DagMal 'BINNEN DE KYP HADDEN WE MEER KUNNEN VERANDEREN DE 'LANGE, HETE ZOMER' DIE NIET KWAM Erik Jurgens vindt het nu onverstandig dat de PPR zich afsplitste Parijs is voor de Nederlandse vakbonden in mei 68 ver weg OP DE MAN WOLFGANG NEUSS KVP RADICALE STROMING CALS ONVERSTANDIG SCHOUDERS ERONDER STEUNPILAAR IVOREN TOREN DOEMDENKERS MERTENS HOOGTIJDAGEN VOORBIJ WEER PRESSIEGROEP FAMILIE DOORSNEE j DE PIL ZATERDAG 1 MEI 1993 (Door David van der Houwen) Erik Jurgens was universi tair docent toen studenten in '69 het Maagdenhuis be zetten. In die functie heeft hij destijds geprobeerd een eind aan de actie te maken. Het was niet de eerste keer dat Jurgens in de jaren zes tig turbulente tijden mee maakte. Een jaar eerder was hij namelijk als KVP'er nauw betrokken bij de op richting van de PPR. „We waren in die tijd ontzettend bezig. Speak-ins, sit-ins, demon straties. Er was altijd wel wat." Erik Jurgens overwon in al die drukte zelfs zijn hoogtevrees. De docent staatsrecht aan de Univer siteit van Amsterdam klom langs een wankele ladder in 1969 het door studenten bezette Maagden huis in. „We hebben toen gepro beerd een eind aan de actie te maken, maar de bezetters wilden niet naar ons luisteren. Er hing daar toen een merkwaardige sfeer, er was geen openheid meer. Ze zaten al te lang bij elkaar." Jurgens ging niet naar het Maag denhuis als afgezant van het uni versiteitsbestuur. Hij en zijn col lega's voelden zich wel degelijk aangesproken door de geest van de tijd. Maar zo'n bezetting, dat ging ze net een stapje te ver. „Maar waar het ze uiteindelijk om ging, ook iets te zeggen krijgen binnen de universiteit, daar ston den we als groep docenten wel achter. Het gebrek aan medezeg genschap was niet alleen een zaak van de studenten maar ook van de medewerkers. We maakten een nieuwe opzet voor het universitair onderwijs, discussieerden over de wijze van lesgeven, lazen boeken die we anders nooit gelezen zou den hebben." Soms ging het Jurgens toch te hard. „Het was ook allemaal zo persoonlijk, zo op de man ge speeld. Sommige mensen zijn er compleet aan kapot gegaan, net als in de toneelwereld na de Actie Tomaat. Jongelui kunnen soms zo hard zijn. Nu ook nog. Als je hoort wat voor discriminerende opmerkingen kinderen tegen el kaar maken, vreselijk." Erik Jurgens - nu Tweede Kamer lid voor de PvdA - is telg uit, wat hij zelf noemt, een typisch Bra bantse regentenfamilie. Zijn voor ouders legden in Oss de basis voor het voedingsmiddelenbedrijf Van den Bergh en Jurgens, een van de bouwstenen van het Unilever- concern. Hij werd in 1935 geboren in de buurt van Hamburg, ging op school in Londen en Zeist en studeerde in 1960 af in Amster dam. Hij werkte daarna aan de universiteit en bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. Jurgens zag nog geen duidelijk toekomstbeeld voor zichzelf. Hij besloot het 'familieconcern' maar eens te proberen en kon als mede werker terecht bij Unilever- Duitsland. Daar werd langzaam maar zeker de kiem gelegd voor de breuk met het traditioneel- katholieke milieu waarin hij vol wassen was geworden. „Halfverwege de jaren zestig wer den ook in Duitsland maatschap pelijke veranderingen zichtbaar. Ik was erg onder de indruk van de ironie van de cabaretier Wolfgang Neuss, die daar optrad. Achter hem, op het podium hing een gigantisch bord met het opschrift 'Wir schaffen es auch ohne Waf- fen-SS'. Maar als je dan de vol gende dag daarover op het bedrijf wilde praten, dat kwam dat niet over. Die sfeer leefde daar niet. Terwijl ik juist betrokken wilde raken bij wat er in de maatschap pij aan het gebeuren was." Jurgens kreeg pas goed contact met de sfeer van verandering en vernieuwing aan de Universiteit van Amsterdam. „Al moet ik zeg gen dat het toch wel even duurde voordat je in de gaten had'wat er ging gebeuren. Dan dacht je, wat is hier nu weer aan de hand. Tenslotte kwam ik uit een gebor gen milieu. Eerst was er nog spra ke van een duidelijke aversie, bij voorbeeld tegen de gebeurtenissen rond het huwelijk van Beatrix en Claus. Maar ik voelde me wel goed thuis in de groepen die zich vooral met het milieu bezig hiel den." Hij kon zich uitleven in de Com missie Mansholt, die in 1971 een op Nederland gerichte 'vertaling' publiceerde van het een jaar eer der verschenen rapport van de Club van Rome. Intussen was Jurgens ook politiek actief geworden. Het besturen had hij een beetje van thuis meegekre gen. Maar de behoefte om daad werkelijk iets te gaan doen ont stond in 1962 toen de Hervormde Synode een rapport uitbracht waarin het gebruik van kernwa pens als onaanvaardbaar werd bestempeld. Het kiezen van een partij vormde geen probleem. Dat werd natuurlijk de Katholieke Volkspartij. Jurgens maakte snel carrière en kwam als voorzitter van de kies kring Amsterdam in het partijbe stuur terecht. Wat hij daar zag en hoorde, beviel hem maar matig. Hij ergert zich nog aan het feit dat de KVP weigerde in te spelen op de pauselijke encycliek Popu- larum Progressio van Paus Paulus VI over ontwapening. „Het is toch gek dat notabene de PSP die standpunten ging vermenigvuldi gen en verspreiden." Samen met anderen - onder wie Ruud Lubbers uit Rotterdam - vormde hij binnen de KVP een radicale stroming. Ook in de twee andere grote christelijke partijen, de ARP en de CHU, gistte het. ARP-voorzitter Berghuis voelde zich ook aangesproken en wees zijn partijgenoten op de radicali teit van het evangelie. Dat sprak de jonge criticasters wel aan. Ze noemden zich voortaan 'christen radicalen'. Niet alle katholieke politici waren blij met die vernieuwingsdrift. Maar er mocht gediscussieerd worden. Binnen de partij vormden zich vier groepen - van uiterst behoudend tot radicaal - die el kaar op menige debatingavond verbaal te lijf gingen. Maar ze vonden elkaar niet. Integendeel, er ontstond een steeds grotere onderlinge verd wij dering. De ra dicalen werden openlijk beschul digd van 'onregelmatig handelen'. Dit in tegenstelling tot de ARP, waar men ondanks alle menings verschillen toch 'mannenbroeders onder elkaar' bleef. Op 27 februari 1968 barstte de bom. De radicalen uit de drie christelijke partijen vergaderden in Hotel Terminus, tegenover het Centraal Station in Utrecht. Ze konden met de eerste trein naar huis. Pas tegen vijf uur vielen er besluiten. De ARP'ers en CHU'ers bleven binnen hun partij, maar vier Tweede Kamerleden van de KVP namen afscheid van hun fractie. „Rationeel was ik tegen uittreding maar emotioneel niet. En in die sfeer kwam je niet meer toe aan een rationele keuze. De vraag was: blijf je bij je vrienden? Nou, zo'n keuze is voor mij heel gemak kelijk." Erik Jurgens (tweede van rechts) met onder meer Bas de Gaay- Fortman en Dolf Coppes. foto anp De Politieke Partij Radicalen was geboren. Maar niet onder een goed gesternte. „Oudpremier Cals zou leiding gaan geven aan de nieuwe groepe ring. Dat had hij beloofd. Maar uiteindelijk deed hij het niet. We hadden aanvankelijk gedacht dat veel meer mensen ons zouden vol gen. We rekenden op een I ring van de KVP. Maar we i geen sterke, aansprekende lei die een groot publiek kof trekken. Ook de NKV, de 1 lieke vakbeweging, gaf ons nil volledige steun waarop wef den gehoopt. We rekenden! vankelijk op minstens vijftiej tels. Maar groter dan zeven z] nooit geworden." Zelf zat hij van 1972 tot 19j de Tweede Kamer. Tien jaar geleden verliet Ju| de PPR. Het besluit van een r derheid van zijn partijgenote:! de toekomst vooral te zoekj samenwerking met andere i partijen, links van de PvdA,| voor hem de doorslag. „Al die inzet, zonder dat hetl zoden aan de dijk zette. DatI me te veel. Misschien ben ik J voor te bestuurlijk ingesteld." Hij was en is nog steeds fel voorstander van een progresj volkspartij, een samengaan! PvdA en D66. Zelf koos hij I het lidmaatschap van de PvdJ 1990 keerde hij voor die terug in de Tweede Kamer, j eindelijk bleef er één genoeg] ning over. De KVP had ooit i:| eentje net zo veel zetels CDA nu. Achteraf gezien vindt Jurgensj vertrek uit de KVP onverstas. „Als we binnen die partij v;J gebleven, hadden we veel kunnen veranderen." Ook zijn persoonlijke loopt zou er dan waarschijnlijk merkelijk anders hebben uil zien. Hij zou dan waarschijrf steeds politiek actief zijn gebk) en zeker niet tien jaar lang vi zitter van de NOS zijn gewf( „Maar denk nu niet dat ik heb van die stap in 1968. Iki toch sindsdien een zeer intei| sant leven gehad." Jurgens hoort ook niet bijl sceptici, die in de samenlej anno 1993 niets meer terugvii van wat leefde in de jaren ze en zeventig. „Vooral als het gaat om zakei| openheid en de manier was mensen met elkaar omgaan, leven van alledag, is er toch: blijvend veranderd. Maar het) dachtengoed van toen staat onder zware druk. Dat lot progressieve partijen steeds, kabinet Den Uyl kreeg kort zijn aantreden al te maken een oliecrisis. En nu zit de Pvl weer in het kabinet en opnie: moet op grote schaal worden I zuinigd." (Door Pieter-Jan Dekkers) Als in mei '68 de Franse arbeiders in navolging van de studenten massaal op de barricades klimmen, is de Nederlandse vakbeweging al een tijdje in hevig ge vecht gewikkeld met Bauke Roolvink, de streng-calvi- nistische minister van so ciale zaken, over een nieu we loonwet. De 'knevelwet'. En knevelen is wel het laat ste wat de vakbeweging zich wil laten welgevallen. En dus belooft het een 'lange hete zomer' te wor den. Poen. Dat is zo ongeveer het enige waar de vakbonden zich halver wege de jaren zestig nog voor interesseren. Niks klassenstrijd. En al helemaal geen hemelbestor mende plannen om de vermaledij de kapitalistische maatschappij te hervormen. Elke arbeider z'n ei gen auto voor de deur. En of de heren ondernemers daar maar voor willen zorgen! Oud-minister Jaap Boersma, in die roerige mei-dagen van '68 lid van de AR-fractie in de Tweede kamer, lid van het Europese Par lement en ook nog verbonden aan het CNV, herinnert zich die apa thische houding van de Neder landse vakbonden tegenover de alom in Europa gehoorde kreet om vernieuwing nog goed. „Ik kwam vaak in Straatsburg en verbaasde me dan over de verha len van collega's uit andere lan den over studenten en vakbonden, die de strijd aanbonden met de gevestigde orde. Waarom de Ne derlandse studenten en vakbon den pas veel later in het geweer zijn gekomen, weet ik niet. Mis schien omdat Nederland door de historie heen nogal eens bij nieu we ontwikkelingen achteraan komt." Parijs is, hoe dichtbij ook, voor de Nederlandse vakbonden in mei '68 ver weg. De oorzaak moet in de directe na-oorlogse periode worden ge zocht, schrijft prof. dr. W. Albeda, AR/CDA, oud-minister van Socia le Zaken in het meest rechtse kabinet dat Nederland na de Tweede Wereldoorlog heeft ge had, al in 1972. De tijd van de opbouw, van de schouders eron der. De tijd ook van de geleide loonpo litiek. Buitenlandse waarnemers hebben zich nogal eens afge vraagd waarom in Nederland, met zijn diepgewortelde democrati sche tradities, de overheid zonder blikken of blozen een centraal geleide economie op de samenle ving kon loslaten. Regelen, centraliseren, sturen, plannen ontwerpen, bijsturen, modellen maken, reguleren, nieu we plannen maken en, uiteraard, schipperen. Het zou in een Oos teuropees volksparadijs niet heb ben misstaan. De Nederlander is in de euforie over de opbouw bereid veel te laten. We verkopen eerste klas spullen aan het buitenland en ne men zelf genoegen met derde keus. We bieden de voormalige vijand aan de oostgrens pure roomboter aan eten zelf margari ne. De geleide loonpolitiek. Elk jaar spreken kabinet, werkgevers en vakcentrales af met hoeveel pro cent de lonen mogen stijgen. Richtsnoer is - dan al - de voor spelling van het Centraal Planbu reau over de te verwachten econo mische ontwikkelingen. En net zoals vandaag wordt er met die voorspellingen nogal eens gema nipuleerd. Ze blijken, achteraf, te vaak de ondernemers te hebben bevoordeeld. Het is een raadsel waarom de vakbeweging zich die jaren zon der morren achter het karretje van kabinet en ondernemers iaat spannen. Albeda: „Weg is de vooroorlogse pressiegroep, die de klassenstrijd nog hoog in het vaandel had staan. De vakbewe ging is een steunpilaar voor de gevestigde orde geworden." Als het in het begin van de jaren '60 zelfs de machtige katholieke Pas twee jaar later neemt de mili tante en vaak verguisde leider van de lndustriebond-NW, Arie Groe- nevelt (links op de foto), de Pa- rijse fakkel over. foto anp voorman Romme te gortig wordt, laat het kabinet de loonteugels vieren. Maar de geleide loonpoli tiek werkt nog jaren door, vooral omdat de vakbeweging zich room ser dan de paus toont en de werk nemers niet voorgaat in de strijd om hogere lonen. Het zijn vooral de kleine, niet erkende vakbonden die vanaf '60 steeds hogere lonen bedingen. Ook gaan steeds meer onderne mers eenzijdig over tot het beta len van meer (zwart) loon, omdat de vraag naar arbeidskrachten steeds groter wordt. Albeda noemt dat paradoxaal: het zijn nota bene de ondernemers in plaats van de vakbonden die zor gen dat er bij de arbeiders meer dan alleen maar brood op de plank komt. Dat een groter deel van de welvaartsgroei terecht komt waar het hoort: bij degenen die voor een groot deel verant woordelijk zijn voor die wel vaartsgroei. 1964 is een keerpunt. Het is dan ordinair prijsschieten geblazen. Eindelijk gaan de vakbonden de strijd met de ondernemers aan. Nog steeds niet van harte, maar omdat de leden bij bosjes weglo pen worden ze wel gedwongen uit hun ivoren toren te komen. Ge volg: een loonstijging van ruim 16 procent. De toenmalige minister van Eco nomische Zaken Andriessen, de zelfde van vandaag, ziet de bui hangen en probeert met een streng prijsbeleid de schade aan de economie te beperken ('het re gende prijsstops, van luiers tot doodskisten'). Maar het is vechten tegen de bier kaai. „We zeilden betrekkelijk snel weg van het na-oorlogse goedkoopte-eiland naar de latere goudkust," legt Andriessen later uit. Als de vakbonden de smaak een maal te pakken hebben en de ondernemers hen geen duimbreed in de weg leggen (die berekenen hun hogere loonkosten toch on middellijk door aan hun klanten) dendert de loon- en prijstrein on gehinderd voort, in steeds hoger tempo. De inflatie wordt nog eens versterkt door het introduceren van de prijscompensatie. De door de dan nog schaarse doemdenkers voorspelde catastro fe blijft nog even uit. De economie bloeit als nooit tevoren, lichte recessies worden lichtvoetig geno men en het lijkt wel of de bomen tot in de hemel groeien. Dat doen ze niet, en dus is de klap groot als de eerste massa-ontsla gen zich aandienen. De inflatie maakt ook menig slachtoffer. Duizenden kleine zelfstandigen kunnen het niet meer bolwerken: de prijsstijgingen hollen hun vaak toch al armoedige winsten uit. Mensen die afhankelijk zijn van een vast inkomen, kleine spaar ders, pensioentrekkers, aow'ers, houden elk jaar minder over. In die situatie probeert de recht lijnige minister van Sociale Zaken Bauke Roolvink op de rem te trappen. Hij ontwerpt een loon wet die zo op het eerste gezicht zeer vakbondsvriendelijk oogt. In pincipe staat het ondernemers en vakcentrales vrij om elk jaar zelf te bepalen met hoeveel pro cent de lonen mogen stijgen. Rool vink maakt één uitzondering: als zich een 'ernstige economische si tuatie' voordoet krijgt de minister het recht in afgesloten cao's in te grijpen. De vakcentrales zijn des duivels. Nu eenmaal van de vrijheid is geproefd kan geen Roolvink die hen meer afnemen. De zomer wordt lang en heet, voorspellen vakbondsbestuurders, als Rool vink voet bij stuk houdt. Maar als de Franse arbeiders in mei '68 hun bedrijven bezetten en hun directeuren in hun riante di rectiekamers opsluiten, geven de Nederlandse vakbonden niet thuis. En voor maatschappij-her- vormende plannen zijn ze al hele maal niet de straat op te krij- genm, laat staan op de barricades. Jaap Boersma: „We houden ons die roerige meidagen met alle daagse problemen bezig. Het ge doe met de loonwet van Roolvink slorpt alle actiebereidheid op. Niet-materiële zaken worden slechts door enkele marxistisch- georiënteerde vakbondsbestuur ders uitgedragen." Eind 1968 lijkt het er even op dat de vakbeweging de koers verlegt. NKV-voorzitter Jan Mertens heeft dan ontdekt dat de Nederlandse economie in feite beheerst wordt door niet meer dan 200 mensen, die ook onderling door familie en andere relaties nauw met elkaar zijn verbonden. 'De tweehonderd van Mertens' dus. Een van de reacties uit het bedrijfsleven te kent echter de situatie in die tijd: „Mertens zal zelf wel een van die tweehonderd zijn." Pas twee jaar later neemt de mili tante en vaak verguisde leider van de Industriebond-NW, Arie Groenevelt, de Parijse fakkel over. Zijn bond is de eerste die beseft dat het jarenlange haasje- over met lonen en prijzen de con currentiepositie van het bedrijfs leven ernstig heeft aangetast, dat de winsten van de bedrijven uitgehold en dat het de Ned| landse werknemer per saldo veel heeft opgeleverd. Jaap Boersma: „Het is de IndJ triebond die zich als eerste baf toont de komende jaren pas opj plaats te maken, ja zelfs berei| een stapje terug te doen. dan moet wel iederéén brengen. Dan moeten de sterij schouders de zwaarste lasten gen. En moet eindelijk maar: een begin worden gemaakt het versterken van de positie: de vakbonden binnen de onden ming. Groenevelt beseft als geen anl dat de hoogtijdagen voorbij en dat het beter is je als vakbeij ging sterk te maken in de bed ven. Want daar zal in de ja zeventig de strijd om het best: moeten worden gevoerd, loonmatiging? Prima, maar dij moet dan wel wat tegenffj staan. Het kost Groenevelt de ee langdurige na-oorlogse stak (metaal), en het NW zijn voor ter de kop, om de rest van vakbeweging mee te krijgen. als het eenmaal zover is geven I ondernemers niet thuis. Ze blijl zwarte lonen betalen, zetten val bonden bij fusies en bedrijfsslj tingen buitenspel en kopen beidsonrust af met vierhönd«| gulden. Jaap Boersma: „Tot mijn ergernis stelden de werkgevers i genover de bereidheid van de' tale vakbeweging om de loon®] te matigen, niet veel meer prijsstijgingen. Wat hebben ondernemers in Nederland op moment een kans gemist"! En die knevelwet? Eind 1969 komt Roolvink met a definitieve loonwet naar de WJ de Kamer en een jaar later wot het daar behandeld. Een nations] werkonderbreking van één uur' de dag dat de Kamer akkoo] gaat, mag niet baten. De vak'1 weging trekt de consequent] daarvan en stapt uit alle overlef organen met de regering. Eindelijk is de steunpilaar menig na-oorlogs kabinet Wt1 een pressiegroep geworden. (Door Frans van Mourik) Zijn eigen ontwikkeling om- «riiriift hij als 'van beschaafd echts naar beschaafd links.' lij was in 1969 een van de loofdrolspelers in de bezetting van de Katholieke Hogeschool in Tilburg, toen omgedoopt tot [arl Marx Universiteit. Op weg naar zijn eigen zestigste jaar doceert drs. Wim Boer- ,oom daar voor een boterham iet tevredenheid nog steeds narxistische economie. Inmid dels voor een verdubbeld aan tal doctoraal-studenten. Want nu het communisme is wegge vallen, mag marxisme weer. Communisme is altijd min o; 'leer een bedekte belasting ge feest voor zo'n cursus," zegt hil ter verklaring van de plotselinge populariteit van zijn vak aan wai tegenwoordig de Katholieke Uni versiteit Brabant heet. Studenten kwamen hier met eer 'soort ideologische vooringeno nenheid, die ze hadden opgedaai via de media of aan de borreltafel Marx werd altijd op één hoop vegooid met het communisme it Jost-Europa. Ik heb altijd gezegc lat Marx ook ergens in de Goelaj lArchipel om zeep zou zijn ge [bracht. Zijn persoonlijkheid, di« [je zo mooi kan proeven in zijl ■geboortehuis in Trier, zou niet ii dat systeem hebben gepast. Al libertijn was hij er waarschijrilijj .snel mee in conflict gekomen." j i„Maar tot voor een paar jaar web Marx geïdentificeerd met het sta Jinisme. Reagan bijvoorbeeld ha -het er na de gebeurtenissen i 'Oost-Europa steeds over dat hé narxisme was ingestort. Net zoal lij vroeger beweerde dat het mai; cisme zorgde voor concentratie tampen. Ik moest in de college altijd eerst een stuk aversie ovei .vinnen bij de studenten. Ik hd de indruk dat die nu is verdwj jnen." l„Het is ineens weer de Marx de vorige eeuw geworden, die probeert toe te passen op de acti aliteit. Hij is weer wat authentic ter geworden en als ik hem i ichandel, blijken er steeds we Aha-Erlebnissen te zijn. Studei .ten ontdekken ineens dat je rr [zijn opvattingen ook iets kan :deze tijd. Dat is het aardige v; die colleges." lij blijkt 's'morgens tot zijn grq enthousiasme in de krant te he r ben gelezen dat de FNV de fami' Doorsnee zal laten schieten in strategie bij de loononderhand [lingen. Alsof de bond naar Ma heeft geluisterd, vindt Boerboo. die erop wijst dat Das Kapital j ruimte biedt om niet aan ied individu een kostwinnersvergo ding te geven. „De FNV probee dat voor elkaar te krijgen door werkweek te verkorten," zegt „Maar de bond had natuurlijk ol I kunnen zeggen dat man en vroif maar de helft hoeven te verdien I als ze allebei een baan hebbl [Een inkomen per gezin is tenslo* [voldoende." Het gesprek over de jaren zes wordt een soort werkcollege vc I twee heren. Hij heeft wat voor| Ireid, zegt hij en hij installeert i overhead-projector. Hij schetst I contouren. „De produktie-stijging in de grj [industrielanden, die we nu de noemen, neemt af. Het is het eiij van de boom-periode, de explosj ve groei van na de Tweede reldoorlog. Internationaal wo| men zich meer bewust van neo-kolonialisme. In de politie! het Tet-offensief in Vietnam 1 keerpunt, terwijl je daarnaast! j verloedering ziet van de Amt kaanse politiek. King en Bojj Kennedy vermoord." 1 „Sociaal-cultureel gebeurde natuurlijk ook een heleboel, j was de geweldige technische L vinding van de pil. Die maa seks los van geboorte, die het van de vrouw door de eem heen bepaalde. Het was de van de hippies en de homo's, uit hun isolement werden haald. Economisch waren er' eerste crisis-tekenen in Ne' land. Met name in het zuider de textiel, in de mijnen en in; I leer." „In de politiek heerste tot dar i regenteske. Alle gezag komt boven. Dat wordt aan de k gesteld. Door Provo, door vrouwen, door de studenten. breekt de pleuris uit. Arbei eisen medezeggenschap, stu' ten willen meebeslissen en wen wensen baas te zijn in buik. Er zijn dwarsverbindi tussen al die bewegingen. Ik net maar de bloei van links noemd. Het was de tijd va opkomst van de PSP. Die kre« kans omdat de PvdA nooit actiepartij is geweest." L Boerboom werd een van de landelijke secretarissen van PSP met in zijn portefeuille s! le economie. Een tamelijk stap voor een goed kathm zoon van een goed katholiek) der met een schildersbedrijfjj dan ook nog één die in zijn

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1993 | | pagina 30