DE STEM
it
1
1
WESTBRABANTSE
LANDSCHAP WAS
OOIT HET TONEEL
VAN TURFWINNING
ECHNISCH
KER
ntUCKVERHUUR
Loddet b ESÜ
MAAND OF JAAR
VOOR U KLAAR!
mu
--m
■Kr
ig van onze technische dienst,
n met een
belbedrijven bvl
ie turf zegt, zegt Drente of de
Peel. Maar de oorsprong van de turfstekerij in ons
'and is te vinden in Zeeuwsch-Vlaanderen en West-
Brabant. De Vlaming Willem, schout van IJzendijke,
kocht in 1263 grond in het Halsters Laag. En daarmee
I begonnen vijf eeuwen van Westbrabantse turfwinning.
Roosendaal, Steenbergen, Leur en Zevenbergen kwa
men centra van brandstofwinning tot bloei. In het land
schap en in veel plaatsnamen zijn de sporen van de
vergane turfwinning nog altijd terug te vinden.
Plaatsnamen
itw
WÊ:'
:i y +s4~
'ij w
m /-
Dikke laag
Met de hand
WE E K E
k.
D
ZATERDAGIH
23 JUN119901
KTRONICA VAN MORGEN.
01155-2710
de heer T. Steel.
morres meubelbedrijven bv
te Hulst - één van Europa's grootsten
is een 80 jaar bestaande sterk expan
derende onderneming met een grote
klantenkring in de Benelux-landen en
heeft plm. 500 werknemers.
in
EN NIET DUUR
A ..<4
jt
- 1
V»
*'-S J
V
J*
fj A* 4
J
I 7 ;f I
>en aan de volgende eisen:
Jing op minimaal LTS/C niveau,
technisch onderhoud,
onika alsmede koeltechniek
3-
•aring.
oed in teamverband kunnen werken.
ichten aan de afdeling personeelszaken van
W
"oor Theo Glele
'n de Maatjes, het bijna vergeten natuur
gebied op de grens van Nederland en
Wgië onder Achtmaal, is te zien hoe
grote delen van West-Brabant er voor de
tatiende eeuw hebben uitgezien. Een
drassig gebied. Wuivend riet en laag
overvliegende wulpen. Het getsjilp van
?n onzichtbare rietzanger.
1 's het laatste restant van de pens uit
gestrekte veengebieden, de Westbra-
®se moeren die eeuwenlang de
laamse steden Gent en Brugge en later
holland van turf als brandstof voorza
gen. Turfstekers zijn er niet meer in Bra-
ant. Eind vorige eeuw hield de turfwin-
°'n8 °P waar ze zeshonderd jaar eerder
as begonnen: in Het Laag tussen Hal-
n en Moerstraten. Nu is er in West-
'ant letterlijk geen moer meer te
|brab,
[zien.
|Pe Maatjes bleven gespaard vanwege
I et geweld van de Tachtigjarige Oorlog.
I o turfwuming lag in die jaren lange tijd
I 111 en voor de turfstekers was het daarna
•ip
Jet r
jm IA.n
niet meer de moeite om de dipntgeslibde
turfvaarten in dit gebied weer uit te diep
en.
Moer is er niet meer te zien, maar wie
zijn ogen de kost geeft, komt tot de ont
dekking dat de turfwinning een flinke
stempel heeft gedrukt op het Westbra
bantse landschap. Van de dertiende tot
diep in de negentiende eeuw werd er turf
gewonnen in een gebied in de vierhoek
Antwerpen, Turnhout, Geertruidenberg
"Villen - - -
en Willemstad. Wie de landkaart goed
bekijkt, vindt tal van namen die dateren
uit de turftijd.
Plaatsnamen als Moerstraten, Moerdijk,
Nieuwmoer en 's Gravenmoer behoeven
nauwelijks verklaring. Maar ook de
naam Bosschenhoofd heeft alles te ma
ken met turf. 'Bosschen' is afgeleid van
Oudenbosch en 'hoofd' is het einde van
de vaart waarover turf vanuit de winge-
bieden naar een uitvoerhaven werd ge
transporteerd. Rucphen komt van Ruc-
y
- mi--'- -•i* r v
Sm- ï«f». 1 „.lg, -% ,lWtf
'r
f. -z V .-V
4
s - A t;
'i -- i.
Een tot sloot verworden turfvaart In het Westbrabantse landschap.
- FOTO DE STEM/BEN STEFFEN
Geen moer meer te zien
venne en het woord venne werd in mid
deleeuwen in Brabant gebruikt als aan
duiding voor een veengebied.
Geertruidenberg kent nog een Vene
straat; Bergen op Zoom de Moeregreb-
straat. En uit .de naam Roosendaal valt
af te leiden dat deze plaats ooit is ont
staan in een drassig veengebied. Histo
risch gezien heeft de stad niets met rozen
te maken - al doen de drie rozen op het
gemeentewapen anders vermoeden -
maar alles met 'roesen', dat óf het mid
deleeuwse woord voor riet óf het ruisen
van riet is.
Met zijn list om soldaten van Oranje in
een turfschip Breda binnen te smokkelen
voer turfschipper Adriaan van Bergen
regelrecht de geschiedenisboekjes in. In
de geschiedschrijving is dit eigenlijk de
enige duidelijk verwijzing naar de turf
winning in deze streken. Heemkundige
kringen hebben wel de geschiedenis van
het turf bestudeerd, maar dit bleef be
perkt tot hun eigen omgeving en be
perkte kring.
K. Leenders heeft daar verandering inge
bracht. Hij heeft de afgelopen twaalf jaar
regelmatig gepubliceerd over dit onder
werp. Drie jaar geleden schreef hij het
standaardwerk 'Verdwenen venen'.
Hieruit blijkt dat op sommige plaatsen,
zoals tussen Schijf en Achtmaal en nabij
Nieuwmoer, een veenlaag lag van bijna
vijf meter dikte. Ook bij Moerstraten lag
een zeer dikke laag. In de noordelijke ge
bieden, nu de streek waar klei ligt, lag
een dunnere laag veen.
Wie met het boek van Leenders in de
hand door West-Brabant rijdt, gaat met
een heel andere blik naar zijn omgeving
kijken. Ineens worden de glooiingen tus
sen Wouw en Moerstraten verklaarbaar,
wordt duidelijk waarom 's Gravenmoer
is gebouwd langs kaarsrechte vaarten en
is een 'sloot' langs de Oude Buissche
Heide bij Achtmaal geen gewone sloot
meer.
De turfvaarten zijn het meest tastbare
overblijfsel van wat de turf toen voor
Brabant was, wat de steenkool eeuwen
later voor Limburg was en wat aardgas
nu voor Noord-Oost-Groningen is. In
West-Brabant hebben in de loop der
eeuwen negentien turfvaartstelsels dienst
gedaan. De langste turfvaart, waarover
de gedolven turfjes in platte schuiten van
een meter of twintig lang van Nieuw
moer en Achtmaal naar Breda werden
gebracht, was 26 kilometer lang. In 1618
werd met de aanleg ervan begonnen. De
Isijjfe*
In West-Brabant Is de turfwinning op grote schaal na 1750 gestopt. De winning
In vooral Drente was op gang gekomen. Maar uit bijgaande foto blijkt dat er ook In
latere tijden nog brandstof werd afgegraven. De foto werd gemaakt In 1897 bij
Moerstraten, waar toen kennelijk nog een laag van drie meter turf de zandbodem
bedekte. Zoals te zien Is op de foto heeft men de beschikking over een lorrie op
rails.
vaart is nog steeds als een smalle sloot te
zien.
Al voor het jaar 1290 werd gestart met
het graven van de turfvaart vanuit
Nieuwmoer naar Roosendaal. De 13 km
lange hoofdvaart kende negert vertakkin
gen met een totale lengte van 60 km! In
West-Brabant is schepje voor schepje
met de hand 321 km vaarweg gegraven.
De vaarwegen zorgden ook voor de af
voer van water uit de veengebieden, zo
dat de turf kon worden afgegraven.
De turfvaarten moesten grote hoogtever
schillen overwinnen, soms tot 15 meter.
Daarom werden op diverse plaatsen slui
zen en zelfs enkele aquaducten aange
legd. Bij Nispen zijn langs de Antwerp-
seweg de resten van een aquaduct nog te
vinden.
Van die uitgebreide stelsels van turfvaar
ten zijn meestal alleen de hoofdvaarten
bewaard gebleven. Na de turfwinning
werden alleen die vaarten nog onderhou
den die van nut waren voor de water
huishouding. De rest slibte dicht. Vaar
ten die tussen twee dijken liepen werden
gedempt. Verschillende kaarsrechte we
gen in het West-Brabantse landschap
waren eens turfvaarten. De belangrijkste
eindigden in de havenplaatsen Breda,
Roosendaal, Bergen op Zoom, Steenber
gen, Leur, Oudenbosch en Geertruiden
berg.
De vaarten zijn nu omzoomd door bo
men. Dat was vroeger wel anders. De
schuiten die de turf naar de aanvoerha-
vtens brachten, werden waarschijnlijk ge
trokken of geduwd door de turfstekers
zelf. Voor begroeiing was daarom aan de
waterkant geen plaats. De stekers gingen
met konvooien van 25 tot 70 schuiten
door het landschap. Dat werd gedaan
omdat er niet altijd water stond in de
turfvaarten. Dit was vooral het geval in
de hogergelegen gebieden. Om toch te
kunnen varen, legde men in hogergele
gen gebieden vennen aan, waaruit men
water in de vaart liet lopen bij een lage
waterstand.
Het veen werd niet alleen gewonnen
voor de produktie van brandstof, de turf.
Als zeewater het veen overspoelde kon
uit de turf zout worden gewonnen. Op de
'pannemoeren' verbrandden de 'panne
mannen' deze zouthoudende turf. De
zoute as, de 'zelle', werd gekookt met
zeewater en ingedampt. Het afval werd
op bergen gegooid. In Oudenbosch kent
men nog steeds het gebied de Zelleber-
gen.
Met de hand zijn miljoenen kubieke me
ters veen van de Westbrabantse bodem
geschraapt. Waar de moer verdween, on
stonden in de zuidelijk gelegen hoog
veengebieden heidevelden en in de noor
delijke streken mede door overstromin
gen, vruchtbare kleigronden.
Leenders haalde bij zijn naspeuringen in
archieven een stuk boven water waarin
inspecteurs beschreven wat zij op 26 ok
tober 1643 zagen tijdens een rondleiding
tussen Hulsdonk en Schijf. Daarin was
te lezen: „tusschen Hulsdonck ende 't
gehught genaemt de Swarte Schijve ne
vens de plaetsen die genoemt werden de
Ketel, het Spurckt, den Ouden Souck
endo soo voorts naer den Mendijck, pas
serende over veele heyvelden daer uyt
den moer was verdolven".
Het weggraven van het laagveen had in
het uiterste westen en noordwesten nog
grotere gevolgen. De aanwezigheid van
de vruchtbare kleipolders heeft alles te
maken met de nijvere turfstekers uit de
late middeleeuwen. Leenders schrijft:
„Bodemdaling door de exploitatie van
lage gronden waarin een dikke veenlaag
voorkwam, schiep mogelijkheden voor
overstroming met zeewater Ieder
deel van de Scheldestreek maakte wel
een of meerdere perioden van vele de
cennia door waarin het land 'drijvende'
was of 'gemeen met de zee' lag. In zo'n
periode werd een stevige kleilaag afge
zet."
Wie het naadje van de kous wil weten over de
turfwinning in West-Brabant verwijzen we graag
naar het boek 'Verdwenen Venen, Een onder
zoek naar de ligging en exploitatie van thans
verdwenen venen in het gebied tussen Antwer
pen, Turnhout, Geertruidenberg en Willemstad
1250-1750'. De auteur K.A.H.W. Leenders kreeg
voor zijn onderzoek de Geschiedenisprijs 1985
van de Belgische bank Gemeentekrediet. Het
boek is verschenen in de reeks: Gemeentekre
diet Historische Uitgaven, nr 78,1989. ISBN 90-
5066-053-3.