weekend Snuifje heiligheid Binnenkort zal het 50 jaar geleden zijn dat in oorlogvoerend Engeland het 322 (Dutch) Spitfire Squadron werd opgericht en van de Britse koning George VI een wapen met de wapenspreuk 'Niet praten maar doen' kreeg toegekend. De oorlogsgeschiedenis van dat squadron is al vaker opgetekend, ook in deze krant. In het vergeetboek rakend echter is een minder dramatische, maar minstens even legendarische periode van kort na de oorlog: de maandvliegerij bij dit squadron, in de jaren '50. Vijf veteranen bereiden zich voor op hun paradevlucht in juni ter ere van het squadron. Stichting houdt roemruchte historie 322-Squadron levend Luchtvaart veteranen huldigen nog steeds het motto 'Niet praten maar doen' Door de wet met voeten te trei 3 april van het jaar 33 de popi dood veroordelen. Judas' verri politiek verzet. Het gepeupel kruisiging lieten opdraven sp joden', maar legde wel de basi niet aan het kruis maar is ger India. Zijn graf daar is een hei volgens professor Bob Smalh geleden voor grote opschuddii jaarlijks tweehonderd mensen] narcosefouten. DE STEM Weet u wat cefaloforen zijn? Het Groot Woordenboek der Nederlandse Taal kan u niet hel pen. Het gaat namelijk om een specialistische groep heiligen, martelaren in dit geval, die vol gens de legende hun afgehouwen hoofd in de handen namen. Een hunner, Dionysius, was bis schop van Parijs en werd op Montmartre ter dood gebracht. Toen de beul zijn hoofd had afge hakt raapte de bisschop het op en wandelde er mee naar het kerk hof. Hij is thans nog patroon van Tilburg. Volgens de legende zou hij op weg naar het kerkhof nog enkele vrome woorden hebben gesproken. Er zijn wel meer van deze cefalo foren. Ik haal deze wetenschap uit een recent verschenen boekje '365 Heiligendagen' van de hand van Kees van Kemenade en Paul Spapens, dat werd uitgegeven door Kempen Pers. Ik ben er erg gelukkig mee, want wat is er nu mooier om, als men door de boosheid van de wereld dreigt te worden overmand, een snuifje heiligheid uit dit hagiografisch veldboeket te nemen. Als ik me niet begrepen voel, met argwaan word bekeken, of me niet bijzonder in staat voel tot bovenmenselijke inspanningen, dan denk ik aan Giuseppe di Cupertino, 'II Monaco Volante', de Vliegende Monnik. Deze in 1603 geboren heilige kon zich van de grond verheffen en hield dat dan gemakkelijk een half uurtje vol. Hij zorgde door zijn vliegkunst voor de nodige onrust, werd door de Inquisitie fors aan de tand gevoeld en bracht het tenslotte tot patroonheilige van de Italiaan se luchtlandingstroepen. Als het je tegen zit in het leven - je moet bijvoorbeeld maar zien hoe je op krukken over de Alpen geraakt - dan is het goed om aan een heilige artiest als Giuseppe de Vlieger te denken. Met overblijfselen van heiligen is in de loop der tijden nogal gesold en is er bovendien een niet on aanzienlijke zwarte handel in ge dreven. De voorhuid van Jezus wordt op minstens vier plaatsen als relikwie vereerd, er is een half dozijn hoofden van Johannes de Doper in omloop en het aantal splinters van het Heilig Kruis, dat in de loop der tijden te koop is aangeboden, vertegenwoordigt een hoeveelheid hout waaruit een kleine vloot kan worden ge bouwd. Je moet natuurlijk niet alles gelo ven. Maar wat mij, snuivend aan de santen, bekoort, zijn uitingen van vrome fantasie, waardoor Dionysius, die met zijn hoofd on der zijn arm op Montmartre liep, de schutspatroon is geworden van mensen die aan hoofdpijn lijden. Laurentius, die levend ge roosterd werd, wordt aldus aan geroepen bij brandwonden en 'Genoveva van Parijs bij het uit breken van de pest. Al snuivend aan de geur van heiligheid die uit de '365 Heiligen dagen' opstijgt, ontmoette ik de in Italië innig geliefde Santa Zita, die op 27 april haar officiële feest dag heeft. Zij kan worden uitge roepen tot schutspatroon van slachtoffers van ongewenste inti miteiten en het verdient wellicht aanbeveling om in kantoren en bedrijven, waar dit euvel tiert, een beeldje van Santa Zita met een klein bloemetje of een kaarsje te plaatsen. Ze werd rond 1210 geboren in Monte Sacrato en toen ze twaalf was trad ze in dienst van de familie Fatinelli. Ze werkte daar tot haar dood onder harde om standigheden. Zij werd door an dere personeelsleden onzedelijk betast en gepest, maar zij verde digde haar kuisheid met verve. Om haar ziel te louteren sliep ze op de harde grond en leefde ze op water en brood. Ze veranderde voor het genoegen van anderen water in wijn en toen zij een mantel aan een oude arme bedelaar had gegeven en daarvoor door haar meesteres hardhandig werd bestraft, werd de jas door een engel terugbe zorgd. Italiaanse dienstboden we ten zich door Santa Zita in de rug gesteund. Ze geven af en toe een oude jas weg, maar water in wijn veranderen, dat kunnen ze niet. Door Wim Koek DE STEM Van jacht- tot sportvlieger. V.l.n.r. Leo van den Broek, Piet Schmidt Crans, Jack Thiiring en Hein van Melis met Spitfire - vliegercap en Mae West (zwemvest). foto de stem johan van gu! Vliegers in maandverband De accommodatie van de Stichting Vliegsport Gilze-Rijen roept her inneringen op aan de laatste oorlogsmaan den. Aan de Engelsen, nooit te beroerd om nieuwsgierige schooljongens uit Gilze op grote mokken thee te tracteren. Ze zaten in geïmproviseerde onderkomens aan de bosrand, met hun Spitfires, Typhoons of Meteors als het ware voor de deur geparkeerd. Niet dat er ook maar iets geïmpro viseerd lijkt aan het onderkomen van de Stichting Vliegsport. Inte gendeel: het nog vrij nieuwe club gebouw heeft zelfs een glazen ver keerstorentje, vanwaar de eigen havenmeester met bijna militaire strengheid het terrein overziet. Maar het is nog wel de bosrand, in een vredig stille uithoek van de vliegbasis en de Harvard die voor de fotograaf uit de hangar is gerold (het is geen vliegweer vandaag) staat letterlijk voor de deur gepar keerd. De vliegclub, om voor het gemak verder deze gemeenzame term te gebruiken voor de Stichting die méér pretenties heeft dan alleen maar een vliegclub te zijn, is heel luchtvarend en luchtvaartminnend Nederland bekend van tal van vliegdemonstraties. De stichting heeft naast het vliegen als belang rijkste doel het luchtwaardig hou den van en demonstreren met an tieke vliegtuigen als Harvards, Fokkers S 11, een Auster en een Tiger Moth met open cockpit. Het ledenbestand heeft een vrij hoog gehalte aan (ex)professionals. Voor een 747 - captain van de KLM bestaat er niets mooiers dan zich op een zaterdagmiddag door een wat bonkige, vijftig jaar oude Har vard het zwerk in te laten sleuren. Het kan daarom geen toeval zijn dat in deze club vijf oude maten van de maandvliegerij elkaar al jaren geleden gevonden hebben. Ze zijn nu 65 of daar dichtbij. Een van hen, Piet Schmidt Crans, is wat ouder. Dat komt, zegt hij, door zijn dubbele naam. „Ik had ook bij de luchtmacht gewild, maar met die naam vonden ze me geschikter voor de cavalerie." Zo kwam het dat Schmidt Crans eerst naar 'Indië' moest en pas later bij zijn huidige vrienden kon aanhaken, bij de maandvliegerij. Was het onschuld? Een onbedoelde grap? 'Vliegers in maandverband', zo heetten ze officieel, altans vol gens Schmidt Crans. In de oorlog vlogen er zo'n 250 Nederlanders, met inbegrip van boordschutters, navigators, bommenrichters, ver spreid over tal van RAF - squadrons. Het bleek onuitvoerbaar de Nederlanders te verzame len in homogeen Neder landse onderdelen. Dat lukte, door de inspanning van vooral Prins Bernhard, alleen met de vorming in juni 1943 van het 322 Spitfire Squadron en zelfs dat niet voor de volle 100 procent. Daarnaast had de marinelucht vaartdienst een squadron bommen werpers: 320, ingedeeld bij Coastal Command. De andere Nederlan ders vlogen in Britse, Canadese en zelfs in Poolse squadrons. Van de 250 luchtvarenden sneuvel de ruim 35 procent en de overle venden hadden, na lange jaren oor log en totale scheiding van thuis, ook niet allemaal de ambitie om in dienst te blijven. Het was dus een kleine schare vliegers waarmee de naoorlogse LSK, zoals de lucht macht toen nog heette, aan de wederopbouw begon. Daar kwam bij dat er in die tijd relatief veel meer vliegers nodig waren dan nu om over een verge lijkbare gevechtscapaciteit te kun nen beschikken. Voor het uitscha kelen van een groot militair object, bijvoorbeeld een vliegveld, werden hele formaties bommenwerpers in gezet. Vandaag zou dat met slechts enkele vliegtuigen kunnen. Intussen had Nederland NAVO- verplichtingen op zich genomen en een van de middelen om bij grote oefeningen of crisis-situaties vol doende vliegers paraat te hebben, was het instellen van het maand- vliegen. Vliegers die na hun diensttijd in de burgermaatschappij terug wilden keren, werden contractueel ver plicht maandelijks minimaal zes, later twaalf uur bij het toen al roemruchte 322 squadron op Soes- terberg te komen vliegen. Ze wer den daarvoor betaald en ze moch ten ook meer uren maken als ze dat wilden. Hein van Melis, nu gepensioneerd 747-captain: „Ik was er gewoon thuis, voelde me beroepsmaand- vlieger. Ik was terug naar school gegaan en bracht twaalf dagen per maand bij het squadron door. Daar kon ik goed van leven." Er waren er meer voor wie het maandvliegen een belangrijke bron van inkom sten werd. Té belangrijk en te veel vond de luchtmachtleiding en stel de, naast het minimum, nu ook een maximum in van twintig uren, al tijd nog het equivalent vari tien a veertien dagen." „Het was een fantastische tijd," zegt Leo van den Broek, gepensio neerd DC-10-captain, „geen si necure hoor, maar je vloog er even goed voor je plezier." Jack Thü- ring, die zeker voor een vliegercar rière zou hebben gekozen, maar door het vroege overlijden van zijn vader naar huis geroepen werd om het familiebedrijf voort te zetten: „Als je onze verhalen hoort, van burgers die even hard en laag ko men vliegen, dan denk je misschien dat het er wat ongeregeld toeging, maar dat was niet zo. Integendeel: 322 was, vooral onder Wijting, een van de beste squadrons, zó niet het allerbeste. We hadden meer vlieg tuigen dan andere squadrons, meer vliegers en veel meer ervaring." Onder de nog jeugdige maar ambi tieuze majoor-vlieger A.J.W. 'Robbie' Wijting bereikte 322 een hoge graad van operationele pa raatheid. Wijting was toen zelf al een legende aan het worden. Als 17-jarige ontsnapte hij in 1942 naar Engeland. Door zichzelf 'wat ouder te maken' wist hij bij de RAF te komen en werd jacht vlieger. Zijn hele loopbaan lang was hij bij elke promotie en bij elke nieuwe functie de jongste die ooit voor die rang of functie in aanmerking was gekomen; tot en met de allerhoog ste militaire post van het land: op 48-jarige leeftijd werd hij in 1973 Voorzitter van het Comité Verenig de Chefs van Staven. De ironie van het leven wilde dat hij ook betrek kelijk jong stierf. Leo van den Broek vult Thüring aan over Wijting en 322: „Wijting was trots op zijn squadron. Ik hoor het hem nog zeggen: 'ik kan elke dag een compleet squadron met ervaren vliegers in de lucht bren gen.' Niemand heeft Robbie Wij ting ooit op loze grootspraak kun nen betrappen en toch: wat hij zei kon geen enkele andere squadron commandant hem naar waarheid nazeggen. Zeker niet elke dag." Ze zijn alle vijf blijven vliegen, hun leven lang. Thüring zag kans een groot deel van zijn reizen te onder nemen in zijn zakenvliegtuig. Schmidt Crans bleef bij de lucht macht en Van den Broek, Van Me lis en Jan Winkelman (ook al een ex-747-captain) gingen naar de KLM. De nationale luchtvaart maatschappij haalde heel wat vliegers bij de maand vliegerij vandaan. Thüring schat dat in de jaren '50 de helft of zelfs meer dan de helft van de maandvliegers bij de KLM terecht gekomen is. Geen van de anderen spreekt hem tegen. Van Melis: „Wij bleven destijds met vieren over van een opleidingsklas van veertig man. Van die vier zijn er na de diensttijd drie naar de KLM ge gaan." Herinneringen genoeg. Verhalen die veertig jaar later toch weer die bijklank van roekeloosheid krijgen. Van den Broek: „We moesten met 26 kisten het vliegtuig van de Franse president Coty tegemoet- vliegen en escorteren. Vanuit het Zeeuwse luchtruim klommen we door de wolken naar de Belgische grens. De navigatiemiddelen wa ren, vergeleken met die van nu, gebrekkig. Toen we boven de wol ken kwamen zagen we het presi dentiële vliegtuig vlak voor ons. Het leek misschien alsof we op de seconde en de milimeter precies waren, maar voor hetzelfde geld waren we tegen hem aangevlogen. Na de landing van de president op Schiphol vormden we met de for matie de letters RF en brachten hem zo een eregroet. Dat was dus toch nog een goede beurt." Schmidt Crans heeft ook zo'n soort verhaal. Oefening Dawn Patrol. „We moesten in het donker een Belgische vliegbasis aanvallen. Het aanvalsbevel kregen we per licht- kogel. Dat betekende dat we op nul voet over die basis moesten vliegen. We kwamen precies goed uit en dat was puur geluk want het zicht was slecht en het vluchtplan deugde ook niet." Hein van Melis geniet nog na van een oefening tijdens welke ze met zestien Meteors 'door' de Antwerpse De Keyserlei vlogen. Die Gloster Meteor, dat was toch zo'n gevaarlijk vliegtuig? Het was het eerste straalvliegtuig waarmee de Nederlandse luchtmacht kennis maakte en in het begin zat er niet eens een schietstoel in. Er zijn toch heel wat vliegers met Meteors ver ongelukt? „Niet bij 322," mompelt Thüring. Een blik op de 'Erelijst' in het 322-jubileumboek van 1983 leert dat er in de periode waarin de maandvliegers met de Meteor vlo gen (1952 tot en met 1957) drie van Een van de Harvards van Gilze-Rijen tijdens een vlucht in 1948. foto archief de stem hen omgekomen zijn. Dat lijkt a derdaad niet veel, gezien de repi tatie van de Meteor. Leo van den Broek: „Ik heb in die jaren één keer een van de trnj motoren af moeten zetten, alles wat ik met de Meteor he| gehad. Het was een goed vliegjiii en met zijn dikke vleugels octal goedig vliegtuig. De Meteor ra gemakkelijker te vliegen dan': Harvard. Waar je wel goed rekt| ning mee moest houden, was hij naijlde bij het corrigeren, moest dus anticiperen." Ook Van Melis heeft nooit prol men gehad. „Ik heb er van a mee gedaan. Natuurlijk, het toesti had zijn limieten en daar moest j rekening mee houden, net als tl elk ander vliegtuig en daarbij hi je wat minder hulp van de teel» logie zoals vandaag de dag ht geval is." Thüring: „Een oersterke kist wa het. Ik heb wel eens gedacht, bezig was, ik snap niet dat hetdiij niet uit elkaar spat." Leo van den Broek: „Da neemt niet weg dat er vat| ongelukken met Meteor zijn geweest. Ik denk dat j( I het moet vergelijken met wat (i Duitse luchtmacht overkomen i met de Starfighter. Daar gebeur» zoveel ongelukken mee, omdat di Luftwaffe als het ware van nielsj regelrecht in het supersone tijd perk terechtkwam. Met de Meteoi had je iets vergelijkbaars. Het was de eerste straaljager van het weste lijk bondgenootschap. Nieuw' technologie dus en een groot di van de vliegers was pas na oorlog opgeleid met de oude van Spitfire-generatie. Ook overmo heeft bij die ongelukken vaak effl rol gespeeld. Een lage roll mak'" en vergeten tijdig de neus op trekken. Dat soort oorzaken." De maandvliegerij bij 322 were eind 1957 opgeheven. Er kwam f® nieuw vliegtuig: de Hawker Hunt® en 322 werd een full time luchtver dedigingssquadron. Met de Hunt® daarna de Starfighter en ten slotte de F-16. 322 is het squadron de rijkste historie: oorlog, po®'0' nele acties in Indonesië, in de ja® '60 de luchtverdediging van Nieuw Guinea en in 1977 de beëindig®! van de treinkaping bij De Punt. Maar voor de vijf 322-veteran® van de vliegclub op Gilze-Rijen- die straks met hun Harvards eet vliegende hulde zullen brengen aar- hun oude squadron, blijft maandvliegerij de kern van 322-story. Jack Thüring tot slot: „Toen® Berlijnse Muur viel, heb ik "j mezelf gedacht: we hebben het 'oc maar gered. Daar ging het in11 jaren '50 al om. Voorkomen dat n - allemaal opnieuw zou gebeur® Daar hebben wij in die wat ph® tieve tijd ook onze nek voor uitg stoken, ons esprit aan gegeven. 8 was dan wel geen hete oorlog,ma er zijn er desondanks toen voor verdediging heel wat Seva Daar moet ik nog wel eens a denken. En aan de levenslange K meraadschappen die aan maandvliegerij zijn ontsproten. Het Door Joep Trommelen Als achtjarige las Statenbijbel al. bezocht hij Israël studeerde hij de uiteenlopende b: De joodse ge schrijver Flavius Josephus ook experimentele patl waarbij de gevolgen van kri op het lichaam werden nage' Er zijn in twintig eeuwen bruikbare bronnen ontsta een verrassend licht werper verhalen in de bijbel. De tegl zin gepensioneerde Smalhor regelmatig vanuit Bosch ei met zijn bevindingen het lan Smalhout werd 65 jaar gel Amsterdam geboren. Vad® joods, moeder hervormd, zij communistisch en zijn vb! katholiek. „Aan de ene kant ik: 'Godsdienst is opium v volk', terwijl mijn grootmoi dere dag de bijbel las. En c ik nog die katholieke vrienc de weg naar de hemel preci ten." Vader was naast leraar ook naar en drukte zijn etsen hi af op handgeschept, zeve: eeuws papier. „Dat haalde oude bijbels. Voor de oorli kochten veel mensen hun or. bels voor nieuwe. Er lagen e bij tweedehands boekenvj Zo kwamen er stapels in g schrift in de kast te liggen, achtste leerde ik het gi schrift en las ik de Statenbi] 1618. De taal uit de zevei eeuw werd mijn tweede mo- en dat kwam later goed vj Vader nam me mee naar Liet me'de oude meesters zij waren voor driekwart bijbe-: len. Zo werd ik als kind neerd door de Bijbelse ges nis." Werd Smalhout daardoor gelovig man? „Dat weet ik i is nog in studie," zegt hij lad Hij vindt niet dat de bijbl historici verwaarloosd is. het verhaal wordt zo belazé teld. Wat theologen en d- naamde 'bedienaren vat Woord' er van maken is sof selijk. Geen wonder dat de leeglopen." Het is tijd voor een nieuwe fh Smalhout: Het bi eologen en de zogenaamde 'bediei reselijk. Geen wonder dat de kerken

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1993 | | pagina 34