weekend De klank van een Lancaster Kadavers van dieren reïncarneren via destructor in Son als veevoer Blaasjesziekte, pseudo-vogelpest, mond- en klauwzeer of abortus bang. Niet elk dier sneeft onder het slagersmes. Tienduizenden varkens, kippen, schapen en koeien sterven ook door besmettelijke ziekte, of gewoon door ouderdom. In dat geval verschijnt de dieren-opruimdienst op het boerenerf. Wagens met grote containers, die vooral op warme dagen een 3poor van stank achter zich aantrekken. De kadavers gaan richting Son, naar het destructiebedrijf CeBeSon. Daar worden moddervette varkens, afgehakte koeiepoten, glibberige paarde-ogen, dampende darmen en bloedende kippekoppen vermalen tot een nieuw produkt: eiwitmeel. In die vorm gaan ze hun reïncarnatie tegemoet. Als veevoer dus. Op het water drijft een dikke schuimtaart. De lucht is er weeïg en zuur Voedseldroppings. Zoals nu in Joegoslavië. Als je het zelf ooit hebt meegemaakt, laat het je nooit ®eer los. Op zondag 29 april 1945 steeg een vloot van meer dan 330 RAF-bommenwerpers in Engeland °P om voedseldroppings uit te voeren boven het westen van ons land.Ruud Groen beschrijft de voedseldroppings bij Den Haag, zoals hij die als kind heeft beleefd. ZATERDAG 6 MAART 1993 van de dood Teune: „Mensen willen steeds min der vlees met vetrandjes of met botjes. Dat betekent dat van alle 400 miljoen kippen, 20 miljoen var kens en 2,5 miljoen runderen die in Nederland worden geslacht, een steeds groter deel de destructie ingaat. In Amerika wordt nog maar vijftig procent van een kip gebruikt voor concumptie. In Nederland is dat nu nog 70 procent, maar wij lijken de weg van de Amerikanen te volgen." Een van de meest nijpende proble men waarmee CeBeSon worstelt - naast de stank - zijn de oormer ken van runderen. De destructor heeft onlangs een kort geding aan gespannen tegen de slachterijen, zodat de rechter kan uitmaken wie de gele registratieflappen van de runderoren moet afsnijden. De slachterijen zeggen daar geen tijd en geld voor hebben. CeBeSon kan de flappen op haar beurt niet te rugvinden in de gigantische smur rie van vlees, darmen en botten. Gevolg is dat thans jaarlijks circa 5 miljoen plastic flappen in het dier meel voor de veevoederbedrijven worden vermalen. Bij CeBeSon verdienen 230 mensen hun brood, van wie 105 als chauf feur. Velen werken er al tientallen jaren en regelmatig loodst een va der ook zijn zonen het bedrijf bin nen. Het gros van het productie personeel is van oorsprong agra riër. „Die zijn doorgaans minder kieskeurig als het om vuile handen en stank gaat", weet Teune. „Bo vendien zijn boeren meer gewend aan het zien van dode dieren." Johan van Overbeek (29) uit Best is zo'n boerenzoon. Type: ruwe bol ster, blanke pit. Hij werkt nu ruim twee jaar bij CeBeSon, en met plezier. „Ik zalde u zegge da'k liever stront en darmen ruik, dan die chemische troep in de Rijn mond.- Di's tenminste natuurlijk," getuigt hij in onvervalst Brabants. Johan -gestreken overall, schone nagels en sneeuwwitte sokken - rijdt op een van de ruim tachtig vrachtwagens. Hij haalt afwisse lend kadavers bij boeren en afval bij slachterijen op. Daaronder de slachthuizen in Kerkrade en Sit- tard, bij Coveco in Weert en Blijle- vens in Simpelveld. Na elke laad- beurt worden de wagens rondom grondig schoongespoten. Vanwege de hygiëne, maar vooral vanwege het oog van de samenleving. Het is natuurlijk dodelijk voor het imago als een oplegger door het verkeer gaat, waar de darmen en botten over de rand bengelen. Wat niet wegneemt dat het wagen park ook zonder zichtbare sporen de nodige aandacht trekt. Vooral zomers verspreiden de wagens een onbeschrijflijke stank. „Ik zelf ruik niks," zegt Johan, „maar je merkt het aan het aantal gevaarlijke in- haalmanouevres van het achterop komende verkeer. Of als ik ergens midden in het centrum voor een stoplicht sta naast fietsers en voet gangers. Dan krijg je wel eens opmerkingen of gebarentaal naar je hoofd geslingerd. Het zal toch moeten. Iedereen wil z'n hamlapje en kippepootje, maar niemand staat er bij stil dat ook het afval wegverwerkt moet worden." Afhankelijk van de buitentempera tuur en de rijafstand naar Son kan Johan zo'n 30 ton dampende dar men en ander slachtafval laden. „Zomers een stuk minder", zegt hij grijzend, „anders rijst de troep door gisting de oplegger uit." 1 Mt "et het ophalen van kada vers heeft hij evenmin moeite. „Soms zie je dat .boeren echt afscheid moe ten nemen van hun dode beesten. Logisch ook; zo'n man kijkt jaren lang, elke morgen opnieuw in die zelfde trouwe koeie-ogen. Dat geeft toch een binding. Het zijn in feite partners die samen brood op de plank brengen. Als zo'n beest dan doodgaat, is er toch iets van per soonlijk verdriet. Zeker als het om paarden gaat. Die zijn wel tien tot vijftien jaar op de boerderij. Dan staat het hele gezin soms met tra nen in de ogen." Bij een slachterij in Helmond waar dagelijks 4500 varkens tot hamlap jes en gehaktballen worden versne den, moet CeBeSon drie tot vier keer de afvalsilo's leegmaken. Dat vergt nogal wat logistieke organi satie bij de Sonse destructor. Over volle silo's zouden het productie proces ophouden. Ook moet reke ning gehouden worden met pro ductiestoringen, overwerk en vrije dagen. In Helmond chauffeert Johan zijn aanhanger die dag behendig onder een van de drie torenhoge silo's. Terwijl op de achtergrond in de fabriek varkens schreeuwen alsof ze gekeeld worden, wordt de sluit klep van de afvalsilo heel voorzich tig geopend. Er staat een enorme druk in de silo. Water vermengt met bloed spuit als eerste in de laadbak. Daarna persen darmen en andere ingewanden zich door de langzaam groter worden silomond. De kwabbelige brij is nog warm en dampt. De stank is zelfs op deze koude februaridag niet te harden en gaat in een mum van tijd in haren en kleren zitten. Johan doet alsof hij nergens last van heeft. „Ik eet vanavond gewoon smakelijk mijn koteletje, hoor. Eerst douchen? Och, dat ligt er aan..." Door Ron Buitenhuis Kringloop Stijf en stram ligt ze naast de oprit van het erf. De ogen gesloten, de snuit in de modder. Miss Piggy geniet niet meer van haar favoriete bad. De zeug is dood. Geveld door een besmettelijke ziekte. Nog geen dag later komt een lijk wagen van CeBeSon voorrijden. Een grijparm neemt de roze bonk vlees in een hydraulische houd greep. Na een korte luchtreis wordt ze in een open laadbak gedumpt. Daar gaat ze. Op weg naar Son, op weg naar de destructor. Maar het afscheid is niet voor eeu wig. Ooit zal Miss Piggy terugkeren op de boerderij. Onherkenbaar, dat wel. Als hapklare brokjes voor haar soortgenoten; een soort reïn carnatie in poedervorm. De kring loop van de dood is tot commer cieel kannabalisme verworden. Het destructiebedrijf CeBeSon ligt in een uitgestrekt bosgebied tussen de Best en Son, pal aan het Wilhel- minakanaal. Aan de overzijde van het water rukt de Eindhovense woonwijk Achtse Barrier op. Een oude Brabantse wijsheid zegt dat een vreemdeling zijn neus maar hoeft te volgen om het adres Ka naaldijk 20 te vinden. Bij de ach teringang van het bedrijf rijden vrachtauto's af en aan, de opleg gers tot aan de nok toe gevuld met hun 'aromatische' lading. Op het fabrieksterrein krioelt het van de pijpleidingen, hangars, bui zen, ketelhuizen en silo's. In som mige steegjes stijgt stoom uit getra liede putdeksels. In twee grote zui veringsbassins kolkt bloedrood af valwater met de kracht van een bergrivier. Op het water drijft een dikke schuimtaart. De lucht is er weeïg en zuur. Het ruikt er naar ontbinding; de geur van dood. Voor het moderne directiegebouw bij de hoofdingang heeft een tui narchitect zich mogen uitleven op een perkje groen. In de ontvangst hal staan vier paar pantoffels in maatje 60 netjes op een rij. „Dan hoeven de mannen uit de fabriek hun laarzen niet uit te doen als ze op kantoor moeten zijn," verduide lijkt de receptioniste. „Er blijft altijd zo'n troep in het zooiprofiel zitten." Haar gezicht trekt de mi miek die bij viezigheid past. Even later leidt ze ons via kraakheldere gan gen met marmeren vloeren naar het fonkelnieuwe kantoor van direc teur ir.Dick Teune. Daar verdrijft een aangename after-shave lucht de laatste stankresten uit onze neus. Teune, een jonge veertiger die zijn loopbaan startte in de glas- en hekwerkbranche, houdt niet van verstoppertje spelen. „Okee, we stinken. Maar wat wil je? Er zit een velletje omheen en wat haar of veren, maar in feite verwerken wij hier verpakte stront. Het is een never-ending gevecht tegen de stank." Onze dode Miss Piggy is inmiddels in de verwerkingshangar gearri veerd, waar ze vanaf de laadbak van de vrachtauto in een van de twee gigantische beerputten wordt gekieperd. Op de bodem van de beerputten verpulveren drie reus achtige vleesmolens alles wat on der hun draaiende schoepen be landt. Tegelijkertijd wordt het 'ge hakt' naar een hoger gelegen reser voir getransporteerd, waar de dril lende massa wordt gepasteuriseerd om het ontbindingsproces te stop pen. Vervolgens wofden in grote 'kookvaten' alle ziektekiemen on schandelijk gemaakt door sterilisa tie bij 135 graden. Uit de overgebleven slurry wordt alle vocht ingedampt en het vet afgescheiden. De overblijvende vaste massa - circa dertig procent - wordt gedroogd en gemalen. Eind- produkt: vleesbeendermeel met 60 procent eiwit. Het diermeel dient op zijn beurt als grondstof voor veevoederbedrijven als UTD, Landbouwbelang en Heridrix. Via deze commerciële vorm van kanni balisme keert uiteindelijk elke Miss Piggy terug bij haar stalgenoten. In een gescheiden maar vergelijk baar proces vermaalt CeBeSon jaarlijks ook duizenden kilo's kip- peveren en varkensharen tot veren- meel met 85 procent eiwitgehalte. Hetzelfde gebeurt met de tiendui zenden liters bloed. „We zijn een honderd procent recycling-indus- trie," zegt Teune trots. „Hier wordt niets weggegooid. En ondanks alle viezigheid garandeer ik dat in ons eindprodukt minder salmonella bacteriën zitten dan in een kroket- uit-de-muur." Dé grote uitdaging blijft de stank- bestrijding. De laatste jaren heeft CeBeSon - samen met een zuster bedrijf in het Friese Bergum de enige destructor in Nederland - miljoenen guldens geïnvesteerd in apparatuur om de reukoverlast in te dammen. Uit de gebouwen wordt momenteel per uur 330.000 m3 lucht afgezogen, die vervolgens in bassins met turf en heide (zoge heten biobedden) door miljarden geurvretende bacteriën wordt ge zuiverd. De vernieuwde waterzui veringsinstallatie heeft de capaci teit voor een stad met 220.000 inwoners. De meest effectieve geurbestrijding vindt echter aan de bron plaats; boeren en slachterijen zijn thans verplicht hun kadavers, bloed en afval ter plaatse te koelen, zodat het ontbindingsproces iets wordt afgeremd. De oude ver trouwde ton van Son is nu dan ook in koelbox-versie te krijgen. Een grijparm neemt de roze bonk vlees in een hydraulische houdgreep. Na een korte luchtreis wordt het varken in een open laadbak gedumpt. Daar gaat het. Op weg naar Son, op weg naar de destructor. FOTO DE STEM JOHAN VAN GURP Reukvrij wordt CeBeSon echter nooit. Het zal omwonenden altijd overlast blijven bezorgen, vooral in de zomermaanden en bij technische storingen. Maar de laatste jaren probeert het bedrijf - net als een gast aan een exquise diner - elke wind binnen te houden. Deze in stelling lijkt succes te hebben. Teu ne: „Vorig jaar is het aantal klach ten van omwonenden van 1100 te ruggebracht tot 435." En passant helpt de directeur een misverstand uit de wereld. Bij de bijna 60 jaar oude firma worden niet alleen kadavers verwerkt. De stoffelijke resten van (zieke) var kens, runderen, kippen, honden, katten of - heel af en toe - een olifant uit de dierentuin, maken maar 20 procent van de totale aanvoer uit. De grote bulk bestaat uit het afval van èlle slachterijen in Zuid-Nederland: darmen, magen, bloed, pezen, botten, poten, oren. Samen goed voor ruim 500 miljoen kilo per jaar. „Nee," grinnikt Teu ne, „wij verwerken echt geen ge amputeerde benen en placenta's uit ziekenhuizen. Dat soort spookver halen is blijkbaar moeilijk uit te CeBeSon is via de destructiewet verplicht binnen 24 uur alle kada- vers op te halen bij circa 70.000 boeren, bedrijven en gemeenten ten zuiden van de lijn Winterswijk- Katwijk. „Kadavers op eigen erf begraven is levensgevaarlijk", waarschuwt Teune, „die kunnen via ratten en muizen besmettelijke zieken veroorzaken. Vooral chole ra, typhus en miltvuur. Sporen van miltvuur zitten na honderd jaar nog in de grond." Vandaag de dag kan iedere veehouder via de telefoon rechtstreeks de computer van CeBeSon voeden. De computer registreert de locatie, vermeldt om wat voor dier het gaat en wat de meest economische route is voor de vrachtwagens. Het be drijf krijgt voor deze kadaverservi ce geen rooie cent. Daar staat te genover dat CeBeSon het alleen recht heeft voor het ophalen en verwerken van het afval van slach terijen. Per saldo worden de kosten van de kadaververwerking gecom penseerd door de grote massa slachtafval. De directeur kent nóg een misverstand: bij het destructie bedrijf in Son wordt niets ver brand. „We zijn geen crematorium voor dieren." Afhankelijk van de soja- en vet prijzen op de wereldmarkt en de dollarkoers maakt CeBeSon een omzet van circa 90 miljoen gulden. De aanvoer van slachtafval zal de komende jaren naar verwachting alleen maar toenemen, doordat het eetpatroon van 'de bevolking sterk verandert. ^°or Ruud Groen I^T ooit had ik vliegtuigen zo l^k I groot gezien en zo dichtbij. W Meestal zag je enkel maar 1- zilveren stippen die witte strepen trokken hoog aan de hemel. Meestal hoorde je slechts het sono re gezang van motoren in de nacht. Maar op die zondagmiddag kwa men ze laag over de huizen in onze straat, vlak na elkaar, het ene na het andere, en ook naast elkaar, zo ver als je kijken kon. Ze waren grijs en groen en verschrikkelijk groot. Je kon de piloten zien zitten in de glazen neus, die schitterde in het zonlicht. In het telkens aan zwellende, oorverdovende gebulder van de motoren klonk het ge schreeuw van de mensen op straat. Ze waren bij het eerste geluid van naderende vliegtuigen hun huizen uit komen hollen en ze stonden op straat te zwaaien met-alles waar mee je maar zwaaien kón. Onze' buurvrouw, anders zo stil en terug getrokken, hing over de rand van haar balkon en zwaaide uitbundig met een groot oranje laken. De dokter die schuin tegenover ons woonde danste in het rond, terwijl hij zo goed en zo kwaad als het ging een rood-wit-blauwe vlag uit gespreid boven zijn hoofd hield. Een paar huizen verderop zat een man schrijlings op het dak en strekte zijn armen omhoog als wil de hij de vliegtuigen aanraken. Mijn moeder huilde. Het waren Engelse vliegtuigen, wist ik. Ze kwamen eten brengen. De luiken onder de romp stonden wagenwijd open. Maar wat me van alles nog het meest is bijgebleven: de grote bommenwerpers lieten hun vleugels op en neer wiegen terwijl ze met hun vier brullende motoren laag over ons heen daver den. Een groet uit een andere we reld. 's Avonds leerde moeder ons 'Oranje Boven' zingen. De vrijheid hing als lente in de lucht. Voor mij, toen zeven jaar oud, was de oorlog een spannend plaatjes boek. Ook ik had bij de gaarkeuken met mijn wijsvinger de laatste rest jes koolsoep uit de lege gamellen geschraapt. Als je je te ver naar beneden waagde, donderde je er ondersteboven in. Was het uit hon ger? Nee, gewoon omdat het leuk was. Honger merkte je niet. Mijn moe der maakte van een paar suikerbie ten de wonderlijkste gerechten, van suikerbietenstroop op het schaarse sneetje brood tot suikerbietenkoek jes bij de surrogaatkoffie. De smaak was voornamelijk eentonig. Mijn vader reed op een fiets zonder banden - een tenkie geheten - naar Drenthe, naar de boeren, om eten te halen. Zijn herkenningsfluitje, als hij na zo'n dagenlange tocht in het stikkedonker achterom thuis kwam, kan ik nog altijd nafluiten. Ik moet dus wel bang geweest zijn, al herinner ik me daar niets meer van. Op de schouw boven de haard had mijn vader de voorlamp van een fiets gezet. Dat was het enige licht in huis. Stroom haalde hij uit de telefoonleiding. Iedereen had zo zijn eigen trucjes. Op zijn studeer kamertje luisterde hij naar een kristalontvanger die in een kistje verborgen was. Ik mocht er met niemand over praten. Soms mocht ik ook even komen luisteren naar het gekraak in de hoofdtelefoon. Dat was Engels, zei mijn vader. Sommige kinderen van mijn leef tijd hadden hongeroedeem. Je wist precies hoe het heette. Ik rende de brug over, de polder in, de plaats waar we pinksterbloemen plukten, en daar zag ik voor het eerst dat de hemel letterlijk zwart was van de vliegtuigen. In immense zwermen kwamen ze van de zee kant, waar ik Engeland wist, en traag beschreven ze hun wijde bochten. Heel de lucht leek in be weging. Ver weg in de polder lieten de bommenwerpers hun lading val len, een regen van kleine dingetjes die ik niet kon thuisbrengen. Een van de kinderen uit de buurt wist te vertellen dat er in de straat achter het park iets uit een vlieg tuig was neergekomen. Wij erheen. Een juten baal die met suiker ge vuld was geweest had van een huis een stuk uit de gevel en een com pleet kozijn weggeslagen. In de voortuin stonden we tot onze en kels in de suiker en schepten het spul met twee handen tegelijk op om er onze mond mee vol te prop pen. Dagen en dagen ging het door. Van de vroege morgen totdat het don ker werd dreunden de bommen werpers af en aan. Al spoedig werd het zo gewoon dat je er nauwelijks nog aandacht aan schonk. En toen op een dag kwamen de gedeukte blikken. De harde bis cuits. De pork (varkensvlees) en de 'miet-en-viezeteebel' (meat and ve getables, oftewel hutspot) zoals wij dat van de Engelse etiketten had den gelezen. Het Zweedse wit brood. En te langen leste de bevrij ding. De zomer. Het leven. Later, meer dan veertig jaar later, ging er een heftige schok van her kenning door me heen, toen ik op een dag lopende in de stad opeens onmiskenbaar de zingende orgel klank hoorde van bommenwerper motoren. Voor velen de klank van de angst, voor mij de klank van de redding. Een eenzame Lancaster, die alles overleefd had, kwam hoog boven de stad voorbij. Ik keek hem na tot hij uit het gezicht verdwenen was. i

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1993 | | pagina 33