RIER,
TATEN.
SOCIOLOOG HERM
JOOSTEN
SCHREEF STUDIE
DERTEM
November, Allerzielen. Veel katho-
I lieken herdenken hun overleden familieleden of vrien
den op die dag. En nemen daarbij nog eens de dood
sprentjes uit de kast, die bij de begrafenis van hun
dierbaren werden uitgegeven. Een typisch katholiek
en van oorsprong Nederlands verschijnsel trouwens,
die doodprentjes, die de laatste anderhalve eeuw in
alle lagen van de bevolking werden gebruikt. Socio
loog Herm Joosten uit Panningen bekeek de ontwik
keling van het doodsprentje van 1785 tot nu en
schreef de eerste wetenschappelijke studie over dit
onderwerp. Daaruit blijkt dat het prentje een duidelijk
beeld geeft van hoe de mens telkens weer anders te
genover de dood staat. „De mens heeft de dood de
laatste jaren ver weggestopt. Hij heeft geen antwoord
meer op de vraag waarom hij moet sterven".
Andere functie
Kruisprentje
Verhullender
ÜIMÜTO Ml SDÖ1L
iwiw
HODIE SJT1NMCE
iLOCUSTUUS ET
HABTKTIO TUA
IN SANCTA SI0N
öOIJDEWIJN C0RM1S Uï 6ÖRP
m'.erwzrjH; fa. Ii\. 17.
lltfrdoe met mij naar siom wü en grbkd, dat
mjnecül i» vrede èstrasfm morde. Tob. III. y. 6.
Xa fenelft Huisvrouw
EDIEIlIiIL3A "IJm -WülEi$ILIDs
ocerkdes den IS Koe paler 1S3Iis
des K.'irdom van 53 jaren.
JEru tlelkiioó* keen dimt rosrg n dérdm. S Jlp. 4-9.
ZagEcns lidden, dat laer*viïliifj% trede. mcA
teetat m kars rowing in Jet* ÊmcUc/i^Èos.4
Vs. 73. 8.
PE1STERVKJ.
HifilopJSjB
w
emce
2
wil nog wel godsdienstig zijn, maar hij is
toch bang dat het straks met hem is afge
lopen. Dat weigert hij te accepteren. En
zijn omgeving helpt hem daar ook nog
een beetje bij
„Ik bedoel dat als volgt: stierf iemand
in 1800 dan deed hij dat, gelovig of niet,
meestal in volle tevredenheid of berus
ting. Hij was getrouwd, had kinderen
voortgebracht en dus zijn geslacht veilig
gesteld, had alle seizoenen vele keren
meegemaakt en kende zijn omgeving in
een straal van 30 kilometer als zijn
broekzak. Méér was er in zijn wereld niet
en van méér wist hij ook niet. Tegen
woordig is de horizon van de mens aan
zienlijk verbreed en dat geeft hem aan
het einde van zijn leven vaak een gevoel
van: ik had zo graag nog eens naar Parijs
gewild of ik had graag nog eens dit of
dat boek geschreven. Er is een gevoel
van ontevredenheid gekomen, van niet
klaar zijn voor het eigen einde. En de
mens heeft daarom de dood ook letter
lijk weggedrongen. De dode wordt thuis
niet meer opgebaard, er trekken geen
lijkstoeten meer door de straten, kerkho
ven en vooral crematoria worden liefst
zo ver mogelijk buiten de stad aange
legd. Men wil niet meer direct met de
dood worden geconfronteerd, men is er
bang voor".
En dat is ook aan de doodsprentjes van te
genwoordig af te lezen?
Joosten: „Ja. Veel doodsprentjes zijn
vaak helemaal wit, zonder kruis, zonder
veel tekst. Soms tref je alleen wat sum
miere gegevens over de overledene aan.
Maar dat komt ook omdat het dood
sprentje tegenwoordig een andere functie
heeft gekregen. Het is enerzijds voor de
nabestaanden bedoeld als herinnering
aan de overledene, anderzijds als be
dankje voor degenen die naar de begra
fenis zijn gekomen. Wat dat betreft is het
prentje de laatste tweehonderd jaar be
hoorlijk veranderd. We praten over de
laatste twee eeuwen, omdat in die tijd de
prentjes op grote schaal werden ge
bruikt. Voordien werden ze slechts inci
denteel, voor religieuzen of betere krin
gen gebruikt. Dat komt natuurlijk niet in
de laatste plaats, omdat pas in 1730 de
Het bidprentje als spiegel
eerste gedrukte prentjes verschenen, de
eerste van Europa overigens. Voordien
werden afbeeldingen met de hand gete
kend en geschilderd (voor het eerst rond
1250) of werden koperplaten van gra
veurs uit de 17e gebruikt".
„Maar dus pas tegen het einde van de
18e eeuw kwam een grotere produktie
van doodsprentjes op gang; eerst nog
voor de beter gesitueerden, vanaf het
midden van de vorige eeuw voor ieder
een. Dat waren aanvankelijk vooral
waarschuwingsprentjes voor de nabe
staanden. Zo van: heden ik, morgen gij.
De achtergeblevenen moesten zich reali
seren dat ze ook een keer aan de beurt
kwamen. Je had toen veel zogeheten kne
kelprentjes met skeletten, doodskoppen,
beenderen en andere zaken erop die het
afschrikwekkende, onontkoombare van
de dood moesten aangeven. In het eerste
deel van de negentiende eeuw, in de tijd
van de Romantiek dus, stond vooral het
verdriet van de nabestaanden centraal.
Graftomben, kerkhoven en doodskisten
zijn op die prenten overvloedig afge
beeld. Een somber prentje dat paste bij
het sombere gevoel van die tijd. waarin
de mensen gevoel en verbeelding voor
rang gaven voor het verstand".
„Een ander genre zijn de aflaatprentjes.
Prentjes met meestal Christus aan het
kruis met daarnaast of eronder een volle-
aflaatgebed. Echte bidprentjes dus,
waarmee de nabestaande aflaten kon
verdienen om een dierbare overledene te
helpen uit het vagevuur te komen.
Prentjes die vaak versierd zijn met sym
bolen als kelk, palmtak, klimop en hart-
motieven. Tegelijk heb je in de vorige
eeuw de opkomst van de zogenaamde
'Ars Moriendi'-prentjes (de kunst van
het sterven), waarop personen tijdens of
vlak na hun sterven zijn afgebeeld. De
mens wordt erop gewezen dat hij vooral
waardig moet sterven; dat hij de dood
moet overwinnen om de eeuwige zalig
heid te kunnen binnenstappen".
„Pas aan het begin van deze eeuw ko
men de 'portretbidprentjes' in zwang.
Fotografieën van overledenen sieren de
voorkant van het prentje. Een enkele
keer wordt de overledene afgebeeld op
zijn sterfbed. De bedoeling is duidelijk:
niet alleen de dood staat centraal, maar
men wil zich de overledene ook tastbaar
kunnen blijven herinneren. Pas in de
laatste jaren gebruiken de nabestaanden
voor een bidprentje een foto van de
overledene terwijl deze nog in volle le
vensbloei is. Bijvoorbeeld terwijl de dier
bare op vakantie is of met een van zijn
hobby's bezig is. Men wil zich de dier
bare herinneren hoe hij was in het leven
en niet toen hij al oud was en vlak vóór
de (immers taboe geworden) dood
stond".
„Een genre prentjes dat in de jaren zestig
en zeventig van deze eeuw opgang maak
te, was het kruisprentje. De afbeelding
bestaat in hoofdzaak en soms louter uit
een (gestileerd) kruis. Aanvankelijk
groot, later klein in de linkerbovenhoek.
De rest van het prentje is zilver of grijs.
De paarse of zwarte rouwrand, die ruim
honderd jaar onverbrekelijk aan het
prentje vastzat, wordt dan een dunne lijn
en verdwijnt op den duur zelfs helemaal.
Het is duidelijk: de laatste decennia wil
len de mensen ook op het doodsprentje
niet meer met de van vroeger bekende
symbolen en uitingen van de dood in
aanraking komen".
„Misschien dat om die reden de laat
ste jaren het 'natuurprentje' zo populair
is geworden. De voorkant van het
prentje bestaat uit een foto van een bos
met mooi invallend licht, van een kore
naar, een kabbelend beekje of een rus
tiek landschap waarin de zon ondergaat.
Vooral riet langs de waterkant is erg ge
liefd. De levende werkelijkheid wil men
naar voren schuiven, omdat die zicht
baar is en acceptabel. Het doodsbericht
lijkt daaraan ondergeschikt".
Het doodsprentje louter als souvenir?
Joosten: „Het doodsprentje is tegen
woordig inderdaad geen bidprentje
meer, maar steeds meer een herinnering
aan een familielid, een vriend of kennis.
Nabestaanden stoppen doodsprentjes na
een begrafenis ergens weg en raken die
vaak zoek. Met de echte bidprentjes ging
dat anders. Nog tot in de jaren zestig be
waarden de meeste gezinnen de prentjes
van hun overledenen tussen de bladzij
den van de missaals, de misboeken
waarin de rooms-katholieke gebeden en
lezingen staan. Tijdens het doorbladeren
daarvan, thuis of in de kerk tijdens de
mis, viel hun oog op de doodsprentjes en
konden ze de overledenen gedenken in
hun gebeden en troost putten uit de (bij-
bel-)tekst op het prentje. Maar de litur
gievernieuwing van na het Tweede Vati
caans Concilie (1962-1965), toen onder
meer de Nederlandse teksten in de
eucharistie hun intrede deden, zorgde er
voor dat de missaals verdwenen. En
daarmee verdween ook het bergplaatsje
voor de bidprentjes. Velen gingen de
prentjes daarom in een sigarenkistje be
waren".
„Nog niet zo lang geleden werd in alle
katholieke gezinnen het gemeenschappe
lijk avondgebed gebeden dat eindigde
met een weesgegroetje voor de vrede,
voor mooi weer of voor een zieke, maar
altijd ook voor allen die in het sigaren
kistje lagen. Dat kistje stond onder de
hoede van een huisvrouw of van een in
wonende oma en was gevuld met de
prentjes van familieleden en anderen die
men nog persoonlijk had gekend. Wan
neer de beheerster van het kistje er zelf
in terecht kwam, werd het tegelijk met
de bij elk overlijden horende algemene
opruiming van overbodige bezittingen
onder handen genomen. Allen die men
zich niet meer kon herinneren gingen er
dan onherroepelijk uit".
Vanaf de jaren zestig hebben secularise
ring en ontkerkelijking zich steeds meer
doorgezet. Is het doodsprentje, nu bid
prentje-af dan langzaam maar zeker een
restant van een katholieke traditie aan het
worden?
Joosten: „Dat kun je zo niet zeggen,
want de prentjes worden nog bij vrijwel
elke begrafenis gebruikt. Alleen is de be
tekenis, zoals gezegd, veranderd. Het
probleem zit juist in dat taboe waarmee
de mens de dood heeft omgeven. Een ta
boe, dat van de huidige doodsprentjes is
af te lezen. In de jaren zestig nebben de
mensen een boel veranderingen teweeg
gebracht. De tijd van de Grote Omwen
teling in onze maatschappij. Alles moest
een nieuwe betekenis krijgen en over al
les moesten we anders gaan denken. Ook
over de dood wilde men anders denken
en er moest een andere, nieuwe betekenis
aan worden toegekend. Welnu, we kun
nen nu constateren dat die pogingen vol
ledig mislukt zijn. De algemeen aan
vaarde zin die men vroeger alleen al uit
godsdienstig oogpunt aan de dood kon
verlenen - die zin heeft men er de laatste
jaren tevergeefs opnieuw aan proberen te
geven".
„Wij weten niet meer waarom wij
doodgaan, de dood is zinloos geworden.
Veel mensen zijn gaan inzien dat de
dood een definitief einde is, geen begin
meer van een nieuw bestaan. En met dat
probleem komt de mens van vandaag
kennelijk niet klaar. Hij wordt steeds
sprakelozer over zijn sterven. Teksten op
doodsprentjes zijn steeds verhullender,
geven steeds meer een gevoel van on
macht aan. Vind je het dan nog gek, dat
op menig doodsprentje van nu niet eens
meer staat dat de betrokkene ook echt
gestorven is?".
bib toob de zieles van z.vligeb
9
ovvrWeiUte Gtaden 8 October 1854, w
dat imSadam ran 73 jaren en 3 maande*.
Ons
Tracht en goed gmefrs U kelten c» gij snit v»
altijd Wijde zijn. Uef Xidat u de dood somt
onbereid einde. Til. A Ktsr. I - S3. r,
Sn, mij* Cidl helt my r,;r\gi,jxe jeugd «fS
Door Wlm Doesborgh
„Vreemd eigenlijk, dat nog nooit iemand
de moeite heeft genomen om een studie
ie wijdfn aan de betekenis van het dood
sprentje. Als je ziet dat bijna iedereen in
katholiek Nederland de laatste tweehon
derd jaar bij zijn dood een prentje mee
krijgt, dan mag je toch wel van een be
langrijk fenomeen in onze samenleving
spreken. Misschien heeft de mens zijn
sterven inmiddels zo doodgezwegen dat
bij ook alle tekenen die daarbij horen ta
boe verklaart".
Drs. Herm Joosten (25) uit Panningen
is zojuist als socioloog afgestudeerd aan
de Katholieke Universiteit van Nijme
gen. 'Geen boodschap aan de dood' heet
zijn doctoraalscriptie, waarin hij de hou
ding van de mens tegenover het overlij
den heeft willen blootleggen aan de hand
van doodsprentjes.
Duizenden en nog eens duizenden
prentjes uit de laatste twee eeuwen heeft
Joosten bestudeerd. Uit vele particuliere
verzamelingen en rijke collecties in mu
sea. En de Panninger komt tot de vaste
overtuiging dat de mens de dood taboe
heeft verklaard, ook op het dood
sprentje. Zo sterk als het taboe op sek
sualiteit de laatste 25 jaar is verminderd,
betoogt Joosten, evenzo sterk is het ta
boe op de dood toegenomen.
Joosten: „Sociologen zijn bijna per defi
nitie juist geïnteresseerd in datgene wat
niet wordt uitgesproken, wat kennelijk
alledaags en normaal is, maar waar nie
mand iets over kwijt wil. Het onderwerp
'doodgaan' valt daar zeker onder. Was
de mens vroeger volkomen vertrouwd
met het doodgaan, tegenwoordig is hij er
bang voor. Dat heeft alles met de opvat
tingen van nu te maken. Mensen willen
jong en vitaal zijn en de reclamemakers
versterken hen in dat verlangen. Oud
zijn en zeker de dood zijn daarbij niet
meer geaccepteerde gegevens. De gods
dienstige opvatting speelt daarin een be
langrijke rol. Was de dood vroeger een
poort tot de hemel, een start van een
nieuw leven in het hiernamaals, tegen
woordig overheerst bij velen de gedachte
dat de dood het onherroepelijke einde is,
dat er nadien niets meer komt. De mens
- reprooukties de stem/johan van gurp
ONDER UWE SCHADUWE
Wat gij Jïur^t.was s*. voor dezen
Zo-o»k nu 'ben.zuit ccr«s wezen
HHHHH
Üfa)EK21JlMVMl>Ef
mi PLAATS m f
S UWWÖllKSTEBE 1
i !H HETHEHJfi Ó'IOH
«s
wra C-cd
ittJifM
httcxteul
Ut» VOOR DE ZIEL VAX Z.VLKiEH -
We'.doenftr v*n Kerï; en Arm***,,
Litf tier H. FamiKa en «««tere
v*reeri»gmgen,
-teren te Alphen 27 Dir. JitJ2orvrlejen
In hei Academisch zfefomSwts te lUrceht.
voorzien van de taaiste li. Sacramenten, en
"■'waren te Alphen X. Br. 19 Januari J 937.