Kerkkoren maken al eeuwen de dienst uit Het leven vacuüm verpakt door Marcel v.d. Linden IE£ UI jOEK OVER TREFPUNT VAN BEELDENDE KUNSTENAARS EN SCHRIJVERS FRANS JESPERS PROMOVEERDE OP BRABANTSE KERKMUZIEK nflSTEM EXTRA MAANDAG 24 OKTOBER 1988 T50 tl van St. Franciscus s Wurst bar! Britse sufferds I;,rijkshoeve, een bui len bij Den Dolder, zal Li veel lezers iets zeg- Ln. De beweging van Ee Tachtigers in de vo- Cge eeuw wel. Dat huis seen trefpunt geweest jan talrijke artistieke lersoonlijkheden uit jje periode. Afstand Londen ^gelbank Enthousiast Schuilkerken Kloostermuren Verboden Zolder het |r vele geo- 7 -\v va- leeft er tul van zijn or de opinie- iten zo- lukraak stoere bntdek- ortgele- i lichte Ie vraag pttannië op de lan het vaar de ■procent •igen om pais wij- Enge- te ont- ng van ■gte van st of in procent erekend :ht dat Afri- op een men- a. Aard- niet de noderne tegen- rozig rt. Maar itmetica Ifde test onder- gewoon ;ien ma- au over- ■rekenen nburger, appel- zouden brboekje 46 pro- wijs te ngewik- British adse ge ef een i en he iden het de vraag: |6? Som- i de Eer- bgonnen. Britse llem van Engelse >skis race- fcircuits. ■en doen het als deze ook pinda's etend, en wat mijn verbaasde ogen zagen op de zijkant van de wagen, was hoe Van Gend Loos het I doet: I „Wij doen het" staat er „graag en goed". an Macon de mussen in de kerk, larkussen. st me zo'n worstje, chérie in de charcuterie: ont ces saucissons-ci? •ouwde chérie mij toen toe ont six sous! igikde itje c? ede is, ik hier vloerkleed weeft r draadjes vallen ruchtig te kennen geeft: nkel bij Allah. 'achtigers op de Ewijkshoeve koning Harold versloeg in <j, veldslag van Seniac of Hastins Het is sedert die historische d, turn dat de Britten Frans pratè met een sterk Engels accent. Met hun taalkennis is trouwens ook droevig gesteld Op de vraag: wat betekent he Franse 's'il vous plait' (dat doo de meeste Britten 's'il vous plee' wordt uitgesproken) ant- woordde een op vier van de 1.000 ondervraagde personen „Geen idee!" Zo'n 13 procent gaf een fout antwoord. Bijna alle anderen dachten dat he 'dank u' wil zeggen. Door Roger Simons Op het terrein van de mene kennis werd doodonschi dig gevraagd wie lan Paislt was. De meeste Britten bleke Ulsters demagoog die de pat als een antichrist beschoin voor een prominente rooms-h- tholiek te nemen. Een op van de ondervraagde Britts wist al evenmin wie (minist van financiën) Nigel Lawsoi was. Foutloos spellen konden zijl evenmin. Hun minister van on derwijs, Kenneth Baker, vooi de uitslag van deze inteligentii test dan ook „sterk verontrus-l tend." Hij zei in een interview: „Het bewijs is nu geleverd dat ii ons land op het gebied van 01 derwijs nog heel wat te doenl valt." Van Ierse zijde werd met het! mes in de open wonde gewroet. De Britten houden hun Ierse broeders wat graag voor „alle maal even oliedom," maar uitl een intelligentietest met dezelfde! vragen in Dublin is gebleken datl praktisch iedereen ze daar feil-l loos kon beantwoorden. Datl deed in Londen de deur dicht, f De oppositie valt premier That- T cher nu opnieuw aan. Volgens Labour en de democraten is in-[ derdaad gebleken dat er watl schort aan de opvoeding van hetl gewone volk. „De conservatie-1 ven investeren te weinig in hetl onderwijs", zeggen zij. „Daar-[ door komt het dat onze menseal bezwaarlijk de schranderste van Europa kunnen worden noemd." nor Henk Egbers Willem Witsen, die er toen Loonde, was daarbij de Lntrale figuur. Rein van «er Wiel heeft tamelijk ge- fjetailleerd en gedocumen- :erd beschreven wat er 'issen 1882 en 1890 ge- jairde in het persoonlijke Ito artistieke leven van Witsen en zij n vrienden. llVant deze wereld, Willem, is i droeve./ Jij weet dat niet, [ij bent één dier onrijpen, Die lechts de schoonheid zien, en iet begrijpen. Dat wij, te al- mt, omringd zijn door boeven Dat dichtte Willem Kloos bij dood van Witsen in 1923. [illem Witsen (1860-1923) was :n aristocraat, zegt Van der 'iel. Ewijkshoeve, het buiten an zijn vader, was een tref- *int voor de Nieuwe-Gids be en trok tevens artisten lit" de vorige generatie als ienden van zijn vader. Het boek schetst eerst het ider: de Romantiek in Neder- id in de literatuur (o.a. Beest, teken Huet, Alberdingk ijm sr), de schilderkunst (o.a. ielfhout, Koekkoek, Israels, iaris, Mauve) en de muziek ,a. Tollens, Hije en Verhulst). troffen deze disciplines ;aar in het tijdschrift De lieuwe Gids. In het kort wordt Ie oprichting daarvan en de te- irgang (dronkenschap Kloos, luwelijk Witsen e.d.) getekend. Motte wordt het derde ele- lent dat bepalend is geweest 'oor deze periode, de Amster- le academie en De Neder- idse Etsclub, gekarakteri- ird. „Na een periode van hevige linvloeding, heftige vriend- Vhn links naar rechts: Willem Witsen, Willem Kloos, Hein Boeken en Maurits van der Valk. Foto door J. Jessurun de Mesquita uit ongeveer 1888. schappen en creatieve wedijver liepen de wegen uiteen, soms voor altijd. Breitner en Israels, Kloos en Verwey, Witsen en Veth lieten elkaar aan het eind van de jaren tachtig los. De normen werden verscherpt en maakten een keuze noodzake lijk. Net als De Nieuwe Gids ging De Nederlandse Etsclub in 1894 'gebroken' verder. De breuk had niet met ruzies, maar alleen met creatieve ver anderingen te maken". In de volgende acht hoofdstuk ken is het kernpunt de familie Witsen, de Ewijkshoeve en de mensen die er in en uit gingen. Eigenlijk zijn het gebeurtenis sen die je nog dagelijks om je heen ziet, maar die hebben nog geen historische afstand. Door die honderdjarige distantie, het artistieke aureool en het verli teraturen van levens zijn ze nu gemeengoed geworden. Hoe privé literatuur kan worden! Dat geldt uiteraard niet voor alles, want deze mensen waren tevens exponenten van een cul tuur, die nu geschiedenis is. Maar als je deze historie leest en projekteert op de actualiteit, op het leven om je heen hier en nu, kun je van die reflecties krijgen In de Ewijkshoeve kom je onder meer tegen Jac van Looy, Allebé, Derkinderen, Diepenbrock, Röntgen, Toor- op... Maar zoon Willem kreeg het er benauwd. Nog meer zijn zus Anna. Zij wandelt als een van de weinige vrouwen door de mannengemeenschap van dit boek; als een tragische fi guur, die zich mislukt voelt in haar carrière en liefdesleven en zelf een eind maakt aan haar bestaan. Een andere bezoeker, de mentor van Van Gogh, Anton Mauve, behoorde ook niet tot het opgewekste deel der mens heid. Maar hij (en anderen) schilderden er de tuin. Als Veth terugkeert vanuit het Bra bantse Dongen, waar hij als Allebé en Neuhuys werkte, en op Ewijkshoeve zijn intrek neemt, schrijft hij dat Allebé's waanzin hem aan Hamlet doet denken en Mauve's liefde voor de natuur is als de eeuwige groeikracht van de natuur zelf. Ook via de Ewijkshoeve groeide er in die jaren een sterke band tussen beeldende kunstenaars en literatoren. De namen van Van Deyssel, Van Eeden, Kloos, Verwey e.a. spe len daarbij een rol. In De Nieuwe Gids kwam de beel dende kunst aan de orde via onder meer kunstkritieken van Witsen (vijf van zijn artikelen zijn als bijlage aan dit boek toegevoegd). Witsen, die zelf een lastig heer schap wordt genoemd, wordt door Amsterdam weggezogen en als de Engelse Blanche hem daar nog meer bindt,gaat hij er werken in het voormalige ate lier van Breitner. Later ver trekt hij naar Londen: Blanche achterna. In Londen is hij een tijdlang een toevluchtsoord voor tobbende artistieke vrien den (onder meer Karsen - over wie Rein van der Wiel het merkwaardige boek 'Een droom en een scheidsgerecht' verzorgde). Witsen wordt uiteindelijk vooral om zijn trouw aan zijn vrienden geprezen. Die trouw had hij niet voor Blanche, want hij keerde terug naar Neder land om met Betsy van Vloten te trouwen. Een huwelijk dat zes jaar overeind bleef, waarna Betsy met de drie kinderen naar België uitweek. Zijn hu welijk met Marie Schorr in 1903 was tot zijn dood in 1923 geluk kiger. Natuurlijk komt ook de kunst aan de orde in dit boek. Vaak in anekdotische zin. Ty perend voor het leefgevoel in die dagen is bijvoorbeeld een gedicht dat Verwey schreef bij het huwelijk van Thijms zoon Karei: „Al gindsch goedleefsch pastoor den geel'gen wijn Toont boven 't hoofd, dan leêgt en 't weidsch bokaal Voor houdt aan 't vól-doend knaap je, - en zóo, driemaal, Zwelgt, en maakt, midde'in 't heiligste, een festijn Van wijn en reukwerk, bloeme'en lichtjes- schijn Op hooge kaarsen, - 't veelmannig koraal Dreunt de ooren dronke', - en loom van zijns lusts maal Wijdt hij hun lust: die zal in Gods Naam zijn Er kan nauwelijks een be tere sfeer- en mentaliteitska- rakteristiek voor de inhoud van dit goed geschreven boek gegeven worden. Voor liefheb bers. Rein van der Wiel: 'Ewijkshoeve, tuin van tachtig'. Uitg. Querido, prijs 29,50. Door Henk Egbers „Mijn probleem was niet dat ik geen ideeën had, mijn probleem was dat ik ze te veel had", aldus de verteller in 'De mentor', een roman van Marcel van der Linden (53). Dat lijkt een autobiografische bewering, gezien de stort vloed van beelden, ideeën, metaforen die Van der Linden als auteur over het hoofd van de lezer uitgiet; een overmaatse warwin kel. Van der Linden wordt gepre senteerd als iemand die in 1935 in Antwerpen geboren is. Basta. Hij dient zijn boek op als de tegenhanger van Mulisch' Pupil. Bij Mulisch gaat het om het schrijver schap in een wordend mens. Bij Van der Linden, met de leeftijd van een mentor, wordt het mislukte schrij verschap uitgebuit. „Dit is het verhaal van een misluk keling, van een schrijver zonder opvallende eigen schappen, die op geen enkel meesterwerk kan terugblik ken en wiens privé-leven even chaotisch is als zijn ge schrijf. In mijn verhalen zit dezelfde worm als in mijn le ven: het onvermogen om te kiezen, om eigenschappen te hebben. Dit verhaal is me aangewaaid, het toeval heeft het zijn vorm gegeven". Deze eerste alinea van het boek is beter dan het Mulisch bla-bla op de achterzijde. De onechte schrijver schrijft het verhaal over de onechte mens. Haha, de onechte lezer zit ermee opgescheept, mag rikraaien en zichzelf inpak ken met Christo, die in Ame rika een World Trade Center inpakt. Een weggooi-wereld, met weggooimensen in een weggooi-verhaal, aange waaid in twintig dagen (Ant werpen 1-21 juni 1987). Een bezopen Vlaming wordt in het land der dromen door de vampierachtige Pa loma als haar mentor be noemd. Mister Dangerous! Paloma leeft in een cleane plastic wereld. „Ik zat gevan gen in een klinisch delirium. Paloma's doos van Pandora. Piggy (Barbara, genoemd naar het varkentje van de Muppet Show) is er om zijn emotionele behoeften op, te vangen. Iedereen speelt zijn rol in een onecht society-le- ven. Paloma en de Vlaamse Dangerous ondergaan een vader-dochter-trauma. Nog erger: „Ik was niet haar dad dy, maar haar hond" (al zie je dat wel eens samengaan). Het World Trade Center - een pretentieus gebouw dat een versnipperde wereld aan je voeten legt - levert kijk- nood op. De bedriegelijke wereld wordt nog eens extra geaccentueerd door een Escher-achtige kamer van Paloma; een idee van haar psychiater die haar slape loosheid weet aan angst voor de vader. Leven met illusies lijkt een geneesmiddel of op zijn minst een drug. Claes Oldenburg, Christo en Woody zijn de artisten die haar ideeën of illusies moe ten realiseren. „Vrouwen gaan met een ülusie naar bed en maken er een werkelijk heid van. Mannen zaaien il lusies in het bed van de reali teit". Paloma verandert het WTC in een enorme wasknij per. Haar lover John komt er met een lasershow, waarbij het probleem van de repro duceerbaarheid gesteld wordt, zoals Van der Heijden in zijn laatste roman doet. „Aan zijn technische repro duceerbaarheid gaat een mens dood als een hoer aan haar klanten". Van der Linden speelt een spel met beelden, die demon streren dat hij goed is inge voerd in de wereld van de beeldende kunst en de litera tuur. Hij zaait verwarring en maakt de wereld imaginair. Dat ik het boek uitlas, on danks mijn ergenis, zegt mij dat ik het 'ergens' goed vind, maar ongrijpbaar. Dat onde finieerbare 'ergens' staat er met opzet, want de inhoud van het boek lijkt vacuüm verpakt. Marcel van der Linden: De mentor-uitg. De Bezige Bij - 24,50. »r Henk Egbers TOEREND AAL - „In West- Jrabant is het kerkelijk le ven altijd wat liberaler ge bleven dan in de rest van de provincie." Dr. Frans Jes- ers uit Oosteind (bij Oos- erhout) komt onder meer ot deze conclusie na zijn rondig historisch onder dek naar het functioneren van de kerkmuziek (met name naar de zangkoren) in Noord-Brabant in de 17e- peeuw. iMet de dissertatie 'Loflyk werk |er Engelen' - als 78e deel van Ke 'Bijdragen tot de geschiede nis van het Zuiden van Neder- pnd' in de handel verschenen - promoveerde hij onlangs aan P theologische faculteit Til- Jburg. Een smakelijk-weten- Ichappelijk boekwerk. |Wat mij vooral interesseerde, pas niet hoe bisschoppen en pastoors met het rooms-katho- Pke geloof zijn omgegaan, paar het kerkvolk. Ik pro- Nrde te achterhalen of men jan van onderop dingen kun- jiffl veranderen of inkleuren; F' dat ze steeds van bovenaf |edirigeerd worden. De ge- ahiedenis vertelt ons dat met ame de kerkkoren invloed ÏÏen en hebben - er zijn nog fMO r.-k. kerkkoren in Neder- and op dit moment. 1 Je ziet dat deze zangkoren Pen eigen uitvinding zijn van F Republiek der Nederlanden. Berkkoren als bij ons bestaan r® steeds niet in de Vati caanse papieren. Rome werkt pet betaalde beroepsmuzikan- Bn. In Frankrijk gebeurt dat pok. In Duitsland floreert, in leenstelling met Nederland, fwal de gemeente(volks)zang |n in Vlaanderen kent men de F°ren ook niet in de mate als l'J ons." pis Jespers' belangstelling J de invloed van de gewone Fan op het kerkleven via de fVgcultuur heeft ongetwijfeld »if ,majven met het feit dat r Wekelijks nog op de orgel- Tri Z1f in het Limburgse Fimmen; to de parochiekerk. I!'Wo°nt to het nabijgelegen «9an onKtot hij sinds V\aan de universiteit voor fieoiogie en pastoraat te Heer- F wijsgerige vakken doceert, pobby 'S ec^ter meer dan een LNJ. ?ito theologische studies en Nijmegen stu- h* bij Maurice Pirenne lswaan bet Brabants conser- Lnrf m 'n Tilburg. Van zijn verschenen nogal wat boeken en publicaties in klei ner verband over Brabantse orgels. Ook had hij zijn be moeienissen met die fraaie se rie grammofoonplaten over de Brabantse orgelcultuur. Mu ziek ging een evengrote rol in zijn leven spelen als de theolo gische/wijsgerige vakken. Ze ker ook toen Erika Tieleman, organiste en pianiste, uit Et- ten-Leur zijn echtgenote werd. Maar zijn theologische en mu zikale achtergronden komen samen in het boek 'Het loflyk werk der Engelen'. Eigenlijk een wat moeilijk proefschrift voor 'Tilburg', dat geen muzikale traditie kent. Dat bleek al eerder bij de pro motie van Hein Zomerdijk op 'Het muziekleven in Noord- Brabant 1850-1914', waarin met name de artistieke kant ervan bekeken werd. Frans Jespers bouwt de beperkte gegevens van Zomerdijk en de eenzijdige aandacht van A. Kat in zijn 'Geschiedenis der Kermuziek' voor het Bovenmoerdijkse veel verder uit en bekijkt deze his torie vanuit een heel eigen stek. Prof.dr. H. van den Eeren- beemt toonde zich bij de pro motie zeer enthousiast over de werkwijze van Jespers. De re gionale geschiedschrijving wordt hier vooral opgediend als een mentaliteitsgeschiede nis; een richting in de actuele geschiedschrijving die ook door prof.dr. W. Frijhoff - redactie lid van de Bijdragen - wordt gestimuleerd. Het is een heel leuk boek om te lezen; als je een wetenschap pelijk werk zo mag kwalifice ren! Wetenschap kan ook leuk zijn. Frans Jespers heeft heel wat parochie- en bisdomar chieven in Brabant omgespit en haalde talrijke anekdotische gegevens boven. Die leverden een smeuïg verhaal op. Maar dat was niet voldoende. Er moest ook wetenschap mee be dreven worden. Het onderwerp heeft kerkhistorische-, litur gisch- en muzikaal-weten- schappelijke aspecten. De anecdote moest daarheen opge tild worden. Dat gebeurt op een manier die het gemakkelijk leesbare en het boeiende in tact laat. Frans Jespers: „Je gaat dan bijvoorbeeld verklaringen zoe ken voor feiten als dat de naam 'Confrérie' voor een zangkoor in West-Brabant veel meer voorkwam dan in Oost-Bra bant; dat orkesten in de kerk in West-Brabant veel langer ge tolereerd zijn dan in de rest van de provincie; dat je in West-Brabant in de loop der eeuwen steeds vrouwen in de kerkkoren tegenkomt en in Oost-Brabant nergens; etcete ra. Hoewel Frans Jespers moet concluderen dat Noord-Bra bant geen typische eigen kerk- muzikale ontwikkeling gekend heeft in de periode van de 17e tot en met de 19e eeuw, luidt zijn antwoord op de vraag waarom hij de laatste honderd jaar in zijn boek niet heeft meegenomen: „Honderd jaar geleden viel de regionale inkleuring weg en draaiden dé kerkkoren hier verder mee in de internationale muzikale ontwikkelingen met bijvoor beeld de invloed vanuit het Duitse Regensburg". Ik herinner me uit mijn jeugd het kerkkoor met missen van Halier, Mitterer, Ett, Pero- siWel ja, die worden van daag de dag nog steeds gezon gen. Eigenlijk zijn ze nooit weggeweest, want de volks zang heeft hier - ondanks de misweken met de paters Lo- huis en Brüning - nooit vaste voet gekregen. De zangkoren maakten de dienst uit! Annie Bank heeft in 1987 weer een mis uitgegeven van Reijniers uit Tilburg" (een componist van de Caeciliaanse school, die ook in zijn boek voorkomt). Het verhaal begint in de eeuw waarin de Tachtigjarige Oor log en de katholieke hervor ming of contrareformatie van grote invloed waren. De vroeg- barok die juist zijn intrede had gedaan, werd onmogelijk ge maakt door de Staatse over heersing; de schuilkerken maakten niet zoveel meer mo gelijk. Na de Franse inval in 1672 kon de kerkzang in ere hersteld worden. Frans Jespers heeft vooral aan de hand van oude kerkre keningen nogal wat terug kun nen vinden. De oudste stam men uit Breda (Brugstraat- kerk). Daaruit valt het begin van een geregelde koorpraktijk af te leiden. Maar hij vond ook een ruzie terug in Etten om het Frans Jespers keek vanaf de koorbank naar drie eeuwen kerkvolk. - FOTOARNAUDNILWIK oxaal in 1713. Een koorregle ment in Dongen uit 1750 infor meert over de gang van zaken. Om lid te worden van het kerk koor moest je entree betalen; in Steenbergen zes gulden (het dagloon van een arbeider be droeg tien tot veertien stui vers). In 1746 bestond in Breda de helft van het koor uit onge huwde dames ('kwezels'). Het repertoire bevatte louter gre goriaans. Een dirigent was er niet, wel een voorzanger. Eind 18e eeuw raakte het gregoriaans uit de gratie. Uit de koorbibliotheek van Breda plukt Frans Jespers 'Misse met 2 Partije' uit 1776. Vanaf de ja ren zeventig van de 18e eeuw worden orgel of een instru mentaal ensemble steeds meer ingeschakeld. Tussen 1770 en 1795 waren er instrumentale ensembles in Alphen en Chaam. Men mocht de instru menten niet meenemen en ze ker niet 'bezigen tot spel van dartel gezelschappen of bijeen komsten van ongelijke perso nen'. Het ensemble van Chaam werd opgericht door pastoor Marcus Maassen (1766-1779) die zelf musicus was. Daar klon ken drie klarinetten, een bas en een fagot. Overal is sprake van boetes en het Ceciliafeest. De zangers werden steeds eigenge- reider en in 1787 stuurt de pas toor van Hoogerheide een aan tal personen onder wie een pro testant van het oxaal. Tussen deze anecdotes door mengt Frans Jespers bijvoor beeld een hele orgelgeschiede nis voor deze Brabantse perio de; ook de ontwikkelingen bin nen de kloostermuren worden afzonderlijk meegenomen; et cetera. Eind zeventiende en be gin achttiende eeuw staan in het teken van de opkomst der 'muziekmissen' en de 'Duitse missen', waarvan de gevolgen tot in onze dagen speurbaar zijn. Oud-Gastel blijkt de eer ste Brabantse plaats waar uit drukkelijk naar Duitse muziek (zes Augsburgse missen) ver wezen wordt. Het ging om ver eenvoudigde uitgaven van de Weense klassieken zoals Haydn en Mozart. De ensembles werden toen uitgebouwd tot orkesten. Oud- Gastel, Gilze, Chaam en Roosendaal hebben orkesten. Maar tussen 1796 en 1815 wer den er in Brabant ook 45 orgels verkocht. Er groeide weerstand tegen deze muziekmissen. De Bossche vicaris Van Alphen zei, dat meerstemmige muziek een vorm van zedenbederf was. De Bredase vicaris Van Don gen was gematigder. Rond 1830 komt er een kente ring vanuit Duitsland (o.a. Re gensburg) en een herwaarde ring van het gregoriaans (So- lesmes/Guéranger); in Neder land gepropageerd door Nico- laus Janssen, een priester uit Den Bosch. In de Antoniuskerk van Breda wilde men daarvan niets weten. Was het koor niet opgericht met het doel: 'opvoe ring van indrukwekkende koormuziek'...! Het oefende on der leiding van de organist van de Grote (hervormde) kerk, H. Umland. Een dieptepunt in de kerkmu ziek trad op na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853. Het aantal gezongen missen nam zodanig toe dat het een last werd; orkesten werden verboden. Er was geen lol meer aan. In Oudenbosch trok men zich er, onder leiding van pas toor Hellemons, niets van aan en voerde er met orkest grote muziekmissen uit. Wel begoft het kerkvolk meer liederen te zingen op bedevaart en in het lof. In 1903 vaardigde Pius X een 'motu proprio' over de kerkmu ziek uit, die een jaar later door de Nederlandse bisschoppen werd aangescherpt. Dat bete kende het eind van een tijd perk. De bisschop van Breda liet alle koren een opgave doen hun muziekinventaris op te sturen. Vervolgens liet het bis dom weten wat niet meer ge zongen mocht worden en van de zangzolder moest verdwij nen. Aldus zijn vrijwel alle zangboeken van voor 1880 ver dwenen. Frans Jespers concludeert onder meer dat de reconstruc tie van de zangpraktijk zoals hij die heeft gemaakt enkele verrassende momenten ople verde, zoals rond het harmo nisch gregoriaans, het alterna- timspel, de ensembles en ka pelmeesters. Verder dat de cle rus niet in staat bleek de voor schriften te bewaken. De leden van de hogere stan den waren de eigenlijke kerk musici, die om eigen genoegen of uit devotie de muziekmissen en het gregoriaans uitvoerden. De gewone mensen (arbeiders, kleine boeren) misten de ont wikkeling om het gregoriaans mee te zingen en waren bij de burgerlijke colleges en kerke lijke orkesten niet welkom. Ze moesten zich beperken tot luis teren en zachtjes bidden. Met genoegen herinnert Frans Jespers zich bijvoorbeeld hoe hij op de zolder van de pastorie van Geertruidenberg een kist terugvond die in zestig tot tachtig jaar niet open was ge weest en hem zeer interessant materiaal opleverde. De paro chiële koorbibliotheek van 1853 was daardoor te reconstrueren. Er bleek een plaatselijke koor zanger (Schattelijn) als compo nist werkzaam geweest te zijn. Frans Jespers is bezig uit zijn gevonden materiaal een tentoonstelling samen te stel len. Deze zal van 31 maart tot 28 mei 1989 te zien zijn in het Stedelijk en Bisschoppelijk Museum van Breda. In samen hang hiermee zullen enige con certen worden georganiseerd. Ook vindt van 18 tot 20 mei 1989 in Breda een congres plaats over liturgische muziek in de jaren negentig, onder auspiciën van de Nederlandse St.-Grego- riusvereniging en de stichting Het Brabantse Orgel. Frans Jespers meent: „Opvallend is dat er na het tweede Vaticaans concilie aan de opzet van de zangkoren, zoals die al enkele eeuwen bestaat, niets is veran derd. De gemiddelde leeftijd in de 4.000 kerkkoren heden ligt tamelijk hoog, maar ze zijn nog steeds een niet weg te denken element in de katholieke kerk." Dr. F.P.M. Jespers: Het loflyk werk der Engelen. De katholieke kerkmuziek in Noord-Brabant van het einde der zeventiende eeuw tot het einde der negentiende eeuw'. Uitg. Stichting Zuidelijk Histo risch Contact Tilburg, prijs 60.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1988 | | pagina 5