'Maar het leven is gruwelijk' >NA Thea Beekman en Imme Dros over kinderboeken, pedagogie en cynisme de cultuur van: I T Nobelprijs-winnares Nadine Gordimer hekelt apartheid Seth Gaaikema -eur. VRIJDAG 4 OKTOBER 1991 DEEL D 3 OP 1595.- Boekenwurm Vrouwen cabaretier if - plgu. EVEN ANDERS I destem grote tel. 01150-13455] Thea Beekman, rechts: „Waarschijnlijk ben ik geen goede psycholoog. Imme Dros: „Dan zijn we weer uitgepraat, verdorie. FOTO'T STICHT LiCJIwy LECTRONIC3 Door Muriel Boll Thea Beekman en Imme Dros zijn bekende kinderboekenschrijvers. Beiden zijn meermalen bekroond. F.Beekman schreef dit jaar het kin derboekenweekgeschenk, ze kreeg een prijs van de Kinderjury voor ''Het geheim van Rotterdam' en ze I is genomineerde voor de Publieks- I prijs 1991. De schrijfster heeft vooral naam ge- I maakt met haar historische boeken van een zekere omvang en met een filosofie die in een'toekomst speelt waar vrou wen de dienst uitmaken. Ze heeft een I toegankelijke maniefvan schrijven, een I stijl die ze zelf typeert als het brede ge- I baar. Dros kreeg deze week een Zilve- I ren Griffel voor 'De o van opa', kort ge- I leden kwam haar vertaling van de 1 Odyssee van Homerus uit. Ze besteedt de uiterste zorg aan haar taal, houdt van taalgrapjes en poëzie in haar ver- I halen. Ze wikt haar woorden op een weegschaaltje. De vogels zongen, de wind suisde door het gebladerte en toverde met lichtvlekjes, het hooiland geurde, I eenden op weg naar de veenplassen vlogen laag over. Voor Caspar was Ihet leven die zomer één feest van liefde en vrijheid. In de middag keerden ze terug naar I het huis met de groene luiken, met nde wangen, glanzende ogen en kor- Iven vol bloeiend kruid waaruit be- I dwelmende geuren opstegen. Grietje I zingend van geluk, Caspar als op vol- 1 ken lopend. I (Uit 'Het geheim van Rotterdam' van 1 Beekman). I .....Annetje Lie kijkt in het donker, I het is overal even donker. Het holst 1 van nacht, dat is vast heel erg hol, 1 nog veel holler dan een gewoon vos- I sehol. En het heeft nog meer dan vijf- I tien gangen. Maar waar is het? lEn dat ziet ze het holst van de nacht. Inet holst van de nacht ligt gewoon fonder de donsdeken. 'Zie je wel', l denkt Annetje Lie, 'het lijkt precies I op dat hol van de vos. Ik dacht het al. 1 Maar het is veel groter en de wanden |Hjn niet van zand. Nee, zand is het |n!ef. Maar wat dan?' I (Uit 'Annetje Lie' van Dros). we hebben afgesproken elkaar in ■Utrecht te ontmoeten voor een gsprek ^°P een zonnig terras, maar het gaat Praaien. Het wordt zo koud dat we ver- Jhuizen en van de thee overgaan op port |en warme soep. Intussen draait Thea yegelmatig een shagje. fin'-""' ^reiken met je boeken? I y Je a^een delezen worden of wil je I Klndereri ook iets meegeven? I Beekman: „Opvoeden, ga toch weg! Dat II ln?eiJoe^en s°ms een beetje moralis- |"s,chbekeken worden, is toch onze I cnuld niet. Dat doen recensenten. Ik heb drie kinderen groot gebracht, ik vind het welletjes. Met andermans kin deren heb ik niets te maken". Dros: „Het is toch eigenaardig dat als je over kinderboeken praat, zo vaak het woord pedagogie valt. En als het over boeken voor boven de zestien jaar gaat, valt het woord ethiek. Een schrijver heeft zijn eigen gevoel voor ethiek en dat zal ongetwijfeld terug te vinden zijn in zijn boeken, maar dat hoeft niet te betekenen dat hij ook opvoedt, zelfs niet als hij voor kinderen schrijft. Ik wil absoluut die verantwoording niet hebben voor al die kinderen. Ik gruw bijvoorbeeld van die machtswel lust van kinderen die anderen treiteren en tot pispaal van de klas maken en dat zal in mijn boeken dan ook duidelijk uitkomen. Dat is niet opvoedkundig of moralistisch bedoeld, dat is gewoon mijn opvatting". Beekman: „Je moet niet denken over punten waar je volgens anderen over zou moeten schrijven, of denken waat zal de kritiek ervan vinden. Dan komt er niets van terecht". Dros: „Je schrijft een boek zo dat je het zelf goed vindt. Het is dan aan de uit gever om te zeggen ik geef het wel of niet uit. En voor welke leeftijd het be stemd is, zoeken zij ook maar uit". Beekman: „Toch hebben mensen eigen aardige ideeën. Ik stond eens op een boekenmarkt en er kwam een mevrouw langs die vroeg of ik een boek had over echtscheiding. Ze had namelijk een nichtje, haar ouders gingen scheiden en dat kind had het er erg moeilijk mee. Ik zei dan moet je haar juist een leuk boek geven. Niet al die ellende nog een beetje uitgraven". Jullie hebben allebei een zeer per soonlijke schrijfstijl. Dros: „Je manier van schrijven is on vervreemdbaar met jezelf verbonden, 't is een soort vingerafdruk, je hele wezen zit erin. Daarom kunnen er niet genoeg kinderboeken zijn, voor elk wat wils. Het zijn de bouwstenen waarmee je volwassen wordt.Ik schrijf graag in dialoog of monoloog. Ik heb ook veel toneel geschreven, daar ben ik mee be gonnen, maar dat is niet uitgegeven. Ik hou niet zo van boeken waarin de ver teller aan het woord is, ik sla daar hele grote stukken in over.Het moet bij je temperament passen". Beekman: „Ik hou er wel van, van dat brede gebaar, en massaregie. Ik ben nog steeds trots op mijn trilogie over de honderdjarige oorlog waarin van alles gebeurt. Ik had niet gedacht dat ik dat kon". Houdt dat brede gebaar niet in dat je makkelijk voorbijgaat aan subtilitei ten? Bij jou jubelen de leeuweriken hoog in de lucht, en iedereen weet on middellijk wel gevoel daarbij hoort. Beekman: „Die leeuweriken zag ik als kind vlak boven Rotterdam en dat vond ik zo mooi. Nu zie je ze daar niet meer en ik wil ze zo graag terug hebben" Dros: „Die leeuweriken zitten ook in mijn boeken, ze staan alleen niet in de tekst. Wat je niet opschrijft, is aanwe zig in wat je wel schrijft. Het zit in wat iemand denkt, of meemaakt, op een im pressionistische manier. Thea plaatst het meer in een omgeving". Beekman: „Ik las iets van jou wat me frappeerde. Het ging over Annetje Lie, eerlijk gezegd vind ik dat een afschu welijk boek. Jij zei daarover dat je niet wist wat er met dat gezin aan de hand was. Hoe kun je nou een boek schrijven als je de achtergrond niet kent?" Dros: „Natuurlijk ken ik de achter grond wel, maar ik schrijf alleen wat het kind weet, namelijk dat haar moe-, der er niet is en dat haar niet verteld wordt waar ze wel is. Meer hoeft niet, tenzij ik een boek schrijf in de derde persoon en als alwetende schrijver ga vertellen wat iemand denkt, en voelt. Zo is het niet". Beekman: „Al moet de lezer het zelf in vullen, dan moet de schrijver het toch nog wel weten, ook als hij het niet op schrijft. Je andere boeken vind ik wèl mooi, die kleintjes, 'De o van opa', vind ik schattig, maar Annetje Lie is me te gruwelijk". Dros: „Maar het leven is gruwelijk. Weet je wat het eigenlijk is, Thea, het zijn mijn eigen nachtmerries uit de oor log. Het is een oorlogsboek, maar dat hoeft niemand te weten. Het gebeurt nu vaak genoeg dat een moeder plotseling verdwijnt en niet meer op komt dagen. Dan heeft zo'n kind dezelfde angst". Beekman: „Jij denkt, geloof ik, ergens nog dat mensen in wezen goed zijn. Ik ben veel cynischer". Dros: „Absoluut niet, mensen maken het leven gruwelijk, ze deugen van geen kant, dus daar zijn we het over eens". Hoe kun je voor kinderen schrijven als je zo cynisch bent? Zijn kinderen niet iets nieuws, een teken van hoop? Beekman: „Ik ben ook mijn leven lang optimist geweest, nog eigenlijk, maar ik geloof niet dat er aan mensen iets te verbeteren valt; er zijn natuurlijk ook aardige mensen". Dros: „Je kunt wel cynisch zijn, den ken, de mensen zijn niet best, maar toch de kleine dingetjes die leuk zijn naar voren brengen". Verplaatst je je dan in kinderen, of 'is het kind in jullie bewaard gebleven'? Dros: „Je verplaatsen in kinderen wil ik er buiten houden. Het heeft met je zelf te maken. Annie M. G. Schmidt zegt: ik ben nooit ouder dan acht ge worden. Wilmink zegt: ik ben twaalf in het diepst van mijn gedachten. Ik ben zo oud als ik ben, maar ik ben een kind geweest. Het aardige van de kindertijd is dat alles nieuw is, dat achter elke boom iets kan zitten. Het is het onont gonnen gebied vande taal waarin een kind als hij zegt rode hond, denkt aan een rode hond die misschien bijt". Beekman: „Als je voor kinderen schrijft, schrijf je voor Marsmannetjes, pas geland op de aarde. Alles is nieuw voor ze. Ze kijken om zich heen en zeg gen wat is het hier een rare boel. Zoiets, maar of dat nou hetzelfde is als je verplaatsen in de kinderziel, dat ge loof ik niet erg". Dros: „Het gaat van mezelf uit, ik ana lyseer andere kinderen niet, meer me zelf. Dat ik nog kan denken wat is dat eigenlijk eigenaardig dat er ramen zit ten in huizen. Gewone dingen kun je extreem raar vinden. Ik denk dat kin derboeken dichtbij poëzie liggen". Beekman: „Ik schrijf zoals ik gebekt ben, klaar. Ik heb geen greintje gevoel voor poëzie, dat weet ik van mezelf, ik ben niet subtiel genoeg". Dat verbaast me voor iemand die psy chologie heeft gestudeerd. Moet je dan juist geen oog voor nuances heb ben? Beekman: „Waarschijnlijk ben ik geen goede psycholoog". Dros, lachend: „Dan zijn we weer uit gepraat, verdorie! Wat vinden jullie van de Nederlandse kinderliteratuur? Beekman: „Ik vind het een moeilijke vraag. Vroeger werden er ook goede boeken geschreven en ik weet niet of er nu meer goede verschijnen dan zestig jaar geleden. Een jaar of dertien gele den las ik Niels Holgersson weer, toen dacht ik wat zitten we toch te tobben, het perfecte kinderboek is allang ge schreven. Tja, of er nou werkelijk zo'n ontwikkeling gaande is?" Dros: „Maar we hebben het over Ne derland. Ik vind wel degelijk dat litera tuur voor kinderen interessanter is ge worden. Er zijn schrijvers gekomen die we twintig a dertig jaar geleden niet hadden. Het duidelijkste voorbeeld daarvan vind ik Toon Telelgen". Beekman: „Ik vind zijn taal heel mooi, maar verder vind ik er niets aan. Als ze het allemaal zo prachtig vinden, zal mijn smaak wel niet deugen. Eerlijk ge zegd vind ik het onzin" Dros: „Maar Thea, het doet toch den ken aan Witte zwanen, zwarte zwanen, wie gaat er mee naar Engeland varen, Engeland is gesloten. Dat is ook niks, maar de fantasie van kinderen kan er op een heel eigenaardige manier door Door Henk van Weert Stockholm - „Ik zou geen erg goede revolutionair zijn. Daar heb ik het lef niet voor", zei de grande dame van de Zuidafri- kaanse literatuur, Nadine Gordimer ooit over zichzelf. Toch had en heeft de schrijfster dat ook al verboden werd, gaat aan wie gisteren de Nobelprijs voor Literatuur toegekend is, wel degelijk moed. Al vele jaren lang keert zij, blanke schrijfster, zich tegen het racisme en de apartheidspolitiek die haar land verteren. In woord en vooral in schrift hekelt zij de systematische achterstelling van de zwarte bevolking. Het zijn daarbij niet zozeer de uiterlijke wreedheden van het systeem die haar aandacht heb ben, maar de innerlijke pijn die racisme bij zovelen veroorzaakt. De Zuidafrikaanse regering ver bood enkele van haar boeken. Nadine Gordimer ging echter door. Zij zag in de tegenwerking ook geen reden om het land waarin ze geboren is te ont vluchten. Ze sloot zich vorig jaar aan bij het Afrikaans Nationaal Congres van Nelson Mandela. Nadine Gordimer (67) is de dochter van een joodse immi grant uit Litouwen. Als kind was ze een boekenwurm. Amper negen jaar oud begon ze te schrijven. Toen ze 15 was werd haar eerste verhaal in een lite rair tijdschrift gepubliceerd. Op haar 27e verscheen haar eerste verhalenbundel, 'Face to face'. Er zouden acht verhalenbundels en tien romans volgen. Gordimer was van meet af aan sociaal-kritisch van toon. Haar tweede roman 'A world of stran gers' (1958) gaat over de gesple tenheid van Zuidafrika. In het buitenland werd het boek ge roemd, in haar eigen land verbo den. Datzelfde overkwam 'The late bourgeois world' (1966), dat over radicale politieke activiteit en sabotage gaat. Tot haar bekendste werk hoort 'Burger's daughter' (1959) dat in de Verenigde Staten begroet werd als een van de belangrijk ste boeken van die tijd. Dit boek, over een jonge vrouw die zich tracht te ontworstelen aan de roem van haar vader, een legen darisch voorvechter van gelijke rechten. Voor een ander boek 'The con servationist' (1974) ontving ze de prestigieuze Britse Bookerprize. Gordimer stond ook in het open baar pal voor de rechten van zwarten. In 1989 nam zij het als getuige k decharge op voor elf zwarten die terecht stonden op beschuldiging van verraad en terrorisme. Nadine Gordimer is geen verras sende winnares. Haar naam wordt al verscheidene jaren ge noemd. Dat zij uitgerekend dit jaar de prijs krijgt, 25 jaar na de Zweeds-Duitse schrijfster Nelly Sachs, roept de gedachte op dat de jury per se een vrouw heeft willen belonen. In Zweden gingen de laatste ja ren namelijk steeds meer stem men op om eindelijk weer eens aandacht te schenken aan vrou welijke auteurs. De Nobelprijs jury leek geen enkel oog te heb ben voor vrouwenemancipatie en literatuur van vrouwen. De Nobelprijs voor Literatuur is 87 keer toegekend. Behalve Gor dimer en Sachs kregen nog vijf vrouwen de prijs: Selma Lager- lof (1909), Grazia Madesani (1926), Sigrid Undset (1928), Pearl Buck (1938) en Gabriela Mistral (1945). Andere vrouwen die genoemd werden als kandidaten zijn Mar guerite Duras, Joyce Carol Oates, Edna O' Brien, Natalia Ginzburg, Fay Weldon en Christa Wolf. De mannen heb ben dit jaar het nakijken: Gün- ther Grass, V.S. Naipaul, Mario Vargas Llosa en niet te vergeten Hugo Claus zullen verder moe ten afwachten. aangezet worden. Het is zoiets als Jis- kefet, dat VPRO-programma. Er zullen mensen zijn die zeggen wat zijn dat voor een idiote items, belachelijk! Wij zitten aan de buis gekluisterd, flauw van het lachen. Dat idiote zit ook een beetje in Tellegens verhalen". Beekman: „Dat vind ik nou juist niet. Ik kan me passage herinneren uit 'Het huis in het Poeh-hoekje'. Ze staan dan een beetje over de brug te hangen en dan zegt de een 'Tijgertje is toch wel heel geschikt, hoor. Ja hoor, heel ge schikt', zegt de ander. Dat zijn maar een paar zinnetjes, maar daar ligt een sfeer in van zo'n warme zomerdag en ze staan er zo lekker en ze vinden toch eigenlijk iedereen aardig. Als je het gaat ontleden, blijft er niets meer over, dat is een vlinder uit elkaar plukken". Dros: „Ik vind juist dat Tellegen ook zo schrijft". Schrijven is voor jullie een heilig moeten? i Dros: „Ik schrijf echt vanuit een be-' hoefte. Als ik lang niet schrijf, word ik nerveus en begin toch ergens aan. Het is hard werken, veel schrappen. Ik heb bijna drie jaar achter de tekstverwer ker gezeten om de Odyssee van Home rus te vertalen. Het moest eigenlijk een bewerking worden; het heeft me veel tijd gekost om erachter te komen dat een echt goed boek niet goed te bewer ken is. Toen probeerde ik overbodighe den eruit te laten, maar na vier versies begon ik aan een vijfde, een zo letter lijk mogelijke vertaling. Ik had ontdekt dat vorm en inhoud zo verstrengeld zijn dat ik niet zou kun nen aanwijzen waar de vorm eindigt en de inhoud begint. Het blijkt ploeteren, maar Veronica Hazelhoff zegt altijd als we weieens klagen, 't is beter dan de lo pende band". Beekman: „Het is gewoon mijn beroep en dat wordt uitgeoefend, klaar. En het is een beroep dat me onafhankelijkheid verzekert, dus ik vind het prachtig. Niemand schrijft je iets voor, hoe lang en wanneer je moet werken. Ik kan best een tijdje zonder schrijven, het laatste half jaar heb ik niets gedaan, daarna vloog Hasse Simonsdochter eruit, af en toe stoppen is kennelijk goed voor me". Welke boeken van anderen zouden ze graag geschreven hebben, vraag ik op de terugweg naar het station. Thea noemt de Duivelsverzen van Rushdie, maar ook zijn andere boeken vindt ze prachtig. Zinnen van twee bladzijden lang spreken haar aan. Een andere fa voriet is 'Nooit meer slapen' van W. F. Hermans, en toen ze kind was, verslond ze Niels Holgersson. In Imme's jeugd waren sprookjesboeken bepalend voor haar, de Odyssee van The Great Catsby zou ze graag zelf geschreven hebben. „Maar kom nou," roept ze dan ineens, „we hebben toch onze eigen boeken waar we trots op kunnen zijn!" En zo is het. Wat is uw favoriete boek? De dagboeken van Noel Coward, een pur sang theater man, waar ik me mee verwant voel. Welke film heeft op u de meeste indruk gemaakt? Tom Jones, een film, niet over de zanger, maar over een schelm uit de 18e eeuw. Ik herinner me een scène, waarin een jongen en een vrouw heel erotisch en uitda gend een appel eten. Wat is de laatste tentoonstelling die u heeft bezocht? Afgelopen zomer in Frankrijk, het kasteel Cheverny uit 1620, dat model heeft gestaan voor kasteel Molensloot in Kuifje. Welke plaat of cd zou u op de radio willen laten draaien voor u zelf? Ik vind nog altijd ontzettend mooi Opus 54 van Schu-} man. Dat pianoconcert is een van de meest emotionele concerten die ik ken. Het was de eerste plaat die ik had: Wat hangt er bij u thuis op het mooiste plekje aan de muur? Een Karei Appel. Een hele vrolijke, uitbundige Appel met veel kleuren. Het is een soort feest aan de muur. Wat was uw laatste cultureel avondje uit? Dat was de Hamlet die net in Nederland is opgevoerd van de Belgische regisseur Dirk Tanghe. Daar waren alle ouderwetse uitweidingen uit en teruggebracht tot een intermenselijk drama wat jou en mij morgen kan overkomen. Voor welk televisieprogramma blijft u thuis? Ik bleef thuis voor de VPRO-serie Bij Nader Inzien. Het boek van Voskuil heb ik vroeger gelezen, dat was een modegril. Met name de vroegere gedeelten hebben mij zeer ontroerd. Door welke artiest, kunstenaar of acteur zou u het liefst voor een diner met kaarslicht worden uitgenodigd? Door de oude heer Charles Trenet van 97. Hij is de schepper van het Franse chanson. Hij heeft onder an dere La Mer geschreven. Wie zou er volgens u beslist nóóit minister van WVC moeten worden? Wim Kok hè, want dan gaat ie daar nog erger op bezui nigen. Lubbers is nog erger, die denkt ook teveel aan de centjes. En Bert de Vries, die is te droog, teveel kruide nier. Wat zouden mensen volgens u per se moeten zien, lezen of horen? Venetië. Dat is historisch, cultureel en artistiek een ont roerende plaats.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1991 | | pagina 17