wsw «ge DE ST.-JOOSTKAPEL IS EEN TOEVLUCHTSOORD VOOR VELEN Lsie CIAUST LAANDEREN ry üE STILTE Kerstbijlage DE STEM zaterdag 24 december PAVOND BLOTEN azen b.v. rsbedrijf >0, Goes jerne 1 m ELAND nger, ct team 1989 Alifi owe WELDADIGE SFEER BEWOGEN JAREN Als ik de zware deur achter me heb dichtgetrokken, ben ik het lawaai van de binnenstad helemaal kwijt. Het is waar wat ze me verteld hebben. Achter de dikke muren van de Mariakapel in de Ginnekenstraat, die door de Bredanaars nog steeds halsstarrig de 'St. Joostkapel' wordt genoemd, huist een oase van rust. Een stiltecentrum in het roerige stadshart, een oord van toevlucht voor hen, die de schouders voor een moment verlost willen voelen van de loden last van deze rumoerige tijd. BELOFTE BISSCHOP SOBER MAAR STIJLVOL CITY-WERK DIVERS PLUIMAGE ïweg 26 150-20851 /oor het ons in het geschonken, jaar hopen st te mogen j IG i I edewerkers -Tel. 16671 te clientèle lagen en nieuwjaar 3 afst. bediening M2 1170.2064 13-15 73-1321 OAGEN leanaak at-13-15 1173-1321 DOOR PETER SCHOUTEN jet zijn er trouwens heel wat die gerekend mogen wor- 'jjn tot de vaste bezoekers van de St. Joostkapel. Men jet zich daar niet op verkijken. Ik heb het een (no- lanberjweekje bijgehouden. Sommigen van hen ko- l,en toevalhg maar die ene keer: als door een plotse- Ijuge aanvechting om zich even terug te trekken op het jjen erf. Voor weer anderen is de kapel een vast baken rjde dagelijkse devotie. Maar geloof me: honderden ezoekers per dag, de Heilige Maagd Maria en St.-Ju- jcus samen hebben een flinke klandizie. Even nog heb ik overwogen om een paar kapelbezoekers te interviewen. Om uit hun monden op te tekenen waarom de kapel hen trekt, wat ze er zoeken. En wat ze er klaarblijkelijk ook vinden. Maar ik heb daar van afgezien. Elke vraag over de aandrang die hen dagelijks, wekelijks, maandelijks langs de zware kapeldeur voert, zou een res pectloze inbreuk betekenen op hun pri vacy, op de kortstondige intimiteit die ze kennelijk zoeken op een van de twaalf oude en uitgesleten kapelban- ken. Zo heb ik het althans zelf gevoeld. Meteen die eerste keer al toen ik in het kapelletje binnentrad. De rust beheerst al het halletje onder de toren, nog vóór je door de glazen klapdeur de eigenlijke kerkruimte betreedt. Achter die glazen deur voel ik een wel dadige sfeer, die zich maar heel moei lijk laat beschrijven. Het is een sfeer, die bij mij vage herinneringen oproept: herinneringen aan de stad waarin ik opgroeide. Die Roomse stad Tilburg, waar ik tot mijn veertiende misdienaar was. Ik heb de kerk sindsdien nog slechts van binnen gezien bij de doop van een neefje of nichtje en bij de be grafenis van een familielid of collega. Wanneer ik het St.-Joostkapelleke bin nen kom, is het dus eigenlijk voor het eerst dat ik weer eens een gewijde ruimte echt vrijwillig betreedt. Toch is de sfeer er anders dan in de ja ren van mijn jeugd, toen je kerkver- zuim wel uit je hoofd liet, omdat het een doodzonde was. Nog steeds dat sa crale van toen, maar dan bevrijd van de verstikkende walm van wierook en de onbedaard harde schraaphoest van de slagersvrouw die aandacht vroeg voor haar potsierlijke nieuwe zondagse hoed. De plechtig stille sfeer in de kapel aan de Ginnekenstraat stoot niet af, is niet ongastvrij. Niet voor diegenen, die er devotie komen zoeken, net zomin voor afvalligen zoals ik of voor hen die nooit anders dan onkerkelijk geweest zijn. Het is een oecumenisch toevluchtsoord waar je even asiel zoekt en krijgt. Ook al wordt er elke ochtend om tien minu ten over tien een 'rozenhoedje' gebeden en ook al vindt er van dinsdag tot en met vrijdag tweemaal daags een eucha ristieviering plaats. „Ik heb het al eens meegemaakt", zegt pastoor J. Videier van de St.-Antonius- parochie, die er bijna elke dag een mis doet, „dat er een man languit op een van de banken zijn roes lag uit te sla pen. Met de fles nog in de hand". De pastoor liet de man slapen. Het 'pasto rale city-werk' wordt gekenmerkt door openheid en tolerantie: niks tollenaars- wegjagen. Als ze de andere bezoekers tenminste niet storen in hun devotie. Zo welkom als alle gezindten nu in het eeuwenoude kerkje onder het voorzich tig voorover hellende torentje zijn, zo is het niet altijd geweest. De geschiedenis van het gebouw is er trouwens toch een van honderden bewogen jaren. De ka pel dateert, tenminste toch voor een deel, uit de eerste helft van de vijf tiende eeuw. Tussen 1430 en 1440 moet hij zijn afgebouwd. In de archieven zijn zelfs aanwijzigingen te vinden, dat er daavoor - op de zelfde plaats - al een vermoedelijk in hout opgetrokken kerkje stond dat rond 1300 zou zijn ge sticht. De St. Joostkapel is een oecumenisch toevluchtsoord waar je even asiel zoekt en krijgt. Een streep licht Patroonheilige St.-Joost (in het Latijn Judocus) was een Bretonse konings zoon uit de zevende eeuw, die de voor hem bestemde kroon afwees om een kluizenaarsleven te gaan leiden. Hij werd vereerd als beschermheilige tegen besmettelijke ziekten. Dat is er vermoe delijk de reden van geweest dat de ka pel aan hem werd toegewijd. De kapel lag namelijk in 1430 buiten de stads wallen. Breda hield in die jaren zijn pestlijders bever buiten de muren. Dus voor die verschoppelingen werd de ka pel al een toevluchtsoord. Achter dë kapel lag een kerkhof, aan vankelijk bestemd voor de omwonen den. Maar later, toen de Ginneken straat deftiger werd, werd die begraaf plaats bestemd voor armen en kinde ren. Voor terechtgestelden en zelf moordenaars was een aparte hoek inge richt. Waarschijnhjk in de tijd van de beel denstorm is de kapel in onbruik ge raakt. En later, toen Breda in Staatse handen kwam, was het definitief ge daan met de erediensten. Er volgde in de eeuwen daarna een reeks van pro fane bestemmingen. Lang werd de ka pel als bergplaats voor hooi en turf misbruikt. Er is een tijdlang een schermschool in gevestigd geweest. In de tweede helft van de achttiende eeuw was het een paardenstal. Lang stond het kerkje daarna leeg, tot het in 1821 werd verbouwd tot hovenierswoning en koestal. Daarna heeft het gebouwtje tot aan het eind van de Tweede Wereld oorlog gefunctioneerd ais particuliere woning. Tijdens die oorlog deed de bisschop van Breda de belofte een Mariakapel te stichten, als Breda voor ernstig oor logsgeweld gespaard zou blijven. Op zondag 31 december '44, Breda was nog maar enkele maanden door de Po len bevrijd, werd daarom van alle Bre dase kansels een brief voorgelezen van Zijne Hoogwaardige Excellentie Mon seigneur P. Hopmans. Dat herderlijke schrijven is doordrenkt van de bevrijdings-euforie: „Eindehjk is het ons gegeven U de blijde tijding te kunnen mededeelen, waar de kapel zal verrijzen beloofd aan de Allerheiligste Maagd Maria, patrones en bescherm ster van de stad Breda. Door de hoogs (gewaardeerde voorkomendheid van het Stadsbestuur hebben wij de be schikking gekregen over het alom be kende oude monument, de St.-Joostka- pel aan de Ginnekenstraat, met de be doeling daarin de beloofde Mariakapel te vestigen en waardoor dat monument zijn oorspronkelijke bestemming van den kerkelijken eeredienst terug be komt. Allen die daartoe hun meede- werking hebben mogen verleenen zijn daarover opgetogen en wij niet het minst". Na een fikse opknapbeurt werd de ka pel op 3 mei 1947 door burgemeester Van Slobbe officieel aan Mgr. Hop mans overgedragen. In een van de ze ven fraai gebrandschilderde ramen, ge maakt door de glazenierster Freule Gi- sèle Waterschoot van der Gracht, is dat glorieuze moment vastgelegd: de bur gemeester in het protocollaire ambts kostuum met de tressen en de epaulet ten, de bisschop naar de gewoonte van die dagen geheel in het prelaten-pur per. Intussen had de Bredase geloofsge meenschap zoveel middelen bijeenge bracht, dat de kapel sober maar toch stijlvol kon worden aangekleed. Mgr. Hopmans schrijft daarover in 'Sancta Maria', het weekblad van het bisdom, op 6 maart '47: „Op een enkele be kendmaking in de kerken werden aan stonds de beurzen geopend en hebben allen, rijk en arm, naar vermogen steun verleend. Het penningske van de arme weduwe was ons zeker zoo welkom als de rijke gift van den door God met aar- sche goederen gezegende. Veel echt ge lukkige oogenblikken hebben we be leefd, als wij zelfs een gulden, vijftig cent of een kwartje in ontvangst moch ten nemen. We zagen daarin telkens een bewijs van echten godsdienstzin en van vereering van de H. Maagd". De Oosterhoutse kunstenaar Niel Steenbergen tekende voor het Maria beeld, de altaar-wangen met de bijbelse afbeeldingen en de twee profetenkop pen onder de dakconstructie. Het Ma riabeeld hakte hij uit een eiken balk van zes eeuwen oud. De twee mozaiek- tableaus aan beide zijden van het altaar werden gemaakt door Marius de Leeuw. Het raam met de burgemeester en de bisschop was al genoemd. In de overige zes ramen heeft Gisèle Waterschoot van der Gracht de volgende beeltenis sen gebrandschilderd: de strijd van Sa tan tegen de Vrouw en haar Kind (waarbij in de dagen van de bevrijding vooral gedacht werd aan de gruwelen van het Nationaal Socialisme); Mgr. Hopmans belooft aan Onze Lieve Vrouw een kapel; Maria beschermt de stad Breda; de bevrijding van Breda door de Polen; de darde van de Bredase bevolking aan Maria; Sint Judocus overhandigt de sleutel van de kapel aan de Heilige Maagd Maria. Die zeven ramen filteren het daglicht. Ze zorgen ervoor, dat het in de kapel overgebleven licht zacht van toon is. Zo goed als de muren en de zware toe gangsdeur het binnenstadslawaai bui ten houden. En zo ontstaat in de St.- Joostkapel de sfeer die de bezoekers zo op hun gemak stelt. Dat geldt kennelijk niet alleen voor het bejaarde vrouwtje dat dagelijks voor een prevelementje van drie weesgegroetjes langs komt, dat is ook het geval met de jongeman die maatschappelijk is vastgelopen en in zijn ontreddering beschutting komt zoeken. Want zo uiteenlopend is het vaste be zoek van de St. Joostkapel. Pastoor Vi deier meent stellig, dat er dagelijks honderden mensen binnen komen, van arm tot rijk, van jong tot oud. „Toen we er in '67 begonnen met eucharistie vieringen lag dat anders", herinnert hij zich. „We hebben met de toen nog drie bestaande binnenstads-parochies het zogeheten pastorale 'city-werk' opge zet. Aanvankelijk twijfelden we tussen de St.-Joostkapel en de kapel van het Begijnhof, die wel veel toeristische aan loop had, maar veel minder Bredase aanloop dan St.-Joost. Ik herinner me nog de eerste mis in de kapel aan de Ginnekenstraat. Er zaten alleen maar oude mensen binnen. Maar gaandeweg is dat patroon veranderd. De bejaarden hebben nog wel de meerderheid, maar je ziet toch ook veel jeugd binnen ko men". Volgens Videier komt vrijwel iedere be zoeker met een heel persoonlijk oog merk. „De kapel functioneert voortref felijk. Zonder leiding of toezicht. Het is een zekere vorm van zelfbediening. De kapel is daardoor min of meer self-sup porting. En dat moet maar altijd zo blijven, want uiteindelijk voorziet de kapel in een duidelijke behoefte. Het is een enorm succes". Waar is dat succes volgens Videier aan te danken? „Ongetwijfeld komt dat door de schaal van het gebouwtje. Daardoor ontstaat een sfeer van inti miteit, die aanslaat. Voorts denk ik dat de centrale plaats ook enorm bijdraagt. En tenslotte geloof ik dat het komt, omdat het een Mariakapel is". Maar iedere Bredanaar blijft hem toch 'St.-Joost' noemen? „Dat zit erin ge heid. Dat krijg je er niet meer uit. Toch denk ik dat vrijwel iedereen heel goed weet dat de St.-Joost een Mariakapel is". En de onkerkelijken? „Die zullen zo hun eigen motieven hebben. Maar ik denk dat die vooral even rust en be schutting komen zoeken". En is het niet de bedoeling om dat be zoek te weren? „Zolang ze geen kwaad doen, zolang ze de andere bezoekers niet lastig vallen, mogen ze van mij blijven komen", zegt pastoor Videler. „Toch moet je daar ook een beetje mee oppassen. Ik heb het al meegemaakt, dat kinderen binnen een frietje zaten te eten. Of dat ze er een milk-shake zaten te drinken. Die heb ik natuurlijk naar buiten gestuurd. Maar een andere keer lag er een aan drugs verslaafd meisje in de kapel. Die heb ik laten liggen. Som mige vooral bejaarde bejaarde kapelbe zoekers waren daar een beetje bang van. Maar die heb ik er toch van kun nen overtuigen dat ze van dat meisje niets te duchten hadden". En zo blijft de St.-Joostkapel de schuts- plek voor vogels van de meest uiteenlo pende pluimage, vogels die uit zijn op een ogenblik van rust en stilte. Als het aan pastoor Videler ligt, nog tot in lengte van jaren. Want op al die ver schillende bezoekers blijft de kapel zijn aantrekkingskracht uitoefenen. Ze komen er niet allemaal voor wat vroeger bij de parochiekerk van de Ginnekenstraat stond: 'Vijf minuten voor God'. Ze bidden er met allemaal het zelfde gebed. De Carmeliet dr. Jan Peters heeft in het boek 'Bidden nu' het gebed gedefinieerd als 'het ontvangen van een streep licht'. Die is in de St.- Joostkapel voor eenieder te vinden. EINDREDACTIE WIM VAN LEEST VORMGEVING HANS FRICKEL j FOTO'S JOHAN VAN GURP

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1988 | | pagina 21