De Ark van Noach op de Schelde
BOEKENLEGGER
KINDER boeken
lajiri
Venlo
De debuutroman van
filmster Amanda Ooms
STOFFIG
GOUD
Feestelijk voorlezen
BOEKEN
D2
JM:
Moderne streekroman van Paul Koeck
De Voorstad
van Boon
Vlamingen
kloppen aan
De woorden
van 1992
Theo van Gogh
vrijgesproken
DE STEM
vrijdag 29 januar11993
deel D
m
Insthochschule in Berlijn,
won prijzen en over zijn
en en zijn werk werden
?ken geschreven.
Venlo treft allereerst de
ilzijdigheid van Tajiri. Hij
;ft zich nooit tot één tech-
k, één materiaal of één stijl
Hen beperken.
de jaren '60 maakte hij het
;ld waarmee hij waar-
lijnlijk het bekendst werd:
knoop. Hij ergerde zich aan
nst die het van de begelei-
nde woorden moet hebben.
1967 wilde ik een sculptu-
|e 'verklaring' geven die alle
'stificatie die naar mijn ge
el de kunstwereld in haar
iep had gekregen zou door-
.kken. Sculpturen die on-
|ddelijk iedereen zouden
spreken en tegelijkertijd
ar vorm tijdloos zouden
n. Dat was het begin van de
lopen".
De tentoonstelling in Museum
Bommel-Van Dam duurt t/m
14 maart. Geopend dagelijks
10-16 uur, in het weekeinde
van 14.00-17.00 uur. 's Maan
dags en met carnaval geslo
ten.
schriften' van Marguérite'
indruk gemaakt?
n. Omdat ik verliefd werd
en verbazing. Het was de
d op een filmster.
die u heeft bezocht?
Ie Hermitage. Indrukwek-
radio willen laten draaien
|re. Wat ik het allermooiste
yen.
nooiste plekje aan de muur?
~)sho, zoals hij tegenwoor-
atste foto's.
indje uit?
van Toneelgroep Amster-
in Amsterdam. Een prach-
Üjft u thuis?
Itijd intens benieuwd ben
n komen.
of acteur zou u het liefst
irden uitgenodigd?
ben ik stapelgek op. Nee,
ben zo ontzettend blij dat
een nier bij hem wegge
niet kwaadaardig.
it minister van WVC moeten
niet geschoold.
per se moeten zien, lezen of
van Annie Leibovitz in het
dam.
door Henk van Weert
pe Zweeds-Nederlandse actrice
imanda Ooms (28) is op twee
(ronten actief. Ze speelt de
hofdrol in de film 'Vals Licht'
van Theo van Gogh, naar het
hoek van Joost Zwagerman, die
0p 4 februari in première gaat.
ïorige week verscheen bij uitge
verij Prometheus haar debuutro-
,011 'Noodzaak', die ze oor
spronkelijk in het Zweeds
schreef. Ooms, die beurtelings in
Stockholm en Amsterdam
Koont, beschrijft daarin het ver
starde bestaan van een jonge
jl actrice, die op zoek is naar Echte
Liefde.
Set is haar levensstijl: van mo-
I ment naar moment leven, niet al
te veel piekeren over later, over
man of een kind, over succes
Bafteleurstelling, over wat er uit-
lindelijk aan de creditzijde van
haar leven zal staan.
Haar vader is een Nederlandse
kunstenaar, die in de jaren zestig
net een Zweedse trouwde en op
het Zweedse platteland ging wo
nen. In het land van koning
Carl-Gustav was Amanda Ooms
achtereenvolgens serveerster,
zangeres in een bandje, theater
hulpje, actrice en schrijfster. „Ik
ben een typische mix-figuur",
zegt ze „ik ben tweetalig opge
voed, al gaat het Nederlands me
minder goed af dan het Zweeds,
k heb niet voor Zweden of Ne
derland gekozen. Echt thuis voel
ik me nergens."
In 'Noodzaak' is de 23-jarige
Zweedse actrice Klara bezeten
tan Civet, een man die haar
blijft negeren. Ze vlucht in kort
stondige seksavontuurtjes met
de oudere schrijver Paul, die
haar in hotels laat opdraven.
Klara raakt daardoor in de war
en vlucht naar Amsterdam. Een
zaam wacht ze de ontwikkelin-l
gen af. Het noodlot lijkt toe te
slaan als Paul haar schuilplaats
ontdekt. Maar dan neemt alles
een nieuwe wending.
Noodzaak' is een naïef boek, in
de kunstzinnige betekenis van
het woord. De opbouw is simpel,
stilistisch is het bepaald geen
juweeltje en het verhaal ontwik-
zich traag. Amanda Ooms
schrikt niet van die kwalifica-
Voor haar was het schrijven
van 'Noodzaak' een leerproces,
geeft ze toe.
„Ik denk dat mijn tweede boek
intellectueler is, meer laat zien
van de ontwikkeling die ik heb
doorgemaakt. Wat bij 'Nood
zaak' ook meespeelde was dat ik
het on-the-run heb geschreven.
Dat wilde ik ook. Het moest snel
zijn. Snel klaar ook, zoals mijn
generatie in alles van snelheid
houdt."
Alter ego
Amanda Ooms geeft grif toe dat
Klara haar alter ego is. „Abso
luut, het verhaal is gebaseerd op
mijn eigen leven. In de zomer
van het jaar waarin ik 23 was,
vond ik het leven uiterst verve
lend. Ik heb me toen laten verlei
den tot een vakantie met een
oudere man. Dat was een hele
bekende man: iedereen in de we
reld kent hem, maar ik zal zijn
identiteit nooit onthullen. Ik
ontdekte dat hij, ondanks die
roem, heel erg eenzaam was en
in staat was om allerlei lage
streken met mij uit te halen.
Voor hem was die vakantie een
seksuele trip, niet meer."
„Liefde, erotiek en relaties zijn
belangrijk voor mij. Alles wat ik
doe, doe ik om dichter bij het
geluk te komen, om mensen te'
vinden die mij vast willen hou
den. In dat opzicht was ik niet zo
tevreden over me zelf."
Er is zeker enige overeenkomst
tussen de Klara uit het boek en
de Lizzie uit de film 'Vals licht'.
„Ze hebben gemeen dat ze een-'
zaam zijn. Maar Lizzie is ook
heel gemeen, een echte bitch.
'Vals Licht' is bedoeld als eroti
sche thriller, maar ik zie er voor
al een film in over twee jonge
mensen, die niet goed weten wat
ze aan het doen zijn en daardoor
elkaar kapot maken. Ze zijn zo
als. veel hedendaagse jongeren,
die er geen bal om geven wat er
om hen heen gebeurt. Natuurlijk
is niet iedereen is zo, maar je
kunt niet ontkennen dat die hou
ding bij deze tijd hoort. Ik pro
beer dat te vermijden door me
op het werk te storten. Acteren
en schrijven."
Amanda Ooms: 'Noodzaak'. Uit
geverij Prometheus, prijs f 34,90.
Amanda Ooms
FOTO WOUT JAN BALHUIZEN
Paul Koeck
FOTO CHRIS VAN HOUTS
Door Johan Diepstraten
Schrijvers houden van hun romanpersona
ges. In interviews is vaak te lezen met
hoeveel moeite auteurs afstand doen van
hun verbeelde wereld door het manuscript
bij de uitgever in te leveren. Als het goed is
hebben zij een jaar of langer bijna dage
lijks meegeleefd met de lotgevallen van
mensen die ze zelf op de wereld hebben
gezet. De romanpersonages zijn haast fa
milieleden geworden met wie de schrijver
zorgzaam en liefdevol omspringt.
Paul Koeck lijkt daar weinig last van te
hebben. Zijn forse roman 'Waterproef'
(bijna 600 pagina's) wordt bevolkt door
vele tientallen romanfiguren die even in de
schijnwerpers mogen komen om vervol
gens te worden afgevoerd. Daarin is Koeck
nogal rigoureus. Als in een suikerfabriek
Enüle door 'wentelende messen' tot pulp
wordt vermalen, vraagt de schrijver zich
quasi-bezorgd af: 'Hoe zal God het fiksen
om Emile bij het Laatste Oordeel weer
helemaal bij elkaar te krijgen?' Het be
hoort tot de vaste stijlmiddelen van Koeck
om uitermate cynisch commentaar te ge
ven op wat zijn figuren overkomt.
Volgens de achterflap ontleent de roman
zijn charme en kracht 'aan de meesterlijk
toegepaste middelen van de volkse vertel
kunst'. De kwalificatie 'meesterlijk' komt
voor rekening van de pr-afdeling van
uitgeverij De Bezige Bij, maar een geboren
verteller is Koeck zeker. Wie benieuwd is
naar de volkse mentaliteit van de bewo
ners rond de Schelde door de eeuwen heen,
wordt door Paul Koeck op zijn wenken
bediend.
'Waterproef' is een streekroman is de gun
stige betekenis van het woord. Koeck heeft
al zijn talenten gebruikt om de lezer zo
aangenaam mogelijk bezig te houden. Dat
betekent dat hij vooral verhalen vertelt
waarbij het in eerste instantie alleen maar
om de anekdote lijkt te gaan. Vrijblijvende
vertellingen, denkt de lezer, maar na zo'n
vijfhonderd pagina's blijken het geen toe-
valige gebeurtenissen te zijn geweest die
Koeck opdist: tot verrassing van de lezer
krijgen de vele uitweidingen zowaar een
bedoeling. Misschien is er zelfs sprake van
een echte boodschap.
Honderden pagina's verhaalt Paul Koeck
over de 33-jarige Hendrik die aan het
begin van de roman zijn vrouw Agatha in
de steek laat om in het gehucht Ter Bare
een boerderij te kopen die hij 'de nieuwe
Ark' doopt. Als geen ander kent Hendrik
de grillen van de Schelde. Hij weet dat na
de Sint - Martensvloed en de
Sint-Félixvloed er een nieuwe, grote
overstroming gaat komen. Een springvloed
zowaar op de naamdag van Hendrik, die
volgens hem even zuiveren moet zijn als de
zondvloed die ooit door God werd georga
niseerd. Zuiverend op een andere manier,
want toentertijd met Noach ging het hele
maal verkeerd.
Hendrik heeft een duivels plan uitgedacht.
Hij verzamelt op zijn nieuwe Ark zes
personen die met hem samen de zeven
deugden vormen. Het is Hendriks overtui
ging dat de deugden tegennatuurlijk zijn
en de ondeugden niet. 'Aan die knoeiboel
zou alleen maar een einde komen als de
mensen van elkaar aanvaarden dat ze
ongeduld, leugens en egoïsme, lafheid, on
trouw en onzedigheid zouden gebruiken
om hun doel te bereiken. Dan zou er pas
met gelijke wapens worden gestreden.
Daarom moest de zondvloed van toen de
dieren nog konden spreken als een misluk
king worden beschouwd. De deugdzamen
werden gered, terwijl het net andersom
zou moeten geweest zijn.'
De lezer is inmiddels op pagina 570 aange
land en begrijpt dan pas wat er al die tijd
in het hoofd van Hendrik heeft gemaald.
Dat Hendrik een bijzonder mens is, blijkt
al op de eerste pagina. Daar beschrijft
Koeck dat zijn hoofdpersoon enkele keien
aanraakt die door de Schelde zijn blootge
legd. Het dringt tot Hendrik door dat hij
de stenen niet voor het eerst voelt. 'Een
merkwaardige vaststelling, want die straat
zat al zes eeuwen onder het slib, zodat het
zich liet aanzien dat Hendrik al zeshon
derd jaar bestond.'
Deze terloopse constatering heeft grote
gevolgen. Paul Koeck trekt zich niets aan
van de tijd en husselt alles door elkaar. In
de oneven hoofdstukken vertelt hij over
Hendrik in de tegenwoordige tijd. Hij papt
in Ter Bare aan met de plaatstelijke jacht
club, bestaande uit notabelen die alles
behalve een deugdzaam leven leiden.
In de even hoofdstukken verplaatst Koeck
de gebeurtenissen naar 1354,1542,1811 en
1914 (respectievelijk de
Sint-Martensvloed, de Sint-Félixvloed,
Napoleons ondergang en het begin van de
eerste wereldoorlog). De personages uit die
geschiedenishoofdstukken figureren daar
na gewoon verder in de huidige tijd. Dat
kan in een moderne streekroman.
Vooral als Paul Koeck de geschiedenis
ingaat, kent hij geen remmingen meer.
Cynisch, humoristisch of meedogenloos:
het is zoeken naar de juiste karakterisering
om aan te geven hoe hij met zijn persona
ges omgaat. Je hoort als het ware Neer-
lands Hoop, Youp van 't Hek en Jack
Spijkerman in scènes als de volgende: 'De
moeder van Aernout stond opeens in
brand. Ze leek wel een toorts. Niet moei
lijk, haar kleren stonden stijf van de
vettigheid. (Ze) was naar buiten gerend om
daar verder op te branden, een meevaller,
anders had na korte tijd het hele huis in
lichterlaaie kunnen staan.' En zo verder...
Afhankelijk van zijn gevoel voor humor
laat de lezer zich meeslepen in deze wer
velwind van grappen en vertelsels. Paul
Koeck maakt wel een erg diepe knieval om
zo leuk mogelijk over te komen. Dat was
niet echt nodig geweest. Jammer is het ook
dat Koeck geen maat weet te houden. Een
eindredacteur had zonder enige moeite
éénderde van de roman kunnen strepen.
Hij zou dan nog niet eens tot de strengste
der eindredacteuren behoren.
Paul Koeck: 'Waterproef'. Uitgeverij De Bezi
ge Bij, prijs 40,-.
„Over het literaire werk van
Louis Paul Boon zal het stof der
tijden niet nederdalen", schreef
Jeroen Brouwers in 1979 bij de
dood van de grote Vlaamse
schrijver. Ik voel mij niet weinig
beschaamd dat ik in deze ru
briek na vijftig jaar al het stof
wil wegblazen van zijn literaire
debuut 'De Voorstad groeit', dat
Louis Paul Boon mede door het
energieke ingrijpen van zijn
vrouw Jeanneke in het oorlogs
jaar 1942 liet uitkomen.
Stof is onontkoombaar en stoffig
goud blijft goud. 'De Voorstad
groeit' was een van de eerste
boeken van Boon die ik las en ik
was begeesterd door de onstui
mige kracht van zijn proza en
door de meeslepende wijze
waarop hij een samenleving van
arme mensen tekent, dat ik on
middellijk naar Aalst wilde, om
er op zoek te gaan naar de
voorstad van de jonge Boon.
Bij het opnieuw lezen van het
boek onderga ik oude geestdrift,
het blijft een boek met meester
lijk proza, maar er is bij alle
ontroering en bewondering, toch
ook een nieuwe reactie die zegt
dat 'De Voorstad groeit' qua
structuur en vormgeving een on
rijpe roman mag worden ge
noemd. De jonge Louis Paul
Boon moet dat zelf ook hebben
geweten. Hij wilde het manu
script nog niet uit handen geven.
Hij had over hetzelfde thema,
over de botsing tussen illusie en
werkelijkheid, al wel tien ro
mans geschreven en alle tien
verbrand.
Toen hij in 1939 als soldaat in
Tessenderlo diende, werkte hij
opnieuw aan de roman, ook al
heette die toen nog 'Het brood
onzer tranen'. Boon moet hebben
gevoeld dat hij een schrijver
Louis Paul Boon, zelfportret uit 1938.
was, maar hij voelde zich toch
onzeker over de taaltechnische
tekortkomingen van zijn schrij
verschap. In zijn brieven met
Elsschot geeft hij zich reken
schap van die onvolkomenheden
en zijn promotor geeft hem ook
aanwijzingen voor zijn eerste ro
mans. Dat niemand gelukkig
werd in dit boek, ook degenen
niet die zich ten koste van ande
ren hadden verrijkt, vond Els-
schot een niet zo sterk punt in
'De Voorstad groeit'.
„Bedenk", schrijft Elsschot hem
op 2 februari 1943, „dat het
kwaad, helaas, niet gestraft
wordt evenmin als de deugd be
loond wordt. In uwe plaats had
ik die man rijk en bovendien
gelukkig gemaakt, tot in zijn
kinderen". Boon is later Elsschot
in deze aanwijzing niet tegemoet
gekomen.
Louis Paul Boon wilde eigenlijk
schilder worden, hij had in zijn
geboortestad Aalst de Kunstaca
demie gevolgd, maar om een
beetje zijn brood te kunnen ver
dienen, verhuurde hij zich als
huisschilder en als onderhouds-
man, o.m. bij de bierbrouwerij
Zeeberg. Hij was in 1936 met
Jeanneke de Wolf getrouwd en
het echtpaar had ook al een
kind, de kleine Jo. Jeanneke
moest met allerlei werk aan geld
zien te komen. Nog in 1945,
Boon bezat in Vlaanderen toch
al enige reputatie als auteur,
richtte hij zich in een kort brief
je tot zijn vriend Elsschot met de
bede om hem aan werk te hel
pen. „Maar wacht in godsnaam
niet te lang want er rest mij
waarlijk niet veel meer in mijn
huis dat ik nog zou kunnen ver
kopen."
Boon krijgt van uitgeefster Man-
teau een maandelijks handgeld
en dankzij vrienden krijgt hij
een baantje als journalistiek me
dewerker bij het communistische
blad 'De Roode Vaan'. Pas in de
jaren vijftig krijgt hij zekerheid
door zijn aanstelling als colum
nist bij het Gentse blad 'Voor
uit'. In 1953 bereikte hij ook het
Nederlandse lezerspubliek met
de uitgave van 'De Kapellekens-
baan'. In dat jaar verhuisde het
gezin Boon naar een bescheiden
buitenhuis in het nabij gelegen
Erembodegem.
In 1966 verwierf hij de Neder
landse Constatijn Huygensprijs
en in 1972 kreeg hij o.m. voor
zijn onlangs verfilmde en op
nieuw uitgegeven boek 'Pieter
Daens', de driejaarlijkse Vlaam
se prijs voor verhalend proza. Al
enige jaren kandidaat voor de
Nobelprijs voor Letteren, stierf
hij, zonder die bekroning, op 10
mei 1979 plotseling achter zijn
werktafel.
Toen ik Jeanneke Boon uit ver
drietige nieuwsgierigheid een
keer bezocht, in haar huis dat
vol was van het werk van Louis
Paul Boon, zei ze door alle tra
nen heen: „Louis was aan het
eind gekomen, leeggeschreven,
hij was echt levensmoe".
Zijn vroegste vriend Bert van
Hoorick verzekert ons dat het
houten barakkendoip, zoals
Boon dat beschrijft in 'De Voor
stad groeit', echt heeft bestaan
in de wijk Schaarbeek. De 'Hou
ten dooskens' werden afgebro
ken om plaats te maken voor 'de
buildings van de Etrim'. In deze
voorstad, door de Aalstenaren
'de vuile hoek' genoemd, woon
den de verschoppelingen, de ar
moedzaaiers, zoals we die in zijn
literaire debuut ook veelvuldig
tegen het lijf lopen.
Louis Paul Boon schreef over de
mensen in een taal zoals gewone
mensen hun misère en klein ver
driet vertellen, recht uit het hart
en in een opwelling, zonder
adempauzes of rusttekens. In 'De
Voorstad groeit' beschrijft Boon
zeker wel een stukje van zijn
eigen stad, maar het is toch de
universele mens zoals die overal
in de wereld sappelt, armoe lijdt,
illusies koestert en in armoe en
illusies ten onder gaat, eenvou
dig omdat hij geen verweer kent
tegen de mechanismen die hun
armoe en onderdrukking be
werkstelligen.
Willem Elsschot had in 1941 als
jurylid voor de Leo J. Krijnprijs
'die brontosaur' eerst ongelezen
willen laten, maar al na zestig
bladzijden te hebben gelezen,
wist hij zeker dat Louis Paul
Boon de uitverkorene was. Hij
schreef de uitgeefster Manteau
(in het Frans) een briefje waarin
hij haar liet weten dat de schrij
ver 'onmiskenbare lyrische ga
ven bezat'.
In het nog bestaand restaurant
'Aux Armes de Bruxelles' (Been
houwerstraat 13) te Brussel ont
moette Louis Paul Boon Elsschot
voor het eerst. Er werd te zijner
eer een bescheiden banket aan
gericht. Elsschot raakte zelfs een
door Gerard van Herpen
beetje beschonken en zong na
afloop, het was nog volop oorlog,
anti-fascistische liederen.
„Broer", zei Elsschot, „ge hebt
daar een goed boek geschreven".
Tienduizend franken verdiende
hij er mee en de aanbeveling van
een grootheid als Elsschot was
ook niet gering. Boon was defi
nitief een schrijver geworden.
„Vanaf dat moment", vertelde
Jeanneke Boon, „was hij niet
meer uit zijn werkkamertje weg
te krijgen". Daarmee was nog
geen einde aan zijn eigen armoe
gekomen. De Vlaamse roomse
critici bleven Boons literaire
werk aan katholieke lezers ont
raden en ook de eerste kritiek in
Nederland was niet altijd zo lo
vend.
Jan Gresshof bij voorbeeld
schreef over 'De Voorstad
groeit': „Zelden ontmoet men
zulk een opeenhoping van gore,
onwelriekende en daarbij nog
lusteloze, doelloze levens als in
Boons straten en wijken". "Cri
ticus", zo ongeveer hield Els
schot de komma-neukers voor,
"speur niet naar overtollige of
ontbrekende of gebrekkige
punctuatie, maar lees het met
uw hart, met een sprankel van
het groot-menselijk gevoel waar
mede Boon het geschreven
heeft".
Vijftig jaar na zijn debuut,
Boons schitterende litanie van
alle armen, mag worden gezegd
dat 'De Voorstad groeit', bij alle
kenmerken van het onvolmaak
te, toch al te zien gaf dat Louis
Paul Boon een belangrijk Neder
lands schrijver zou worden.
Het Fonds voor de Letteren ver
wacht in 1993 tweemaal zoveel
subsidieaanvragen van Vlaamse
auteurs en vertalers als in 1992.
Het baseert die verwachting op
de 32 subsidieverzoeken die tot
nu toe zijn ingediend. In het
voorjaar zal het Fonds enkele
tientallen Vlaamse aanvragen
binnenkrijgen voor een aanvul
lend honorarium.
Wanneer er niet snel een toerei
kende financiële voorziening in
Vlaanderen tot stand komt, ziet
het fonds zich gedwongen het
beleid drastisch te wijzigen. Dat
zou betekenen dat de hoogte van
de subsidiebedragen omlaag
moet. Minister D'Ancona van
cultuur heeft eerder al laten we
ten geen extra geld te willen
toekennen om de door het fonds
gehonoreerde Vlaamse aanvra
gen te bekostigen.
Volgens het huidige EG-verdrag
is het fonds verplicht alle
Vlaamse aanvragen voor werk
beurzen, reisbeurzen en aanvul
lende honoraria die aan de kwa
liteitsnormen voldoen te honore
ren. Op grond daarvan keerde
het in 1992 in totaal 80.000 gul
den uit aan Vlaamse auteurs en
vertalers. Het was voor het eerst
dat Vlaamse schrijvers door het
Nederlandse fonds werden'geho
noreerd.
Het totale budget van het fonds
bedraagt zeven miljoen gulden.
Slechts een klein deel, zes ton,
wordt voor overheadkosten ge
bruikt. In Vlaanderen is in ver
houding veel minder geld be
schikbaar voor schrijvers; een
bedrag van zes ton.
Cisten (verzamelterm voor racis
ten en fascisten, vgl. gogen, is
men), condoomspeler (voetballer
die geen risico's durft te nemen),
grenshospitium, hangpunten-
brief, leesuitval, orenmaffia (de
verbreiders van het geloof dat
ziekten een gevolg zijn van om
standigheden 'tussen de oren'),
botspartner (automobilist die
fietser aanrijdt, in de terminolo
gie van Veilig Verkeer Neder
land), zebra-kind (veroordeeld
tot het dragen van Zeeman- en
Libra-kleding), zeehondisering
(actie om van de Indianen de
zeehondjes van de jaren '90 te
maken).
Een stuk of honderd woorden
die in 1992 voor het eerst werden
gebruikt staan in Jaartaai. Uit
gever Thomas Rap wil een der
gelijk boekje ieder jaar in janua
ri uitbrengen. Er staan een paar
aardige woorden in, die mis
schien beklijven. „Maar waar
schijnlijk kent het merendeel
van de Nederlanders deze woor
den nog niet", schrijft Van Dale
hoofdredacteur Hans Heester
mans in zijn piepkleine inlei
dinkje. „De kans is groot dat ze
in 1993 ook niet meer gehoord
worden".
'Jaartaai. Debuutwoorden in het
Nederlands van 1992'. Samenge
steld door Frans van Lier. Met
een essayistische bijdrage van
Hans Heestermans. Uitg. Tho
mas Rap, prijs 8,50.
I
De schrijver en cineast Theo van
Gogh is door het gerechtshof ini
Amsterdam vrijgesproken van
belediging. Van Gogh werd er-:
van beschuldigd zich in zijni
boek 'De Weldoener' anti-semi-
tisch te hebben uitgelaten. Van
Gogh, die niet bij de uitspraak
aanwezig was, reageerde ver
baasd op de uitspraak. „Ik ge
loof mijn oren niet, qu'elle his-
toire", zei hij desgevraagd. I
De rechtbank in Amsterdam had
Van Gogh in februari 1992
schuldig wel bevonden aan bele
diging en veroordeeld tot een
geldboete van 2000 gulden.
Daartegen was hij in hoger be
roep gegaan.
Van Gogh noemt zijn uitlatingen
niet beledigend en grievend voor
joden. Het zijn 'sick jokes' ge-
.richt tegen de auteur Leon de<
Winter, die in de context van het
stuk moeten worden gelezen. Het
is een stijl die ook Youp van 't
Hek en Freek de Jonge hanteren,
aldus Van Gogh. Het hof volgde
die redenering.
Door Muriel Boll
Een kind dat vraagt 'vertel eens
een verhaaltje', heeft meer op
het oog dan dat verhaal alleen.
Bij goed vertellen of voorlezen
hoort een intieme sfeer waarin
het leven van alledag even ont
doken wordt en vanuit de grote
leunstoel een wondere wereld
wordt opgeroepen zonder tijd en
haast.
Wie er voor gaat zitten, doet
zichzelf en de luisteraars niet
alleen op dat moment een ple
zier. Voorlezen is een investering
voor het leven. Je laat kinderen
ontdekken wat je uit boeken al
niet te weten kunt komen, mooie
en interessante zaken. Wie dat
eenmaal door heeft, zal levens
lang van boeken blijven houden.
'De verhalentuin' is beslist zo'n
boek waarvan je blijft houden.
Het is een bundel verhalen van
Bregje Boonstra, die tot vorig
jaar recensente jeugdliteratuur
voor het NRC-Handelsblad was.
Boonstra bewerkte zelf een aan
tal oude volksverhalen, daar
naast bevat de bundel verhalen
van bekende kinderboeken
schrijvers als Annie M.G.
Schmidt, Miep Diekmann, Mies
Bouhuys, Paul Biegel, Imme
Dros, Wim Hofman, enz.
Het zijn stuk voor stuk verhalen
waarin intimiteit een grote rol
speelt in die zin dat ze vooral
gekozen lijken om met effect
voorgelezen te worden doordat
er herhalingen en andere ritmi
sche elementen in voorkomen en
doordat de gebeurtenissen uit
lokken tot commentaar, omdat
ze zo grappig, zielig of sprook
jesachtig zijn.
Het is een beddekoetsensfeer,
zoals Boonstra zich die, getuige
haar voorwoord, herinnert uit de
tijd dat ze bij haar grootvader
op bed zat als die zijn middag
slaapje deed; Dan vertelde hij
haar verhalen als 'Het zwavel
stokkenwagentje'. Grootvader
kwam vast uit het oosten of
noorden des lands. Hij gebruikt
lidwoorden waar anderen bezit
telijke voornaamwoorden ge
bruiken: 'de stopnaald hing hem
aan de billen.' In de verhalentuin
komen rode kippetjes, sneeuw
mannetjes, soepstenen, nevelkin
deren op klompjes, weerwolven
en een overvloed aan andere die-;
ren voor.
Er is een Bomansachtig verhaal
van Remco Campert waarin het
jongetje Lodewijk Sebastiaan
gesprekken voert met een mier,
een vlinder, eekhoorn, meikever
en een vos. Nicolaas Matsier
schreef een spannend en fijnzin
nig verhaal over een speelgoed
dier. Mooi laconiek is het ver
haal van Gina Ruck 'In elk bos is
er wel een muis die viool speelt',
een kostelijke conclusie, en zo
kan ik wel doorgaan.
Er staan ongeveer 45 verhalen in
de 'Verhalentuin', ze zijn stuk
voor stuk van literaire kwaliteit
en toch zijn het typisch verhalen
voor kinderen.
Jenny Dalenoord maakte een
overvloed van zwart-wit teke
ningetjes voor dit boek. Haar
werk heeft net zo'n warme, vro
lijke sfeer als de verhalen en
geven een uitbundig feestelijk
karakter aan het geheel. Het zou
nog beter uit de verf komen als
de uitgever Dalenoord iets meer
lucht had gegund; nu lijken de
illustraties soms de bladzijde af
te rollen, zo weinig ruimte is er
op de pagina's.
Hoe mooi het werk van Dale
noord is, kun je nog beter zien in
een leesboekje voor kinderen die
de eerste leeshindernissen al on
der de knie hebben, 'O, wat erg
van Jetty Krever. Het is een
wegloopverhaaltje over de
nieuwsgierige egel Willem die
tijdens een nachtwandeling weg
loopt en op de snelweg belandt,
tussen de wielen van reuzemon
sters. Gelukkig weet oom Fre-
derik dat er een dassentunnel is'
en Willem komt weer bij zijn
familie terecht. Een heerlijk ver
haal, met een tikkeltje milieu
problematiek, waarin de illus
traties evenwaardig zijn aan de
tekst.
Bregje Boonstra: 'De verhalen
tuin'. Illustraties Jenny Dale„
noord. Uitg. Ploegsma, prijs
32.50, vanaf 5 jaar.
Tekening van Jenny Dalenoord.