JESTEM
BOB VAN DER MEER
ONDERZOEKT
MOTIEVEN
ACHTER PESTERIJEN
c K E_
China wordt een echt dino-paradijs
W W e I
VONDSTEN
BLAZEN
JACHT NIEUW
LEVEN IN
ZATERDAG
OKTOBER 1988
aad
luieren
ZATERDAG
29 OKTOBER 19881
e kennen het allemaal, het ver
schijnsel dat sommige leerlingen het mikpunt zijn van
de agressie van klasgenoten. Misschien zijn enkele
van ons zelf wel eens het slachtoffer geweest of heb
ben we al dan niet van harte aan het bespotten en trei
teren meegedaan. Welke leerlingen zijn eigenlijk de
dupe? Wie zijn de agressoren? Wat gebeurt er precies
in de klas? Wat zijn de oorzaken van het zondebok-fe
nomeen? Wat kunnen docenten, ouders en schoollei
ding eraan doen? Dit zijn enkele van de vragen die
Bob van der Meer probeert te beantwoorden in zijn
onlangs verschenen studie 'De zondebok in de klas',
een uitgave van het Katholiek Pedagogisch Centrum
te Den Bosch en Berkhout bv te Nijmegen.
Frustratie
Geraffineerd
4tAV\
Medeplichtig
Oplosbaar
Vermoeden
zich niet meer te houden aan
voor de basisvorming. Gin-
„Dat zou ook wat onzinnig
;mand in twee jaar tijd in een
;t vak het beoogde hoge niveau
moet je hem of haar niet ver
let derde jaar nog eens het-
te volgen".
|tt ook meteen een oplossing
nerklacht van met name de
gymnasia, die de positie van
ken en de derde moderne taal
rang zagen komen. De lestijd
lakken moet de eerste twee jaar
sisvorming geput worden uit de
Irocent vrije ruimte. Na het
is er dan, in de ogen van de
etaris, kans voor een „inhaal-
laas blijkt trouwens toch niet
fchten aan de door de Weten-
jke Raad voor het Regeringsbe-
vorpen lessentabel, waarin op
f wordt aangegeven hoeveel tijd
bepaald vak besteed moet wor-
komende jaren, wanneer de
ïoorzichtjes beginnen met de in-
van de basisvorming, dient de
|>rnamelijk als leidraad, „omdat
de ene dag op de andere de
ng zomaar rigoreus kunt in-
er tien jaar, wanneer de basis-
over de gehele breedte van het
pt onderwijs moet zijn inge-
i het zo zijn dat er geen lessen-
er wordt voorgeschreven. De
|retaris: „Ik kan me voorstellen
scholen dan voorschrijven dat
sisvorming met veertien vakken
;rete eindtermen moeten aanbie-
dat we ze redelijk vrij laten in
[er waarop ze dat doen. Dat zou
goed passen in ons streven naar
ring in het onderwijs".
ag is wat er dan nog over is van
Ipronkelijke idee achter de basis-
Ginjaar-Maas verwacht in
pal dat de doorstroming van leer-
seter zal gaan. „Iemand die op
teland naar een categoraal ma
at en daar na drie jaar met ge-
de vereiste negen vakken het
niveau van de basisvorming
voortaan inderdaad kunnen
Dmen naar havo of vwo. 'Afstro-
|eerlingen die de route vwo-havo-
fleggen, zijn er genoeg. Alleen
ners', leerlingen die die route in
erde volgorde afleggen, zijn er zo
roming van bijvoorbeeld mavo
ivo of, en dat ziet Ginjaar-Maas
ver, van lbo naar mavo is het best
Jtijk te brengen op brede scholen-
ischappen die de hele waaier aan
rijssoorten aanbieden. De staats-
ris is van plan om de vorming van
^scholengemeenschappen te sti-
i door hen een gunstiger bekosti-
I het vooruitzicht te stellen. Maar
tiet, zoals bijvoorbeeld in het mid-
beroepsonderwijs gebeurt, scho-
j>r het trekken van een opheffings-
'ot fusie dwingen.
Itaatssecretaris is op dat punt door
en schande wijs geworden. Tij-
et kabinet Lubbers-I lanceerde ze
i om kleine en middelgrote scho-
samenwerking te brengen door
pheffingsnorm van 60 leerlingen
0) per schoolsoort per leerjaar in
en te roepen.
oging van Ginjaar-Maas hep, zo-
het nu zelf omschrijft, „uit op een
Irlijke mislukking". Het onderwijs
olitiek torpedeerden, vanwege re-
belangen, „na een zware en in-
ïde discussie" het voornemen van
atssecretaris. En, zo zegt ze nu: „Ik
et van plan, ik peins er niet over
de discussie nu opnieuw te gaan
n discussie over gedwongen scho-
es, netzomin als er volgens Gin-
laas binnen afzienbare termijn een
discussie zal beginnen over de
ïur van het voortgezet onderwijs,
lag of er, na de inhoudelijke veran-
en van de basisvorming, ook een
ïurverandering d la Middenschool
komén, zal voor enige tijd niet
gesteld worden, is de vaste overtui-
an de staatssecretaris. „Ik heb de
dat de meeste betrokkenen, ook
onderwijs, op dit moment schoon
hebben van die discussie. En ik
:ht niet dat die discussie in de ka-
leriode na Lubbers-II opnieuw zal
ien. Wie er dan ook met wie rege-
1".
groeien op de raadsels rond de
moord op John F. Kennedy,
vijf en twintig jaar geleden.
Ook hier verdwijnt de waarheid
in de mist. Was het Corsicaans
addergebroed? Was het Lee
Harvey Oswald, Mister Nobo
dy? Het drama van Dallas gaat
dezelfde kant op als het myste
rie van Jack the Ripper. Het
wordt verplaatst van de ge
schiedenis naar de mythologie.
JHP\S i—
Ik. M
w
Door Paul Morlot
Bob van der Meer laat in zijn boek veel
zondebokken en ex-zondebokken aan
het woord. Het relaas van hun ervarin
gen is ronduit schokkend. Hieronder een
gedeelte uit het dagboek van een jongen
uit de tweede klas van het gymnasium.
Hij het zijn dagboek aan zijn moeder le
zen, waama zij de schoolleiding verzocht
er iets aan te doen.
In de pauze was de ijsman er. Ik kocht een
ijsje van 50 cent. Daarna zocht ik de ande
ren op (stom van me). Ik kreeg weer het
gezeur van „Mag ik een hapje?" Ik ging
toen maar naar binnen. Eerst werd ik door
Rogier aangehouden die een hap van mijn
ijsje nam. Paulien gooide daarna voor de
lol mijn tas om.
Toen de tekenles was afgelopen, zei Joep
legen mij: „Jij wacht straks nog op mij".
Toen ik mijn jas had gepakt, kwam ik
hem en Rogier tegen. Zij hielden mij vast
en eisten een kauwgom. Ik rukte mij los en
rende naar de bushalte.
Op het station pakte Paulien mijn tas. An-
nelies hield mij vast aan mijn haren en met
haar nagels in mijn pols. Pauline verstopte
ie tas. Ik kon Annelies van achteren beet
pakken, maar kreeg gelijk een trap tegen
mijn scheenbeen. Even later kwamen auto
matisch die rottranen.
In de trein zat ik alleen: bij de anderen
was zogenaamd geen plek meer. In de fiet
senstalling gebeurde er dit keer niets
In de kleine pauze had Diederik een rare
opmerking tegen mij. Hij zei: „Je kunt
maar beter zelfmoord plegen, want er is
toch niemand die je belangrijk vindt". In
ie grote pauze werd ik als een hond weg
gejaagd Ik ging maar ergens anders zit
ten. De anderen kwamen daarna naar mij
toe. Ik werd weer weggejaagd, maar bleef
nu staan. Na een kwartier pakte Rogier
een boek en smijt dat weg. Hij zegt: „Die
richting ga jij ook uit".
Het verhaal van de gedupeerde leerling
laat zien dat de zondebok niet iemand is
die af en toe gepest wordt. Er is sprake
van een systematische, intensieve 'be
handeling'. Van der Meer definieert het
verschijnsel als „vijandig gedrag tegen
een onschuldig en hulpeloos slachtoffer,
wanneer en omdat de eigenlijke bron
van frustratie niet aanwezig is of om
welke reden dan ook niet aangevallen
kan worden".
Het vijandige gedrag ten opzichte van
een zondebok komt dus niet zomaar uit
de lucht vallen. Het is het gevolg van een
verstoord evenwicht. Dit verstoorde
evenwicht kan veroorzaakt worden door
iets of iemand buiten de klas, bijvoor
beeld door een docent die in de ogen van
de klas onrechtvaardig handelt. Er kan
ook sprake zijn van een onveilige, nega
tieve sfeer binnen de klas, waardoor eén
of meer leerlingen niet tot hun recht ko
men. Als de oorzaak van de onvrede niet
kan worden weggenomen, ontstaat frus
tratie. De leerlingen voelen zich ge
dwarsboomd, verongelijkt. Een van de
manieren om die frustratie af te reageren
is agressie. Die kan zich uiten in vanda
lisme of het aanwijzen van een zonde
bok.
Welke individuen (of groepen) worden
gemakkelijk zondebok? Mensen worden
slachtoffer, doordat ze buiten een be
paalde groep vallen. In navolging van de
Amerikaanse onderzoeker G. W. Allport
onderscheidt Van der Meer vier facto
ren, die van invloed kunnen zijn. Zo kan
'anders' zijn al voldoende zijn om een
scheiding tussen mensen teweeg te bren
gen. Iemand kan een outcast worden,
doordat hij of zij van het 'normale' pa
troon afwijkt wat betreft gedrag, motiva
tie, haardracht, kleding, spraak, gewoon
ten of lichaamsgeur.
Een zondebok moet ook 'bereikbaar'
zijn. Wanneer de eigenlijke bron van
frustratie onbereikbaar is (de onrecht
vaardige docent, gebrek aan toekomst
perspectief, slechte rapportcijfers), wordt
de agressie gericht op een kwetsbare
klasgenoot. Daarmee is de de factor van
'weerloos' zijn al gegeven: het slachtoffer
is niet in staat van zich af te bijten, terug
te slaan. Tenslotte is van belang of
iemand in de een of andere situatie
(thuis, in een vorige klas, op de sport
club) al eerder zondebok geweest is. Het
blijkt dat zo'n geïsoleerd persoon in een
nieuwe groep vaak opnieuw wordt uitge
stoten.
De methoden die de agressoren hanteren
om hun slachtoffers te kwellen zijn vaak
uiterst geraffineerd. Mensen zijn immers
ook op dat gebied erg vindingrijk. Naast
de methoden die in het dagboekfragment
genoemd worden, zijn er nog tal van an
dere. Het volstrekt doodzwijgen van de
zondebok bijvoorbeeld, vaak door de
hele klas en soms maanden lang. Komt
hij of zij in de buurt van een groepje, dan
loopt de hele klas weg.
t
ï.raisiiiiïis Hfr'fc «s
Deze tekening werd gemaakt door een leerlinge van de basisschool, groep 7. Opdracht was weer te geven hoe ze een zon
debok zag.
De zondebok moet
door een hel gaan
Of er wordt een kettingbrief geschre
ven. Het slachtoffer is een donker meisje.
Een leerling begint en schrijft een racisti
sche opmerking op het papier. De
tweede voegt daar een tweede opmerking
aan toe, enzovoort. Of het slachtoffer
wordt opgebeld. Een meisje dat al op
school en op weg naar huis gepest wordt,
wordt ook nog thuis dagelijks door onge
veer tien klasgenoten opgebeld. Deze
blazen dan in de hoorn, roepen scheld
woorden of zeggen niets.
De treiterijen kunnen zó stiekem en
doortrapt worden uitgevoerd dat docen
ten en soms zelfs de ouders jarenlang
niet door hebben wat er gaande is. Een
zondebok zal namelijk niet snel met
klachten komen. Vertelt hij zijn proble
men aan de docenten, dan overtreedt hij
de groepsnorm: hij 'klikt' met alle nare
gevolgen (wraak) van dien. Zegt hij niets,
dan blijft hij soms jarenlang alleen staan.
Het gevolg kan büjvende psychische
schade zijn.
Ook de andere leerlingen zien zich voor
een bijna onoplosbaar probleem ge
plaatst. Komen zij voor het slachtoffer
op, dan kunnen zij zelf slachtoffer wor
den. Laten ze het slachtoffer links liggen,
dan voelen zij zich medeplichtig aan een
activiteit die ze eigenlijk afwijzen. Zelfs
de agressoren verkeren in tweestrijd, ze
begrijpen eigenlijk zelf niet goed waar ze
mee bezig zijn. Ze zouden wel anders
willen, maar weten niet hoe.
In klassen waarin een leerling als zon
debok behandeld wordt, heerst vaak een
onheilspellende sfeer. Deze heeft nega
tieve gevolgen voor een goede persoon-
iijkheidsontwikkeling van de zondebok,
de agressoren en de rest van de klas. Te
recht pleit Van der Meer dan ook voor
structurele oplossingen van het pro
bleem. De school moet het serieus ne
men. Het mag zo zijn dat de school eerst
en vooral tot taak heeft de leerlingen in
tellectueel te ontwikkelen. Maar, als psy
chische problemen die ontwikkeling in
de weg staan, moet de school iets doen.
Het zondebok-fenomeen kan immers lei
den tot motivatieproblemen, schoolver
zuim, spijbelen of zelfs vroegtijdig
schoolverlaten.
Het zou ook niet humaan of christelijk
zijn aan het leed van zoveel leerlingen
voorbij te gaan, aldus de auteur. Er zijn
aanwijzingen dat elke groep een zonde
bok heeft. Dit betekent concreet dat on
geveer 20.000 leerlingen mensonterend
worden behandeld. De moeite waard dus
daar iets aan te doen.
Volgens Van der Meer is het zondebok
probleem oplosbaar. Er bestaan opvat
tingen die ervan uitgaan dat de zonde
bok schuld heeft aan zijn behandeling of
dat zondebokken nodig zijn om de
groepssamenhang in stand te houden of
te bevorderen. Het verschijnsel komt im
mers ook voor op andere plaatsen waar
mensen bijeen zijn, zoals in kinderbe
schermingstehuizen, in clubs en onder
militairen. Terwijl het bij dieren ook niet
onbekend is. Katten kunnen door andere
katten opeens tot outcast verklaard wor
den, in een kippenhok loopt altijd een
kaalgepikte kip rond en onder apen is
een vergelijkbaar fenomeen te zien.
Van der Meer wijst opvattingen, die
inhouden dat het probleem onoplosbaar
en onvermijdelijk is, af als fatalistisch en
gegrond op vooroordelen. Een mens
staat toch nog wat hoger op de ladder
van de evolutie dan een aap, mag men
aannemen. Het probleem is wel degelijk
aan te pakken, als men eerst systema
tisch zoekt naar de oorzaken ervan en op
grond daarvan kiest voor een gerichte
aanpak.
Is er een zondebok gesignaleerd, dan
dient voor een curatieve aanpak gekozen
te worden. Een curatieve aanpak kan
confronterend of niet-confronterend
zijn. Het kan zijn dat de docent duidelijk
merkt dat een leerling als zondebok fun
geert. Deze wordt bijvoorbeeld openlijk
vernederd of verlaat huilend het lokaal.
Als de docent nu niets doet, geeft hij
daarmee aan dat hij het gedrag van de
agressoren accepteert. Hij zal de leerlin
gen dus moeten confronteren met hun
gedrag. Hij moet duidelijk stelling ne
men: wat de zondebok wordt aange
daan, beschouw ik als tegen mijzelf ge
richt.
In andere situaties heeft de docent alleen
een vermoeden dat het verschijnsel in de
klas speelt. Dat kan hij opmaken uit
briefjes, blikken en opmerkingen in de
richting van steeds dezelfde leerling. In
zo'n situatie heeft het weinig zin de klas
met dit gedrag te confronteren: de leer
lingen zullen ontkennen. De docent kan
dan omzichtiger te werk gaan, een di
recte confrontatie vermijden, maar het
onderwerp indirect aan de orde stellen.
Hij geeft dan bijvoorbeeld informatie
over een algemeen probleem (oorlog en
vrede, kindermishandeling) en komt zo
langzamerhand terecht bij de 'behande
ling' van de zondebok door de klas.
Van der Meer doet een reeks sugges
ties om het zondebok-fenomeen te lijk te
gaan. Toch zijn deze curatieve methóden
naar zijn mening niet voldoende, want
alleen het symptoom wordt bestreden.
Naast de curatieve aanpak moet er
plaats zijn voor een preventieve aanpak,
gericht op de oorzaken van het verschijn
sel. Eén van de oorzaken kan zijn dat er
onvoldoende zorg is besteed aan het ver
mijden van vooroordelen en discrimina
tie bij leerlingen èn docenten. Daar kan
aandacht aan worden besteed in lessen
en cursussen.
Verder kan overdreven competitie tus
sen leerlingen vermeden worden, want
die verdeelt de groepsleden en kan zelfs
wraakgevoelens oproepen. Een vak
waarbinnen - als men niet oppast -
voortdurend competitie optreedt, is Li
chamelijke Opvoeding, dit vak geeft ech
ter ook mogelijkheden om juist samen
werking tussen leerlingen te bevorderen
en om competitie met zichzelf aan te
gaan.
Geen wonder dat Van der Meer pleit
voor maatregelen die zorgen voor een to
lerante en prettige sfeer op school en
voor een degelijk systeem van deskun
dige begeleiding, zódat elke leerling de
benodigde hulp kan krijgen. Maar, hoe
goed die begeleiding ook zou worden -
als er al geld voor is in deze tijd van be-
zuiningen - natuurlijk kan de school niet
alles alleen oplossen. Het zondebok-fe
nomeen is in de eerste plaats een maat
schappelijk probleem., dat ons allemaal
aangaat. Als Van der Meer één ding dui
delijk heeft gemaakt, is het wel dat nie
mand kan doen of zijn neus bloedt, als
hij met het probleem geconfronteerd
wordt.
M
et de vondst van
een compleet skelet van een dino
sauriër bij de plaats Lufeng in de
Chinese provincie Yunnan, het di
recte grensgebied ten noorden van
Vietnam, heeft de Volksrepubliek
China meer dan een punt gescoord
ln de wereldwijde dino-jacht.
Door Leur Crouzen
Het zuidwesten van China staat nauwe
lijks bekend om ontdekkingen van bot
ten van deze opmerkelijke dieren, die
vanaf 2S0 miljoen jaar tot 65 miljoen
jaar geleden de aarde onveilig maakten
in afmetingen van een merel tot mon
sters van meer dan 25 meter. En boven
dien zijn complete skeletten vrij zeld
zaam. Kortom: China ontwikkelt zich
als een echt dino-paradijs.
Het schoonspoelen van de schedel van
het bijna 9 meter lange en 3,5 meter hoge
dier door de regen en de ontdekking
door mensen die 'landarbeiders' ge
noemd worden, is natuurlijk een toeval.
Het intensiefste dino-graafwerk in China
gebeurt in de Gobi-woestijn, veel noor
delijker op de grens met Mongolië. Ver
leden jaar mochten de eerste buiten
landse oude-dier-kundigen oftewel pa
leontologen - Canadezen van het natio
nale museum voor Natuurlijke historie
in Ottawa - samen met Chinese collega's
aan de slag in een heel nieuw gebied in
het uiterste noord-westen aan de grens
met de Sovjetunie. En het was meteen
raak. In de zomer van 1987 vonden ze
resten van wel 30 verschillende dino-
soorten. Een compleet skelet van een fa
milie-lid van de overbekende roof-dino
Tyrannosaurus rex kwam uit de grond.
De Chinezen doopten het dier meteen:
jiang-jun-miao-saurus, alsof met het uit
spreken van de naam even belangrijk is
dan het exact uitgraven van het beest.
En nog een record werd gevestigd: een
f>lantenvretende dino met een totale
engte van 30 meter werd van woestijstof
ontdaan. Al in de jaren twintig en dertig
van deze eeuw werd in China naar dino's
gezocht. Fransen, Zweden, Sovjets en
Amerikanen waren welkom, maar steeds
op dezelfde plekken in Binnen-Mongo-
lië. Toen de Canadezen dan ook verle
den jaar veel noordelijker richting Be-
ringstraat mochten graven waren de ver
wachtingen hooggespannen.
Een van de historische feiten die men
tracht aan te tonen is dat in de geologi
sche Krijt- en Jura-episodes hele kuddes
dinosauriërs van Noord-Amerika via de
landverbinding Alaska-Siberië bij de
huidige Beringstraat China zijn binnen
getrokken. En de allernieuwste vondst in
net zuid-westen van China zou kunnen
betekenen, dat de dieren tot in het
diepste zuiden van het Aziatisch conti
nent zijn doorgedrongen. Gecombineerd
met recente vondsten van dino-materiaal
in een land zo noordelijk als Canada
leidt dat tot de conclusie dat de dino een
echte wereldburger was. Thuis in alle kli
maten en wie weet, veel meer dan een
passief, koudbloedig reptiel: een zeer ac
tieve, warmbloedige aardbewoner.
Van oudsher is het Midden-Westen
van Amerika, het gebied van de Rocky
Mountains met staten als Utah, Nebras
ka, Wyoming, Colorado en Idaho, het
ontdekkersparadijs voor dino-jagers. In
die bergachtige, rotsige streken vochten
van 1870 tot ongeveer 1900 twee be
ruchte concurrenten hun wetenschappe
lijke knokpartijen met steeds nieuwe
vondsten uit: Edward Drinker Cope van
de Philidelphia Academy tegen O.C.
Marsh van Yale University. Hun jacht
op primeurs legde de basis voor de hele
dino-stamboom, zoals we die nu kennen
met monsters als Diplodocus (tot 26 me
ter), Brachiosaurus en Brontosaurus,
verschrikkelijke vlees-eters als de Tyran
nosaurus en gehoornde pantserwagens
als Triceratops.
Toch ligt de oorsprong van de dino-
jacht in Europa. De Engelsen noemen
.een publicatie uit 1676 van de hand van
de pastoor Robert Plot uit Oxford de
eerste melding van het vinden van een
reuzenbot. t
De eer van opmerkelijkste dino-
vondst komt toe aan onze zuiderburen,
de Belgen. Op 1 april 1878 deed namelijk
de mijnwerker Jules Crêteur in het
dorpje Bernissart, vlakbij de Franse
grens tussen Bergen (Mons) en Doornik
(Tournai) de vondst van zijn leven. Op
350 meter diepte stootte hij op een
enorm stuk bot in een pijler.
Dat werd het begin van een geweldig
paleontologisch feestje: niet minder dan
29 grote dmo's haalden de Belgen in en
kele maanden naar boven, waaronder
complete skeletten van de Iguanodon.
Meer dan tien van deze skeletten staan
sinds het begin van deze eeuw in een
reusachtige vitrine opgesteld in Brussel
in het Koninklijk Belgisch Instituut voor
Natuurwetenschappen aan de Rue Vau-
tier in Brussel. Het grootste complete
skelet staat ook in Europa, in Oost-Ber-
lijn in het Museum voor Natuurlijke
Historie: een 12,6 meter hoge en 25 me
ter lange Brachiosaurus.