DE STEM 'DE ZEEUWSE KUST ONBEMAND. DAT IS VRAGEN OM MOEILIJKHEDEN' Verandering Eilander Rustig Onvoldoende rens langs de Nederlandse kust raken hun personeel kwijt. Minister Smit-Kroes vindt dat de techniek be trouwbaar genoeg is om het scheepvaartverkeer veilig te begeleiden. Het landelijk kustwachtcentrum in IJ- muiden krijgt de coördinatie in handen. Zeker is dat Schiermonnikoog en Terschelling de dans ontsprin gen. Misschien danst Burgh-Haamstede mee. Daar of een eiland verder, op Goeree bij Ouddorp, mag de be manning blijven. Maar wat de minister ook beslist, de vuurtorenwachters zijn er niet blij mee. Zoals Jan Kloet, hoofd kustwachtpost Haamstede. „Als wij van deze vuurtoren moeten, is de hele Zeeuwse kust on bemand. Dat is vragen om moeilijkheden". Slecht zicht Niet groot cht van de elf bemande vuurto- Jan Kloet: „Je staat hier preventief te werken. Onze hoofdtaak Is, het voorkomen van scheepsrampen - fotos de stem/cor j. re boer 'Vuurtorenwachters zijn echt onmisbaar' visserman, belt ie ons om te vragen hoe hoog de golven in een bepaald gebied zijn. Kunnen we zo doorgeven". Jan Kloet heeft het nog meegemaakt. Werken zonder al die ingewikkelde ap paratuur. Zonder radar zelfs. „Voor ik op de vuurtoren kwam, werkte ik op lichtschepen. Een jaar heb ik hier zonder radar gezeten. Natuurlijk is die radar een fantastisch hulpmiddel. Bij mist zit je constant achter dat ding. Maar ik zei het al, het is een hulpmiddel. Een echo van een chemicaliëntanker is precies het zelfde als een echo van een visserboot. Een stip op de radar". „Voor de kust van Schouwen is het ge vaarlijk, een bartkengebied. Die visser man komt daar om te vissen, die chemi caliëntanker mag daar niet komen. Op de radar zie je het verschil niet, wel met het blote oog. Op de radar zie je ook niet of een schip slagzij maakt, of er brand is. Je staat hier preventief te werken. Onze hoofdtaak is, het voorkomen van scheepsrampen". Jan Kloet kijkt naar buiten. Ziet meteen vanachter het 48 meter hoge duin een vissersboot verschijnen. De verrekijker die via een rail langs het hele raam ge schoven kan worden, brengt uitkomst. „De Yerseke 52. Ja, die bewegingen zie je onmiddellijk. Daar gaat het nou net om. Wij zien veel. Als je ons van de vuurtoren haalt, ja dat weet ik zeker, dan wordt de krant zo gehaald. Nu niet nee. Dat wij rampen voorkomen, komt niet in de krant. Maar als er straks een chemica liëntanker onder de kust in moeilijkhe den komt en er gebeurt wat, ja, dan is de wereld te klein". Elke verandering, hoe klein ook, wordt opgemerkt. „Gisteren nog. De Oude Roompot4, een boei, was wegge dreven. Je komt hier en kijkt. En je voelt, hé, er klopt iets niet. Er wijkt iets af van het daaglijks beeld. De verrekijker erbij en je ziet dat die boei verkeerd ligt. Je maakt melding en hup, die boei ligt weer op de juiste plek. Stel dat het niet ge beurt, dan denkt een schipper: 'hier moet ik langs' en loopt op een bank. Door het verleggen van die boei voor kom je weer een ramp. Maar dat horen de mensen niet". Kustwacht Haamstede telt zes vuurto renwachters. Altijd is er iemand boven, 221 treden hoog. „De langste wacht is zes uur. Langer kan niet. Dat is geeste lijk niet te doen. Nu is het rustig, een beetje wind maar. Als het stormt, ja, dan gaat het hier tekeer. Die toren slingert en het geluid is bijna niet te harden. 85 de cibel is hier gemeten. En je moet je appa ratuur opdraaien, je moet tenslotte alles kunnen volgen. Bij storm is het voor ons enorm oppassen. Door de hoge golven pikt de radar niet alles op. En stel dat er een reddingsboot uitmoet. Die kunnen wij sturen. Zelf zien die redders niets. Wij zeggen, zoveel graden stuurboord, dan weer bakboord". Jan Kloet is een echte eilander. Hij heeft niets tegen Hollanders, maar eilanders op een vuurtoren hebben toch een voor sprong. „Je komt uit het gebied, je kent alles. We houden bijvoorbeeld ook een oogje op- het natuurgebied dat hier ligt. Als we iets verdachts signaleren, geven we dat door aan de politie. Zes man voor deze vuurtoren is trouwens krap. Te krap. Het komt voor dat mensen die ziek zijn en eigenlijk onder de wol moeten, toch komen werken. Maar ja, alles hangt samen met de bezuinigingen". „Dit ook ja, de bemanning weghalen. Bij ons vallen er trouwens geen ontsla gen. Een man blijft hier voor het onder houd. Die kan opgeroepen worden bij camaliteiten. Maar goed, dan is het in feite al te laat. De anderen gaan naar Ouddorp. Of die van Ouddorp komen naar hier. Ik heb absoluut niets tegen de mannen van Ouddorp, maar beter is dat Haamstede blijft". Jan Kloet haalt er de kaart bij. „Kijk maar. Ouddorp kan vanuit de Maas vlakte bestreken worden. Als wij wegval len, is praktisch de hele Zeeuwse kust onbemand. Want ook Westkapelle ver dwijnt. Daar moet je toch niet aan den ken. De Zeeuwse kust is gevaarlijk en juist daar halen ze de mensen weg. Ik pleit voor een totale kustbewaking. Stel, het is niet te hopen, dat het zo gaat. De mensen hier weg. Inkrimpen. Zeggen ze in Den Haag, zo, dat kost een boel min der geld. En straks blijkt dat het zo niet kan. Dan moeten er weer mensen opge leid worden. Want dat gaat gebeuren. Als heel deze kust onbemand is, gebeu ren er ongelukken. Daar kun je op wach ten". Het is rustig op de toren. Af en toe rin kelt de telefoon. Op zee is vrijwel niets te zien. Jan Kloet kent de verhalen. Wat doet die vuurtorenwachter daarboven? Hij lacht. „Ja, we gaan naar boven. Doen het licht aan als het donker wordt en weer uit bij daglicht. Een slechte baan hebben we niet. Dat hoor je mij niet zeg gen. Maar je moet een geweldig verant woordelijkheidsgevoel hebben. Kijken en luisteren, constant. Het zou slordig zijn als er plotseling een schip op de kust ligt. Dan zouden er wel een paar vragen gesteld worden". Soms is het vechten tegen de slaap. „Maar dan loop je de krans op, even bui ten. Nou, als het maar een beetje waait ben je zo weer wakker. Je moet gemoti veerd zijn voor dit werk. Ja, het kan hier stil zijn. Vooral 's nachts. Zit je hier al leen in het donker. Televisie kijken of een boek lezen, is er niet bij. Daar moet je tegen kunnen, 's Nachts is over het al gemeen de communicatie minder. Hoor je vrijwel niets. Maar je moet constant op je hoede zijn. Kijken en luisteren. Je moet een solist zijn. Die stilte moet je kunnen verdragen. Dat moetje in je heb ben. Ik kan dat, maar zet me niet in een drukke fabriekshal. Dan zou ik gek wor den". Dat is de ene kant van de medaille, stilte. Meestal voor de storm. „Het kan verschrikkelijk druk zijn. Zoals tijdens die hemelvaartstorm, een paar jaar gele den. Veel recreanten op het water en schepen in moeilijkheden. Iedereen belt naar hier. Dan moet je coördinerend be zig zijn. Je moet een duizendpoot zijn. Alle informatie doorspelen, constant die zee in de gaten houden. Reddingsboten ergens naar toe praten. Een gekkenhuis is het dan. Maar zie je, dat merken de mensen niet. Die horen pas wat als het mis gaat". Jan Kloet geeft een rondleiding. Een kleine rondleiding. De ruimte waar de apparatuur staat en de lamp. Drie lam pen van 2000 watt. Als er een uitvalt, brandt meteen een andere lamp. Als de stroom uitvalt, treedt onmiddellijk een diesel in werking. Als ook die het be geeft, kunnen accu's ingeschakeld wor den. „We kunnen het twee keer 24 uur uitzingen". Aan de apparatuur ligt het niet. Daar is niets mee aan de hand. Maar Jan Kloet weet het zeker, die apparatuur, hoe goed ook, is niet voldoende om het scheepvaartverkeer veilig langs de Ne derlandse kust te loodsen. „Dat niet al leen. We zien veel. Met de rijkspolitie en de douane werken we samen. We zien bijvoorbeeld dat er illegaal aangeland wordt. Dat geven we door. We zien sur fers in nood, zeilers de verkeerde kant opgaan. Dat geven we door. Zegt Smit- Kroes, dat is jullie taak niet. Ja, dan ben je snel uitgepraat. Ze ziet het verkeerd. De douane, de rijkspolitie te water, de vuurtorenwachters, wij vormen een ket ting. Als je ons weghaalt, haal je een be langrijke schakel weg". Jan Kloet tuurt over de Noordzee. Hij denkt lang na als hem gevraagd wordt of hij zich herinnert ooit een ramp meege maakt te hebben. „Nee, dat is hem nou net. We zijn het telkens voor geweest. Telkens hebben we tijdig kuntlen ingrij pen. Omdat we zagen wat er gebeurde en snel konden reageren. Echt, als deze plannen doorgaan, de Zeeuwse kust on bemand is, gaat het mis. Dan kun je op die ramp wachten". Door Romaln van Damme Vrijwel iedere week moeten de vuurto renwachters van Haamstede de hand seinlamp gebruiken. Om dolende sche pen die niet reageren op signalen vanaf het land weer in het juiste vaarwater te loodsen. „Soms is een schip niet te bereiken. Dat kan van alles zijn. Kapotte appara tuur, of er wordt niet geluisterd. Als we via radio Scheveningen geen contact ma ken, pakken we de seinlamp en seinen een U. Dat valt altijd op. Op die manier hebben we de nodige schepen tijdig kun nen waarschuwen". Jan Kloet heeft dienst. Om half negen nam hij de lift naar boven. Eigenlijk past de lift niet in het binnenste van de rood witte toren op de punt van Schouwen. Moderne techniek in een 'oud beestje'. Zeven september 1837 legde Jonkheer Anthonie Cornelis Twent de eerste steen. Bijna drie jaar later, 25 maart 1840, werd het licht voor het eerst ontstoken. „Nee, een naam heeft hij niet. Kustwacht Haamstede, dat is de officiële roep naam". We treffen het die ochtend niet. Donkere wolken pakken zich samen boven de Noordzee. Om de haverklap regent het. Vanaf de 58 meter hoge toren is het zicht slecht. Met moeite is een stuk van de Zeelandbrug te zien. De Lange Jan van Middelburg komt af en toe tevoorschijn. «Bij helder zicht kijk je twintig zeemijl ver, ongeveer 37 kilometer. Dan kijk je met het blote oog tot Hoek van Holland. En zie je aan de andere kant de koelto rens van de kerncentrales in Doel". Jan Kloet wijst naar de grijze verte. „Daar ligt de Eurogeul. De enige diep stekende geul naar de Maasvlakte. De toevoerweg voor de olie. Gelukkig ligt die geul een eind van ons vandaan. Die grote olieschepen hebben trouwens een inmeldingsplicht. Ver voor ze de kust na deren, moeten ze zich laten horen. He laas geldt dat niet voor de chemicaliën- tankers. En die komen wel gevaarlijk dicht onder de kust. Ik moet er niet aan denken als daar wat mee gebeurt". Laatst nog zette de kapitein van een Duitse kustvaarder, geladen met 600 ton zout, zijn schip op een bank. „Het ge bied voor deze kust, verandert snel. Vrij wel alles is hier met dammen afgesloten. De stroming ligt nu anders. Bovendien, als het eens goed stormt, zie je de zand banken lopen. Die Duitser was verbaasd dat ie op een bank liep. Ik doe dit altijd, zei-ie. Binnendoor steken. Maar die ka piteins weten niets van die veranderin gen. Weet je dat je vier, vijf zeemijl ver uit de kust kunt staan? Daar staat bij laag water misschien tien centimeter". Boven is het niet groot. Er is net vol doende ruimte om alle apparatuur een plaatsje te geven. De vuurtoren van Ouddorp zit wat dat betreft ruimer in zijn jasje. „Die is na de oorlog her bouwd. Ja, dat wordt nu wel aangevoerd. Bij die van Haamstede is het te klein. Groot is het niet, maar er is goed te wer ken. Alle apparatuur die je nodig hebt, is aanwezig. We zijn volledig uitgerust. We hebben bijvoorbeeld een boordunit-snel- peil. Dat apparaat staat in verbinding met verschillende meetpunten in de zee. Als iemand wil uitvaren, zeg maar een A

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1988 | | pagina 25