gehad."
Jurgens hoort ook niet bijl
sceptici, die in de samenlej
anno 1993 niets meer terugvii
van wat leefde in de jaren ze
en zeventig.
„Vooral als het gaat om zakei|
openheid en de manier was
mensen met elkaar omgaan,
leven van alledag, is er toch:
blijvend veranderd. Maar het)
dachtengoed van toen staat
onder zware druk. Dat lot
progressieve partijen steeds,
kabinet Den Uyl kreeg kort
zijn aantreden al te maken
een oliecrisis. En nu zit de Pvl
weer in het kabinet en opnie:
moet op grote schaal worden I
zuinigd."
(Door Pieter-Jan Dekkers)
Als in mei '68 de Franse
arbeiders in navolging van
de studenten massaal op de
barricades klimmen, is de
Nederlandse vakbeweging
al een tijdje in hevig ge
vecht gewikkeld met Bauke
Roolvink, de streng-calvi-
nistische minister van so
ciale zaken, over een nieu
we loonwet. De 'knevelwet'.
En knevelen is wel het laat
ste wat de vakbeweging
zich wil laten welgevallen.
En dus belooft het een
'lange hete zomer' te wor
den.
Poen. Dat is zo ongeveer het enige
waar de vakbonden zich halver
wege de jaren zestig nog voor
interesseren. Niks klassenstrijd.
En al helemaal geen hemelbestor
mende plannen om de vermaledij
de kapitalistische maatschappij te
hervormen. Elke arbeider z'n ei
gen auto voor de deur. En of de
heren ondernemers daar maar
voor willen zorgen!
Oud-minister Jaap Boersma, in
die roerige mei-dagen van '68 lid
van de AR-fractie in de Tweede
kamer, lid van het Europese Par
lement en ook nog verbonden aan
het CNV, herinnert zich die apa
thische houding van de Neder
landse vakbonden tegenover de
alom in Europa gehoorde kreet
om vernieuwing nog goed.
„Ik kwam vaak in Straatsburg en
verbaasde me dan over de verha
len van collega's uit andere lan
den over studenten en vakbonden,
die de strijd aanbonden met de
gevestigde orde. Waarom de Ne
derlandse studenten en vakbon
den pas veel later in het geweer
zijn gekomen, weet ik niet. Mis
schien omdat Nederland door de
historie heen nogal eens bij nieu
we ontwikkelingen achteraan
komt."
Parijs is, hoe dichtbij ook, voor de
Nederlandse vakbonden in mei
'68 ver weg.
De oorzaak moet in de directe
na-oorlogse periode worden ge
zocht, schrijft prof. dr. W. Albeda,
AR/CDA, oud-minister van Socia
le Zaken in het meest rechtse
kabinet dat Nederland na de
Tweede Wereldoorlog heeft ge
had, al in 1972. De tijd van de
opbouw, van de schouders eron
der.
De tijd ook van de geleide loonpo
litiek. Buitenlandse waarnemers
hebben zich nogal eens afge
vraagd waarom in Nederland, met
zijn diepgewortelde democrati
sche tradities, de overheid zonder
blikken of blozen een centraal
geleide economie op de samenle
ving kon loslaten.
Regelen, centraliseren, sturen,
plannen ontwerpen, bijsturen,
modellen maken, reguleren, nieu
we plannen maken en, uiteraard,
schipperen. Het zou in een Oos
teuropees volksparadijs niet heb
ben misstaan.
De Nederlander is in de euforie
over de opbouw bereid veel te
laten. We verkopen eerste klas
spullen aan het buitenland en ne
men zelf genoegen met derde
keus. We bieden de voormalige
vijand aan de oostgrens pure
roomboter aan eten zelf margari
ne.
De geleide loonpolitiek. Elk jaar
spreken kabinet, werkgevers en
vakcentrales af met hoeveel pro
cent de lonen mogen stijgen.
Richtsnoer is - dan al - de voor
spelling van het Centraal Planbu
reau over de te verwachten econo
mische ontwikkelingen. En net
zoals vandaag wordt er met die
voorspellingen nogal eens gema
nipuleerd. Ze blijken, achteraf, te
vaak de ondernemers te hebben
bevoordeeld.
Het is een raadsel waarom de
vakbeweging zich die jaren zon
der morren achter het karretje
van kabinet en ondernemers iaat
spannen. Albeda: „Weg is de
vooroorlogse pressiegroep, die de
klassenstrijd nog hoog in het
vaandel had staan. De vakbewe
ging is een steunpilaar voor de
gevestigde orde geworden."
Als het in het begin van de jaren
'60 zelfs de machtige katholieke
Pas twee jaar later neemt de mili
tante en vaak verguisde leider van
de lndustriebond-NW, Arie Groe-
nevelt (links op de foto), de Pa-
rijse fakkel over. foto anp
voorman Romme te gortig wordt,
laat het kabinet de loonteugels
vieren. Maar de geleide loonpoli
tiek werkt nog jaren door, vooral
omdat de vakbeweging zich room
ser dan de paus toont en de werk
nemers niet voorgaat in de strijd
om hogere lonen.
Het zijn vooral de kleine, niet
erkende vakbonden die vanaf '60
steeds hogere lonen bedingen.
Ook gaan steeds meer onderne
mers eenzijdig over tot het beta
len van meer (zwart) loon, omdat
de vraag naar arbeidskrachten
steeds groter wordt.
Albeda noemt dat paradoxaal: het
zijn nota bene de ondernemers in
plaats van de vakbonden die zor
gen dat er bij de arbeiders meer
dan alleen maar brood op de
plank komt. Dat een groter deel
van de welvaartsgroei terecht
komt waar het hoort: bij degenen
die voor een groot deel verant
woordelijk zijn voor die wel
vaartsgroei.
1964 is een keerpunt. Het is dan
ordinair prijsschieten geblazen.
Eindelijk gaan de vakbonden de
strijd met de ondernemers aan.
Nog steeds niet van harte, maar
omdat de leden bij bosjes weglo
pen worden ze wel gedwongen uit
hun ivoren toren te komen. Ge
volg: een loonstijging van ruim 16
procent.
De toenmalige minister van Eco
nomische Zaken Andriessen, de
zelfde van vandaag, ziet de bui
hangen en probeert met een
streng prijsbeleid de schade aan
de economie te beperken ('het re
gende prijsstops, van luiers tot
doodskisten').
Maar het is vechten tegen de bier
kaai. „We zeilden betrekkelijk
snel weg van het na-oorlogse
goedkoopte-eiland naar de latere
goudkust," legt Andriessen later
uit.
Als de vakbonden de smaak een
maal te pakken hebben en de
ondernemers hen geen duimbreed
in de weg leggen (die berekenen
hun hogere loonkosten toch on
middellijk door aan hun klanten)
dendert de loon- en prijstrein on
gehinderd voort, in steeds hoger
tempo. De inflatie wordt nog eens
versterkt door het introduceren
van de prijscompensatie.
De door de dan nog schaarse
doemdenkers voorspelde catastro
fe blijft nog even uit. De economie
bloeit als nooit tevoren, lichte
recessies worden lichtvoetig geno
men en het lijkt wel of de bomen
tot in de hemel groeien.
Dat doen ze niet, en dus is de klap
groot als de eerste massa-ontsla
gen zich aandienen. De inflatie
maakt ook menig slachtoffer.
Duizenden kleine zelfstandigen
kunnen het niet meer bolwerken:
de prijsstijgingen hollen hun vaak
toch al armoedige winsten uit.
Mensen die afhankelijk zijn van
een vast inkomen, kleine spaar
ders, pensioentrekkers, aow'ers,
houden elk jaar minder over.
In die situatie probeert de recht
lijnige minister van Sociale Zaken
Bauke Roolvink op de rem te
trappen. Hij ontwerpt een loon
wet die zo op het eerste gezicht
zeer vakbondsvriendelijk oogt.
In pincipe staat het ondernemers
en vakcentrales vrij om elk jaar
zelf te bepalen met hoeveel pro
cent de lonen mogen stijgen. Rool
vink maakt één uitzondering: als
zich een 'ernstige economische si
tuatie' voordoet krijgt de minister
het recht in afgesloten cao's in te
grijpen.
De vakcentrales zijn des duivels.
Nu eenmaal van de vrijheid is
geproefd kan geen Roolvink die
hen meer afnemen. De zomer
wordt lang en heet, voorspellen
vakbondsbestuurders, als Rool
vink voet bij stuk houdt.
Maar als de Franse arbeiders in
mei '68 hun bedrijven bezetten en
hun directeuren in hun riante di
rectiekamers opsluiten, geven de
Nederlandse vakbonden niet
thuis. En voor maatschappij-her-
vormende plannen zijn ze al hele
maal niet de straat op te krij-
genm, laat staan op de barricades.
Jaap Boersma: „We houden ons
die roerige meidagen met alle
daagse problemen bezig. Het ge
doe met de loonwet van Roolvink
slorpt alle actiebereidheid op.
Niet-materiële zaken worden
slechts door enkele marxistisch-
georiënteerde vakbondsbestuur
ders uitgedragen."
Eind 1968 lijkt het er even op dat
de vakbeweging de koers verlegt.
NKV-voorzitter Jan Mertens heeft
dan ontdekt dat de Nederlandse
economie in feite beheerst wordt
door niet meer dan 200 mensen,
die ook onderling door familie en
andere relaties nauw met elkaar
zijn verbonden. 'De tweehonderd
van Mertens' dus. Een van de
reacties uit het bedrijfsleven te
kent echter de situatie in die tijd:
„Mertens zal zelf wel een van die
tweehonderd zijn."
Pas twee jaar later neemt de mili
tante en vaak verguisde leider van
de Industriebond-NW, Arie
Groenevelt, de Parijse fakkel
over. Zijn bond is de eerste die
beseft dat het jarenlange haasje-
over met lonen en prijzen de con
currentiepositie van het bedrijfs
leven ernstig heeft aangetast, dat
de winsten van de bedrijven
uitgehold en dat het de Ned|
landse werknemer per saldo
veel heeft opgeleverd.
Jaap Boersma: „Het is de IndJ
triebond die zich als eerste baf
toont de komende jaren pas opj
plaats te maken, ja zelfs berei|
een stapje terug te doen.
dan moet wel iederéén
brengen. Dan moeten de sterij
schouders de zwaarste lasten
gen. En moet eindelijk maar:
een begin worden gemaakt
het versterken van de positie:
de vakbonden binnen de onden
ming.
Groenevelt beseft als geen anl
dat de hoogtijdagen voorbij
en dat het beter is je als vakbeij
ging sterk te maken in de bed
ven. Want daar zal in de ja
zeventig de strijd om het best:
moeten worden gevoerd,
loonmatiging? Prima, maar dij
moet dan wel wat tegenffj
staan.
Het kost Groenevelt de ee
langdurige na-oorlogse stak
(metaal), en het NW zijn voor
ter de kop, om de rest van
vakbeweging mee te krijgen.
als het eenmaal zover is geven I
ondernemers niet thuis. Ze blijl
zwarte lonen betalen, zetten val
bonden bij fusies en bedrijfsslj
tingen buitenspel en kopen
beidsonrust af met vierhönd«|
gulden.
Jaap Boersma: „Tot mijn
ergernis stelden de werkgevers i
genover de bereidheid van de'
tale vakbeweging om de loon®]
te matigen, niet veel meer
prijsstijgingen. Wat hebben
ondernemers in Nederland op
moment een kans gemist"!
En die knevelwet?
Eind 1969 komt Roolvink met a
definitieve loonwet naar de WJ
de Kamer en een jaar later wot
het daar behandeld. Een nations]
werkonderbreking van één uur'
de dag dat de Kamer akkoo]
gaat, mag niet baten. De vak'1
weging trekt de consequent]
daarvan en stapt uit alle overlef
organen met de regering.
Eindelijk is de steunpilaar
menig na-oorlogs kabinet Wt1
een pressiegroep geworden.
(Door Frans van Mourik)
Zijn eigen ontwikkeling om-
«riiriift hij als 'van beschaafd
echts naar beschaafd links.'
lij was in 1969 een van de
loofdrolspelers in de bezetting
van de Katholieke Hogeschool
in Tilburg, toen omgedoopt tot
[arl Marx Universiteit. Op
weg naar zijn eigen zestigste
jaar doceert drs. Wim Boer-
,oom daar voor een boterham
iet tevredenheid nog steeds
narxistische economie. Inmid
dels voor een verdubbeld aan
tal doctoraal-studenten. Want
nu het communisme is wegge
vallen, mag marxisme weer.
Communisme is altijd min o;
'leer een bedekte belasting ge
feest voor zo'n cursus," zegt hil
ter verklaring van de plotselinge
populariteit van zijn vak aan wai
tegenwoordig de Katholieke Uni
versiteit Brabant heet.
Studenten kwamen hier met eer
'soort ideologische vooringeno
nenheid, die ze hadden opgedaai
via de media of aan de borreltafel
Marx werd altijd op één hoop
vegooid met het communisme it
Jost-Europa. Ik heb altijd gezegc
lat Marx ook ergens in de Goelaj
lArchipel om zeep zou zijn ge
[bracht. Zijn persoonlijkheid, di«
[je zo mooi kan proeven in zijl
■geboortehuis in Trier, zou niet ii
dat systeem hebben gepast. Al
libertijn was hij er waarschijrilijj
.snel mee in conflict gekomen." j
i„Maar tot voor een paar jaar web
Marx geïdentificeerd met het sta
Jinisme. Reagan bijvoorbeeld ha
-het er na de gebeurtenissen i
'Oost-Europa steeds over dat hé
narxisme was ingestort. Net zoal
lij vroeger beweerde dat het mai;
cisme zorgde voor concentratie
tampen. Ik moest in de college
altijd eerst een stuk aversie ovei
.vinnen bij de studenten. Ik hd
de indruk dat die nu is verdwj
jnen."
l„Het is ineens weer de Marx
de vorige eeuw geworden, die
probeert toe te passen op de acti
aliteit. Hij is weer wat authentic
ter geworden en als ik hem i
ichandel, blijken er steeds we
Aha-Erlebnissen te zijn. Studei
.ten ontdekken ineens dat je rr
[zijn opvattingen ook iets kan
:deze tijd. Dat is het aardige v;
die colleges."
lij blijkt 's'morgens tot zijn grq
enthousiasme in de krant te he
r ben gelezen dat de FNV de fami'
Doorsnee zal laten schieten in
strategie bij de loononderhand
[lingen. Alsof de bond naar Ma
heeft geluisterd, vindt Boerboo.
die erop wijst dat Das Kapital
j ruimte biedt om niet aan ied
individu een kostwinnersvergo
ding te geven. „De FNV probee
dat voor elkaar te krijgen door
werkweek te verkorten," zegt
„Maar de bond had natuurlijk ol
I kunnen zeggen dat man en vroif
maar de helft hoeven te verdien
I als ze allebei een baan hebbl
[Een inkomen per gezin is tenslo*
[voldoende."
Het gesprek over de jaren zes
wordt een soort werkcollege vc
I twee heren. Hij heeft wat voor|
Ireid, zegt hij en hij installeert i
overhead-projector. Hij schetst
I contouren.
„De produktie-stijging in de grj
[industrielanden, die we nu de
noemen, neemt af. Het is het eiij
van de boom-periode, de explosj
ve groei van na de Tweede
reldoorlog. Internationaal wo|
men zich meer bewust van
neo-kolonialisme. In de politie!
het Tet-offensief in Vietnam 1
keerpunt, terwijl je daarnaast!
j verloedering ziet van de Amt
kaanse politiek. King en Bojj
Kennedy vermoord."
1 „Sociaal-cultureel gebeurde
natuurlijk ook een heleboel,
j was de geweldige technische
L vinding van de pil. Die maa
seks los van geboorte, die het
van de vrouw door de eem
heen bepaalde. Het was de
van de hippies en de homo's,
uit hun isolement werden
haald. Economisch waren er'
eerste crisis-tekenen in Ne'
land. Met name in het zuider
de textiel, in de mijnen en in;
I leer."
„In de politiek heerste tot dar
i regenteske. Alle gezag komt
boven. Dat wordt aan de k
gesteld. Door Provo, door
vrouwen, door de studenten.
breekt de pleuris uit. Arbei
eisen medezeggenschap, stu'
ten willen meebeslissen en
wen wensen baas te zijn in
buik. Er zijn dwarsverbindi
tussen al die bewegingen. Ik
net maar de bloei van links
noemd. Het was de tijd va
opkomst van de PSP. Die kre«
kans omdat de PvdA nooit
actiepartij is geweest." L
Boerboom werd een van de
landelijke secretarissen van
PSP met in zijn portefeuille s!
le economie. Een tamelijk
stap voor een goed kathm
zoon van een goed katholiek)
der met een schildersbedrijfjj
dan ook nog één die in zijn