DE STEM IMPONEREND WERK OVER SLUITING VAN KOLENMIJNEN ZATERDAG I A 12 NOVEMBER 19881 I O teloorgang van de Limburgse -en daarmee van de Nederlandse - kolenmijnindus trie is al onderwerp van vele beschouwingen en en kele dieper gravende studies geweest. Geen enkele daarvan is zo veelomvattend als de deze week gepre senteerde 'Geschiedenis van de Mijnsluiting in Neder land' van de uit Dongen afkomstige drFAMMes sing (Hogeschool Katholieke Leergangen Tilburg) die dit monumentale werk in vier jaar tijd tot stand heeft gebracht in opdracht van de Raad van Bestuur van DSM. Ogenschijnlijk was die opdracht eenvoudig. Messing moest antwoord geven op de vraag of de Staatsmijnen en hun cokesfabrieken op goede gron den zijn gesloten. Zijn conclusie lijkt even simpel: „Het antwoord is bevestigend". Watersnood Verhitte debatten Tradities Gezinnen Voor het laatst Uit den boze Niet gek Geheim Steeds sneller De teloorgang Is compleet: de schachttoren van de Emma bij Brunssum wordt opgeblazen. - foto archief de stem Limburg vroeg er zelf om Door Hans Koenen Maar opdrachtgever en uitvoerder had den van meet af aan heel wat meer op het oog: de geschiedenis van de mijnslui- tingen en alles en iedereen die daarmee te maken hadden. Tussen de korte vraag en het nog efficiëntere antwoord liggen vele honderden dagen studie, en vele honderden bladzijden tekst. Geen rap port, geen nota, geen memo, geen wet, geen beschikking en geen regeling blijft onbesproken. Eens en andermaal blijkt het zeer be wogen jaar 1965 cruciaal. Het jaar dat eindigt met de historische samenkomst van alles wat Limburg aan autoriteiten te bieden heeft op 17 september in de dan nog jonge Heeriense Stadsschouw burg. De nieuwe minister van Economi sche Zaken, drs. J. den Uyl, kondigt daar met de geleidelijke sluiting van de Mau- rits onbedoeld ook het naderende einde van de gehele, Limburgse mijnindustrie aan. Zeer kort na zijn ambtsaanvaarding blijkt hij zich al geheel in de ingewik kelde problemen van de mijnen en de mijnwerkers te hebben ingewerkt en in geleefd. Hoewel de kolencrisis zich al enige jaren voortsleept is Den Uyl de eerste be windsman die zich politiek verantwoor delijk stelt voor het opheffen van 45.000 arbeidsplaatsen en voor een plan voor overheidshulp dat in omvang sedert de watersnood niet meer was vertoond. Messing laat er geen twijfel over be staan dat de mijnsluitingen een Lim burgse uitvinding zijn, die door de Hoofddirectie van Staatsmijnen met na drukkelijke steun van voorzitter Frans Dohmen van de Nederlandse Katholieke Mijnwerkersbond (NKMB) tot in details uitgetekend aan de regering is aangebo den. De eigenzinnige minister Andries- sen - „ik verbied U om over mijnsluitin gen zelfs maar te denken" - wilde er een jaar tevoren nog niet van horen, zijn op volger Den Uyl kreeg het hele Kabinet achter zich en zette door. Al kon ook hij niet bevroeden dat zijn belofte dat geen mijn gesloten mocht worden zonder dat daar vervangend werk tegenover stond, geleidelijk zou gaan lijken 'op het omhel zen van een schaduw'. Welke verhitte debatten aan die 17e de cember waren voorafgegaan, wordt in Messings werk pas goed duidelijk. De een wilde niet met de ander praten, drei gementen vlogen over en weer, studie commissies bleken uiterst verdeeld, maar uiteindelijk bleef alleen de Algemene Bond van Werkers in het Mijnbedrijf och verzetten. Vruchteloos, voorzitter Wiel Hamers haalde er zich alleen de baat van NKMB-voorzitter Frans Doh- men mee op zijn hals. Uit belangrijke commissies werd de 'algemene bond voortaan geweerd. De blauwdruk van de mijnsluitingen wam vóór 17 december 1965 aüeen ach- ler gesloten ramen, deuren en gordijnen °P tafel. Messing heeft de deuren ge opend en het voorhang weggehaald. Uit ue manier waarop hij dat gedaan heeft Jjtit zijn opdrachtgever gelukkig niet te "erkennen. Die conclusie siert zijn werk, bladzijde na bladzijde. Natuurlijk geeft dr. Messing de indu- stnële en sociale ombouw van Zuid-Lim burg een plaats in de algemene geschie- Tegenover al deze rampen stelt Staats mijnen zijn chemie. Daar gooit de direc tie zich met volle gewicht op de uitbouw van deze nieuwe bedrijvigheid. Toch stuit Messing ook hier op ernstige tegen slagen: het omvangrijke lysineproject mislukt. Messing: „De hoopgevende toe passing van lysine in de veevoederindus trie en in het eiwitarme voedselpakket van ontwikkelingslanden is economisch op een beproeving uitgelopen onder meer door de overschatting van de koop krachtige vraag uit die gebieden waar juist de consumptie van lysine van bete kenis kon zijn voor de gezondheidscon dities van de bevolking. Alras blijkt de marktpositie van lysine een flop". Het project wordt voor 65 miljoen afge boekt en de fabriek wordt ontmanteld. 1 Hoe ziet de balans er aan het einde van de mijnsluitingen er volgens dr. Messing uit. Enkele citaten: „Het Pro vinciaal Bestuur heeft onvoldoende rich ting kunnen geven aan de soms despe rate acquisitie-activiteiten van lokale en regionale instellingen. Ook anderszins blijkt zijn onmacht in vele zaken, hoewel het zich zeer bewogen uitspreekt over de teleurstellende gang van zaken en het veel waardering verdient voor de sociale begeleiding van de herstructurering van Zuid-Limburg. Niet alleen maar kommer en kwel dus. Hoewel: „De herstructuring van Zuid- Limburg loopt gedurende de jaren 1970- 1975 op de klippen als blijkt dat de over heid niet nastreeft de vervanging van de 45.000 uit de mijnindustrie verloren ge- gane arbeidsplaatsen, maar uitsluitend werkgelegenheid wenst te verschaffen aan het extern te herplaatsen mijnperso- neel". Messing gaat er niet aan voorbij dat de mijnsluitingen diep in de Limburgse ge zinnen doordringen. De mijnen zijn weg. Wat nu? „Bange voorgevoelens bekrui pen ook de echtgenotes van de mijnwer kers". En dan: „Terwijl de man voor heen door werktijden (continudiensten) en werkomstandigheden (zware fysieke arbeid) maatschappelijk nauwelijks als vader heeft kunnen functioneren en dik wijls ook behandeld werd als een oudste zoon, gaat hij zich nu bemoeien met de huishouden en met de opvoeding van de kinderen". Daar komen spanningen van. Sommige daarvan zijn nog zichtbaar. Maar die kunnen hooguit onderwerp zin van een vervolgstudie. Want hoe uitput tend het werk van Messing ook is, hoe ver hij zich ook terwille van de samen hang buiten zijn strikte opdracht heeft begeven,,het belang van nieuwe onder zoeken dringt zich onweerstaanbaar op. Wat is er met het geld van de subjectieve steun aan de particuliere mijnen ge beurd? In hoeverre is de zo overhoop ge haalde sociale structuur tot rust geko men? Hoe staat het met de gezondheid van de oud-ondergronders die langer dan tien jaar aan de kool hebben gehakt? Maar, met Messings werk kunnen we echt wel even vooruit. Hoewel zijn boek soms erg diep afdaalt in staatjes, statis tieken en regelingen, heeft hij een stan daardwerk geschapen waaruit zonne klaar blijkt dat het bijzondere Limburg het bijzonder moeilijk heeft gehad, maar ook bijzonder werd geholpen. Twintig jaar na de mijnsluitingen, nu de werk loosheidscijfers op het landelijk gemid delde liggen, klinken sommige oordelen hard. Terecht, want er is erg veel fout ge lopen. denis, die in de jaren '60 werd geken merkt door het verbleken van vele tradi tionele waarden. Uitvoerig gaat Messing in op wat de Zuidlimburgse samenleving kenmerkte: trouw aan geloof, en aan de mijn. De leerplannen voor de jonge mijnwerker kennen het motto 'gehoorzaamheid, net heid, offervaardigheid en trouw aan God, ouders, leiders en land'. En de tiende wet van de OVS'er (OVS: onder grondse vakschool): 'Ik wil gehoorzaam zijn zonder tegen te spreken'. En wat zegt de werknemersvertegenwoordiger bij gelegenheid van Staatsmijnens gou den bestaansfeest in 1952: „Wij be schouwen U, directieleden, als de vaders van onze grote mijnfamilie. Wij als kin deren willen U op dit feest ook een blijk geven van onze kinderliefde, een per soonlijk geschenk, waaruit U heel onze toewijding en aanhankelijkheid proeven kunt". Hij bood de directieleden een gouden horloge aan. In die sfeer, waarin een goed deel van de samenleving, wijkhuizen, fanafare- korpsen, schutterijen, toneelverenigin gen, kapelaans en pastoors door de mijn werden gesubsidieerd, ontplofte de mijn industrie. De mijnsluitingen brachten dat grote ge zin nog eenmaal bijeen, en stuurden daarna ieder gezinslid onder dankzeg ging zijns weegs. Waarom toch die mijn sluitingen, Nederland had toch voor zijn na-oorlogse op- en uitbouw onvoorstel bare hoeveelheden energie nodig? Mes sing herhaalt de antwoorden van Staats mijnen en van vakbondsvoorzitter Doh men: Jawel, maar Nederland wil de Ne derlandse steenkool niet betalen. In het omringende buitenland subsidieert ieder land zijn kolenindustrie met tientallen guldens per ton. Hoewel in de naoor logse euforie van saamhorigheid de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal werd opgericht, bleef ieder land ge woon zijn eigen gang gaan. In Nederland leverden de steenkolenmijnen maar een zeer klein deel van de welvaart op. In Frankrijk, België en West-Duitsland was het aandeel van de mijnen veel en veel groter. Daarom bestond daar de poli tieke bereidheid om de mijnen financieel royaal te steunen. De Nederlandse regering wilde er daarentegen geen geld in steken. De ko len konden immers uit het gesubsi dieerde buitenland veel goedkoper be trokken worden. Daarnaast kwam de olie in huizenhoge golven over de ener giemarkt Goedkope olie. En voor Ne- Frans Dohmen: klap bleek miljoenen waard. - fotoanp landse mijnen af te komen. En, wie wilde nog werken in een industrie waarover de lijkrede al reeds was uitgesproken? Ook Den Uyl verordonneerde absolute geheimhouding. Want anders gingen de mijnwerkers voortijdig lopen. Paniek moest vermeden worden. Eerst vervan gend werk, dan pas mijnsluitingen. Dat had Rottier ook wel begrepen en daarom had hij met zijn persoonlijke vriend Hub Den Uyl kon niet bevroeden dat zijn belofte dat geen mijn gesloten mocht worden zonder dat daar vervangend werk tegenover stond, geleidelijk zou gaan lijken 'op het omhelzen van een schaduw'. - fotoanp De miljoenenstroom overheidshulp naar Limburg kwam op gang. Geld om de mijnen aan hun einde te helpen, mijn werkers hun loon zoveel mogelijk te la ten behouden en om nieuwe werkgele genheid op touw te zetten. De NV In dustriebouw Kerkrade, een overkoepe ling voor nieuwe bedrijven tegenover de neergang van mijnen als de Domaniale in Kerkrade (tijdelijk in staatsexploitatie genomen) en de kwijnende Willem Sop- hja in Spekholzerheide, blijkt een mis lukking. Op de stroop van subsidies ko men investeerders af die van manage ment geen kaas hebben gegeten. In het zelfde jaar waarin minister van Econo mische Zaken, De Block, feestelijk nieuwe bedrijven opent, moet hij soms ook hun einde registreren. De particu liere mijnen zetten zich met uitzondering van Laura Vereeniging (Eygelshoven) niet bovenmatig in om oud-mijnwerkers aan nieuwe banen te helpen. De sluiting van de particuliere mijnen dreigt het afvloeiingsplan van de Staats mijnen te vertragen. Staatsmijnen wil onder geen beding zijn sluitingsplannen aanpassen. De overheid had maar eerder met de sluiting van de particuliere mij nen moeten komen. „Het is uit den boze dat Staatsmijnen het slachtoffer zou moeten worden van een al jaren te kort schietend overheidsbeleid". Daarvoor buigt minister De Block deemoedig zijn hoofd. Tegenover de steeds breder wordende stroom oud-mijnwerkers en oud-mijnbe- ambten staat veel te weinig nieuw werk. De herstructurering dreigt te mislukken. Intussen breekt de oliecrisis uit. De olie prijzen stijgen zo hoog dat de gedachte opkomt om de mijnsluitingen in Lim burg te vertragen: over de hele wereld wordt de steenkool herondekt. Ook de Nederlandse politiek gooit zich op de vraag waarom de mijnen zo snel dicht moeten. Staatsmijnen krijgt zelfs de re geringsopdracht om te onderzoeken of de nooit geopende Staatsmijn Beatrix alsnog in exloitatie genomen kan wor den. Maar, de mijnwerkers zijn op de loop, en ze wensen nooit meer op hun schreden terug te komen. De mijnsluitin gen zijn niet meer te stuiten en het ope nen van de Beatrix is en blijft onbetaal baar. 31 december 1974. Uit de Oranje Nas len gedolven. deriand kwam daar de steeds uitdijende aardgasvondst van Slochteren nog bij. Zodat naast de industriekool ook de huisbrandnootjes door het rooster van de rentabiliteit begonnen te vallen. Al die ontwikkelingen doken gelijktijdig op. Gelijk ook met de vraag of verder me chaniseren van de mijnbouw, die op steeds dunnere lagen stootte, nog langer mogelijk was. De Nederlandse mijnwerker betoonde dan wel zijn trouw aan het gezag, gek was hij niet. Ook hij begon zich af te vra gen of de mijnindustrie nog wel zo'n rimpelloze toekomst was beschoren. Hier en daar begonnen ze ander werk te zoeken. De mijnen registreerden lang zaam maar zeker een gebrek aan onder- gronders. Aanvankelijk werden de plaat sen door van ver gehaalde buitenlanders aangevuld, maar naarmate zij talrijker toestroomden stapelden zich praktische problemen hoger op. Aan het kolenfront werden de commando's niet meer ver staan en waar het de veiligheid betreft mag, zeker aan het explosieve kolen- front, geen waarschuwing verloren gaan. In de aanvang der jaren '60 begon het hechte fundament van de Limburgse mijnindustrie de eerste barsten te verto nen. Dohmen: „Als Nederland nog prijs stelt op Nederlandse kolen dan zullen die betaald moeten worden". Staatsmij nen-directeur Rottier zei het wat anders, maar bedoelde hetzelfde. Hij produ ceerde met zijn staf het ene rapport na het andere. Hij rekende voor dat de Maurits niet meer was te handhaven. Maar bij de minister van Economische Zaken Adriessen ving hij bot. Die bleef, bij gebrek aan kennis, oordeelt Messing, in de mijnindustrie geloven. Hij stuurde Rottier als kleine jongen van de overleg- tafel met het verbod nog ooit over mijn sluitingen te praten. Maar, in de verte gloorde al een nieuw kabinet, en dus stu deerde Staatsmijnen rustig door. Geluk kig maar, want toen Adriessens opvolger Den Uyl zich wèl het lot van Zuid-Lim burg wenste aan te trekken, lagen de be rekeningen in talrijke variaties van mijn sluitingen al gereed. w-mijn bij Heerlen worden de laatste ko- - fotoanp van Doorne al geregeld dat DAF in Born een nieuwe personenwagenfabriek zou bouwen. Daar konden dan de mijn werkers van de Maurits terecht. Den Uyl omarmde het plan, ook al omdat het staatsdeelneming in een particuliere in dustrie betekende. De minister bood van zijn kant Limburg enkele rijksdiensten aan. Nog één keer sloeg Frans Dohmen op tafel: hij dreigde met het opzeggen van iedere medewerking aan welke mijnslui ting dan ook, als er geen geld op tafel zou komen om ontslagen mijnwerkers met behoud van loon over te plaatsen dan wel naar hun pensioen te overbrug gen. De klap bleek miljoenen waard. Den Uyl ging door de bocht, minister van Fi nanciën, Vondeling legde er zich hoofd schuddend bij neer. Den Uyl kon zijn befaamde toespraak om 17 december 1965 houden. Messing: „Het valt hem zwaar". Maar Messing beschrijft ook: „Maar hij roept iedereen vol vuur op de handen uit de mouwen te steken. Er valt iets groots te verrichten in Zuid-Lim burg. Voor vele mensen zullen de bepa lingen van de Mijnnota hard aankomen omdat zij afstand moeten doen van hun vertrouwde omgeving, hun status en hun inkomen, maar Den Uyl gelooft stellig dat er „bovenuit gaat de redelijke zeker heid dat, dacht ik, hier gegeven wordt dat hier in Zuid-Limburg nieuw werk en- nieuw leven, nieuw samenleven zijn fun damenten zal kunnen vinden". Neo-ro- mantische woorden uit de jaren '60. In werkelijkheid gingen in tien jaar tijd alle mijnen dicht en worstelt Zuid-Limburg nog steeds met de gevolgen daarvan. Hoe keurig de sluitingsplannen aan sche ma's gebonden waren, hoezeer iedereen zich inspande om de afbouw van de mij nen in de hand te houden, de sluitingen verliepen veel sneller dan bedoeld. Ook de particuliere mijnen wilden zich gaarne aansluiten bij de wijdse subsidie regelingen die voor de Staatsmijnen ont worpen waren. Hun buitenlandse eige naren roken geld. Zij zagen een betrek kelijk goedkope manier om van de lang zaam noodlijdend wordende Neder- té

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1988 | | pagina 27