DE STEM HONDERDDUIZEND BELGEN LEDEN BIJ ONS ONTBERINGEN czr 'We hebben ons ervoor afgesloten' l y diamantairs gezin door oorlog uit elkaar ZATERDAG 17 DECEMBER 19881 et is-deze maand precies 70 jaar geleden, dat de Eerste Wereldoorlog door de Vrede van Versailles beëindigd werd. Dik 100.000 Belgische vluchtelingen die vier jaar lang in ons land geïnter neerd waren geweest, mochten toen naar huis. Ze waren in 1914 gevlucht voor de moordzucht van het Duitse bezettingsleger. Ze vonden tijdens de 'vergeten oorlog' in de Nederlandse kampen ontbering, kou, kommer en kwel. De Nederlands-Belgische relatie is er nog tientallen jaren door vertroebeld geweest. Gifslang Chaos Winter Blaam Afrekening Weeshuis Feest Vergeten - FOTO DE STEM/JOHAN VAN GURf» ïool ;oen hij de boerenstand' tijdrekken verweet. De in tussen FNV en NCB loeren). NCB-voorzitter sputterde in deze krant ït de boeren hard bezig lieu, maar dat het alle- lkan. niets in een confronta- ssenin. Ik moet ook za- n. Het is een moeizaam aken te maken met de de bereidheid is er. De l ook dat milieuproble- nen zijn. Ze zien ook dat economische mogelijk- landbouw op sommige gt. Daar heeft een boer )at moet je ze nog meer bekend is duidelijk ma- iurlijk niet sterk als de direct in de tegenaanval graag concrete afspra- :n willen maken over het de verzuring. Het kabi- richt op terugdringing stoffen in de lucht met „Ik ben bang dat er met erste jaren te weinig van zegt hij. Volgens hem is in het kabinet te laag en ndering van 75 procent om de verzuring daad- trijden. Welschen: „Met >u ik graag de afspraak de periode tot 2000 in In 1992 hebben we dan Ier stoffen in de lucht, in :n kwart en in 2000 is de kt. Het voordeel is dat er ts gebeurt. Is het inzicht uiteindelijk iets meevalt, al 25 procent gedaan en invalt, hoef je later niet ;en aan. Ja, zo'n akkoord t sluiten. Noem het maar rd'. En kost het geld, dat tdbouw is natuurlijk ook r. Een aantal jaren gele- ei ook heel snel worden n moet nu ook het geld men komen". 1787 kocht, om nog geen ater te ontdekken dat de er in dreef. H Door Peter Schouten Vluchtelingen worden gehalveerde men sen. De vluchteling verliest de basis voor zijn gevoel van eigenwaarde en zelfver trouwen, de zekerheid die voortvloeit uit de natuurlijke vertrouwdheid met zijn omgeving. Vooral oorlogsvluchtelingen, die voor wapengeweld en verwoestingen de wijk nemen, zijn mensen die slechts wachten op het moment dat het sein weer veilig staat om terug te keren. Zij leven met de rug naar het land dat hen opvangt, het oog alsmaar gericht op de geboortestreek. Aldus prof. dr. H. von der Dunk in de inleiding van het boek 'Vluchten voor de groote oorlog', dat onlangs verscheen bij De Bataafsche Leeuw. In dat boek wordt -zeventig jaar na dato- uitgebreid en beeldend uit de doeken gedaan hoe het neutrale' Nederland in de Eerste We reldoorlog aanvankelijk een miljoen Bel gische vluchtelingen opving, om er uit eindelijk dik honderdduizend vier jaar lang beschutting te geven. Na lezing van dat boek kan men zich terecht verbazen over de opwinding die onlangs over de opvang van asielzoekers ontstond in Goes, Rijsbergen en vooral in Stevensweert. Het verhaal van de Bel gische vluchtelingen in ons land is een verhaal van zo veel ellende en ramp spoed, dat je nauwelijks kunt geloven dat het nog 'maar' zeventig jaar geleden is. En dat het hier, in het beschaafde West-Europa, gebeurde. De Belgen, die in het najaar van 1914 in paniek en in aller ijl voor de Duitse le gers over onze grenzen vluchtten, beho ren tot de hiervoor door prof. Von der Dunk beschreven categorie: een miljoen Belgen overstroomden de zuidelijke pro vincies. De meesten keerden, toen de strijd gestreden was, naar hun door de Duitsers bezette land terug. Tot er in het late voorjaar van 1915 nog honderddui zend over waren. Dat aantal vermin derde tot aan het eind van de oorlog niet meer noemenswaardig. Zo overrompelend als de Duitse inval in de meidagen van '40 in ons eigen land was, zo snel trokken de Duitse legers op 4 augustus 1914 in de provincie Luik België binnen. De Duitse opmars het een spoor van dood en vernieling achter. Duizenden Belgische militairen en bur gers verloren daarbij het leven. De Maastrichtse socialist Michael Ubachs zou daarover later in zijn herinneringen optekenen: „Als een gifslang door een moestuin kronkelt zich het moordende Duitse leger door de Maasvallei. Overal brullen koeien en paarden en gilt het vee in doodstrijd. Vrouwen vluchten als waanzinnigen de grens over". Dertien dagen later viel de stad Ant werpen. Dat was eigenlijk het sein voor de grote vlucht. Er waren tot dat mo- y In Bergen op Zoom werden gaarkeukens Ingericht voor de gevluchte zulderbu- ren- FOTO'S DE BATAAFSCHE LEEUW Bergen op Zoom werd overspoeld met vluchtelingen. Hier een menigte voor het station. Vlucht voor de grote oorlog ment een paar duizend Belgen, voorna melijk vrouwen en kinderen, in Zuid- Limburg, Noord-Brabant en Zeeland opgevangen. Maar vóór en onmiddellijk na de val van Antwerpen groeide dat tot een eindeloos massale stroom van dik een miljoen reddeloze en radeloze zui derburen, die vooral Zeeuwsch-Vlaande ren en Noord-Brabant overspoelden. Het hulpverleningsnetwerk, dat door het kabinet Cort van der Linden in de eerste week van de Duitse inval was op gezet om een paar duizend Belgen op te vangen en dat aan de leiding van F. Ba ron van Tuyll van Serooskerken was toe vertrouwd, was tegen die vloedgolf uiter aard niet opgewassen. En toch bleef de regering vasthouden aan haar aanvanke lijk wat gemakkelijk gedane belofte tot opvang van alle vluchtelingen. De chaos was compleet. Want ook al mochten de vluchtelingen kosteloos ge bruik maken van de Spoorwegen, de noordelijke provincies konden de hon derdduizenden niet verwerken. Onder tussen begonnen in Antwerpen de on derhandelingen tussen de Duitse bezet ters en het stadsbestuur over een moge lijke terugkeer van vluchtelingen. Pre mier Cort van der Linden, in verband met de Nederlandse neutraliteit zorgvul dig vermijdend zich té mengen in de be sprekingen over de repatriëring, had in tussen wel alle burgemeesters aanbevo len om 'zachte drang' uit te oefenen. Die aanbeveling werd niet door elke vroedschap op dezelfde manier geïnter preteerd. De burgemeester van Harder wijk bijvoorbeeld zette de Belgen ge woon onder politiedwang zijn gemeente uit. In sommige gemeenten kregen de Belgen korte tijd bedenktijd. De situatie werd nog eens extra ondoorzichtig, toen op zeker de moment de stroom nog bin nenkomende Belgen ongeveer even groot was als de groep zuiderburen, die weer huiswaarts keerden. In oktober 1914 waren het er nog meer dan een miljoen, op 1 november was dat aantal al gereduceerd tot 325.000, in december waren er nog 200.000 en in mei 1915 bleken zich nog 105.000 Belgen in ons land te bevinden. Algemeen wordt aangenomen, dat die groep voor de duur van de oorlog in ons land is gebleven. Het kabinet begon te begrijpen, dat er gezorgd moest worden voor opvang die langer zou duren dan weken of maanden. En zo werden er eerst voorlopige kampen opgericht, ook al kregen die in Den Haag de naam 'vluchtoorden' om elke vergelijking met de gehate interneringskampen uit de Zuidafrikaanse Boerenoorlog te vermij den. „Wie niet voor zichzelf kan zorgen, is in wezen onvrij", zo rechtvaardigde Cort van der Linden de internering. De eerste vluchtoorden ontstonden in deze contreien: in Hontenisse, in Bergen op Zoom, waar twee reusachtige tenten kampen verrezen, in Roosendaal, waar de leegstaande suikerfabriek Java in ge bruik werd genomen en in Baarle-Nas- sau, waar de gebouwen bij het spoorweg station geschikt werden gemaakt. Tot overmaat van ramp viel de winter vroeg in: op 17 november begon het te sneeu wen en ook in dezelfde maand kwam strenge nachtvorst voor. De vluchtelin gen leden de grootste ontberingen. Tegen het eind van oktober was daar nog een probleem bijgekomen. Niet al leen burgers vluchtten de grenzen over, ook een groot deel van het Belgische le ger, dat daarmee de 'hergroepering' en dus de bloedige slag aan de IJzer misliep, kwam deze kant uit. Geïnterneerde AJ- phons van Hove beschreef de situatie kort voor de vlucht: „Op dat ogenblik bevonden zich in de stellingen nog tus sen de 30.000 en 40.000 soldaten. Er kwamen geen orders meer. De ene sol daat liep hier, de ander ginder. Er kwam geen eten meer. Gansche regimenten wa ren zonder officier. En de schrik was zoodanig onder de jongens, dat ze niet meer wisten wat ze deden. Geweeren werden met duizenden stukgeslagen, de canonniers stelden hun stukken buiten gebruik en gooiden de amunitie in het water". Die visie werd onderschreven door mi nister van Oorlog Bosbooom, die in zijn mémoires schreef dat de Belgische offi cieren 'hun troepen geheel aan zichzelve hebben overgelaten'. Het feit dat slechts één officier op elke zeventig a tachtig soldaten in Nederland geïnterneerd werd, terwijl dat bij de Britten 1 op 36 was, bevestigt die stelling. De Belgen hebben in ons land vier jaar lang ontberingen geleden, die door de Belgische regering in ballingschap ge bruikt werden om de 'Duits-gezindheid' en het gebrek aan neutraliteit van de Ne derlandse regering aan de kaak te stellen. Na de oorlog hebben de Belgen zelfs ge probeerd om op die manier via de vre desconferentie van Versailles en met de hulp van de geallieerden Zeeuwsch- Vlaanderen en Zuid-Limburg te annexe ren. Tevergeefs. De Engelse journalist Philip Gibbs, die oordeelde dat 'de liefdadigheid van de Nederlanders zonder blaam was', be schreef niettemin het ellendige leven van de Belgische geïnterneerden in de Daily Chronicle: „Ze zijn gevangenen gemaakt in Nederlandse concentratiekampen, waar zij onder krijgstucht staan en niet meer vrijheid en individualiteit hebben dan een kudde dieren in gevangen schap". „Geduld", had Gibbs tegen de Belgische klagers gezegd. Ze haalden de schouders op en zeiden: „We hebben twee, drie, vier en nog meer maanden ge duld gehad. Wat is geduld in een oord als dit? Waar we worden bewaakt als wilde beesten, waar we niets hebben te doen... In deze verlatenheid, waar we als varkens op stroo slapen en onze longen uithoesten tussen vochtige dekens De verhouding tussen Belgen en Neder landers is hoe dan ook nog lang vertroe beld gebleven. Op basis van de Conven tie van Den Haag was België verplicht om de interneringskosten voor de solda ten terug te betalen, toen de repatriëring in december 1918 eenmaal begonnen was. En dus stuurde Nederland een reke ning van 53 miljoen gulden. Een zware dobber voor het ontredderde en geruï neerde België. De rabiaat annexionistische krant Ons België schreef in die dagen: „België zal de Hollandse kruideniersrekeningen aandachtig nazien en uitpluizen. Het is niet van gisteren dat men de Hollander in zaken wantrouwt en op zijn vingers ziet. Hollandsche menschlievendheid is dus louter een legende en een leugen. Hoe kan het anders? Een Hollander wil altijd meer hebben dan hij zelve geeft, en daarom heeten de Hollanders die zich met de Belgen verrijkt hebben ons deftig en netjes: 'ondankbare honden'." Het heeft nog tot 31 december 1937 geduurd, voordat de rekening helemaal vereffend was. Ten overvloede zij nog vermeld dat Nederland bij de zuiderbu ren nooit terugbetaling heeft geëist van de 45 miljoen gulden voor de interene- ringskosten van Belgische burgers. Vluchten voor de groote oorlog. Belgen in Nederland 1914-1918. Uitgeverij De Bataafsche Leeuw, 29.90. ijdens het beleg °rak in Antwerpen grote paniek uit. Honderdduizenden probeerden de stad te verlaten, op weg naar Ne erland. Zo ook de Nederlandse diamantair Isaac van Gelder, die bij na ato Pr°beerde te ontkomen naar Sas van Gent om daarna zijn rouw en zeven kinderen te laten herkomen. Van Gelder heeft het "ooit gehaald. Door Peter Schouten Enkele dagen na Isaac van Gelders ver trek kreeg het achtergebleven gezin in Antwerpen van de Duitse bezetters het bericht van zijn overlijden. Geen woord over de doodsoorzaak, geen toeüchting op de omstandigheden waarin hij gestor ven was. „LATER hebben we via via gehoord dat het vluchtelingen-konvooi bij Zelzate door de Duitsers was overvallen. Mijn vader is daarbij waarschijnlijk omgeko men. Maar zekerheid hebben we daar over nooit kunnen verkrijgen. Een sim pele overlijdensakte, dat is het enige wat we nog van hem teruggezien". Dat zegt de 77-jarige Ida van Gelder uit Amersfoort. Ze heeft aan die eerste chaotische en bange dagen persoonlijk nog slechts vage herinneringen. Wat ze ervan weet, heeft ze van oudere broers en een zus gehoord. „Hoewel we er nooit met elkaar over spraken", zegt ze. „We hebben onszelf op zeker moment voor al die ellende afgesloten, denk ik. We durf den er elkaar niet nog eens mee te con fronteren". Na het onheilsbericht bleef het gezin in Antwerpen wonen. „Moeder wilde niet meer weg. Ze zag het niet meer zit ten. Terwijl verder alle huizen in de straat leeg stonden. Iedereen was naar Nederland gevlucht. Kort daarop trok ken we in bij een baron, wiens naam ik nooit meer heb kunnen achterhalen. Ik denk dat moeder daar in huis diende. Ze moest immers proberen voor haar kinde ren de kost te verdienen". Binnen twee jaar overleden daarna nog eens twee broers en een zusje. En tenslotte in 1916 ook haar van oorsprong Zwitserse moeder Jenny-van Gelder-Du- cret. „Van zwakte en verdriet", zegt Ida van Gelder nu. „Overal om je heen zag je mensen van de honger wegkwijnen. Er woedde ook een tuberculose-epidemie. Het was verschrikkelijk". Ida herinnert zich van de twee laatste oorlogsjaren iets meer. „Ik was toen in middels vijf jaar geworden. Ik werd sa men met mijn zusje Caroline onderge bracht in het meisjes-weeshuis aan de Albert Grisardstraat, mijn twee broers René en Jules in het jongens-weeshuis aan de Durletstraat. Elke maand moch ten de jongens ons eenmaal bezoeken. Ik herinner me nog dat Caroline en ik bo terhammen spaarden voor de jongens. Die hadden nog meer honger dan wij". 'Wat kan ze zich nog uit die weeshuis- tijd herinneren? „Dat er een geweldige tucht en discipline heerste. En dat we 's avonds met zijn allen rond één potka cheltje zaten om nog wat warmte op te vangen. Ik herinner me ook nog een schoolgebouw, dat vol dode soldaten lag. En wandelingen naar Leuven door de loopgraven. Af en toe, bijvoorbeeld als ik op Oudjaar vuurwerk hoor, komen er weer beelden bij me boven van een groot huis dat door bommen gestroffen werd". Ida van Gelder: het was verschrikke lijk. - FOTO RENÉ BRUINSMA Ze kan zich ook de wapenstilstand van 11 november 1918 nog herinneren. „Een ongelofelijk blije dag. Wat een feest. Heel Antwerpen hing vol zwart-geel- rood. Trouwens ook met vlaggen van de geallieerden. Ik steek sedertdien nog elke elfde november een kaarsje op". Tot%920 verbleven de vier kinderen Van Gelder in de Antwerpse weeshuizen. Tot de familie van hun verleden vader het intiatief nam voor de terugkeer naar Nederland. „We kwamen in '20 hier in Amersfoort aan en werden onderge bracht in het internaat Zandbergen". Had ze last van aanpassingsmoeilijkhe-, den? „In het begin een beetje met de taal. Thuis spraken wij Frans omdat mijn moeder uit Franstalig Zwitserland kwam en vader geboren is in Parijs. Bij de baron werd ook Frans gesproken. Op school spraken we Vlaams. Maar echte taalproblemen hebben we eigenlijk nooit gehad". Bijna haar gehele leven heeft Ida van Gelder gezwegen over haar oorlogserva ringen. Waarom wil ze nu wel praten? „Ik heb al verteld dat we er zelfs met elk aar niet over repten. Gerichte vragen ontliepen we. Maar de laatste jaren ben ik er wat anders over gaan denken. De Eerste Wereldoorlog is zo'n beetje ver drongen door de Tweede Wereldoorlog. Onze oorlog is een bijna vergeten oorlog. En dat mag nooit gebeuren".

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1988 | | pagina 27