FSTUNT! 'De geweren zullen de zon niet doven' Gespleten Afrikaanse cultuur Ibrengt krachtige boeken voort TIUJM tkO^° Verdriet inslikken tot je erin stikt Een drietal juweeltjes van Flaubert opnieuw vertaald JENS BESPAREN! DE LAATSTE, MAGISTRALE ROMAN VAN JOSÉ MARIA ARGUEDAS: WERK UIT SENEGAL, ZIMBABWE, ZUID-AFRIKA EN SOMALIË pflSTEM EXTRA DINSDAG verspelden) I Door Henk Egbers forecha Farah Gordimer Sferen OPVALLEND DEBUUT INEKE VAN MOUBIK Tenerife Feuilleton Onopvallend _A60 T48 01150-13339 ■dres voor al uw kurkparket! ciaalzaak I -Tel. 01180-38363 poor Anton Theunissen Wat is de harteklop van de I Andes, zo vraagt José Maria Lfguedas in zijn laatste, 1 magistrale roman 'De we- I fen van het bloed' af. Zijn lget de Indianen met hun eigen taal - het Quechua Kun taaie lijdzaamheid en hun oude Inca-liederen, of Ljn het de multinationals die met moderne appara tuur de Andes binnendrin gen op zoek naar minera- |len? Twee blanke broers «orden in de roman de per sonificatie van beiden. Ipon Bruno verdeelt zijn land onder de Indianen, die hij tege lijkertijd hardvochtig over heerst. Zijn broer Don Fermin stopt al zijn kapitaal in het zoe ken naar een rijke zilver-ader, maar wordt uiteindelijk toch ook het slachtoffer van de mul- I tinationals die zijn mijn inpal- raetl' V I De ruggegraat van het ver haal is de strijd tussen deze twee broers, die elkaar haten op leven en dood. Verraad, spionage, moord en verkrach- ting zijn de ingrediënten van deze Kaïn- en Abel-strijd. Ar- guedas geeft zo in een notedop de geschiedenis van een ruig continent, een geschiedenis die elke stap in het heden bepaalt Hoewel zijn sympathie duide lijk bij Don Bruno ligt, die de Indianen tenminste als mense lijke wezens ziet, zorgt Argue- das er wel voor dat zijn karak tertekening niet zwart-wit is. Aan het eind gaat Don Bruno ten onder en komt de echte dreiging voor de multinatio nals van Don Fermin, die een profijtelijke visfabriek heeft opgericht, waar de multinatio nals geen greep op hebben. Daarmee kiest Fermin uitein delijk toch voor zijn land en te gen het hebzuchtige buiten land. Don Fermin personificeert de nationalistische Peruaanse bourgeoisie, die Peru wil dè-in- dianiseren. Don Fermin zegt in het boek: „Je schaamt je voor Peru: Indianen die afgoden aanbidden; analfabeten die een vreemde en verwerpelijke te derheid vertonen, mensen die een taal spreken die niet dient om een redenatie uit te druk ken, maar alleen gehuil of infe rieure liefde. Wij moeten intel ligente fabrieksarbeides van hen maken... De toekomstige wereld zal er niet een van liefde of van 'broederschap' zijn, maar van de macht van enkelen." Don Bruno is een indrukwek kende figuur. Hij heerst aan vankelijk nog patriarchaal over lijf en leden van 'zijn' In dianen. Maar hij heeft een an dere toekomstvisie dan zijn broer: voor Don Bruno zijn de Indianen rein en puur - in evangelische zin - en dat wil hij zou houden. Vandaar dat hij gruwelt van modernisering. Toch beseft hij dat zijn poging om de Indianen in een 'isole ment' te houden tot mislukken gedoemd is. Zijn project is niet haalbaar omdat het oude, feo dale Peru aan het ineenstorten is. Om die reden steunt hij Rendón Willka, de creatieve, wat raadselachtige inspirator van het Indiaanse project. De laatste is een van die boeiende figuren in het boek en door Arguedas zeer liefdevol beschreven. Willka is een ge- mestizeerde Indiaan. Hij heeft op school gezeten, heeft veel van het land gezien ('In de ge vangenis leer je veel. Daar is de school') en is politiek onder legd. Hij organiseert de India nen in him strijd voor betere arbeidsomstandigheden, be houd van de grond eh behoud van de cultuur. De blanken zien in Willka een potentiële revolutionair. Arguedas laat de blanken denken: „Maar Ren dón is iets nieuws, iets anders- Hij is net een berg. Ik ben bang voor hem... Over Rendón Willka weten wij niets met ze kerheid. Hij heeft overal zijn draden gesponnen." Arguedas beschrijft hoe hij denkt en hoopt - een van de steeds terugkerende zinnetjes in zijn boek luidt: 'Laat er geen razernij zijn' - dat het Indiaans .verzet zich zal ontwikkelen: niet gewelddadig en met een rotsvast vertrouwen in de uit eindelijke overwinning. De woorden van Rendón Willka vlak voor hij wordt ge fusilleerd duiden daar op: „De geweren zullen de zon niet do ven en de rivieren niet verdro gen en al helemaal niet alle In dianen van het leven beroven. Gaat u maar door met fusille ren." En na Rendóns dood ho ren de mensen 'een geluid van grote waterstromen die de on dergrond deden schudden, alsof de bergen begonnen te lo pen'. Wie iets te weten wil komen over culturen en de botsing tussen culturen, zou de schitte rende en poëtische roman 'De wegen van het bloed' moeten lezen. Arguedas, die in 1969 zelfmoord pleegde, neemt een unieke plaats in de Latijns- amerikaanse literatuur. Zijn leven en werken - hij was schrijver, cultureel antropo loog, uitgever en folklore-des- kundige - hebben in dienst ge staan van éen doel: bewonde ring opwekken voor de zeer waardevolle cultuur van de In dianen in Latijnsamerika. Arguedas' laatste boek is een pil (675 pagina's), maar lenig, soepel en vooral briljant ge schreven. Ook in het Neder lands komt zijn stijl volledig tot zijn recht, dank zij Mario- lein Sabarte Belacortu, die met de vertaling wederom een grandioze prestatie heeft gele verd. José Maria Arguedas: 'De wegen van het bloed'. Uitg. Meulenhoff, prijs 59,50. |Het verschijnen van boeken uit (in plaats van over) lAfrika raakt in een stroom- [versnelling. Het zijn vooral |boeken die geschreven wer den door auteurs uit een of ander Afrikaans land, dat vecht met de gespletenheid van een dekolonialiserings- [proces; identiteitscrises. Pijnlijk boeiend. [Wat Cheikh Hamidou Kane (1928, Senegal) in het nawoord .van zijn boek 'Ambivalent •Avontuur' (l'Aventure ambi- ;ue) zegt, zou verplichte litera- uur moeten zijn voor bijvoor- eld politici en parlementaire .Jssies naar onze eigen resten kolonies (Suriname en de An- "lien). De eindredacteur van de frikaanse Bibliotheek, Jan Kees van de Werk, correspon deerde met hem. Cheikh Hami dou Kane, die onder meer in zijn land ministerfuncties heeft gehad, geeft zeer afgewogen wdelen, over de politieke en ulturele verwarringen die mtstaan na het verlenen van •geheten onafhankelij kheid. In 'Ambivalent Avontuur' •erbeeldt hij die in de persoon van Samba Diallo. Hij doet dat iterair en inhoudelijk op een "er fijnzinnige manier. De on- •rtoon is filosofisch. Het be- •an van de Afrikaanse en iropese mens in relatie met djn godsdienstige opvattingen aan de orde. Hoewel de tekst astentiële thema's aansnijdt hij niet moeilijk maar van sn eenvoudig heldere com- nctheid. Samba wordt fanatiek opge voed in de Islam. Hij is de hoop •an Diallobé, dat zijn afhanke- 'jkheid van de witte mens beu Toch ondergaat dit gebied de ranse invloed; een noodlottige hankelij kheid. „Zelfs het ge- •gen dat we scheppen in ge- Josofeer hebben we te danken de doeltreffendheid en de Jfkracht die het Westen le vert om de wereld boven onze tóen te houden, als een on tkomen in de storm." Ondanks deze harde duali- door de auteur heel con- reet getekend, is het boek wa poëtisch te noemen. Hij vnstateert dat een van de waadaardigste mythen is dat Ainkanen niet in staat zou- fcff h"11 eiêen zaken te re- m i66,1 roythe die overigens r?r tót binnen de solidari- J,Van hnks dan bij het pater- ■wusmevan rechts', i Ambivalent Avontuur' is roerend boek over de aan- vreten roots (de Afrikaanse preregen')' dat Cheikh Hami- L„Joverigens al op 23-ja- tóbjdin 1951 schreef, in r publiceerde en in 1962 be- ijK za§ met Le Grand Prix bro«aire d'Afrique Noire d'Ex- lwsion Fran?aise. Zelfs in Èe „pri]s de ambivalen- L"a" voren, want de taal •hertaal1 m eigenlijke ÜW^^bwese schrijver gwibudzo Marecha (1952-1987) koaIi er hout gesneden. Hij |Uj,j£,0P in de slumbs van K?k Mtü* (Rhodesië), schrikt-1® balling de ver- esp, n®en van de Westeuro- hoest Sr°°tstad (Londen) en «iei Jokten tegen het K bewind in het onafhan- om LSeworden moederland karlpH V00r nieuw politiek j, 9e gespannen te worden, recalcitrante zwarte Damdudzo Marechera. schrijver leefde in één delirium van emotioneel verzet tegen oude en nieuwe machten; tégen een ambivalent bestaan vol compromissen. Met zijn taalde- lirium probeert hij die krach- tén magistraal te overstem men. Zijn 'Huis van Hunke ring' (The House of Hunger) was zijn debuut in 1978. Het werd in 1979 bekroond met de literatuurprijs van The Guar- diaa Alle Lansu's artikel over deze auteur, dat in Vrij Neder land verscheen, is uitgebreid en als informatief nawoord toege voegd. Jeroen Bosch duikt in het boek ergens op als de favoriete schilder van een Afrikaans ar tiest! De manier waarop Mare chera zijn Afrikaanse werke lijkheid schildert, lijkt op een groot paneel van Bosch. Ge vangenis; geslachtsziekten; de verdomde witten; drank en drugs; prostitutie; armoede; verkrachting; sarcasme en walging; vloeken; vechten; zwerven; verdomde zendelin gen; de straat; vrouwen slaan; 'Politiek is stront', zei Doug peinzend... 'Blanke mensen zijn stront.... En zwarte mensen zijn - FOTO WERELDVENSTER stront... Elke mens schijt, dat is het probleem'.... Dat is zijn taal; uit de context gehaald mis schien een beetje stotend. Maar het is hallucinerend wat Mare chera doet. De ellende waarin hij op groeide wordt voor een belang rijk deel veroorzaakt door ko lonialisme en racisme. Hij kan er slechts bovenuit groeien - ogenschijnlijk door deel te ne men aan de cultuur van de ko loniale bezetters. Op de missie school en later in Engeland wordt hij opgezogen door de cultuur van Shakespeare c.s. Schrijver zal hij worden, maar 'elke keer dat ik naar buiten ga, voel ik mijn (zwarte) huid spannen, hard worden, zichzelf kwellen'. In het hoofdstuk 'De korrels van de schrijver' slaan alle stoppen door en wordt hij platgewalst door het amal gaam van culturen. Zeventien pagina's geven dan in een on onderbroken stroom zijn ge voelens weer. Zijn leven zelf werd een grote crisis. Het heeft dan ook niet lang geduurd. De teksten die hij na liet klieven door het dubbelzinnige be staan, dat gebouwd werd op de fundamenten van (de)kolonia- lisme. Intrigerend boek. Een merkwaardige dualiteit zie je ook in het boek van Nurrud- din Farah (1945, Somalië): 'Moederland'. Op een zeer eigen poëtisch manier stelt hij het postkoloniale tijdperk in de Hoorn van Afrika aan de orde, waarbij hij de hoofdstukken voorziet van motto's uit de mond van Socrates, Kierke gaard, Dickens en Conrad, als mede de christelijke bijbel! De tot op de dag van vandaag voortdurende strijd tussen Ethiopië en Somalië wordt in deze roman verscherpt door de schizofrene situatie waarin de hoofdpersoon Askar zich be vindt. Dat gebeurt met zo'n eigen beeldentaal, datje als het ware in verwarring raakt als je dan opeens in de tekst leest dat hij 'bezwaard is door thomisti sche vragen omtrent het zelf'. Askar's moeder sterft kort na zijn geboorte; zijn vader sneuvelt in de vrijheidsstrijd. Misra, een vrouw die in haar persoonlijke leven ook onge veer gevierendeeld werd, ont fermt zich over hem. Er ont staat een zeer innige relatie (familierelaties zijn er nogal incestueus getint zegt de ro man). Toch is er sprake van een psychische gespletenheid in re latie met zijn overleden ouders. Die schizofrenie valt samen met die van zijn land: Ethio pië... wat is dat?.... Somalië, wat is dat?.... In zijn jeugd verhuist hij van Ethiopië naar Somalië (zijn echte moederland). Hij komt tegenover zijn Ethiopi sche moeder Misra te staan. Zijn oom en tante, die er goed voor hem zijn, maar zelf haaks staan op de geijkte cultuur, proberen eèn nieuwe identiteit voor hem te creëren. Wie is wie? Warmte en genegenheid, het lijf aan lijf ervaren van je zelf en de ander als eerste men selijke levensbehoefte om je identiteit, worden platgewalst door oorlogen om nationale identiteiten. Deze roman laat dat op een poëtisch-harde ma nier ervaren. Pijnlijk ontroe rend. Wanneer je ondergedompeld Nuruddin Farah. bent geweest in deze Afri kaanse boeken en dan van Na- dine Gordimer: 'De milieube heerder' (The Conservationist 1972) leest in een recente verta ling, onderga je een andere sfeer. Toch woont de schrijf ster, die als de 'grande dame' der Engelstalige Zuidafri- kaanse letterkunde geldt, on danks geregelde 'bannings' vanwege haar literaire gevecht tegen apartheid nog steeds in Johannesburg. Deze roman is duidelijk geschreven vanuit een witte optie, ook al zet ze het wereldje van dat witte Zuid- Af rika te kijk. Mehring (de hoofdpersoon in de roman) is een van die be middelde mannen uit de stad die op een bepaald punt in hun carrière een boerderij in de bush kopen; de verliezen zijn aftrekbaar van de inkomsten belasting. De 160 hectaren met de boerderij, die niets persoon lijks heeft, zijn puur luxe; voor verzetjes in het weekend. Er zijn wat zwarte mensen, waar van de slaafse Jacobus de hon neurs waarneemt bij zijn af wezigheid. In een nabije kraal leven de zwarten in armoede. Er gebeuren wat vervelende dingen: natuurrampen en er is op zijn terrein een lijk gevon den van een zwarte NN. Zijn ex-vrouw zit in New York en zijn zoon, die er niets voor voelt om in Afrikaanse legerdienst te gaan, pendelt af en toe vanuit Nigeria (het stamland van Mehring) tussen pa en ma op en neer. De 'boer' neemt af en toe een vrouw mee, wier man op expeditie is naar de bosjes mannen, om de tijd in de week ends te passeren. Gordimer maakte er geen beto gende roman van. Ze beschrijft stylistisch knap sferen. Die - FOTO WERELDVENSTER zeggen onuitgesproken dat de maatschappelijke verhoudin gen en het beheer van het land niet kloppen. Mehring hoort er niet thuis. Hij schrikt wel van zijn vermoeden dat zijn zoon 'onnatuurlijk homofiel' kan zijn, maar ligt aanvankelijk niet wakker van zijn onna tuurlijk bezit en ook niet van de vervelende dingen die er met zijn bezit gebeuren. Wat Indiase mensen, die als overal in de wereld, in dit soort situa ties hun winkeltje hebben, pakken het wat handiger aan. Er gebeurt niets en alles, zo dat Mehring psychologisch en zonder geweld toch in de hoek terecht komt; tot het besef komt dat hij daar niet thuis hoort. De gebeurtenissen heb ben vaak een metaforische kracht. In relatie met de drie vorige boeken kun je zeggen dat Gordimer, emotioneel ge zien, observerend schrijft, ter wijl de 'echte' Afrikaanse boe ken meer van binnenuit ont staan zij a Cheikh Hamidou Kane merkt wat snerend op dat de Afrikaanse literatuur momen teel dient als 'voer voor antro poloog en politicoloog'. „Er is geen sprake van een volwassen uitwisseling met de westerse cultuur op een gelijkwaardige basis". Genoemde boeken kun nen ertoe bijdragen een groot respect te krijgen voor de eigen waarde en kracht van litera tuur uit Afrika. j Cheikh Hamidou Kane: 'Ambiva lent Avontuur'. Uitg. In de Knip- scheer - Afrikaanse Bibliotheek, prijs ƒ24.50. Dambudzo Marechera: 'Huis van Hunkering'. Uitg. Het Wereldven ster, prijs 24.90. Nuruddin Farah: 'Moederland'. Uitg. Het Wereldvenster, prijs ƒ39.90. Nadine Gordimer: 'De Milieube- heerder". Uitg. De Arbeiderspers, prijsf 38.50. Door Henk Egbers „De cultuur is tegen. Zelfs in de vrouwencultuur merk ik: ik word doodmoe van het vele praten. IK leef in een wolk van woorden. Er gebeurt te veel op een dag.Ik be grijp niet hoe ik ooit weer aan dit bombardement van informatie zal wen nen. Het Westen holt en ik hol noodgedwongen mee". Dat laat Ineke van Mou- rik de Nederlandse vrouw zeggen die in haar roman 'Tropenritme', vertelt over haar geestelijke lou teringsproces binnen de cultuur van Indonesië. Het is een debuut-roman, maar de manier waarop het thema zijn behandeling krijgt en de wijze waarop zij dat weet te formuleren spre ken van rijpheid. Ineke van Mourik (Ravenstein, 1949) studeerde in Nijmegen, waar zij onder meer betrokken was bij de oprichting van De Feeks, een van de eerste vrouwenboekwinkels in Ne derland, zo luidt de medede ling op de omslag. Zij zat in de redactie van Lover (Lite ratuuroverzicht voor de vrouwenbeweging) en het Lesbisch Prachtboek (Sara, 1979). Sinds 1982 woont zij in Amsterdam waar zij redac trice is van Lust Gratie en maakt deel uit van de dichte ressengroep De Nieuwe Wil den. De hoofdpersoon van 'Tro penritme' is een vrouw die opvallend lijkt op Ineke van Mourik uit deze beschrijving. Op zich is dat niet zo relevant voor een roman. Het boek is echter geen roman in de zin van fiction, maar - zeker in de tweede helft - de weer gave van een realistisch psy chologisch proces, dat je nau welijks zó kunt schrijven als je er zelf van binnenuit geen raakpunten mee hebt. Om er geen psychologisch handboek van te maken heeft zij op een goede manier de inhoud gestructureerd in de brieven, die zij aan vrien den schrijft als zij in Indone sië bezig is een ander zicht op haar eigen bestaan te krij gen. En dat is heel spannend, omdat een reis door de bin nenkant van je eigen bestaan minstens zo opwindend kan zijn als door een tropisch land. Het andere ritme van zo'n land, in de ruimste zin van het woord kan daarbij zeer ondersteunend zijn. Dat is hier het geval. „Ik liep met nog een hand vol gekwelde zielen uit aller lei studierichtingen, het col lege 'Geschiedenis van de Be- wustzijnsontwikkeling' van professor Deschouwer, een in de Roomse pap verdwaalde niet-katholiek, die wij pas veel later de Oude Tovenaar zouden gaan noemen". Die Oude Tovenaar schrijft ze onder meer haar brieven. Hoewel de dubbel zinnigheid van dit citaat geen schering en inslag is, schuift Van Mourik wel een aantal werkelijkheden en tij den heel relevant over elkaar heen. Langzamerhand groeit het beeld van de vrouw, die deze reis nodig had; van het waarom. Kardinaal daarbij is de dood van haar zus Désiree, die te midden van een huwelijks stress verongelukt tijdens de Ineke van Mourik. FOTO IN DE KNIPSCHEER bekende vliegtuigramp op Tenerife. In Indonesië, waar ze onder meer door een boed dhistische meditatiecursus in Solo op een nieuwe manier weer kontakt krijgt met haar gevoel, dat ze sedert haar kindertijd eigenlijk kwijt was, blijkt dat het kunnen rouwen bijvoorbeeld een graadmeter is. „Ieder van ons zat gevangen in haar of zijn verdriet. Verdriet dat we niet konden delen, dat we hebben ingeslikt tot wij er bijna in stikten". Ze illustreert het gefrus- teerde gevoelsleven in onze cultuur onder meer met dit citaat: „Degenen die het hardst schelden en tieren over het Kwaad in de wereld weten zelf vaak niet hoezeer zij dit Kwaad nodig hebben, hoe hun leven daarvan af hangt en hoe zij door ogen schijnlijk nobele veront waardiging over al dat on recht dit alleen maar in stand houden en er zelfs vaak onrecht aan toevoegen. Jij kijkt toch alleen maar te levisie om je dood te ergeren? Jij geeft je toch ruggelings over aan de selectieve ver ontwaardiging van de godde lijke drieëenheid Grijs, Blok ker en Komrij Zoals je voor een geeltje naar de hoe ren kunt om seks te kopen, zo kopen wij voor 1,- dagelijks de vonken voor ons bloed, de ergenis, de verontwaardi ging, bij de hoerencolumnis- ten. Zij doen het zogenaamde 'vieze' werk waaraan wij ons verlustigen". Zij geeft haar studie op, gaat werken in een feminis tische boekenzaak, is actief in de krakersbeweging etc. Ze stelt zich maatschappelijk anders op, zelfs emotioneel raakt ze van de hetero- in de homowereld verzeild. Ze voelt er zich beter bij en toch.Er is iets in haar dat naarmate de buitenkant vro lijker wordt de binnenkant zwarter maakt. Deze para dox wordt in Indonesië wel iswaar ingeruild voor een andere ('ik leef met de para dox van een toenemende hel derheid in mij en een toene mende ondoorzichtigheid van het bestaan'), maar ze voelt er zich beter bij. Een mens is er beter aan toe wan neer hij de dogma's in zijn le ven/gevoel weet in te ruilen van leven met paradoxen, met verwondering. Ineke van Mourik besteedt in 'Tropenritme, onder meer nog aandacht aan het droom leven en de identiteit via naamgevingen. Er is veel aan de orde in haar boek, dat toch een aangename helderheid weet te behouden. Een heel goed boek. Ineke van Mourik: Tropenrit me'. Uitg. In de Knipscheer, prijs 28,50. Door Mathieu Kothuis „OM haar lippen speelde een glimlach. De slagen van haar hart werden tra ger, een voor een, telkens flauwer, zwakker, als een uitgeputte bron, een echo die wegebt; en toen zij haar laatste adem uitblies, dacht ze dat ze in de zich openende hemelen een reusachtige papegaai zag zweven boven haar hoofd". Zo eindigt de vertelling 'Een eenvoudig hart' van de Franse auteur Gustave Flaubert, nu samen met de vertellingen 'De legende van de heilige Julia nus de gastvrije' en 'Hérodias' opnieuw uitgegeven door uit geverij Veem Hans van Pinx- teren, in 1980 bekroont met de Martinus Nijhoff-prijs voor zijn vertaling van Flauberts 'Salammbó', vertaalde ook deze Trois Contes' (Drie Ver tellingen). 'Een eenvoudig hart' is wel licht het ontroerendste, maar in ieder geval het meest be- 'N wonderde verhaal van Flau bert (1821-1880). Flaubert schreef het verhaal vooral om te laten zien dat achter zijn cynische, 'harde' stijl wel de gelijk een warme, gevoelige kant schuilging. In de ziele- roerselen van de hoofdper soon, Félicité, geeft Flaubert een groot aantal herinnerin gen uit zijn eigen bewogen le ven prijs. In de vijftien jaar vooraf gaande aan de eerste publika- tie van Trois Contes' (in 1877) had Flaubert vrijwel uitslui tend kritiek over zich heen ge kregen. Eerst was er het pro ces over zijn roman 'Madame Bovary' dat werd gezien als een vergrijp tegen de goede zeden. Zijn boek l'Education Sentimentele' (Leerschool der Liefde) kreeg vervolgens een bijzonder slechte pers, evenals de publicatie van zijn histori sche roman 'Salammbó'. Flaubert schreef Trois Contes' in een bijzonder moei- Gustave Flaubert. - FOTO F. MULNIER lijke periode in zijn leven. De auteur die zijn hele leven vrij wel zonder financiële zorgen in zijn landhuis in Croisset had kunnen leven en werken, was in 1876 bijna geruïneerd. Zijn financiële nood was zo hoog opgelopen dat hij bang was zelfs zijn huis te moeten verkopen. Hij had zich nooit met zijn geldzaken bemoeit. De man van zijn nichtje, Er- nest Commanville, een hout handelaar, beheerde zijn be zittingen maar door een scherpe daling van de hout- prijzen was Commanville aan de rand van een faillissement komen te staan. Om hem uit de gevangenis te houden zag Flaubert zich genoodzaakt een groot deel van zijn bezittingen te verkopen. Toch schreef Flaubert 'Trois Contes' niet voor het geld. Hij weigerde de vertellingen als feuilleton aan een krant te verkopen. Trois Contes' schreef hij veel meer als een therapie om zijn gevoelens van verdriet en twijfel te kun nen vergeten. Van zijn beste vrienden waren er een aantel vrij kort na elkaar overleden; Louis Bouilhet, Sainte-Beuve, Jules de Goncourt en Théo- phile Gautier. Ook zijn moe der was pas kort daarvoor (in 1872) gestorven. En tenslotte stierf in 1876 ook Louise Colet, zijn vroegere geliefde. Fysiek uitgeput en mentaal aangeslagen was de schrijver een volledige instorting nabij en om zichzelf te bewijzen dat hij nog een zin op papier kon krijgen begon hij aan de eer ste van zijn drie vertellingen. Het idee voor 'De legende van de heilige Julianus de gastvrije' had Flaubert al veel eerder, tijdens zijn voettocht door Bretagne, opgedaan toen hij in de kerk van Caudebec- en-caux een beeldje van Ju lianus de gastvrije had gezien. Zoals altijd documenteerde hij zich zeer gedegen en hij bestu deerde onder andere de bouw kunst van de middeleeuwen, de tuinbouw, het jagen, de wapens en de kleding die men droeg. De beste analyse van 'Een eenvoudig hart' geeft Flaubert zelf in een brief aan een vriendin. „'Een eenvoudig hart' is heel gewoon een ver haal over een onopvallend be staan, dat van een arm boe renmeisje, vroom maar nau welijks mystiek, toegewijd zonder dweperigheid, en teder als vers brood. Zo houdt ach tereenvolgens van een man, van de kinderen van haar meesteres, van een neef, van een grijsaard die ze verzorgt, en vervolgens van haar pape gaai; als de papegaai dood is gegaan, laat ze hem opzetten, en als ze zelf sterft, ziet ze de pagegaai aan voor de Heilige Geest. Dit is geenszin ironisch, zoals u misschien denkt, maar juist heel ernstig en droef. Ik wil medelijden opwekken, ge voelige zielen, zoals ik er zelf een ben, tot tranen toe ontroe ren". Terwijl 'Een eenvoudig hart' nog niet af is begint Flaubert al aan de voorberei ding van zijn volgend verhaal 'Herodias'. Ditmaal is hij geinspireerd door de bijbel en hij bestudeerde ervoor de pro feten uit het Oude Testament, de psalmen en de evangeliën. De publicatie van 'Trois Contes' maakte in 1877 en thousiaste reacties los. De pu blicatie werd gezien als een ommekeer in de Franse waar dering voor Flaubert en voor het eerst in diens leven waren de critici het er over eens dat Flaubert een meesterwerk had geschreven. Voor de waardering voor zijn hele oeuvre hadden de Fransen nog vijftig j aar nodig. Gustave Flaubert: 'Drie Vertel lingen'. Uitg. Veen, prijs 34,90.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1988 | | pagina 25