In de schaduw op het perron Günter Grass terug in Danzig met aangename weemoed BOEKENLEGGER KINDER JBOEKEN 4400 jaar terug Jlichael Dibdin in de hel van het Vaticaan Chopin schreef helemaal niet zo'n klein oeuvre Super-woordenboek BOEKENGIDS D2 Martin Schouten voltooit roman drieluik met 'Huize Nieuwstadt' WÊËÊÊÊË mmmm OE STEM vrijdag 19 februari 1993 deel D ppel trouvés. Iets exposeren zoals je het kant en klaar hebt gevonden Ik heb dat ooit wel een keer gedaan. Een stuk hout, poot er onder. Het Stedelijk Museum heeft dat nog gekocht. Maar in deze beelden wil ik het samen brengen van culturen symbolise ren. Ik gebruik onderdelen die ik heb gevonden of gekocht in ver schillende delen van de wereld Wat ik wil is eigenlijk de voort gang van de civilisatie mogelijk maken. Dit werk heeft niets meer te maken met de traditie van de westerse kunst". Manhattan Het samenbrengen van culturen blijkt Appels hoofdthema te zijn. Daarom combineert hij Toscaan- se carnavalskoppen met wajang poppen en willekeurige ge bruiksvoorwerpen. Met het oog op die samenbrenging van cultu ren woont hij ook de helft van de tijd in Manhattan. „Manhattan, daar ga ik alleen naar toe vanwege de inspiratie die ik daar vind. In Manhattan wonen alle nationaliteiten van de wereld, en ze spreken alle maal even slecht Engels. Man hattan is hard, rauw en onbe leefd. Er zit daar een enorme driveeen spanning die ik nodig heb". Die inspiratie, zegt Appel, is cruciaal. „Ik kan alleen werken als ik geïnspireerd ben. Ik heb nog nooit iets gemaakt in op dracht. Ik doe geen enkele con cessie aan de commercie. Ik vind dat kunstenaars broodnodig voor de wereld zijn. Artiesten zijn het beste ras - dat is een verkeerd woord, maar ik weet geen beter. Het gaat er niet om of ze goed of slecht zijn, maar dat ze bezig zijn. Kunstenaars zijn uieindelijk niet bezig met winstbejag of oorlog". Singing Donkeys. Nieuwe beel den van Karei Appel. Museum Paleis Lange Voorhout, Den Haag. Tot en met 25 juli. 'een und Erinnerungen'. De ie zijn fantastisch. te indruk gemaakt? ït spontaan bij me opkomt is oud erg van geschiedenis en maal authentiek is, geeft die vat er in zo'n groot rijk kan ng die u heeft bezocht? lona tijdens de Olympische de radio willen laten draaien tan Boeildieu, een prachtig t mooiste plekje aan de muur? van Ans Markus, een soort bij zij in verband gehuld is. avondje uit? Wenen waar 'La Bohème' ia blijft u thuis? o prachtig, op zo'n humoris ten met wat er in de oorlog aar of acteur zou u het liefst worden uitgenodigd? m ik heel goed en haar man lóóit minister van WVC moeten u minister van volkshuisves- rlie Chaplin maar moet nooit u per se moeten zien, lezen of Iruk heeft gemaakt is de Taj ik destijds bezocht met Joop poor Johan Diepstraten je thrillers van Michael Dibdin staan niet alleen in de kast van je geharde liefhebber, ook de Nederlandse schrijvers van dit Óenre volgen hem nauwgezet, joals uit de interviewserie in De Stem afgelopen zomer bleek. Dibdin was een 'writer's writer', maar verovert langzaam maar zeker een steeds groter publiek. Eindelijk gerechtigheid, want zijn debuut 'De rattenkoning' (1988) is van hetzelfde uitzon derlijke niveau als 'Spion aan de muur' (Le Carré), 'De dag van de jakhals' (Forsythe) en 'De aan klager' (Turow). Hoger kan dus niet. Inmiddels is politiecommissaris Aurelio Zen de vaste hoofdfi guur geworden van Dibdin die al zijn thrillers, in tegenstelling tot zijn psychologische romans, in Italië situeert. In 'De rattenko ning' loste Zen een ontvoering" op, in 'Vendetta' (1990) mocht hij zich met Italiaanse bloed wraak bezighouden. Met zijn derde thriller, 'Moord in het Va ticaan', verzeilt Zen in de wereld Michael Dibdin FOTO NIGEL PARRY 'van corrupte kerkelijke figuren en duistere organisaties als de vrijmetselarij, Opus Dei en de Maltezer ridders. Wie 'Lente in Fialta' van Nabo kov kent, weet na enkele pagi na's bijna exact de plot van 'Moord in het Vaticaan' te voor spellen. Maar zelfs dat doet niets af aan het leesplezier. Ook in deze derde thriller draait het toch weer alleen om Aurelio Zen, het prototype van de anti-held. Nog steeds woont hij in bij zijn moeder, hij heeft deze keer een verhouding met een vrouw die aan het hoofd staat van een smokkelbende en als altijd lijkt Zen het slachtoffer te worden van zijn laffe meerderen. Michael Dibdin zet weer met vaardige hand de verschillende verhaallijnen uit en houdt de lezer aangenaam bezig met spannende dialogen en allerhan de beschrijvingen van de Itali aanse samenleving. Hij spaart daarbij niemand. Ook de clerus niet. Natuurlijk praat Aurelio Zen de kerkelijke leiders naar de mond die van de moord in de basiliek van de Sint-Pieter een zelfmoord willen maken. De le zer draait en konkelt mee. Het is de tragiek van Le Carré, Forsythe en Turow dat zij er nooit meer in geslaagd zijn hun boeken te evenaren waarmee zij in één klap wereldberoemd wer den. Een nieuwe 'Rattenkoning' is niet onmiddellijk te verwach ten, maar met 'Moord in het Vaticaan' komt Dibdin gevaar lijk dicht in de buurt. Een meer dan fraaie thriller. Michael Dibdin: 'Moord in het Vaticaan'. Uitg. De Arbeiderspers, prijs 29,90. Door onze redacteur Hans Rooseboom „De hoeveelheid documenten be treffende Chopins leven en loop baan is overstelpend", schrijft Ms van Leeuwen in de nieuwste aflevering van Gottmers beken de Componistenreeks. In deze Chopin-biografie staat ban ook geen schokkend nieuws. Alles is al lang bekend, iedere dag in het leven van de compo nist is onderzocht, maar het staat wel allemaal netjes bij el kaar, met veel plaatjes, en met goede registers. Zoals alle voorgaande delen van deze reeks is ook dit deel erg mooi verzorgd. Op twee delen na is de componistenserie nun com pleet. Dit jaar verschijnen nog Bartok en Bruckner. In dit nieuwste deel beweert au teur Jos van Leeuwen dat Chopin 'een bijzonder klein oeuvre' op zijn naam heeft. Is dat echt waar? In amper 18 jaar schreef Chopin 60 Mazurkas, 27 Etuden, 26 Préludes, 21 Noctur nes, 21 liederen, 20 Walsen, 16 Polonaisen, 4 Balladen, 4 Im promptus, 4 Scherzi, 4 Rondo's, 3 Sonaten. Nog niet eens ge-' noemd zijn Chopins twee Piano concerten en nog talrijke belang rijke losse stukken, zoals de Bar carolle en de Fantasie op. 49, en vijf werken voor cello en piano en een pianotrio. Een klein oeuvre kun je dit niet noemen, al helemaal niet als je rekening houdt met Chopins vele ziekteperioden en met alle tijd die verloren ging aan de stoet van leerlingen die hij er om den brode op na moest houden. De zieke Chopin was een keihar de werker. Maar zoals bij alle grote kunstenaars hoor je dat aan het resultaat van zijn werk niet af. Want hij was ook, in de woorden van zijn vriend Dela croix 'een man van uitzonderlijk verfijnde eruditie, de meest waarachtige kunstenaar die ik ken'. Jos van Leeuwen: 'Chopin'. Gott- mer's Componistenreeks. Uitg. Gottmer/Becht, prijs 37,50 (als men de hele reeks koopt 32,50). Martin Schouten FOTO BEZIGE BIJ Door Johan Diepstraten Op 27 februari 1933 stak Marinus van der Lubbe de Duitse Rijksdag in brand. Hij werd op heterdaad betrapt, gearresteerd en hij bekende onmiddellijk. Op 10 januari 1934 werd Van der Lubbe terechtgesteld wegens hoogverraad en ernstige brand stichting. Jarenlang verdiepte de journalist Martin Schouten zich in deze affaire en schreef er een prachtige biografie over waarin hij concludeerde: 'Van der Lubbe dient geëerd te worden als de eerste die eigenhandig iets tegen Hitler deed in een schitterend gebaar dat hij met zijn leven betaalde.' Eén van de hoofdpersonen in zijn (inmid dels derde) roman, 'Huize Nieuwstadt', is een geschiedenisleraar op zoek naar de sporen van Van der Lubbe. In brieven naar het thuisfront beschrijft hij een aantal foto's van de Leidse metselaar. 'Er is geen zevende foto. Hoe klinkt het timmeren van het schavot voor wie in de dodencel zit? Hoort een bouwvakker dat anders? Pas in de ochtend worden de executies uitge voerd, als het licht grijs is. In de grijze stilte van de ochtend ligt hij en zolang hij zijn ogen dicht houdt kan hem niets gebeu ren.' Het belangrijkste kenmerk van de romans van Martin Schouten is dat hij weinig woorden nodig heeft. In enkele zinnen schetst hij een beeld of een gevoel en de lezer vult de tekst zelf aan. In èen inter view dat ik zes jaar geleden met hem had, legde hij het procédé uit aan de hand van een opmerking van Charlie Chaplin. 'Een binnenkomende trein op een station kun je op twee manieren in beeld brengen. De camera op de rails en de trein komt met een donderend geraas over je heen. Je kunt ook iemand tonen die op het perron staat op een plek waar de zon schijnt. Op een gegeven moment komt de schaduw over zijn gezicht en verdwijnt weer. Dat is ook die trein.' Martin Schouten stelt hoge eisen aan de lezer wat al blijkt uit de constructie van zijn romans. Zijn debuut 'Hotel Terminus' heeft nog een overzichtelijke structuur. Hoofdpersoon Jacob Achterkamp gaat naar de plekken van zijn jeugd en herin nert zich gebeurtenissen 'die in hem hun echo en emotie krijgen'. Zijn tweede ro man, 'Studio Voorland', heeft een verge lijkbare opzet: de zoon van een fotograaf vindt een verzameling foto's die zijn vader voor en in de tweede wereldoorlog op straat heeft gemaakt. De zoon gaat op zoek naar zijn verdwenen vader. Daarentegen is de constructie van zijn nieuwe roman pas halverwege het boek duidelijk. Zes hoofdstukken zijn ieder onderverdeeld in acht onderdelen die met muziek te maken hebben: Prelude, Allemande, Cou rante, Sarabande, Gavotte 1 en 2, Trio en Gigue. In ieder subhoofdstuk wisselt Schouten het perspectief. Het is in eerste instantie goed opletten wie aan het woord is en welke functie de personages in de verschillende verhalen hebben. Makkelijk maakt Schouten het de lezer niet, omdat de eigenlijke hoofdpersoon op de eerste pagina van de roman een trap van een paard krijgt en daardoor zijn geheugen verliest. Het enige houvast voor hem is een blauwe koffer met een naam en adres. Het is het begin van een zoektocht naar zijn identiteit. Variaties Alles wat Schouten tot heden heeft gepu bliceerd zijn variaties op ditzelfde thema., Alleen de tijd is anders. De vooroorlogse geschiedenis beschreef hij in zijn biografie over Van der Lubbe (en in de interview bundel 'Voor de oorlog'). 'Studio Voorland' bestrijkt de oorlog, 'Hotel Terminus' de wederopbouw en de jaren vijftig en met 'Huize Nieuwstad' is Schouten in de laat ste decennia beland. Omdat in deze laatste roman personages uit zijn vorige boeken opeens opduiken, is het toch handig om zijn roman-drieluik in de volgorde van verschijnen te lezen. 'Huize Nieuwstadt' is een overtuigende roman, maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat dit oordeel gebaseerd is op de tweede lezing. Te veel wordt de lezer in het begin afgeleid door de compositie en de onduidelijke persoonsverhoudingen. Pas aan het einde van de roman onthult de schrijver in welk huis de man zonder geheugen terecht is gekomen (Thomas Nieuwstadt), van wie hij zijn identiteit gaat overnemen. Dat doet hij op basis van brieven, gedichten en aanzetten tot verha len die hij in die onbewoonde woning aantreft. Langzaam maar zeker construeert hij het leven van de bewoner Thomas Nieuwstadt, een leraar geschiedenis die na een paar jaar wordt ontslagen op het Linnaeus-gymnasium, met een jazz-kwartet door Nederland toert, drie maanden in de cel opknapt wegens deelna me aan een metro-rel en naar Berlijn vertrekt voor een boek over Van der Lub be. Inmiddels weet de lezer (eindelijk) dat hij getrouwd is met Sara, een dochter Marianne heeft en idolaat is van de toneel speelster Winnie Ouwehand die met De Troep (Proloog?) revolutionair toneel brengt. Ook in de afsluiting van het roman-drieluik geeft Martin Schouten commentaar op de tijdgeest. De verloren wereld die onbereikbaar is geworden, is het onderwerp van de eerste twee romans. Na de ommekeer in de jaren zestig (Chroetsjov, Kennedy, La Dolce Vita, Camperts 'Het leven is verrukkeluk') zijn nu de 'kritiese' leraren, de toneelhervor mingen en de relatieproblemen uit de jaren zeventig aan de beurt. 'Huize Nieuwstadt' is wat dat betreft een feest van herken ning. Bedoeld voor lezers die aan een schaduw op een perron genoeg hebben. Martin Schouten: 'Huize Nieuwstadt'. De Bezige Bij, prijs 29,-. Uitg. «j. -kwwi/bu .Moi.uui.o.s.uvne nuupi Door Leo van Vlijmen soms ook argwanend of met eén Reschke neemt deze onheils Zes jaar heeft het geduurd milde ironie wanneer hij bij- boodschap op een bandje op ei Door Leo van Vlijmen Zes jaar heeft het geduurd voordat Günter Grass na 'De rattin' een nieuwe roman het licht heeft doen zien: 'Onheils pad'. Wederom dus in de titelrol een dier dat met zijn eindeloos vibrerende roep het laatste lied over de wereld van Grass bege leidt. 'Onheilspad' brengt Günter Grass terug naar het vertrouw de gebied waar ook zijn trilogie 'De blikken trommel', 'Kat en muis' en 'Hondejaren' zich af speelden, Danzig waar hij 65 jaar geleden zelf geboren werd. Het verhaal begint op Allerzie len 1989, enkele dagen voordat de Berlijnse Muur open gaat, wanneer op de Markt in Danzig een weduwnaar uit Bochum, professor Reschke, en de Poolse weduwe Piatkowska elkaar bij toeval ontmoeten bij een bloe- menstalletje en hij, gespeciali seerd in oude grafstenen en hun opschriften, haar, verguldster van door de tijd geschonden beelden, een restantje roestrode asters aanreikt. „Een woordelo ze overgave...Zo schikte het paar zich." Enkele uren later bij het ouder lijke graf van de weduwe wordt het idee geboren: een Duits- Poolse Begraafplaats-Maat schappij die er voor zorg moet dragen dat de Duitsers die op het einde van de Tweede We reldoorlog uit Danzig gevlucht of verdreven zijn tenminste als lijk 'een recht op terugkeer' krijgen en in hun vaderstad be graven kunnen worden. Wat voor hem eerst nog slechts een mogelijkheid is, wordt voor haar al direct werkelijkheid: ..Wij doen dat meteen. En zul len hardop zeggen waar politiek ophoudt en mens begint, name lijk als dood is en niets meer in zak heeft, alleen laatste wens nog.„", radbraakt ze de voor Günter Grass haar vreemde Duitse taal. De terugkeer van de doden moet tevens de katastrofale geschie denis van het midden van deze eeuw een laatste rustplaats ver schaffen. Alexander Reschke, zelf Danzi- ger van geboorte, keert terug naar Bochum, begint Alexandra Piatkowska's enthousiasme en hun beider idee met behulp van een secretaresse en een compu ter in werkelijkheid om te zet ten en legt daarmee de basis voor een satire op het oude Europa die zo reëel lijkt als de werkelijkheid zelf. Het onwer kelijke en fantastische van het begrafenisplan is slechts een ge condenseerde variant van de dagelijkse politieke realiteit. Dat verleent het groteske idee van het Pools-Duitse paar een ontroerende ernst waarmee de verteller soms ook de spot drijft. De verteller heeft het materiaal voor zijn relaas - brieven, dag boekfragmenten, foto's en on- kostennota's - van Reschke zelf gekregen. Deze heeft het vanuit Rome, waar de huwelijksreis FOTO ANP het doodgravers-echtpaar heen heeft gebracht, naar zijn oude schoolkameraad uit Danzig op gestuurd en hem eraan herin nerd dat hij indertijd als kwa jongen eens een levende kikker heeft ingeslikt. Dan moet hij ook maar Reschke's dringende verzoek slikken om alles te boekstaven. Het verhaal wordt de verteller dus min of meer opgedrongen en dat geeft hem het recht om de verrichtingen en reacties van Alexander en Alexandra afstan delijk en kritisch te volgen, soms ook argwanend of met eén milde ironie wanneer hij bij voorbeeld de ontroerende ero tiek van de twee mensen in hun herfsttij beschrijft. Inmiddels floreert het verzoe- nings-kerkhof. De doden wor den zelfs uit de Verenigde Sta ten overgebracht. In urnen en er moeten dus urnenvelden komen. Dat is tevens het begin van het einde van de Pools-Duitse droom waarin Alexandra en Alexander zo vol overgave zijn opgegaan. Want op de urnen velden volgen de voorzieningen voor de ex-Danzigers die al bijna zijn overleden en voor alle zekerheid tijdig naar Danzig komen. Er moeten sterfhuizen worden gebouwd, klinieken voor de ouden van dagen en kraamin richtingen voor hun nog volop levende familie die hen bege leidt, bungalowdorpen met golfbanen. Zakeninstinct neemt bezit van de dodenwereld; de verzoening wordt één grote far ce. Zo nu en dan zoekt het Pools- Duitse paar troost bij aanvan kelijk alleen Reschke's maar al lengs him beider vrienden: de schijftongkikkers, gewone pad den, groene padden, kikvorsen van elk formaat, amfibieën, maar vooral de geel- en rood- buikvuurpadden met hun waar schuwende gejammer: „O, wee jij!" Na de bot en de rattin, de kat en de muis heeft Günter Grass zijn allegorische bestiarium nu uit gebreid met padden waarmee hij ook eigenhandig zijn roman heeft geïllustreerd en die even als hun voorgangers zowel een concrete als een abstracte bete kenis hebben, werkelijkheid zijn en tegelijkertijd metafoor. Als. schikgodinnen roepen zij - eenmaal kort, tweemaal lang - hun weeklacht: „O, wee jij!". Reschke neemt deze onheils boodschap op een bandje op en lardeert daarmee hun beider af scheidstoespraak voor de Raad van Toezicht van de Duits- Poolse Begrafenis-Maatschappij die door toedoen van anderen een lucratieve onderneming voor landveroveraars is gewor den. Alexander en Alexandra hebben veel over hun kant laten gaan: de koelhuizen voor de lijken, de verpleeginrichtingen en hotels, de bungalows en golf banen. Bij het thema herbegra fenissen begint de emmer echter over te lopen en ze haken af, waardig maar beslist. Hier neemt de verteller het op een merkwaardige wijze op voor het gefrustreerde Duits- Poolse paar door de reeds in het begin geïntroduceerde figuur van de Bengalees Chatterjee, die onmiskenbaar model staat voor de Derde Wereld, het doodzieke Europa voor het ster ven en dus voor een begrafenis in Danzig te laten behoeden. De nijvere Aziaat produceert en exploiteert fiets-riksja's die het belangrijkste Europese pro bleem, de door het autoverkeer verstopte steden, zullen oplos sen. Met 'Onheilspad' is Günter Grass teruggekeerd naar de plaats die hem zijn grote suc cessen heeeft opgeleverd en die hij beschrijft als een oude liefde waarin hij de jongste geschiede nis van Europa projecteert. Overheersend is een aangename weemoed, vermengd met vol doende relativerende spot en zelfspot zodat het lijkt alsof Grass met zijn helden ook zijn thema, de Duits-Poolse geschie denis, voor goed aan de aarde heeft toevertrouwd. 'Onheils pad' is een schitterend praal graf. Günter Grass: 'Onheilspad'. Ver taald door Jan Gielkens. Uitg. Meulenhoff, prijs 34,50. Koningin Beatrix en kroonprins Willem-Alexander zijn de eerste twee intekenaren op het Woor denboek der Nederlandsche Taal, dat na 140 jaar zijn vol tooiing nadert. Het boek beslaat inmiddels 37 banden met samen 42.000 pagina's, aldus uitgever SDU. De verklaring en de historie van een woord kostten de samenstel lers soms wel twee jaar en ne men in veel gevallen tientallen bladzijden in beslag. De woor den worden vermeld met hun herkomst, hun eerste vindplaats sinds 1500, de oudste betekenis en de jongste (gerekend tot 1930)' en de ontwikkeling daar tussen in. Verder worden voorbeelden van gebruik gegeven. Kroonprins Willem-Alexander neemt op woensdag 3 maart het eerste deel van het naar verluidt 'grootste woordenboek ter we reld' in ontvangst tijdens de pre sentatie in de Vergaderzaal van de Eerste Kamer. Ook Eerste- Kamervoorzitter Tjeenk Willink, Tweede-Kamervoorzitter Deet- man en de minister D'Ancona van cultuur en Ritzen van onder wijs zijn onder de intekenaren van het boek. Ze zullen allemaal flink ruimte moeten maken op de boekenplank, want de 37 banden beslaan nu al twee meter en er komen nog een paar delen. Het boek is namelijk pas in 1998 helemaal compleet. De SDU geeft het boek nu echter al tot en met de letter W uit, omdat het hiermee de overname van het project van collega Nij- hoff wil vieren. Er verschijnen twee versies: een paperback van 1.500 gulden en een gebonden editie van 2.000 gulden, prijzen die volgens de SDU voor biblio theken en dergelijke betaalbaar moeten zijn. Eerder uitgegeven losse delen waren nog duurder en werden dus maar door een enkele instelling gekocht. Het allereerste deel verscheen in 1864 en koning Willem n was toen de eerste intekenaar. Alle eerder verschenen delen worden nu in de nieuwe serie uitge bracht zoals ze destijds werden uitgevoerd, maar dan in fotogra fische herdrukken. Ze zijn geen van alle verder aangepast. Dat zal een klusje worden dat op zijn vroegst in de volgende eeuw worden uitgevoerd, aldus de SDU. Door Muriel Boll „Een dreigend gonzen vulde de lucht boven de dorre vlakte. Ya- rim rende zo hard hij kon. Hij voelde steken in zijn zij. Het zweet prikte in zijn ogen. Zijn hart bonkte in zijn keel. Maar hij mocht niet stoppen. Hij moest de stad bereiken voor het te laat was. Angstig keek hij achterom. Een donkere wolk raasde langs de hemel. De zon werd verduis terd..." Zo begint 'De weg van de wind' van Hans Hagen. Je staat on middellijk in het wijde land schap, je hoort de geluiden en voelt de dreiging, dus wil je weten wat er verder met Yarim gebeurt. En dan begint je reis in een heel ander tijd en in een heel andere cultuur. Yarim leefde on geveer 4400 jaar geleden in Mesopotamië. Dat is nog 600 jaar voordat aartsvader Abra ham uit Ur wegtrok. Yarim woonde daar dichtbij, in de stad Kish. Hagen schreef eerder een boek over Yarim, 'Het gouden oog'. Daarin beschrijft hij hoe Yarim en zijn moeder uit nood door zijn vader als slaaf verkocht werden. Door zijn grote moed zorgt Ya rim ervoor dat ze beiden weer vrij burger worden. In zijn na woord bij dat boek kondigde Hagen al aan dat 'Het gouden oog' een ander boek was gewor den dan hij op het oog had en kondigde daarom al een volgend boek over Yarim aan. Dat is er nu 'De weg van de wind'. Yarim leeft in Kish en is bood schapper van koningin Ku Bau. De dreiging waarmee het boek begint blijkt een sprinkhanen plaag te zijn. De rietoevers wor den kaalgevreten, dadelpalmen bezwijken onder het gewicht van sprinkhanen, maar er volgen meer rampen. Koningin Ku Bau moet de beschermgod van de stad gunstig zien te stemmen om het ergste gevaar af te wenden. Ku Bau krijgt opdracht een huis onder de grond te bouwen, een graf dus. Die goddelijke op dracht wordt gegeven via de op perpriester. Het is een tijd waarin mensen in nauw contact stonden met go den. Het leven werd bepaald door rituele handelingen en tek sten, en leverden vaak onbegrij pelijke voorspellingen op. In dit verhaal speelt het getal achttien een belangrijke rol. Yarim wordt met anderen waaronder de ver teller Nanshe, met een karavaan op reis gestuurd om kostbare bouwmaterialen te kopen waar mee het koninginnegraf ge bouwd moet worden. Die reis is de ene lijn van het verhaal, de andere is het verhaal van de achterblijvers, van Yarims vrien din Inaja, van de slavin Tarisa en de dobbelaar van de koningin Azi. Aan het eind komen die verhalen schitterend bij elkaar. Iedereen weet dat de opperpriester onheil heeft voorspeld, maar hoe en wanneer is een raadsel. Hagen laat je ernaar gissen door ver schillende mogelijkheden aan te bieden. Het noodlot schijnt on ontkoombaar, pas op het aller laatst wordt het raadsel hele maal ontsluierd. Dat maakt dit verhaal tot een moderne detecti ve, soms weet je meer dan Yarim doordat hij niet en jij wel weet wat er inmiddels in de stad ge beurt, een knappe constructie. Alle gebeurtenissen zitten orga nisch met elkaar verweven, iets dat terloops genoemd wordt, blijkt later van belang. De verhalen van Nanshe worden ook niet zomaar verteld, ze slaan altijd op de omstandigheden en geven het verhaal een extra di mensie. Net als de gezangen. Heel mooi is de passage waarin Het schip van Yarim in de buurt komt van een melaatsendorp. In de nacht hoort hij iemand zuri- gen. Boven het doordringende geluid van de kikkers uit, komt de stem over het water aanzwe ven. O Ea, grootste der goden, Help mij, omarm mij, verlicht de pijn. Mijn ogen staren - waar blijft uw hulp? Mijn oren luiste ren - waar is uw stem?... Taal als uit de psalmen. Daar staat alledaagse taal als 'ja kunst, als je...' en 'Blijf met je poten van haar af'. 'De weg van de wind' maakt duidelijk dat de geschiedenis gemaakt wordt door mensen die de oude verha len doorgeven, de geschiedenis is een voortgaande beweging. „Wanneer de ene ster' plaats maakt, valt de schittering van de ander pas goed op", zegt Nans he. 'De weg van de Wind' is een rijk verhaal, spannend en poëtisch, even woon je binnen witte stads muren, loop je over het tempel plein, ontmoet je de slimme Ku Bau, steensnijders, landheren en reis je per ezelkaravaan en schip. Het veldwerk dat Hagen in Paki stan, Syrië en Jordanië heeft verricht, heeft schitterend weer slag gekregen. In het nawoord zinspeelt de schrijver op komen de verhalen over Yarim, omdat hij moeilijk afscheid kan nemen van zijn hoofdpersoon. Dat zal iedereen die dit boek heeft gele zen, hem nazeggen. Hans Hage: 'De weg van de wind'. Uit. Van Goor, prijs 29.90, vanaf 12 jaar. Illustratie in 'De weg van de wind'

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1993 | | pagina 17