FSTUNT!
'De geweren zullen de zon niet doven'
Gespleten Afrikaanse cultuur
Ibrengt krachtige boeken voort
TIUJM
tkO^°
Verdriet inslikken
tot je erin stikt
Een drietal juweeltjes van Flaubert opnieuw vertaald
JENS BESPAREN!
DE LAATSTE, MAGISTRALE ROMAN VAN JOSÉ MARIA ARGUEDAS:
WERK UIT SENEGAL, ZIMBABWE, ZUID-AFRIKA EN SOMALIË
pflSTEM EXTRA DINSDAG
verspelden)
I Door Henk Egbers
forecha
Farah
Gordimer
Sferen
OPVALLEND DEBUUT INEKE VAN MOUBIK
Tenerife
Feuilleton
Onopvallend
_A60
T48
01150-13339
■dres voor al uw kurkparket!
ciaalzaak
I -Tel. 01180-38363
poor Anton Theunissen
Wat is de harteklop van de
I Andes, zo vraagt José Maria
Lfguedas in zijn laatste,
1 magistrale roman 'De we-
I fen van het bloed' af. Zijn
lget de Indianen met hun
eigen taal - het Quechua
Kun taaie lijdzaamheid en
hun oude Inca-liederen, of
Ljn het de multinationals
die met moderne appara
tuur de Andes binnendrin
gen op zoek naar minera-
|len? Twee blanke broers
«orden in de roman de per
sonificatie van beiden.
Ipon Bruno verdeelt zijn land
onder de Indianen, die hij tege
lijkertijd hardvochtig over
heerst. Zijn broer Don Fermin
stopt al zijn kapitaal in het zoe
ken naar een rijke zilver-ader,
maar wordt uiteindelijk toch
ook het slachtoffer van de mul-
I tinationals die zijn mijn inpal-
raetl' V
I De ruggegraat van het ver
haal is de strijd tussen deze
twee broers, die elkaar haten
op leven en dood. Verraad,
spionage, moord en verkrach-
ting zijn de ingrediënten van
deze Kaïn- en Abel-strijd. Ar-
guedas geeft zo in een notedop
de geschiedenis van een ruig
continent, een geschiedenis die
elke stap in het heden bepaalt
Hoewel zijn sympathie duide
lijk bij Don Bruno ligt, die de
Indianen tenminste als mense
lijke wezens ziet, zorgt Argue-
das er wel voor dat zijn karak
tertekening niet zwart-wit is.
Aan het eind gaat Don Bruno
ten onder en komt de echte
dreiging voor de multinatio
nals van Don Fermin, die een
profijtelijke visfabriek heeft
opgericht, waar de multinatio
nals geen greep op hebben.
Daarmee kiest Fermin uitein
delijk toch voor zijn land en te
gen het hebzuchtige buiten
land.
Don Fermin personificeert
de nationalistische Peruaanse
bourgeoisie, die Peru wil dè-in-
dianiseren. Don Fermin zegt in
het boek: „Je schaamt je voor
Peru: Indianen die afgoden
aanbidden; analfabeten die een
vreemde en verwerpelijke te
derheid vertonen, mensen die
een taal spreken die niet dient
om een redenatie uit te druk
ken, maar alleen gehuil of infe
rieure liefde. Wij moeten intel
ligente fabrieksarbeides van
hen maken... De toekomstige
wereld zal er niet een van
liefde of van 'broederschap'
zijn, maar van de macht van
enkelen."
Don Bruno is een indrukwek
kende figuur. Hij heerst aan
vankelijk nog patriarchaal
over lijf en leden van 'zijn' In
dianen. Maar hij heeft een an
dere toekomstvisie dan zijn
broer: voor Don Bruno zijn de
Indianen rein en puur - in
evangelische zin - en dat wil
hij zou houden. Vandaar dat hij
gruwelt van modernisering.
Toch beseft hij dat zijn poging
om de Indianen in een 'isole
ment' te houden tot mislukken
gedoemd is. Zijn project is niet
haalbaar omdat het oude, feo
dale Peru aan het ineenstorten
is. Om die reden steunt hij
Rendón Willka, de creatieve,
wat raadselachtige inspirator
van het Indiaanse project.
De laatste is een van die
boeiende figuren in het boek en
door Arguedas zeer liefdevol
beschreven. Willka is een ge-
mestizeerde Indiaan. Hij heeft
op school gezeten, heeft veel
van het land gezien ('In de ge
vangenis leer je veel. Daar is de
school') en is politiek onder
legd. Hij organiseert de India
nen in him strijd voor betere
arbeidsomstandigheden, be
houd van de grond eh behoud
van de cultuur. De blanken
zien in Willka een potentiële
revolutionair. Arguedas laat de
blanken denken: „Maar Ren
dón is iets nieuws, iets anders-
Hij is net een berg. Ik ben bang
voor hem... Over Rendón
Willka weten wij niets met ze
kerheid. Hij heeft overal zijn
draden gesponnen."
Arguedas beschrijft hoe hij
denkt en hoopt - een van de
steeds terugkerende zinnetjes
in zijn boek luidt: 'Laat er geen
razernij zijn' - dat het Indiaans
.verzet zich zal ontwikkelen:
niet gewelddadig en met een
rotsvast vertrouwen in de uit
eindelijke overwinning.
De woorden van Rendón
Willka vlak voor hij wordt ge
fusilleerd duiden daar op: „De
geweren zullen de zon niet do
ven en de rivieren niet verdro
gen en al helemaal niet alle In
dianen van het leven beroven.
Gaat u maar door met fusille
ren." En na Rendóns dood ho
ren de mensen 'een geluid van
grote waterstromen die de on
dergrond deden schudden,
alsof de bergen begonnen te lo
pen'.
Wie iets te weten wil komen
over culturen en de botsing
tussen culturen, zou de schitte
rende en poëtische roman 'De
wegen van het bloed' moeten
lezen. Arguedas, die in 1969
zelfmoord pleegde, neemt een
unieke plaats in de Latijns-
amerikaanse literatuur. Zijn
leven en werken - hij was
schrijver, cultureel antropo
loog, uitgever en folklore-des-
kundige - hebben in dienst ge
staan van éen doel: bewonde
ring opwekken voor de zeer
waardevolle cultuur van de In
dianen in Latijnsamerika.
Arguedas' laatste boek is een
pil (675 pagina's), maar lenig,
soepel en vooral briljant ge
schreven. Ook in het Neder
lands komt zijn stijl volledig
tot zijn recht, dank zij Mario-
lein Sabarte Belacortu, die met
de vertaling wederom een
grandioze prestatie heeft gele
verd.
José Maria Arguedas: 'De wegen
van het bloed'. Uitg. Meulenhoff,
prijs 59,50.
|Het verschijnen van boeken
uit (in plaats van over)
lAfrika raakt in een stroom-
[versnelling. Het zijn vooral
|boeken die geschreven wer
den door auteurs uit een of
ander Afrikaans land, dat
vecht met de gespletenheid
van een dekolonialiserings-
[proces; identiteitscrises.
Pijnlijk boeiend.
[Wat Cheikh Hamidou Kane
(1928, Senegal) in het nawoord
.van zijn boek 'Ambivalent
•Avontuur' (l'Aventure ambi-
;ue) zegt, zou verplichte litera-
uur moeten zijn voor bijvoor-
eld politici en parlementaire
.Jssies naar onze eigen resten
kolonies (Suriname en de An-
"lien). De eindredacteur van de
frikaanse Bibliotheek, Jan
Kees van de Werk, correspon
deerde met hem. Cheikh Hami
dou Kane, die onder meer in
zijn land ministerfuncties heeft
gehad, geeft zeer afgewogen
wdelen, over de politieke en
ulturele verwarringen die
mtstaan na het verlenen van
•geheten onafhankelij kheid.
In 'Ambivalent Avontuur'
•erbeeldt hij die in de persoon
van Samba Diallo. Hij doet dat
iterair en inhoudelijk op een
"er fijnzinnige manier. De on-
•rtoon is filosofisch. Het be-
•an van de Afrikaanse en
iropese mens in relatie met
djn godsdienstige opvattingen
aan de orde. Hoewel de tekst
astentiële thema's aansnijdt
hij niet moeilijk maar van
sn eenvoudig heldere com-
nctheid.
Samba wordt fanatiek opge
voed in de Islam. Hij is de hoop
•an Diallobé, dat zijn afhanke-
'jkheid van de witte mens beu
Toch ondergaat dit gebied de
ranse invloed; een noodlottige
hankelij kheid. „Zelfs het ge-
•gen dat we scheppen in ge-
Josofeer hebben we te danken
de doeltreffendheid en de
Jfkracht die het Westen le
vert om de wereld boven onze
tóen te houden, als een on
tkomen in de storm."
Ondanks deze harde duali-
door de auteur heel con-
reet getekend, is het boek
wa poëtisch te noemen. Hij
vnstateert dat een van de
waadaardigste mythen is dat
Ainkanen niet in staat zou-
fcff h"11 eiêen zaken te re-
m i66,1 roythe die overigens
r?r tót binnen de solidari-
J,Van hnks dan bij het pater-
■wusmevan rechts',
i Ambivalent Avontuur' is
roerend boek over de aan-
vreten roots (de Afrikaanse
preregen')' dat Cheikh Hami-
L„Joverigens al op 23-ja-
tóbjdin 1951 schreef, in
r publiceerde en in 1962 be-
ijK za§ met Le Grand Prix
bro«aire d'Afrique Noire d'Ex-
lwsion Fran?aise. Zelfs in
Èe „pri]s de ambivalen-
L"a" voren, want de taal
•hertaal1 m eigenlijke
ÜW^^bwese schrijver
gwibudzo Marecha (1952-1987)
koaIi er hout gesneden. Hij
|Uj,j£,0P in de slumbs van
K?k Mtü* (Rhodesië),
schrikt-1® balling de ver-
esp, n®en van de Westeuro-
hoest Sr°°tstad (Londen) en
«iei Jokten tegen het
K bewind in het onafhan-
om LSeworden moederland
karlpH V00r nieuw politiek
j, 9e gespannen te worden,
recalcitrante zwarte
Damdudzo Marechera.
schrijver leefde in één delirium
van emotioneel verzet tegen
oude en nieuwe machten; tégen
een ambivalent bestaan vol
compromissen. Met zijn taalde-
lirium probeert hij die krach-
tén magistraal te overstem
men. Zijn 'Huis van Hunke
ring' (The House of Hunger)
was zijn debuut in 1978. Het
werd in 1979 bekroond met de
literatuurprijs van The Guar-
diaa Alle Lansu's artikel over
deze auteur, dat in Vrij Neder
land verscheen, is uitgebreid en
als informatief nawoord toege
voegd.
Jeroen Bosch duikt in het
boek ergens op als de favoriete
schilder van een Afrikaans ar
tiest! De manier waarop Mare
chera zijn Afrikaanse werke
lijkheid schildert, lijkt op een
groot paneel van Bosch. Ge
vangenis; geslachtsziekten; de
verdomde witten; drank en
drugs; prostitutie; armoede;
verkrachting; sarcasme en
walging; vloeken; vechten;
zwerven; verdomde zendelin
gen; de straat; vrouwen slaan;
'Politiek is stront', zei Doug
peinzend... 'Blanke mensen zijn
stront.... En zwarte mensen zijn
- FOTO WERELDVENSTER
stront... Elke mens schijt, dat is
het probleem'.... Dat is zijn taal;
uit de context gehaald mis
schien een beetje stotend. Maar
het is hallucinerend wat Mare
chera doet.
De ellende waarin hij op
groeide wordt voor een belang
rijk deel veroorzaakt door ko
lonialisme en racisme. Hij kan
er slechts bovenuit groeien -
ogenschijnlijk door deel te ne
men aan de cultuur van de ko
loniale bezetters. Op de missie
school en later in Engeland
wordt hij opgezogen door de
cultuur van Shakespeare c.s.
Schrijver zal hij worden, maar
'elke keer dat ik naar buiten ga,
voel ik mijn (zwarte) huid
spannen, hard worden, zichzelf
kwellen'. In het hoofdstuk 'De
korrels van de schrijver' slaan
alle stoppen door en wordt hij
platgewalst door het amal
gaam van culturen. Zeventien
pagina's geven dan in een on
onderbroken stroom zijn ge
voelens weer. Zijn leven zelf
werd een grote crisis. Het heeft
dan ook niet lang geduurd. De
teksten die hij na liet klieven
door het dubbelzinnige be
staan, dat gebouwd werd op de
fundamenten van (de)kolonia-
lisme. Intrigerend boek.
Een merkwaardige dualiteit zie
je ook in het boek van Nurrud-
din Farah (1945, Somalië):
'Moederland'. Op een zeer eigen
poëtisch manier stelt hij het
postkoloniale tijdperk in de
Hoorn van Afrika aan de orde,
waarbij hij de hoofdstukken
voorziet van motto's uit de
mond van Socrates, Kierke
gaard, Dickens en Conrad, als
mede de christelijke bijbel! De
tot op de dag van vandaag
voortdurende strijd tussen
Ethiopië en Somalië wordt in
deze roman verscherpt door de
schizofrene situatie waarin de
hoofdpersoon Askar zich be
vindt. Dat gebeurt met zo'n
eigen beeldentaal, datje als het
ware in verwarring raakt als je
dan opeens in de tekst leest dat
hij 'bezwaard is door thomisti
sche vragen omtrent het zelf'.
Askar's moeder sterft kort
na zijn geboorte; zijn vader
sneuvelt in de vrijheidsstrijd.
Misra, een vrouw die in haar
persoonlijke leven ook onge
veer gevierendeeld werd, ont
fermt zich over hem. Er ont
staat een zeer innige relatie
(familierelaties zijn er nogal
incestueus getint zegt de ro
man). Toch is er sprake van een
psychische gespletenheid in re
latie met zijn overleden ouders.
Die schizofrenie valt samen
met die van zijn land: Ethio
pië... wat is dat?.... Somalië, wat
is dat?.... In zijn jeugd verhuist
hij van Ethiopië naar Somalië
(zijn echte moederland). Hij
komt tegenover zijn Ethiopi
sche moeder Misra te staan.
Zijn oom en tante, die er goed
voor hem zijn, maar zelf haaks
staan op de geijkte cultuur,
proberen eèn nieuwe identiteit
voor hem te creëren. Wie is
wie? Warmte en genegenheid,
het lijf aan lijf ervaren van je
zelf en de ander als eerste men
selijke levensbehoefte om je
identiteit, worden platgewalst
door oorlogen om nationale
identiteiten. Deze roman laat
dat op een poëtisch-harde ma
nier ervaren. Pijnlijk ontroe
rend.
Wanneer je ondergedompeld
Nuruddin Farah.
bent geweest in deze Afri
kaanse boeken en dan van Na-
dine Gordimer: 'De milieube
heerder' (The Conservationist
1972) leest in een recente verta
ling, onderga je een andere
sfeer. Toch woont de schrijf
ster, die als de 'grande dame'
der Engelstalige Zuidafri-
kaanse letterkunde geldt, on
danks geregelde 'bannings'
vanwege haar literaire gevecht
tegen apartheid nog steeds in
Johannesburg. Deze roman is
duidelijk geschreven vanuit
een witte optie, ook al zet ze het
wereldje van dat witte Zuid-
Af rika te kijk.
Mehring (de hoofdpersoon in
de roman) is een van die be
middelde mannen uit de stad
die op een bepaald punt in hun
carrière een boerderij in de
bush kopen; de verliezen zijn
aftrekbaar van de inkomsten
belasting. De 160 hectaren met
de boerderij, die niets persoon
lijks heeft, zijn puur luxe; voor
verzetjes in het weekend. Er
zijn wat zwarte mensen, waar
van de slaafse Jacobus de hon
neurs waarneemt bij zijn af
wezigheid. In een nabije kraal
leven de zwarten in armoede.
Er gebeuren wat vervelende
dingen: natuurrampen en er is
op zijn terrein een lijk gevon
den van een zwarte NN. Zijn
ex-vrouw zit in New York en
zijn zoon, die er niets voor voelt
om in Afrikaanse legerdienst te
gaan, pendelt af en toe vanuit
Nigeria (het stamland van
Mehring) tussen pa en ma op en
neer. De 'boer' neemt af en toe
een vrouw mee, wier man op
expeditie is naar de bosjes
mannen, om de tijd in de week
ends te passeren.
Gordimer maakte er geen beto
gende roman van. Ze beschrijft
stylistisch knap sferen. Die
- FOTO WERELDVENSTER
zeggen onuitgesproken dat de
maatschappelijke verhoudin
gen en het beheer van het land
niet kloppen. Mehring hoort er
niet thuis. Hij schrikt wel van
zijn vermoeden dat zijn zoon
'onnatuurlijk homofiel' kan
zijn, maar ligt aanvankelijk
niet wakker van zijn onna
tuurlijk bezit en ook niet van
de vervelende dingen die er
met zijn bezit gebeuren. Wat
Indiase mensen, die als overal
in de wereld, in dit soort situa
ties hun winkeltje hebben,
pakken het wat handiger aan.
Er gebeurt niets en alles, zo
dat Mehring psychologisch en
zonder geweld toch in de hoek
terecht komt; tot het besef
komt dat hij daar niet thuis
hoort. De gebeurtenissen heb
ben vaak een metaforische
kracht. In relatie met de drie
vorige boeken kun je zeggen
dat Gordimer, emotioneel ge
zien, observerend schrijft, ter
wijl de 'echte' Afrikaanse boe
ken meer van binnenuit ont
staan zij a
Cheikh Hamidou Kane
merkt wat snerend op dat de
Afrikaanse literatuur momen
teel dient als 'voer voor antro
poloog en politicoloog'. „Er is
geen sprake van een volwassen
uitwisseling met de westerse
cultuur op een gelijkwaardige
basis". Genoemde boeken kun
nen ertoe bijdragen een groot
respect te krijgen voor de eigen
waarde en kracht van litera
tuur uit Afrika. j
Cheikh Hamidou Kane: 'Ambiva
lent Avontuur'. Uitg. In de Knip-
scheer - Afrikaanse Bibliotheek,
prijs ƒ24.50.
Dambudzo Marechera: 'Huis van
Hunkering'. Uitg. Het Wereldven
ster, prijs 24.90.
Nuruddin Farah: 'Moederland'.
Uitg. Het Wereldvenster, prijs
ƒ39.90.
Nadine Gordimer: 'De Milieube-
heerder". Uitg. De Arbeiderspers,
prijsf 38.50.
Door Henk Egbers
„De cultuur is tegen. Zelfs
in de vrouwencultuur
merk ik: ik word doodmoe
van het vele praten. IK
leef in een wolk van
woorden. Er gebeurt te
veel op een dag.Ik be
grijp niet hoe ik ooit weer
aan dit bombardement
van informatie zal wen
nen. Het Westen holt en ik
hol noodgedwongen mee".
Dat laat Ineke van Mou-
rik de Nederlandse vrouw
zeggen die in haar roman
'Tropenritme', vertelt
over haar geestelijke lou
teringsproces binnen de
cultuur van Indonesië.
Het is een debuut-roman,
maar de manier waarop het
thema zijn behandeling
krijgt en de wijze waarop zij
dat weet te formuleren spre
ken van rijpheid. Ineke van
Mourik (Ravenstein, 1949)
studeerde in Nijmegen, waar
zij onder meer betrokken
was bij de oprichting van De
Feeks, een van de eerste
vrouwenboekwinkels in Ne
derland, zo luidt de medede
ling op de omslag. Zij zat in
de redactie van Lover (Lite
ratuuroverzicht voor de
vrouwenbeweging) en het
Lesbisch Prachtboek (Sara,
1979). Sinds 1982 woont zij in
Amsterdam waar zij redac
trice is van Lust Gratie en
maakt deel uit van de dichte
ressengroep De Nieuwe Wil
den.
De hoofdpersoon van 'Tro
penritme' is een vrouw die
opvallend lijkt op Ineke van
Mourik uit deze beschrijving.
Op zich is dat niet zo relevant
voor een roman. Het boek is
echter geen roman in de zin
van fiction, maar - zeker in
de tweede helft - de weer
gave van een realistisch psy
chologisch proces, dat je nau
welijks zó kunt schrijven als
je er zelf van binnenuit geen
raakpunten mee hebt.
Om er geen psychologisch
handboek van te maken
heeft zij op een goede manier
de inhoud gestructureerd in
de brieven, die zij aan vrien
den schrijft als zij in Indone
sië bezig is een ander zicht op
haar eigen bestaan te krij
gen. En dat is heel spannend,
omdat een reis door de bin
nenkant van je eigen bestaan
minstens zo opwindend kan
zijn als door een tropisch
land. Het andere ritme van
zo'n land, in de ruimste zin
van het woord kan daarbij
zeer ondersteunend zijn. Dat
is hier het geval.
„Ik liep met nog een hand
vol gekwelde zielen uit aller
lei studierichtingen, het col
lege 'Geschiedenis van de Be-
wustzijnsontwikkeling' van
professor Deschouwer, een in
de Roomse pap verdwaalde
niet-katholiek, die wij pas
veel later de Oude Tovenaar
zouden gaan noemen".
Die Oude Tovenaar
schrijft ze onder meer haar
brieven. Hoewel de dubbel
zinnigheid van dit citaat
geen schering en inslag is,
schuift Van Mourik wel een
aantal werkelijkheden en tij
den heel relevant over elkaar
heen. Langzamerhand groeit
het beeld van de vrouw, die
deze reis nodig had; van het
waarom.
Kardinaal daarbij is de dood
van haar zus Désiree, die te
midden van een huwelijks
stress verongelukt tijdens de
Ineke van Mourik.
FOTO IN DE KNIPSCHEER
bekende vliegtuigramp op
Tenerife. In Indonesië, waar
ze onder meer door een boed
dhistische meditatiecursus in
Solo op een nieuwe manier
weer kontakt krijgt met haar
gevoel, dat ze sedert haar
kindertijd eigenlijk kwijt
was, blijkt dat het kunnen
rouwen bijvoorbeeld een
graadmeter is. „Ieder van ons
zat gevangen in haar of zijn
verdriet. Verdriet dat we niet
konden delen, dat we hebben
ingeslikt tot wij er bijna in
stikten".
Ze illustreert het gefrus-
teerde gevoelsleven in onze
cultuur onder meer met dit
citaat: „Degenen die het
hardst schelden en tieren
over het Kwaad in de wereld
weten zelf vaak niet hoezeer
zij dit Kwaad nodig hebben,
hoe hun leven daarvan af
hangt en hoe zij door ogen
schijnlijk nobele veront
waardiging over al dat on
recht dit alleen maar in
stand houden en er zelfs
vaak onrecht aan toevoegen.
Jij kijkt toch alleen maar te
levisie om je dood te ergeren?
Jij geeft je toch ruggelings
over aan de selectieve ver
ontwaardiging van de godde
lijke drieëenheid Grijs, Blok
ker en Komrij Zoals je
voor een geeltje naar de hoe
ren kunt om seks te kopen, zo
kopen wij voor 1,- dagelijks
de vonken voor ons bloed, de
ergenis, de verontwaardi
ging, bij de hoerencolumnis-
ten. Zij doen het zogenaamde
'vieze' werk waaraan wij ons
verlustigen".
Zij geeft haar studie op,
gaat werken in een feminis
tische boekenzaak, is actief
in de krakersbeweging etc.
Ze stelt zich maatschappelijk
anders op, zelfs emotioneel
raakt ze van de hetero- in de
homowereld verzeild. Ze
voelt er zich beter bij en
toch.Er is iets in haar dat
naarmate de buitenkant vro
lijker wordt de binnenkant
zwarter maakt. Deze para
dox wordt in Indonesië wel
iswaar ingeruild voor een
andere ('ik leef met de para
dox van een toenemende hel
derheid in mij en een toene
mende ondoorzichtigheid
van het bestaan'), maar ze
voelt er zich beter bij. Een
mens is er beter aan toe wan
neer hij de dogma's in zijn le
ven/gevoel weet in te ruilen
van leven met paradoxen,
met verwondering.
Ineke van Mourik besteedt
in 'Tropenritme, onder meer
nog aandacht aan het droom
leven en de identiteit via
naamgevingen. Er is veel aan
de orde in haar boek, dat toch
een aangename helderheid
weet te behouden. Een heel
goed boek.
Ineke van Mourik: Tropenrit
me'. Uitg. In de Knipscheer,
prijs 28,50.
Door Mathieu Kothuis
„OM haar lippen speelde
een glimlach. De slagen
van haar hart werden tra
ger, een voor een, telkens
flauwer, zwakker, als een
uitgeputte bron, een echo
die wegebt; en toen zij
haar laatste adem uitblies,
dacht ze dat ze in de zich
openende hemelen een
reusachtige papegaai zag
zweven boven haar hoofd".
Zo eindigt de vertelling 'Een
eenvoudig hart' van de Franse
auteur Gustave Flaubert, nu
samen met de vertellingen 'De
legende van de heilige Julia
nus de gastvrije' en 'Hérodias'
opnieuw uitgegeven door uit
geverij Veem Hans van Pinx-
teren, in 1980 bekroont met de
Martinus Nijhoff-prijs voor
zijn vertaling van Flauberts
'Salammbó', vertaalde ook
deze Trois Contes' (Drie Ver
tellingen).
'Een eenvoudig hart' is wel
licht het ontroerendste, maar
in ieder geval het meest be-
'N
wonderde verhaal van Flau
bert (1821-1880). Flaubert
schreef het verhaal vooral om
te laten zien dat achter zijn
cynische, 'harde' stijl wel de
gelijk een warme, gevoelige
kant schuilging. In de ziele-
roerselen van de hoofdper
soon, Félicité, geeft Flaubert
een groot aantal herinnerin
gen uit zijn eigen bewogen le
ven prijs.
In de vijftien jaar vooraf
gaande aan de eerste publika-
tie van Trois Contes' (in 1877)
had Flaubert vrijwel uitslui
tend kritiek over zich heen ge
kregen. Eerst was er het pro
ces over zijn roman 'Madame
Bovary' dat werd gezien als
een vergrijp tegen de goede
zeden. Zijn boek l'Education
Sentimentele' (Leerschool der
Liefde) kreeg vervolgens een
bijzonder slechte pers, evenals
de publicatie van zijn histori
sche roman 'Salammbó'.
Flaubert schreef Trois
Contes' in een bijzonder moei-
Gustave Flaubert.
- FOTO F. MULNIER
lijke periode in zijn leven. De
auteur die zijn hele leven vrij
wel zonder financiële zorgen
in zijn landhuis in Croisset
had kunnen leven en werken,
was in 1876 bijna geruïneerd.
Zijn financiële nood was zo
hoog opgelopen dat hij bang
was zelfs zijn huis te moeten
verkopen. Hij had zich nooit
met zijn geldzaken bemoeit.
De man van zijn nichtje, Er-
nest Commanville, een hout
handelaar, beheerde zijn be
zittingen maar door een
scherpe daling van de hout-
prijzen was Commanville aan
de rand van een faillissement
komen te staan. Om hem uit
de gevangenis te houden zag
Flaubert zich genoodzaakt een
groot deel van zijn bezittingen
te verkopen.
Toch schreef Flaubert 'Trois
Contes' niet voor het geld. Hij
weigerde de vertellingen als
feuilleton aan een krant te
verkopen. Trois Contes'
schreef hij veel meer als een
therapie om zijn gevoelens
van verdriet en twijfel te kun
nen vergeten. Van zijn beste
vrienden waren er een aantel
vrij kort na elkaar overleden;
Louis Bouilhet, Sainte-Beuve,
Jules de Goncourt en Théo-
phile Gautier. Ook zijn moe
der was pas kort daarvoor (in
1872) gestorven. En tenslotte
stierf in 1876 ook Louise Colet,
zijn vroegere geliefde.
Fysiek uitgeput en mentaal
aangeslagen was de schrijver
een volledige instorting nabij
en om zichzelf te bewijzen dat
hij nog een zin op papier kon
krijgen begon hij aan de eer
ste van zijn drie vertellingen.
Het idee voor 'De legende
van de heilige Julianus de
gastvrije' had Flaubert al veel
eerder, tijdens zijn voettocht
door Bretagne, opgedaan toen
hij in de kerk van Caudebec-
en-caux een beeldje van Ju
lianus de gastvrije had gezien.
Zoals altijd documenteerde hij
zich zeer gedegen en hij bestu
deerde onder andere de bouw
kunst van de middeleeuwen,
de tuinbouw, het jagen, de
wapens en de kleding die men
droeg.
De beste analyse van 'Een
eenvoudig hart' geeft Flaubert
zelf in een brief aan een
vriendin. „'Een eenvoudig
hart' is heel gewoon een ver
haal over een onopvallend be
staan, dat van een arm boe
renmeisje, vroom maar nau
welijks mystiek, toegewijd
zonder dweperigheid, en teder
als vers brood. Zo houdt ach
tereenvolgens van een man,
van de kinderen van haar
meesteres, van een neef, van
een grijsaard die ze verzorgt,
en vervolgens van haar pape
gaai; als de papegaai dood is
gegaan, laat ze hem opzetten,
en als ze zelf sterft, ziet ze de
pagegaai aan voor de Heilige
Geest. Dit is geenszin ironisch,
zoals u misschien denkt, maar
juist heel ernstig en droef. Ik
wil medelijden opwekken, ge
voelige zielen, zoals ik er zelf
een ben, tot tranen toe ontroe
ren".
Terwijl 'Een eenvoudig
hart' nog niet af is begint
Flaubert al aan de voorberei
ding van zijn volgend verhaal
'Herodias'. Ditmaal is hij
geinspireerd door de bijbel en
hij bestudeerde ervoor de pro
feten uit het Oude Testament,
de psalmen en de evangeliën.
De publicatie van 'Trois
Contes' maakte in 1877 en
thousiaste reacties los. De pu
blicatie werd gezien als een
ommekeer in de Franse waar
dering voor Flaubert en voor
het eerst in diens leven waren
de critici het er over eens dat
Flaubert een meesterwerk
had geschreven. Voor de
waardering voor zijn hele
oeuvre hadden de Fransen
nog vijftig j aar nodig.
Gustave Flaubert: 'Drie Vertel
lingen'. Uitg. Veen, prijs 34,90.