Kerkkoren maken al eeuwen de dienst uit
Het leven vacuüm
verpakt door
Marcel v.d. Linden
IE£ UI
jOEK OVER TREFPUNT VAN BEELDENDE KUNSTENAARS EN SCHRIJVERS
FRANS JESPERS PROMOVEERDE OP BRABANTSE KERKMUZIEK
nflSTEM EXTRA MAANDAG 24 OKTOBER 1988
T50
tl van St. Franciscus
s Wurst
bar!
Britse sufferds
I;,rijkshoeve, een bui
len bij Den Dolder, zal
Li veel lezers iets zeg-
Ln. De beweging van
Ee Tachtigers in de vo-
Cge eeuw wel. Dat huis
seen trefpunt geweest
jan talrijke artistieke
lersoonlijkheden uit
jje periode.
Afstand
Londen
^gelbank
Enthousiast
Schuilkerken
Kloostermuren
Verboden
Zolder
het
|r vele
geo-
7 -\v
va-
leeft er
tul van
zijn
or de
opinie-
iten zo-
lukraak
stoere
bntdek-
ortgele-
i lichte
Ie vraag
pttannië
op de
lan het
vaar de
■procent
•igen om
pais wij-
Enge-
te ont-
ng van
■gte van
st of in
procent
erekend
:ht dat
Afri-
op een
men-
a. Aard-
niet de
noderne
tegen-
rozig
rt. Maar
itmetica
Ifde test
onder-
gewoon
;ien ma-
au over-
■rekenen
nburger,
appel-
zouden
brboekje
46 pro-
wijs te
ngewik-
British
adse ge
ef een
i en he
iden het
de vraag:
|6? Som-
i de Eer-
bgonnen.
Britse
llem van
Engelse
>skis
race-
fcircuits.
■en
doen het als deze
ook pinda's etend,
en wat mijn verbaasde
ogen zagen
op de zijkant van de wagen,
was hoe Van Gend Loos het I
doet: I
„Wij doen het" staat er
„graag en goed".
an Macon
de mussen
in de kerk,
larkussen.
st me zo'n worstje, chérie
in de charcuterie:
ont ces saucissons-ci?
•ouwde chérie mij toen toe
ont six sous!
igikde
itje
c?
ede is,
ik hier
vloerkleed weeft
r draadjes vallen
ruchtig te kennen geeft:
nkel bij Allah.
'achtigers op de Ewijkshoeve
koning Harold versloeg in <j,
veldslag van Seniac of Hastins
Het is sedert die historische d,
turn dat de Britten Frans pratè
met een sterk Engels accent.
Met hun taalkennis is
trouwens ook droevig gesteld
Op de vraag: wat betekent he
Franse 's'il vous plait' (dat doo
de meeste Britten 's'il vous plee'
wordt uitgesproken) ant-
woordde een op vier van de
1.000 ondervraagde personen
„Geen idee!" Zo'n 13 procent
gaf een fout antwoord. Bijna
alle anderen dachten dat he
'dank u' wil zeggen.
Door Roger Simons
Op het terrein van de
mene kennis werd doodonschi
dig gevraagd wie lan Paislt
was. De meeste Britten bleke
Ulsters demagoog die de pat
als een antichrist beschoin
voor een prominente rooms-h-
tholiek te nemen. Een op
van de ondervraagde Britts
wist al evenmin wie (minist
van financiën) Nigel Lawsoi
was. Foutloos spellen konden zijl
evenmin. Hun minister van on
derwijs, Kenneth Baker, vooi
de uitslag van deze inteligentii
test dan ook „sterk verontrus-l
tend." Hij zei in een interview:
„Het bewijs is nu geleverd dat ii
ons land op het gebied van 01
derwijs nog heel wat te doenl
valt."
Van Ierse zijde werd met het!
mes in de open wonde gewroet.
De Britten houden hun Ierse
broeders wat graag voor „alle
maal even oliedom," maar uitl
een intelligentietest met dezelfde!
vragen in Dublin is gebleken datl
praktisch iedereen ze daar feil-l
loos kon beantwoorden. Datl
deed in Londen de deur dicht, f
De oppositie valt premier That- T
cher nu opnieuw aan. Volgens
Labour en de democraten is in-[
derdaad gebleken dat er watl
schort aan de opvoeding van hetl
gewone volk. „De conservatie-1
ven investeren te weinig in hetl
onderwijs", zeggen zij. „Daar-[
door komt het dat onze menseal
bezwaarlijk de schranderste van
Europa kunnen worden
noemd."
nor Henk Egbers
Willem Witsen, die er toen
Loonde, was daarbij de
Lntrale figuur. Rein van
«er Wiel heeft tamelijk ge-
fjetailleerd en gedocumen-
:erd beschreven wat er
'issen 1882 en 1890 ge-
jairde in het persoonlijke
Ito artistieke leven van
Witsen en zij n vrienden.
llVant deze wereld, Willem, is
i droeve./ Jij weet dat niet,
[ij bent één dier onrijpen, Die
lechts de schoonheid zien, en
iet begrijpen. Dat wij, te al-
mt, omringd zijn door boeven
Dat dichtte Willem Kloos bij
dood van Witsen in 1923.
[illem Witsen (1860-1923) was
:n aristocraat, zegt Van der
'iel. Ewijkshoeve, het buiten
an zijn vader, was een tref-
*int voor de Nieuwe-Gids be
en trok tevens artisten
lit" de vorige generatie als
ienden van zijn vader.
Het boek schetst eerst het
ider: de Romantiek in Neder-
id in de literatuur (o.a. Beest,
teken Huet, Alberdingk
ijm sr), de schilderkunst (o.a.
ielfhout, Koekkoek, Israels,
iaris, Mauve) en de muziek
,a. Tollens, Hije en Verhulst).
troffen deze disciplines
;aar in het tijdschrift De
lieuwe Gids. In het kort wordt
Ie oprichting daarvan en de te-
irgang (dronkenschap Kloos,
luwelijk Witsen e.d.) getekend.
Motte wordt het derde ele-
lent dat bepalend is geweest
'oor deze periode, de Amster-
le academie en De Neder-
idse Etsclub, gekarakteri-
ird.
„Na een periode van hevige
linvloeding, heftige vriend-
Vhn links naar rechts: Willem Witsen, Willem Kloos, Hein Boeken en Maurits van der Valk. Foto door J. Jessurun de
Mesquita uit ongeveer 1888.
schappen en creatieve wedijver
liepen de wegen uiteen, soms
voor altijd. Breitner en Israels,
Kloos en Verwey, Witsen en
Veth lieten elkaar aan het eind
van de jaren tachtig los. De
normen werden verscherpt en
maakten een keuze noodzake
lijk. Net als De Nieuwe Gids
ging De Nederlandse Etsclub in
1894 'gebroken' verder. De
breuk had niet met ruzies,
maar alleen met creatieve ver
anderingen te maken".
In de volgende acht hoofdstuk
ken is het kernpunt de familie
Witsen, de Ewijkshoeve en de
mensen die er in en uit gingen.
Eigenlijk zijn het gebeurtenis
sen die je nog dagelijks om je
heen ziet, maar die hebben nog
geen historische afstand. Door
die honderdjarige distantie, het
artistieke aureool en het verli
teraturen van levens zijn ze nu
gemeengoed geworden. Hoe
privé literatuur kan worden!
Dat geldt uiteraard niet voor
alles, want deze mensen waren
tevens exponenten van een cul
tuur, die nu geschiedenis is.
Maar als je deze historie leest
en projekteert op de actualiteit,
op het leven om je heen hier en
nu, kun je van die reflecties
krijgen
In de Ewijkshoeve kom je
onder meer tegen Jac van
Looy, Allebé, Derkinderen,
Diepenbrock, Röntgen, Toor-
op... Maar zoon Willem kreeg
het er benauwd. Nog meer zijn
zus Anna. Zij wandelt als een
van de weinige vrouwen door
de mannengemeenschap van
dit boek; als een tragische fi
guur, die zich mislukt voelt in
haar carrière en liefdesleven
en zelf een eind maakt aan
haar bestaan.
Een andere bezoeker, de
mentor van Van Gogh, Anton
Mauve, behoorde ook niet tot
het opgewekste deel der mens
heid. Maar hij (en anderen)
schilderden er de tuin. Als Veth
terugkeert vanuit het Bra
bantse Dongen, waar hij als
Allebé en Neuhuys werkte, en
op Ewijkshoeve zijn intrek
neemt, schrijft hij dat Allebé's
waanzin hem aan Hamlet doet
denken en Mauve's liefde voor
de natuur is als de eeuwige
groeikracht van de natuur zelf.
Ook via de Ewijkshoeve
groeide er in die jaren een
sterke band tussen beeldende
kunstenaars en literatoren. De
namen van Van Deyssel, Van
Eeden, Kloos, Verwey e.a. spe
len daarbij een rol. In De
Nieuwe Gids kwam de beel
dende kunst aan de orde via
onder meer kunstkritieken van
Witsen (vijf van zijn artikelen
zijn als bijlage aan dit boek
toegevoegd).
Witsen, die zelf een lastig heer
schap wordt genoemd, wordt
door Amsterdam weggezogen
en als de Engelse Blanche hem
daar nog meer bindt,gaat hij er
werken in het voormalige ate
lier van Breitner. Later ver
trekt hij naar Londen: Blanche
achterna. In Londen is hij een
tijdlang een toevluchtsoord
voor tobbende artistieke vrien
den (onder meer Karsen - over
wie Rein van der Wiel het
merkwaardige boek 'Een
droom en een scheidsgerecht'
verzorgde).
Witsen wordt uiteindelijk
vooral om zijn trouw aan zijn
vrienden geprezen. Die trouw
had hij niet voor Blanche, want
hij keerde terug naar Neder
land om met Betsy van Vloten
te trouwen. Een huwelijk dat
zes jaar overeind bleef, waarna
Betsy met de drie kinderen
naar België uitweek. Zijn hu
welijk met Marie Schorr in 1903
was tot zijn dood in 1923 geluk
kiger.
Natuurlijk komt ook de
kunst aan de orde in dit boek.
Vaak in anekdotische zin. Ty
perend voor het leefgevoel in
die dagen is bijvoorbeeld een
gedicht dat Verwey schreef bij
het huwelijk van Thijms zoon
Karei: „Al gindsch goedleefsch
pastoor den geel'gen wijn
Toont boven 't hoofd, dan leêgt
en 't weidsch bokaal Voor
houdt aan 't vól-doend knaap
je, - en zóo, driemaal, Zwelgt,
en maakt, midde'in 't heiligste,
een festijn Van wijn en
reukwerk, bloeme'en lichtjes-
schijn Op hooge kaarsen, - 't
veelmannig koraal Dreunt de
ooren dronke', - en loom van
zijns lusts maal Wijdt hij hun
lust: die zal in Gods Naam zijn
Er kan nauwelijks een be
tere sfeer- en mentaliteitska-
rakteristiek voor de inhoud
van dit goed geschreven boek
gegeven worden. Voor liefheb
bers.
Rein van der Wiel: 'Ewijkshoeve,
tuin van tachtig'. Uitg. Querido,
prijs 29,50.
Door Henk Egbers
„Mijn probleem was niet
dat ik geen ideeën had,
mijn probleem was dat ik
ze te veel had", aldus de
verteller in 'De mentor',
een roman van Marcel
van der Linden (53). Dat
lijkt een autobiografische
bewering, gezien de stort
vloed van beelden, ideeën,
metaforen die Van der
Linden als auteur over het
hoofd van de lezer uitgiet;
een overmaatse warwin
kel.
Van der Linden wordt gepre
senteerd als iemand die in
1935 in Antwerpen geboren
is. Basta. Hij dient zijn boek
op als de tegenhanger van
Mulisch' Pupil. Bij Mulisch
gaat het om het schrijver
schap in een wordend mens.
Bij Van der Linden, met de
leeftijd van een mentor,
wordt het mislukte schrij
verschap uitgebuit. „Dit is
het verhaal van een misluk
keling, van een schrijver
zonder opvallende eigen
schappen, die op geen enkel
meesterwerk kan terugblik
ken en wiens privé-leven
even chaotisch is als zijn ge
schrijf. In mijn verhalen zit
dezelfde worm als in mijn le
ven: het onvermogen om te
kiezen, om eigenschappen te
hebben. Dit verhaal is me
aangewaaid, het toeval heeft
het zijn vorm gegeven".
Deze eerste alinea van het
boek is beter dan het Mulisch
bla-bla op de achterzijde. De
onechte schrijver schrijft het
verhaal over de onechte
mens. Haha, de onechte lezer
zit ermee opgescheept, mag
rikraaien en zichzelf inpak
ken met Christo, die in Ame
rika een World Trade Center
inpakt. Een weggooi-wereld,
met weggooimensen in een
weggooi-verhaal, aange
waaid in twintig dagen (Ant
werpen 1-21 juni 1987).
Een bezopen Vlaming
wordt in het land der dromen
door de vampierachtige Pa
loma als haar mentor be
noemd. Mister Dangerous!
Paloma leeft in een cleane
plastic wereld. „Ik zat gevan
gen in een klinisch delirium.
Paloma's doos van Pandora.
Piggy (Barbara, genoemd
naar het varkentje van de
Muppet Show) is er om zijn
emotionele behoeften op, te
vangen. Iedereen speelt zijn
rol in een onecht society-le-
ven. Paloma en de Vlaamse
Dangerous ondergaan een
vader-dochter-trauma. Nog
erger: „Ik was niet haar dad
dy, maar haar hond" (al zie je
dat wel eens samengaan).
Het World Trade Center -
een pretentieus gebouw dat
een versnipperde wereld aan
je voeten legt - levert kijk-
nood op. De bedriegelijke
wereld wordt nog eens extra
geaccentueerd door een
Escher-achtige kamer van
Paloma; een idee van haar
psychiater die haar slape
loosheid weet aan angst voor
de vader. Leven met illusies
lijkt een geneesmiddel of op
zijn minst een drug.
Claes Oldenburg, Christo
en Woody zijn de artisten die
haar ideeën of illusies moe
ten realiseren. „Vrouwen
gaan met een ülusie naar bed
en maken er een werkelijk
heid van. Mannen zaaien il
lusies in het bed van de reali
teit". Paloma verandert het
WTC in een enorme wasknij
per. Haar lover John komt er
met een lasershow, waarbij
het probleem van de repro
duceerbaarheid gesteld
wordt, zoals Van der Heijden
in zijn laatste roman doet.
„Aan zijn technische repro
duceerbaarheid gaat een
mens dood als een hoer aan
haar klanten".
Van der Linden speelt een
spel met beelden, die demon
streren dat hij goed is inge
voerd in de wereld van de
beeldende kunst en de litera
tuur. Hij zaait verwarring en
maakt de wereld imaginair.
Dat ik het boek uitlas, on
danks mijn ergenis, zegt mij
dat ik het 'ergens' goed vind,
maar ongrijpbaar. Dat onde
finieerbare 'ergens' staat er
met opzet, want de inhoud
van het boek lijkt vacuüm
verpakt.
Marcel van der Linden: De
mentor-uitg. De Bezige Bij -
24,50.
»r Henk Egbers
TOEREND AAL - „In West-
Jrabant is het kerkelijk le
ven altijd wat liberaler ge
bleven dan in de rest van de
provincie." Dr. Frans Jes-
ers uit Oosteind (bij Oos-
erhout) komt onder meer
ot deze conclusie na zijn
rondig historisch onder
dek naar het functioneren
van de kerkmuziek (met
name naar de zangkoren) in
Noord-Brabant in de 17e-
peeuw.
iMet de dissertatie 'Loflyk werk
|er Engelen' - als 78e deel van
Ke 'Bijdragen tot de geschiede
nis van het Zuiden van Neder-
pnd' in de handel verschenen -
promoveerde hij onlangs aan
P theologische faculteit Til-
Jburg. Een smakelijk-weten-
Ichappelijk boekwerk.
|Wat mij vooral interesseerde,
pas niet hoe bisschoppen en
pastoors met het rooms-katho-
Pke geloof zijn omgegaan,
paar het kerkvolk. Ik pro-
Nrde te achterhalen of men
jan van onderop dingen kun-
jiffl veranderen of inkleuren;
F' dat ze steeds van bovenaf
|edirigeerd worden. De ge-
ahiedenis vertelt ons dat met
ame de kerkkoren invloed
ÏÏen en hebben - er zijn nog
fMO r.-k. kerkkoren in Neder-
and op dit moment.
1 Je ziet dat deze zangkoren
Pen eigen uitvinding zijn van
F Republiek der Nederlanden.
Berkkoren als bij ons bestaan
r® steeds niet in de Vati
caanse papieren. Rome werkt
pet betaalde beroepsmuzikan-
Bn. In Frankrijk gebeurt dat
pok. In Duitsland floreert, in
leenstelling met Nederland,
fwal de gemeente(volks)zang
|n in Vlaanderen kent men de
F°ren ook niet in de mate als
l'J ons."
pis Jespers' belangstelling
J de invloed van de gewone
Fan op het kerkleven via de
fVgcultuur heeft ongetwijfeld
»if ,majven met het feit dat
r Wekelijks nog op de orgel-
Tri Z1f in het Limburgse
Fimmen; to de parochiekerk.
I!'Wo°nt to het nabijgelegen
«9an onKtot hij sinds
V\aan de universiteit voor
fieoiogie en pastoraat te Heer-
F wijsgerige vakken doceert,
pobby 'S ec^ter meer dan een
LNJ. ?ito theologische studies
en Nijmegen stu-
h* bij Maurice Pirenne
lswaan bet Brabants conser-
Lnrf m 'n Tilburg. Van zijn
verschenen nogal wat
boeken en publicaties in klei
ner verband over Brabantse
orgels. Ook had hij zijn be
moeienissen met die fraaie se
rie grammofoonplaten over de
Brabantse orgelcultuur. Mu
ziek ging een evengrote rol in
zijn leven spelen als de theolo
gische/wijsgerige vakken. Ze
ker ook toen Erika Tieleman,
organiste en pianiste, uit Et-
ten-Leur zijn echtgenote werd.
Maar zijn theologische en mu
zikale achtergronden komen
samen in het boek 'Het loflyk
werk der Engelen'.
Eigenlijk een wat moeilijk
proefschrift voor 'Tilburg', dat
geen muzikale traditie kent.
Dat bleek al eerder bij de pro
motie van Hein Zomerdijk op
'Het muziekleven in Noord-
Brabant 1850-1914', waarin met
name de artistieke kant ervan
bekeken werd. Frans Jespers
bouwt de beperkte gegevens
van Zomerdijk en de eenzijdige
aandacht van A. Kat in zijn
'Geschiedenis der Kermuziek'
voor het Bovenmoerdijkse veel
verder uit en bekijkt deze his
torie vanuit een heel eigen stek.
Prof.dr. H. van den Eeren-
beemt toonde zich bij de pro
motie zeer enthousiast over de
werkwijze van Jespers. De re
gionale geschiedschrijving
wordt hier vooral opgediend
als een mentaliteitsgeschiede
nis; een richting in de actuele
geschiedschrijving die ook door
prof.dr. W. Frijhoff - redactie
lid van de Bijdragen - wordt
gestimuleerd.
Het is een heel leuk boek om
te lezen; als je een wetenschap
pelijk werk zo mag kwalifice
ren! Wetenschap kan ook leuk
zijn. Frans Jespers heeft heel
wat parochie- en bisdomar
chieven in Brabant omgespit
en haalde talrijke anekdotische
gegevens boven. Die leverden
een smeuïg verhaal op. Maar
dat was niet voldoende. Er
moest ook wetenschap mee be
dreven worden. Het onderwerp
heeft kerkhistorische-, litur
gisch- en muzikaal-weten-
schappelijke aspecten. De
anecdote moest daarheen opge
tild worden. Dat gebeurt op een
manier die het gemakkelijk
leesbare en het boeiende in tact
laat.
Frans Jespers: „Je gaat dan
bijvoorbeeld verklaringen zoe
ken voor feiten als dat de naam
'Confrérie' voor een zangkoor
in West-Brabant veel meer
voorkwam dan in Oost-Bra
bant; dat orkesten in de kerk in
West-Brabant veel langer ge
tolereerd zijn dan in de rest
van de provincie; dat je in
West-Brabant in de loop der
eeuwen steeds vrouwen in de
kerkkoren tegenkomt en in
Oost-Brabant nergens; etcete
ra.
Hoewel Frans Jespers moet
concluderen dat Noord-Bra
bant geen typische eigen kerk-
muzikale ontwikkeling gekend
heeft in de periode van de 17e
tot en met de 19e eeuw, luidt
zijn antwoord op de vraag
waarom hij de laatste honderd
jaar in zijn boek niet heeft
meegenomen: „Honderd jaar
geleden viel de regionale
inkleuring weg en draaiden dé
kerkkoren hier verder mee in
de internationale muzikale
ontwikkelingen met bijvoor
beeld de invloed vanuit het
Duitse Regensburg".
Ik herinner me uit mijn
jeugd het kerkkoor met missen
van Halier, Mitterer, Ett, Pero-
siWel ja, die worden van
daag de dag nog steeds gezon
gen. Eigenlijk zijn ze nooit
weggeweest, want de volks
zang heeft hier - ondanks de
misweken met de paters Lo-
huis en Brüning - nooit vaste
voet gekregen. De zangkoren
maakten de dienst uit! Annie
Bank heeft in 1987 weer een
mis uitgegeven van Reijniers
uit Tilburg" (een componist
van de Caeciliaanse school, die
ook in zijn boek voorkomt).
Het verhaal begint in de eeuw
waarin de Tachtigjarige Oor
log en de katholieke hervor
ming of contrareformatie van
grote invloed waren. De vroeg-
barok die juist zijn intrede had
gedaan, werd onmogelijk ge
maakt door de Staatse over
heersing; de schuilkerken
maakten niet zoveel meer mo
gelijk. Na de Franse inval in
1672 kon de kerkzang in ere
hersteld worden.
Frans Jespers heeft vooral
aan de hand van oude kerkre
keningen nogal wat terug kun
nen vinden. De oudste stam
men uit Breda (Brugstraat-
kerk). Daaruit valt het begin
van een geregelde koorpraktijk
af te leiden. Maar hij vond ook
een ruzie terug in Etten om het
Frans Jespers keek vanaf de koorbank naar drie eeuwen kerkvolk.
- FOTOARNAUDNILWIK
oxaal in 1713. Een koorregle
ment in Dongen uit 1750 infor
meert over de gang van zaken.
Om lid te worden van het kerk
koor moest je entree betalen; in
Steenbergen zes gulden (het
dagloon van een arbeider be
droeg tien tot veertien stui
vers). In 1746 bestond in Breda
de helft van het koor uit onge
huwde dames ('kwezels'). Het
repertoire bevatte louter gre
goriaans. Een dirigent was er
niet, wel een voorzanger.
Eind 18e eeuw raakte het
gregoriaans uit de gratie. Uit
de koorbibliotheek van Breda
plukt Frans Jespers 'Misse met
2 Partije' uit 1776. Vanaf de ja
ren zeventig van de 18e eeuw
worden orgel of een instru
mentaal ensemble steeds meer
ingeschakeld. Tussen 1770 en
1795 waren er instrumentale
ensembles in Alphen en
Chaam. Men mocht de instru
menten niet meenemen en ze
ker niet 'bezigen tot spel van
dartel gezelschappen of bijeen
komsten van ongelijke perso
nen'.
Het ensemble van Chaam
werd opgericht door pastoor
Marcus Maassen (1766-1779) die
zelf musicus was. Daar klon
ken drie klarinetten, een bas en
een fagot. Overal is sprake van
boetes en het Ceciliafeest. De
zangers werden steeds eigenge-
reider en in 1787 stuurt de pas
toor van Hoogerheide een aan
tal personen onder wie een pro
testant van het oxaal.
Tussen deze anecdotes door
mengt Frans Jespers bijvoor
beeld een hele orgelgeschiede
nis voor deze Brabantse perio
de; ook de ontwikkelingen bin
nen de kloostermuren worden
afzonderlijk meegenomen; et
cetera. Eind zeventiende en be
gin achttiende eeuw staan in
het teken van de opkomst der
'muziekmissen' en de 'Duitse
missen', waarvan de gevolgen
tot in onze dagen speurbaar
zijn. Oud-Gastel blijkt de eer
ste Brabantse plaats waar uit
drukkelijk naar Duitse muziek
(zes Augsburgse missen) ver
wezen wordt. Het ging om ver
eenvoudigde uitgaven van de
Weense klassieken zoals
Haydn en Mozart.
De ensembles werden toen
uitgebouwd tot orkesten. Oud-
Gastel, Gilze, Chaam en
Roosendaal hebben orkesten.
Maar tussen 1796 en 1815 wer
den er in Brabant ook 45 orgels
verkocht. Er groeide weerstand
tegen deze muziekmissen. De
Bossche vicaris Van Alphen
zei, dat meerstemmige muziek
een vorm van zedenbederf was.
De Bredase vicaris Van Don
gen was gematigder.
Rond 1830 komt er een kente
ring vanuit Duitsland (o.a. Re
gensburg) en een herwaarde
ring van het gregoriaans (So-
lesmes/Guéranger); in Neder
land gepropageerd door Nico-
laus Janssen, een priester uit
Den Bosch. In de Antoniuskerk
van Breda wilde men daarvan
niets weten. Was het koor niet
opgericht met het doel: 'opvoe
ring van indrukwekkende
koormuziek'...! Het oefende on
der leiding van de organist van
de Grote (hervormde) kerk, H.
Umland.
Een dieptepunt in de kerkmu
ziek trad op na het herstel van
de bisschoppelijke hiërarchie
in 1853. Het aantal gezongen
missen nam zodanig toe dat het
een last werd; orkesten werden
verboden. Er was geen lol meer
aan. In Oudenbosch trok men
zich er, onder leiding van pas
toor Hellemons, niets van aan
en voerde er met orkest grote
muziekmissen uit. Wel begoft
het kerkvolk meer liederen te
zingen op bedevaart en in het
lof.
In 1903 vaardigde Pius X een
'motu proprio' over de kerkmu
ziek uit, die een jaar later door
de Nederlandse bisschoppen
werd aangescherpt. Dat bete
kende het eind van een tijd
perk. De bisschop van Breda
liet alle koren een opgave doen
hun muziekinventaris op te
sturen. Vervolgens liet het bis
dom weten wat niet meer ge
zongen mocht worden en van
de zangzolder moest verdwij
nen. Aldus zijn vrijwel alle
zangboeken van voor 1880 ver
dwenen.
Frans Jespers concludeert
onder meer dat de reconstruc
tie van de zangpraktijk zoals
hij die heeft gemaakt enkele
verrassende momenten ople
verde, zoals rond het harmo
nisch gregoriaans, het alterna-
timspel, de ensembles en ka
pelmeesters. Verder dat de cle
rus niet in staat bleek de voor
schriften te bewaken.
De leden van de hogere stan
den waren de eigenlijke kerk
musici, die om eigen genoegen
of uit devotie de muziekmissen
en het gregoriaans uitvoerden.
De gewone mensen (arbeiders,
kleine boeren) misten de ont
wikkeling om het gregoriaans
mee te zingen en waren bij de
burgerlijke colleges en kerke
lijke orkesten niet welkom. Ze
moesten zich beperken tot luis
teren en zachtjes bidden.
Met genoegen herinnert Frans
Jespers zich bijvoorbeeld hoe
hij op de zolder van de pastorie
van Geertruidenberg een kist
terugvond die in zestig tot
tachtig jaar niet open was ge
weest en hem zeer interessant
materiaal opleverde. De paro
chiële koorbibliotheek van 1853
was daardoor te reconstrueren.
Er bleek een plaatselijke koor
zanger (Schattelijn) als compo
nist werkzaam geweest te zijn.
Frans Jespers is bezig uit
zijn gevonden materiaal een
tentoonstelling samen te stel
len. Deze zal van 31 maart tot
28 mei 1989 te zien zijn in het
Stedelijk en Bisschoppelijk
Museum van Breda. In samen
hang hiermee zullen enige con
certen worden georganiseerd.
Ook vindt van 18 tot 20 mei 1989
in Breda een congres plaats
over liturgische muziek in de
jaren negentig, onder auspiciën
van de Nederlandse St.-Grego-
riusvereniging en de stichting
Het Brabantse Orgel. Frans
Jespers meent: „Opvallend is
dat er na het tweede Vaticaans
concilie aan de opzet van de
zangkoren, zoals die al enkele
eeuwen bestaat, niets is veran
derd. De gemiddelde leeftijd in
de 4.000 kerkkoren heden ligt
tamelijk hoog, maar ze zijn nog
steeds een niet weg te denken
element in de katholieke kerk."
Dr. F.P.M. Jespers: Het loflyk
werk der Engelen. De katholieke
kerkmuziek in Noord-Brabant van
het einde der zeventiende eeuw tot
het einde der negentiende eeuw'.
Uitg. Stichting Zuidelijk Histo
risch Contact Tilburg, prijs 60.