'Het gaat om meer dan hongerige maagjes'
OOK BRABANT KRIJGT ZIJN EIGEN ACADEMIE VOOR DE VIJFTIGPLUSSERS
BEN EVERS. INSTITUUT ONTWIKKELINGSSAMENWERKING VAN DE KUB:
i
i
OORWAARDEN: 1
MTERDAG 13 JANUARI 1990
03
^VOORWAARDEN
GEN
HL 1990
SVOORWAARDEN
RIL 1990
EN
1990
l|
1GEN
Grijze golf
Plezier
Cursussen
Echte studie
314 februari 1990
30 en
00 uur.
Status
Onderzoek
A52
&RCONIWEG 1
382 NE VUSSINGEN
I
iLEFOON 01184-78400
.1
I
1BOUWKUNDE
FORMATICA
/KUNDE
RIEK:
nputerkunde
Iche installatietechniek
in bestaat de mogelijk-1
lor:
Iche richting (afd. W)
^chnische richting
echnische richting
i
.erkunde wordt in alle j
en in praktijk gébracht I
I
i (wiskunde, natuurkun-
I taal op c-niveau); diplo-
>ma mavo-c (met wis-
b-3, vwo-3; gelijkwaardi-
.oordeling van de direc-
|cht zich op toelating totj
beroepsonderwijs en de
hoepsopleidingen binnen
examen op C/D-niveau.
Dag-M.T.S.
ek (elektronika)
ingsvoorwaarden dag-mts.
meer cursussen in het vak-
ebbend.
ÏOMMERCIEEL-TECHNISCHE
(inclusief vestigingseisen).
Eerst Abraham zien en dan studeren
havo-5-diploma kunnen,
i vakkenpakket een ver-
Ben.
nieuwe leerlingen voorj.
0/1991 kunnen dagelijks II
de school of via de |l
an de school waar men |l
^n worden u graag doorl
aldecaan verstrekt.
Bouwkunde, Weg- en Wa- j
Werktuigbouwkunde o' I
tie wordt u graag overdag j
n donderdagavond door de
t.
en wij u op de
Door Frans van Mourik
Overal in den lande worden
zogenaamde Senioren-academies
worden opgericht. Aan hogescholen of
universiteiten gekoppelde instituten die
vijftig-plussers cursussen aanbieden,
die op maat zijn gesneden. Cursussen
op het niveau van het hoger onderwijs,
waarvoor wel of geen tentamen kan
worden gedaan en die als de smaak
bevalt het opstapje kunnen vormen
naar een echte studie.
De Rijksuniversiteit Groningen beet in
1986 de spits af in samenwerking met
de Hanzehogeschool en het Prof. H.C.
van Hall Instituut, in 1988 volgde de
Erasmus universiteit in Rotterdam en
in datzelfde jaar ook Gerard Brom
Stichting in Nijmegen, die daarvoor
samenwerking zocht met de Katholieke
Universiteit. In Zwolle. Leeuwarden en
Den Haag zijn één of meerdere
hogescholen met dit fenomeen bezig, in
Arnhem doet dat de Volksuniversiteit,
in Utrecht is er de Stichting Cophitra.
En deze maand volgt Brabant dank zij
het initiatief van de Katholieke
Universiteit Brabant (KUB) en de
Hogeschool Katholieke Leergangen.
Overigens speelt dit niet alleen in
Nederland. In Engeland fungeert
eveneens een soort seniorenacademie,
maar dan op het niveau van een
volksuniversiteit. Oud-hoogleraren
nemen hierbij het onderwijs voor hun
rekening. In Frankrijk bestaat deze
vorm van onderwijs al een jaar of
vijftien. We zijn dus niets te vroeg.
Er zijn meerdere redenen voor deze
'grijze golf in het hoger onderwijs.
In de eerste plaats is er een grote groep
jongere ouderen, die de na-oorlogse
groei heeft meegemaakt van voortgezet'
en hoger onderwijs. Die groep lijkt
bijzonder geïntersseerd. Daarnaast is
er een groep ouderen, die een
achterstand heeft op het terrein van
educatie, terwijl langzaam maar zeker
ook ons land ervan overtuigd raakt dat
je moet blijven 'leren om te leven'. Dan
is er een groep jongere ouderen die
graag wil bijspijkeren omdat ze dat in
hun beroep goed kunnen gebruiken.
En tenslotte is er een groep, die vroeger
geen kans heeft gehad om naar school
te gaan maar zeer gemotiveerd is om
dat alsnog te doen.
De groep jongere ouderen wordt steeds
groter. Dat is een simpel gevolg van de
toenemende vergrijzing of ontgroening,
een proces dat er vanzelf voor heeft
gezorgd dat aandacht voor de groep
ouderen groter is geworden.
Maar er is meer dan alleen maar een
Eerst Abraham zien en dan studeren. Die
leuze zal Nederland de komende jaren
gaan beheersen. Het onderwijsvolk in ons
kikkerlandje heeft namelijk de jongere
oudere ontdekt als voorwerp van
'permanente educatie'. En die blijkt zich
daar wel bij te bevinden.
kwantitatieve groei van de groep
ouderen in Nederland. Kwalitatief is er
eveneens sprake van een forse
verschuiving. Enerzijds stappen steeds
meer mensen steeds vroeger uit het
arbeidsproces, terwijl ze anderzijds
steeds fitter en ouder worden dank zij
meer aandacht voor de gezondheid.
Dat betekent dat de derde levensfase,
die komt na school en loopbaan, steeds
langer wordt. Zo ontstaat er een
groeiend groep ouderen die nog
superfit is en intelligent of goed
opgeleid genoeg is om nog een studie te
gaan doen. Daar komt bij dat in de
huidige maatschappij een steeds hoger
gewicht wordt toegekend aan
informatie, zowel wat betreft
verstrekking als verwerking.
Het gaat er, zo blijkt uit recent
onderzoek van de Wetenschapswinkel
van de Katholieke Universiteit
Brabant, bij de ouderen niet alleen om
dat zij hun 'achterstand' willen inlopen
of hun functie beter willen aankleden.
Het gaat ook om zaken als: onderwijs
volgen voor je plezier, verrijking van
persoonlijkheid en geest, actief zijn om
gezond te blijven en aankleding van
het sociale leven door vriendschappen
tijdens de studie.
Brabant belooft in dit opzicht een echt
wingewest te worden. Het aantal
ouderen in de provincie is nu
weliswaar laag in vergelijking tot de
rest van Nederland, maar in de
komende jaren zal deze
bevolkingsgroep in Brabant veel harder
groeien. De toename van de groep tot
het jaar 2000 wordt voor Brabant
geschat op maar liefst 25 procent. Dat
betekent dat de Seniorenacademie in
deze provincie een mooie toekomst
tegemoet zou gaan.
Een bewijs voor die stelling kan
worden gedistilleerd uit de
belangstelling van de Brabantse
senioren voor de eerste n
voorüchtingsbijeenkomst. De groep die
kwam opdraven was zo groot dat de
bijeenkomst van een kleine naar een
grote collegezaal moest worden
verplaatst. De inschrijvingstermijn
sluit op 20 januari en dan zal blijken
Ouderen in de
collegebanken
van de
universiteit. Zal
dat het beeld van
de toekomst
worden?
FOTO RIEN SIERS
met hoeveel deelnemers de
Seniorencademie in Tilburg kan
starten. Er zijn 25 deelnemers nodig
om een cursus door te laten gaan. Er
worden geen eisen gesteld aan de
vooropleiding en de ervaringen elders
hebben geleerd dat dat geen bezwaar
is.
De Seniorenacademie biedt een pakket
aan van tien cursussen die ieder 200
gulden kosten. Dat bedrag is bij lange
na niet genoeg om de kosten te dekken
en KUB en Leergangen hopen dan ook
op een kleine tegemoetkoming van de
rijksoverheid, zodat ze er niet alleen
voor op hoeven te draaien.
De cursussen die op het programma
staan zijn: Cultuurgeschiedenis (die de
senioren samen met de studenten
zullen volgen), Sociaal beleid en
armoede, Thema's uit de gerontolgie en
de levensloop-psychologie, Functie van
de kunst in de samenleving,
Christendom en modernisering, Het
heelal: verleden en toekomst van
ruimte en tijd. Politieke participatie
van ouderen, Inleiding in de sociale
filosofie, Vijftig jaar
wereldgeschiedenis (1940-1990) en
Zorg om gezondheid. Iedere cursus
kan, als de deelnemer dat tenmmste'
wil, afgesloten worden met een
tentamen of een werkstuk.'Dat levert
dan een certificaat op
De twee initiatiefnemers van de
Senioren-academie, Leergangen en
KUB zijn van plan contact op te
nemen met andere
onderwijsinstellingen om de academie
verder uit te bouwen. Er is al contact
geweest met de Technische universiteit
in Eindhoven en er is een gesprek
geweest met de Open Universiteit dat
overigens nog niets heeft opgeleverd.
Er wordt ook uitgekeken naar een
vestigingsplaats in West-Brabant ten
faveure van Zeeuwse senioren die
interesse zouden hebben.
De oVg'anlsatoren van de Brabantse
Senioren-academie verwachten dat een
aantal senioren de smaak van studeren
zo te pakken zal krijgen dat ze
besluiten om aan een echte studie te
beginnen.
Ook dat kan met een gerede kans op
succes. Dat leert tenminste een
onderzoek van de Open Universiteit,
die 3000 ouderen onder zijn studenten
telt. De studieresultaten van de
ouderen aan de open Universiteit
wijken niet af van die van de jongeren.
Weliswaar gaat het geheugen bij het
ouder worden achteruit en wordt
daarmee de capaciteit kleiner om
feitenkennis op te nemen, maar daar
staat tegenover dat ouderen de leerstof
beter verwerken. Dat is weer een
gevolg van het feit dat ouderen een
betere koppeling kunnen leggen van
leerstof met eigen levenservaring en
aanwezige kennis. Ouderen hebben
alleen meer moeite om de draad van
het studeren weer op te pakken. En
daar kan deelname aan de Senioren
academie een handje bij helpen.
dag, bestemd voor gein te j
havo-, mavo-, en Ibo-leeLMn-1
ers en andere belangsteli®1
school in vol bedrijf zien.
op deze dag gelegenheid
mBen Evers .ze moeten in
die landen leren om op hun
eigen benen te staan
FOTO RIEN SIERS
Door Gerard van den Broek
Ontwikkelingssamenwerking is niet
meer 'in'. Enkele jaren geleden nog
werd de Westerse tv-kijker bijna
letterlijk doodgegooid met beelden van
arme, hongerende kindertjes in het
uitgedroogde Afrika. Volgens Ben
Evers van het Instituut voor
Ontwikkelingssamenwerking in
Tilburg is dat beeld te eenzijdig.
Evers: „Ontwikkelingshulp reikt veel
verder dan het voeden van hongerende
maagjes in Afrika. De nadruk ligt niet
alleen op armoede of honger, ook al
zijn dat Heel schokkende zaken.
Hulpprojecten die direct wat aan die
honger doen, zijn daarom erg
spectaculair en bevredigend voor de
hulpverlener. Maar de Derde Wereld is
beter af met goed economisch
onderzoekswerk, zodat
ontwikkelingslanden leren wat hun
mogelijkheden zijn om op lange
termijn iets aan de hongersnood te
doen".
De verminderde populariteit van
ontwikkelingswerk hield echter in dat
de studierichtingen op dat gebied de
eersten waren die bij de bezuinigingen
van de afgelopen jaren sneuvelden.
Meerdere leerstoelen werden
afgestoten en de achterblijvers kregen
te maken met flinke kortingen op hun
budget.
In Tilburg werd de klap behoorlijk
goed opgevangen met de oprichting
van het speciale instituut. Evers: „We
doen vooral onderzoeken, waarvan de
opdrachtgever de overheid is en die we
dus niet zelf hoeven te financieren.
Daarnaast doen we aan
onderwijssamenwerking: projecten met
universiteiten in Derde Wereldlanden,
en besteden we veel aandacht aan de
ontwikkeling van de leergang zelf.
Maar dat laatste is dus niet zo zeer op
de studenten gericht."
De onderzoeken van het instituut zijn
vooral van economische aard.
Plattelands- en industriële
ontwikkeling vormen daarbij de
hoofdmoot. De onderzoeken kunnen
variëren van het bekijken van de im- en
exportmogelijkheden van een bepaald
land, de effectiviteit van voedselhulp,
tot de haalbaarheid van economische
projecten in een Derde Wereldland.
Bij die onderzoeken worden heel vaak
Ontwikkelingssamenwerking is jarenlang een zeer populaire studie
geweest, vooral in het begin van de jaren zeventig. Tegenwoordig is
die populariteit wat afgenomen. De noodzaak van wetenschappelijk
onderzoek op het gebied van ontwikkelingssamenwerking is er
ondertussen echter niet minder om geworden, verzekert Ben Evers
van het Instituut voor Ontwikkelingssamenwerking van de
Katholieke Universiteit Brabant (KUB) in Tilburg.
plaatselijke onderzoekers ingeschakeld.
Soms om hen te laten zien hoe een
dergelijk onderzoek wordt uitgevoerd,
zodat ze het later zelf kunnen doen.
Soms ook omdat de autochtonen beter
de weg kennen in hun land. Evers: „In
India is bijvoorbeeld bijna onmogelijk
om zonder hulp van Indiërs onderzoek
te doen. De bureaucratie is daar zó
groot dat je geen steek verder komt als
je de overheden niet weet te bereiken.
Evers: „Anderzijds werkt de
samenwerking met een plaatselijke
universiteit niet altijd. Veel instellingen
in Derde Wereldlanden hebben wel de
status van universiteit maar zijn dat
nauwelijks te noemen. Zo wordt
bijvoorbeeld een
verpleegstersopleiding in Peru al een
universiteit genoemd. Een universiteit
geldt ook vaak als een prestige-object
in dergelijke landen. Elke stad en elk
dorp wil dan een eigen universiteit
hebben. Vergeleken met onze
universiteiten hebben die dus een
enorm laag niveau".
Volgens Evers wordt bij sommige
projecten echter ook rechtstreeks met
een instelling samengewerkt en komt
de plaatselijke overheid er helemaal
niet bij te pas. Evers: „We hopen
natuurlijk wel dat die overheid zich
voor ons onderzoek interesseert en dat
het eindrapport niet in een prullebak
verdwijnt. Daarom ook houden we na
het afsluiten van een onderzoek altijd
een bijeenkomst waarvoor de overheid
en het bedrijfsleven worden
uitgenodigd. Ze hebben er immers alle
belang bij te weten of er bijvoorbeeld
een tapijtindustrie in hun land kan
worden opgezet of niet.
De Westerse onderzoekers moeten
echter steeds enorm voorzichtig tewerk
gaan. Per land en per project moeten
zij andere criteria aanleggen. Evers:
„Met name in landen waar politieke
instabiliteit heerst, moetje oppassen
wat je doet. Als je daar iets doet dat de
overheid niet bevalt, loop jij als
Westerling niet zo'n gevaar; het ergste
dat je kan gebeuren is dat je het land
uitgezet wordt. Maar de mensen van de
plaatselijke universiteit kunnen niet
weg en die heb je wel in gevaar
gebracht.
„Iets anders waar je altijd rekening
mee moet houden is het geld. De
onderzoekers waarmee je Werkt hebben
vaak geen fulltime-salaris en kunnen
dus niet evenveel werk verrichten als
jij. Vele ideeën die wij hier vanuit het
Westen voor hen bedenken, helemaal
niet uit te voeren omdat ze veel te duur
zijn. Dat zijn bijkomende facetten
waar je als onderzoeker niet voorbij
mag gaan."
Het is de onderzoekers er echter altijd
om te doen dat de onderzoekers en
universiteiten in Derde Wereldlanden
op de duur zelfstandig projecten
kunnen opzetten. Evers: „Als wij
bijvoorbeeld een
samenwerkingsproject met een
universiteit in Costa Rica willen
opstarten, eisen wij van dat instelling
dat zij straks de kosten overnemen.
Dat kan voor zo'n universiteit vanalles
betekenen. Ze willen onze hulp
natuurlijk altijd graag hebben, maar
als puntje bij paaltje komt, haken ze af
omdat er geen geld is om zelf de kosten
te kunnen dragen."
Het is echter niet altijd het geld dat de
onderzoekers tegenzit. Ook de
politieke wereld is niet altijd even
gecharmeerd van dè nijvere arbeid van
de Tilburgse wetenschappers. Evers:
„In India is ooit een onderzoek naar de
mogelijkheden voor een tapijtindustrie
afgeketst door de regering, omdat ze
bang waren dat er in het rapport te
veel nadruk zou worden gelegd op de
kinderarbeid. Maar daar ging het ons
niet om. Ik weet ook wel dat
kinderarbeid in die landen voorkomt,
maar zorg dan dat daar goede regels
voor bestaan.
„India was echter bang dat bedrijven
in het Westen daardoor zouden
terugschrikken of dat er
importbeperkingen tegen het land
zouden komen omdat het Westen
kinderarbeid verbiedt. Later bleken er
ook nog ethnische problemen te zijn
doordat er veel moslimvrouwen in die
tapijtfabrieken werken en dat wilde de
hindoestaanse regering niet aan de
grote klok hangen."
Volgens Evers is onderzoekswerk
nodig door het enorme
organisatiegebrek in veel landen, door
het gebrek aan kennis van vele Derde
Wereldbewoners over hun eigen land
en door het feit dat veel onderzoekers
in ontwikkelingslanden erg weinig
weten van andere onderzoekers.
Evers: „Er zou daarom dringend een
databank moeten komen waarop
wetenschappers uit heel de wereld op
kunnen aansluiten om informatie te
krijgen over projecten die aanleunen
tegen hun eigen project. Er wordt
immers in veel landen waar we komen
nog teveel klakkeloos van ons
aangenomen. Ze moeten juist op eigen
benen leren staan!"
Er zijn echter nog andere zaken waar
onderwijs iets kan doen aan
ontwikkelingssamenwerking. Evers:
„Er is bij veel universiteiten in de
Derde Wereld een schrijnend gebrek
aan vakliteratuur; met name in Afrika.
Bovendien zouden er meer vakgerichte
mensen aan
ontwikkelingssamenwerking mee
kunnen doen. Nu zijn het bijna alleen
wetenschappers die allerlei projecten
en activiteiten zitten te bedenken voor
de Derde Wereld. Maar laat daar ook
eens HBO-opgeleide mensen bijkomen.
Die zijn veel praktijkgerichter dan
universitair geschoolden. Met hun
expertise wordt nu veel te weinig
gedaan."