De Ark van Noach op de Schelde BOEKENLEGGER KINDER boeken lajiri Venlo De debuutroman van filmster Amanda Ooms STOFFIG GOUD Feestelijk voorlezen BOEKEN D2 JM: Moderne streekroman van Paul Koeck De Voorstad van Boon Vlamingen kloppen aan De woorden van 1992 Theo van Gogh vrijgesproken DE STEM vrijdag 29 januar11993 deel D m Insthochschule in Berlijn, won prijzen en over zijn en en zijn werk werden ?ken geschreven. Venlo treft allereerst de ilzijdigheid van Tajiri. Hij ;ft zich nooit tot één tech- k, één materiaal of één stijl Hen beperken. de jaren '60 maakte hij het ;ld waarmee hij waar- lijnlijk het bekendst werd: knoop. Hij ergerde zich aan nst die het van de begelei- nde woorden moet hebben. 1967 wilde ik een sculptu- |e 'verklaring' geven die alle 'stificatie die naar mijn ge el de kunstwereld in haar iep had gekregen zou door- .kken. Sculpturen die on- |ddelijk iedereen zouden spreken en tegelijkertijd ar vorm tijdloos zouden n. Dat was het begin van de lopen". De tentoonstelling in Museum Bommel-Van Dam duurt t/m 14 maart. Geopend dagelijks 10-16 uur, in het weekeinde van 14.00-17.00 uur. 's Maan dags en met carnaval geslo ten. schriften' van Marguérite' indruk gemaakt? n. Omdat ik verliefd werd en verbazing. Het was de d op een filmster. die u heeft bezocht? Ie Hermitage. Indrukwek- radio willen laten draaien |re. Wat ik het allermooiste yen. nooiste plekje aan de muur? ~)sho, zoals hij tegenwoor- atste foto's. indje uit? van Toneelgroep Amster- in Amsterdam. Een prach- Üjft u thuis? Itijd intens benieuwd ben n komen. of acteur zou u het liefst irden uitgenodigd? ben ik stapelgek op. Nee, ben zo ontzettend blij dat een nier bij hem wegge niet kwaadaardig. it minister van WVC moeten niet geschoold. per se moeten zien, lezen of van Annie Leibovitz in het dam. door Henk van Weert pe Zweeds-Nederlandse actrice imanda Ooms (28) is op twee (ronten actief. Ze speelt de hofdrol in de film 'Vals Licht' van Theo van Gogh, naar het hoek van Joost Zwagerman, die 0p 4 februari in première gaat. ïorige week verscheen bij uitge verij Prometheus haar debuutro- ,011 'Noodzaak', die ze oor spronkelijk in het Zweeds schreef. Ooms, die beurtelings in Stockholm en Amsterdam Koont, beschrijft daarin het ver starde bestaan van een jonge jl actrice, die op zoek is naar Echte Liefde. Set is haar levensstijl: van mo- I ment naar moment leven, niet al te veel piekeren over later, over man of een kind, over succes Bafteleurstelling, over wat er uit- lindelijk aan de creditzijde van haar leven zal staan. Haar vader is een Nederlandse kunstenaar, die in de jaren zestig net een Zweedse trouwde en op het Zweedse platteland ging wo nen. In het land van koning Carl-Gustav was Amanda Ooms achtereenvolgens serveerster, zangeres in een bandje, theater hulpje, actrice en schrijfster. „Ik ben een typische mix-figuur", zegt ze „ik ben tweetalig opge voed, al gaat het Nederlands me minder goed af dan het Zweeds, k heb niet voor Zweden of Ne derland gekozen. Echt thuis voel ik me nergens." In 'Noodzaak' is de 23-jarige Zweedse actrice Klara bezeten tan Civet, een man die haar blijft negeren. Ze vlucht in kort stondige seksavontuurtjes met de oudere schrijver Paul, die haar in hotels laat opdraven. Klara raakt daardoor in de war en vlucht naar Amsterdam. Een zaam wacht ze de ontwikkelin-l gen af. Het noodlot lijkt toe te slaan als Paul haar schuilplaats ontdekt. Maar dan neemt alles een nieuwe wending. Noodzaak' is een naïef boek, in de kunstzinnige betekenis van het woord. De opbouw is simpel, stilistisch is het bepaald geen juweeltje en het verhaal ontwik- zich traag. Amanda Ooms schrikt niet van die kwalifica- Voor haar was het schrijven van 'Noodzaak' een leerproces, geeft ze toe. „Ik denk dat mijn tweede boek intellectueler is, meer laat zien van de ontwikkeling die ik heb doorgemaakt. Wat bij 'Nood zaak' ook meespeelde was dat ik het on-the-run heb geschreven. Dat wilde ik ook. Het moest snel zijn. Snel klaar ook, zoals mijn generatie in alles van snelheid houdt." Alter ego Amanda Ooms geeft grif toe dat Klara haar alter ego is. „Abso luut, het verhaal is gebaseerd op mijn eigen leven. In de zomer van het jaar waarin ik 23 was, vond ik het leven uiterst verve lend. Ik heb me toen laten verlei den tot een vakantie met een oudere man. Dat was een hele bekende man: iedereen in de we reld kent hem, maar ik zal zijn identiteit nooit onthullen. Ik ontdekte dat hij, ondanks die roem, heel erg eenzaam was en in staat was om allerlei lage streken met mij uit te halen. Voor hem was die vakantie een seksuele trip, niet meer." „Liefde, erotiek en relaties zijn belangrijk voor mij. Alles wat ik doe, doe ik om dichter bij het geluk te komen, om mensen te' vinden die mij vast willen hou den. In dat opzicht was ik niet zo tevreden over me zelf." Er is zeker enige overeenkomst tussen de Klara uit het boek en de Lizzie uit de film 'Vals licht'. „Ze hebben gemeen dat ze een-' zaam zijn. Maar Lizzie is ook heel gemeen, een echte bitch. 'Vals Licht' is bedoeld als eroti sche thriller, maar ik zie er voor al een film in over twee jonge mensen, die niet goed weten wat ze aan het doen zijn en daardoor elkaar kapot maken. Ze zijn zo als. veel hedendaagse jongeren, die er geen bal om geven wat er om hen heen gebeurt. Natuurlijk is niet iedereen is zo, maar je kunt niet ontkennen dat die hou ding bij deze tijd hoort. Ik pro beer dat te vermijden door me op het werk te storten. Acteren en schrijven." Amanda Ooms: 'Noodzaak'. Uit geverij Prometheus, prijs f 34,90. Amanda Ooms FOTO WOUT JAN BALHUIZEN Paul Koeck FOTO CHRIS VAN HOUTS Door Johan Diepstraten Schrijvers houden van hun romanpersona ges. In interviews is vaak te lezen met hoeveel moeite auteurs afstand doen van hun verbeelde wereld door het manuscript bij de uitgever in te leveren. Als het goed is hebben zij een jaar of langer bijna dage lijks meegeleefd met de lotgevallen van mensen die ze zelf op de wereld hebben gezet. De romanpersonages zijn haast fa milieleden geworden met wie de schrijver zorgzaam en liefdevol omspringt. Paul Koeck lijkt daar weinig last van te hebben. Zijn forse roman 'Waterproef' (bijna 600 pagina's) wordt bevolkt door vele tientallen romanfiguren die even in de schijnwerpers mogen komen om vervol gens te worden afgevoerd. Daarin is Koeck nogal rigoureus. Als in een suikerfabriek Enüle door 'wentelende messen' tot pulp wordt vermalen, vraagt de schrijver zich quasi-bezorgd af: 'Hoe zal God het fiksen om Emile bij het Laatste Oordeel weer helemaal bij elkaar te krijgen?' Het be hoort tot de vaste stijlmiddelen van Koeck om uitermate cynisch commentaar te ge ven op wat zijn figuren overkomt. Volgens de achterflap ontleent de roman zijn charme en kracht 'aan de meesterlijk toegepaste middelen van de volkse vertel kunst'. De kwalificatie 'meesterlijk' komt voor rekening van de pr-afdeling van uitgeverij De Bezige Bij, maar een geboren verteller is Koeck zeker. Wie benieuwd is naar de volkse mentaliteit van de bewo ners rond de Schelde door de eeuwen heen, wordt door Paul Koeck op zijn wenken bediend. 'Waterproef' is een streekroman is de gun stige betekenis van het woord. Koeck heeft al zijn talenten gebruikt om de lezer zo aangenaam mogelijk bezig te houden. Dat betekent dat hij vooral verhalen vertelt waarbij het in eerste instantie alleen maar om de anekdote lijkt te gaan. Vrijblijvende vertellingen, denkt de lezer, maar na zo'n vijfhonderd pagina's blijken het geen toe- valige gebeurtenissen te zijn geweest die Koeck opdist: tot verrassing van de lezer krijgen de vele uitweidingen zowaar een bedoeling. Misschien is er zelfs sprake van een echte boodschap. Honderden pagina's verhaalt Paul Koeck over de 33-jarige Hendrik die aan het begin van de roman zijn vrouw Agatha in de steek laat om in het gehucht Ter Bare een boerderij te kopen die hij 'de nieuwe Ark' doopt. Als geen ander kent Hendrik de grillen van de Schelde. Hij weet dat na de Sint - Martensvloed en de Sint-Félixvloed er een nieuwe, grote overstroming gaat komen. Een springvloed zowaar op de naamdag van Hendrik, die volgens hem even zuiveren moet zijn als de zondvloed die ooit door God werd georga niseerd. Zuiverend op een andere manier, want toentertijd met Noach ging het hele maal verkeerd. Hendrik heeft een duivels plan uitgedacht. Hij verzamelt op zijn nieuwe Ark zes personen die met hem samen de zeven deugden vormen. Het is Hendriks overtui ging dat de deugden tegennatuurlijk zijn en de ondeugden niet. 'Aan die knoeiboel zou alleen maar een einde komen als de mensen van elkaar aanvaarden dat ze ongeduld, leugens en egoïsme, lafheid, on trouw en onzedigheid zouden gebruiken om hun doel te bereiken. Dan zou er pas met gelijke wapens worden gestreden. Daarom moest de zondvloed van toen de dieren nog konden spreken als een misluk king worden beschouwd. De deugdzamen werden gered, terwijl het net andersom zou moeten geweest zijn.' De lezer is inmiddels op pagina 570 aange land en begrijpt dan pas wat er al die tijd in het hoofd van Hendrik heeft gemaald. Dat Hendrik een bijzonder mens is, blijkt al op de eerste pagina. Daar beschrijft Koeck dat zijn hoofdpersoon enkele keien aanraakt die door de Schelde zijn blootge legd. Het dringt tot Hendrik door dat hij de stenen niet voor het eerst voelt. 'Een merkwaardige vaststelling, want die straat zat al zes eeuwen onder het slib, zodat het zich liet aanzien dat Hendrik al zeshon derd jaar bestond.' Deze terloopse constatering heeft grote gevolgen. Paul Koeck trekt zich niets aan van de tijd en husselt alles door elkaar. In de oneven hoofdstukken vertelt hij over Hendrik in de tegenwoordige tijd. Hij papt in Ter Bare aan met de plaatstelijke jacht club, bestaande uit notabelen die alles behalve een deugdzaam leven leiden. In de even hoofdstukken verplaatst Koeck de gebeurtenissen naar 1354,1542,1811 en 1914 (respectievelijk de Sint-Martensvloed, de Sint-Félixvloed, Napoleons ondergang en het begin van de eerste wereldoorlog). De personages uit die geschiedenishoofdstukken figureren daar na gewoon verder in de huidige tijd. Dat kan in een moderne streekroman. Vooral als Paul Koeck de geschiedenis ingaat, kent hij geen remmingen meer. Cynisch, humoristisch of meedogenloos: het is zoeken naar de juiste karakterisering om aan te geven hoe hij met zijn persona ges omgaat. Je hoort als het ware Neer- lands Hoop, Youp van 't Hek en Jack Spijkerman in scènes als de volgende: 'De moeder van Aernout stond opeens in brand. Ze leek wel een toorts. Niet moei lijk, haar kleren stonden stijf van de vettigheid. (Ze) was naar buiten gerend om daar verder op te branden, een meevaller, anders had na korte tijd het hele huis in lichterlaaie kunnen staan.' En zo verder... Afhankelijk van zijn gevoel voor humor laat de lezer zich meeslepen in deze wer velwind van grappen en vertelsels. Paul Koeck maakt wel een erg diepe knieval om zo leuk mogelijk over te komen. Dat was niet echt nodig geweest. Jammer is het ook dat Koeck geen maat weet te houden. Een eindredacteur had zonder enige moeite éénderde van de roman kunnen strepen. Hij zou dan nog niet eens tot de strengste der eindredacteuren behoren. Paul Koeck: 'Waterproef'. Uitgeverij De Bezi ge Bij, prijs 40,-. „Over het literaire werk van Louis Paul Boon zal het stof der tijden niet nederdalen", schreef Jeroen Brouwers in 1979 bij de dood van de grote Vlaamse schrijver. Ik voel mij niet weinig beschaamd dat ik in deze ru briek na vijftig jaar al het stof wil wegblazen van zijn literaire debuut 'De Voorstad groeit', dat Louis Paul Boon mede door het energieke ingrijpen van zijn vrouw Jeanneke in het oorlogs jaar 1942 liet uitkomen. Stof is onontkoombaar en stoffig goud blijft goud. 'De Voorstad groeit' was een van de eerste boeken van Boon die ik las en ik was begeesterd door de onstui mige kracht van zijn proza en door de meeslepende wijze waarop hij een samenleving van arme mensen tekent, dat ik on middellijk naar Aalst wilde, om er op zoek te gaan naar de voorstad van de jonge Boon. Bij het opnieuw lezen van het boek onderga ik oude geestdrift, het blijft een boek met meester lijk proza, maar er is bij alle ontroering en bewondering, toch ook een nieuwe reactie die zegt dat 'De Voorstad groeit' qua structuur en vormgeving een on rijpe roman mag worden ge noemd. De jonge Louis Paul Boon moet dat zelf ook hebben geweten. Hij wilde het manu script nog niet uit handen geven. Hij had over hetzelfde thema, over de botsing tussen illusie en werkelijkheid, al wel tien ro mans geschreven en alle tien verbrand. Toen hij in 1939 als soldaat in Tessenderlo diende, werkte hij opnieuw aan de roman, ook al heette die toen nog 'Het brood onzer tranen'. Boon moet hebben gevoeld dat hij een schrijver Louis Paul Boon, zelfportret uit 1938. was, maar hij voelde zich toch onzeker over de taaltechnische tekortkomingen van zijn schrij verschap. In zijn brieven met Elsschot geeft hij zich reken schap van die onvolkomenheden en zijn promotor geeft hem ook aanwijzingen voor zijn eerste ro mans. Dat niemand gelukkig werd in dit boek, ook degenen niet die zich ten koste van ande ren hadden verrijkt, vond Els- schot een niet zo sterk punt in 'De Voorstad groeit'. „Bedenk", schrijft Elsschot hem op 2 februari 1943, „dat het kwaad, helaas, niet gestraft wordt evenmin als de deugd be loond wordt. In uwe plaats had ik die man rijk en bovendien gelukkig gemaakt, tot in zijn kinderen". Boon is later Elsschot in deze aanwijzing niet tegemoet gekomen. Louis Paul Boon wilde eigenlijk schilder worden, hij had in zijn geboortestad Aalst de Kunstaca demie gevolgd, maar om een beetje zijn brood te kunnen ver dienen, verhuurde hij zich als huisschilder en als onderhouds- man, o.m. bij de bierbrouwerij Zeeberg. Hij was in 1936 met Jeanneke de Wolf getrouwd en het echtpaar had ook al een kind, de kleine Jo. Jeanneke moest met allerlei werk aan geld zien te komen. Nog in 1945, Boon bezat in Vlaanderen toch al enige reputatie als auteur, richtte hij zich in een kort brief je tot zijn vriend Elsschot met de bede om hem aan werk te hel pen. „Maar wacht in godsnaam niet te lang want er rest mij waarlijk niet veel meer in mijn huis dat ik nog zou kunnen ver kopen." Boon krijgt van uitgeefster Man- teau een maandelijks handgeld en dankzij vrienden krijgt hij een baantje als journalistiek me dewerker bij het communistische blad 'De Roode Vaan'. Pas in de jaren vijftig krijgt hij zekerheid door zijn aanstelling als colum nist bij het Gentse blad 'Voor uit'. In 1953 bereikte hij ook het Nederlandse lezerspubliek met de uitgave van 'De Kapellekens- baan'. In dat jaar verhuisde het gezin Boon naar een bescheiden buitenhuis in het nabij gelegen Erembodegem. In 1966 verwierf hij de Neder landse Constatijn Huygensprijs en in 1972 kreeg hij o.m. voor zijn onlangs verfilmde en op nieuw uitgegeven boek 'Pieter Daens', de driejaarlijkse Vlaam se prijs voor verhalend proza. Al enige jaren kandidaat voor de Nobelprijs voor Letteren, stierf hij, zonder die bekroning, op 10 mei 1979 plotseling achter zijn werktafel. Toen ik Jeanneke Boon uit ver drietige nieuwsgierigheid een keer bezocht, in haar huis dat vol was van het werk van Louis Paul Boon, zei ze door alle tra nen heen: „Louis was aan het eind gekomen, leeggeschreven, hij was echt levensmoe". Zijn vroegste vriend Bert van Hoorick verzekert ons dat het houten barakkendoip, zoals Boon dat beschrijft in 'De Voor stad groeit', echt heeft bestaan in de wijk Schaarbeek. De 'Hou ten dooskens' werden afgebro ken om plaats te maken voor 'de buildings van de Etrim'. In deze voorstad, door de Aalstenaren 'de vuile hoek' genoemd, woon den de verschoppelingen, de ar moedzaaiers, zoals we die in zijn literaire debuut ook veelvuldig tegen het lijf lopen. Louis Paul Boon schreef over de mensen in een taal zoals gewone mensen hun misère en klein ver driet vertellen, recht uit het hart en in een opwelling, zonder adempauzes of rusttekens. In 'De Voorstad groeit' beschrijft Boon zeker wel een stukje van zijn eigen stad, maar het is toch de universele mens zoals die overal in de wereld sappelt, armoe lijdt, illusies koestert en in armoe en illusies ten onder gaat, eenvou dig omdat hij geen verweer kent tegen de mechanismen die hun armoe en onderdrukking be werkstelligen. Willem Elsschot had in 1941 als jurylid voor de Leo J. Krijnprijs 'die brontosaur' eerst ongelezen willen laten, maar al na zestig bladzijden te hebben gelezen, wist hij zeker dat Louis Paul Boon de uitverkorene was. Hij schreef de uitgeefster Manteau (in het Frans) een briefje waarin hij haar liet weten dat de schrij ver 'onmiskenbare lyrische ga ven bezat'. In het nog bestaand restaurant 'Aux Armes de Bruxelles' (Been houwerstraat 13) te Brussel ont moette Louis Paul Boon Elsschot voor het eerst. Er werd te zijner eer een bescheiden banket aan gericht. Elsschot raakte zelfs een door Gerard van Herpen beetje beschonken en zong na afloop, het was nog volop oorlog, anti-fascistische liederen. „Broer", zei Elsschot, „ge hebt daar een goed boek geschreven". Tienduizend franken verdiende hij er mee en de aanbeveling van een grootheid als Elsschot was ook niet gering. Boon was defi nitief een schrijver geworden. „Vanaf dat moment", vertelde Jeanneke Boon, „was hij niet meer uit zijn werkkamertje weg te krijgen". Daarmee was nog geen einde aan zijn eigen armoe gekomen. De Vlaamse roomse critici bleven Boons literaire werk aan katholieke lezers ont raden en ook de eerste kritiek in Nederland was niet altijd zo lo vend. Jan Gresshof bij voorbeeld schreef over 'De Voorstad groeit': „Zelden ontmoet men zulk een opeenhoping van gore, onwelriekende en daarbij nog lusteloze, doelloze levens als in Boons straten en wijken". "Cri ticus", zo ongeveer hield Els schot de komma-neukers voor, "speur niet naar overtollige of ontbrekende of gebrekkige punctuatie, maar lees het met uw hart, met een sprankel van het groot-menselijk gevoel waar mede Boon het geschreven heeft". Vijftig jaar na zijn debuut, Boons schitterende litanie van alle armen, mag worden gezegd dat 'De Voorstad groeit', bij alle kenmerken van het onvolmaak te, toch al te zien gaf dat Louis Paul Boon een belangrijk Neder lands schrijver zou worden. Het Fonds voor de Letteren ver wacht in 1993 tweemaal zoveel subsidieaanvragen van Vlaamse auteurs en vertalers als in 1992. Het baseert die verwachting op de 32 subsidieverzoeken die tot nu toe zijn ingediend. In het voorjaar zal het Fonds enkele tientallen Vlaamse aanvragen binnenkrijgen voor een aanvul lend honorarium. Wanneer er niet snel een toerei kende financiële voorziening in Vlaanderen tot stand komt, ziet het fonds zich gedwongen het beleid drastisch te wijzigen. Dat zou betekenen dat de hoogte van de subsidiebedragen omlaag moet. Minister D'Ancona van cultuur heeft eerder al laten we ten geen extra geld te willen toekennen om de door het fonds gehonoreerde Vlaamse aanvra gen te bekostigen. Volgens het huidige EG-verdrag is het fonds verplicht alle Vlaamse aanvragen voor werk beurzen, reisbeurzen en aanvul lende honoraria die aan de kwa liteitsnormen voldoen te honore ren. Op grond daarvan keerde het in 1992 in totaal 80.000 gul den uit aan Vlaamse auteurs en vertalers. Het was voor het eerst dat Vlaamse schrijvers door het Nederlandse fonds werden'geho noreerd. Het totale budget van het fonds bedraagt zeven miljoen gulden. Slechts een klein deel, zes ton, wordt voor overheadkosten ge bruikt. In Vlaanderen is in ver houding veel minder geld be schikbaar voor schrijvers; een bedrag van zes ton. Cisten (verzamelterm voor racis ten en fascisten, vgl. gogen, is men), condoomspeler (voetballer die geen risico's durft te nemen), grenshospitium, hangpunten- brief, leesuitval, orenmaffia (de verbreiders van het geloof dat ziekten een gevolg zijn van om standigheden 'tussen de oren'), botspartner (automobilist die fietser aanrijdt, in de terminolo gie van Veilig Verkeer Neder land), zebra-kind (veroordeeld tot het dragen van Zeeman- en Libra-kleding), zeehondisering (actie om van de Indianen de zeehondjes van de jaren '90 te maken). Een stuk of honderd woorden die in 1992 voor het eerst werden gebruikt staan in Jaartaai. Uit gever Thomas Rap wil een der gelijk boekje ieder jaar in janua ri uitbrengen. Er staan een paar aardige woorden in, die mis schien beklijven. „Maar waar schijnlijk kent het merendeel van de Nederlanders deze woor den nog niet", schrijft Van Dale hoofdredacteur Hans Heester mans in zijn piepkleine inlei dinkje. „De kans is groot dat ze in 1993 ook niet meer gehoord worden". 'Jaartaai. Debuutwoorden in het Nederlands van 1992'. Samenge steld door Frans van Lier. Met een essayistische bijdrage van Hans Heestermans. Uitg. Tho mas Rap, prijs 8,50. I De schrijver en cineast Theo van Gogh is door het gerechtshof ini Amsterdam vrijgesproken van belediging. Van Gogh werd er-: van beschuldigd zich in zijni boek 'De Weldoener' anti-semi- tisch te hebben uitgelaten. Van Gogh, die niet bij de uitspraak aanwezig was, reageerde ver baasd op de uitspraak. „Ik ge loof mijn oren niet, qu'elle his- toire", zei hij desgevraagd. I De rechtbank in Amsterdam had Van Gogh in februari 1992 schuldig wel bevonden aan bele diging en veroordeeld tot een geldboete van 2000 gulden. Daartegen was hij in hoger be roep gegaan. Van Gogh noemt zijn uitlatingen niet beledigend en grievend voor joden. Het zijn 'sick jokes' ge- .richt tegen de auteur Leon de< Winter, die in de context van het stuk moeten worden gelezen. Het is een stijl die ook Youp van 't Hek en Freek de Jonge hanteren, aldus Van Gogh. Het hof volgde die redenering. Door Muriel Boll Een kind dat vraagt 'vertel eens een verhaaltje', heeft meer op het oog dan dat verhaal alleen. Bij goed vertellen of voorlezen hoort een intieme sfeer waarin het leven van alledag even ont doken wordt en vanuit de grote leunstoel een wondere wereld wordt opgeroepen zonder tijd en haast. Wie er voor gaat zitten, doet zichzelf en de luisteraars niet alleen op dat moment een ple zier. Voorlezen is een investering voor het leven. Je laat kinderen ontdekken wat je uit boeken al niet te weten kunt komen, mooie en interessante zaken. Wie dat eenmaal door heeft, zal levens lang van boeken blijven houden. 'De verhalentuin' is beslist zo'n boek waarvan je blijft houden. Het is een bundel verhalen van Bregje Boonstra, die tot vorig jaar recensente jeugdliteratuur voor het NRC-Handelsblad was. Boonstra bewerkte zelf een aan tal oude volksverhalen, daar naast bevat de bundel verhalen van bekende kinderboeken schrijvers als Annie M.G. Schmidt, Miep Diekmann, Mies Bouhuys, Paul Biegel, Imme Dros, Wim Hofman, enz. Het zijn stuk voor stuk verhalen waarin intimiteit een grote rol speelt in die zin dat ze vooral gekozen lijken om met effect voorgelezen te worden doordat er herhalingen en andere ritmi sche elementen in voorkomen en doordat de gebeurtenissen uit lokken tot commentaar, omdat ze zo grappig, zielig of sprook jesachtig zijn. Het is een beddekoetsensfeer, zoals Boonstra zich die, getuige haar voorwoord, herinnert uit de tijd dat ze bij haar grootvader op bed zat als die zijn middag slaapje deed; Dan vertelde hij haar verhalen als 'Het zwavel stokkenwagentje'. Grootvader kwam vast uit het oosten of noorden des lands. Hij gebruikt lidwoorden waar anderen bezit telijke voornaamwoorden ge bruiken: 'de stopnaald hing hem aan de billen.' In de verhalentuin komen rode kippetjes, sneeuw mannetjes, soepstenen, nevelkin deren op klompjes, weerwolven en een overvloed aan andere die-; ren voor. Er is een Bomansachtig verhaal van Remco Campert waarin het jongetje Lodewijk Sebastiaan gesprekken voert met een mier, een vlinder, eekhoorn, meikever en een vos. Nicolaas Matsier schreef een spannend en fijnzin nig verhaal over een speelgoed dier. Mooi laconiek is het ver haal van Gina Ruck 'In elk bos is er wel een muis die viool speelt', een kostelijke conclusie, en zo kan ik wel doorgaan. Er staan ongeveer 45 verhalen in de 'Verhalentuin', ze zijn stuk voor stuk van literaire kwaliteit en toch zijn het typisch verhalen voor kinderen. Jenny Dalenoord maakte een overvloed van zwart-wit teke ningetjes voor dit boek. Haar werk heeft net zo'n warme, vro lijke sfeer als de verhalen en geven een uitbundig feestelijk karakter aan het geheel. Het zou nog beter uit de verf komen als de uitgever Dalenoord iets meer lucht had gegund; nu lijken de illustraties soms de bladzijde af te rollen, zo weinig ruimte is er op de pagina's. Hoe mooi het werk van Dale noord is, kun je nog beter zien in een leesboekje voor kinderen die de eerste leeshindernissen al on der de knie hebben, 'O, wat erg van Jetty Krever. Het is een wegloopverhaaltje over de nieuwsgierige egel Willem die tijdens een nachtwandeling weg loopt en op de snelweg belandt, tussen de wielen van reuzemon sters. Gelukkig weet oom Fre- derik dat er een dassentunnel is' en Willem komt weer bij zijn familie terecht. Een heerlijk ver haal, met een tikkeltje milieu problematiek, waarin de illus traties evenwaardig zijn aan de tekst. Bregje Boonstra: 'De verhalen tuin'. Illustraties Jenny Dale„ noord. Uitg. Ploegsma, prijs 32.50, vanaf 5 jaar. Tekening van Jenny Dalenoord.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1993 | | pagina 17