NIEUWE FEITEN ACHTERHAALD OVER DIERENEPOS 'VAN DEN VOS REYN 'Fot. een die a JACQUES DESTEM VAN ZEELAND 3 ZATERDAG 30 JUL11988 DESTELBERGEN - Een paar dagen rond zwerven in de prach tige omgeving van het meer dan duizend jaar oude stadje Destelber gen brengt ons niet in de Kleinbergstraat. Wel in de Damvallei, ooit een schitterend na tuurgebied waar de Schelde een wijde bocht maakte. Nu ver maard en berucht om de discotheek Boccacio en de E3 die het na tuurgebied diep in het hart raakte. Firmin de Vos Moeilijk spel Willem Begeerte Alleenheersers Mapertuus Spookkasteel Bronnen DESTEM VAN Juliana Aparte regels tlftuu >tr Q»*m, ii* 6rrjt„ liv K ,.i r**i '.&«M Rfgnutt - lieturn «nlfrjjjt ft*3S JMcmm m\wtn M» IwiBwtt Mw* «w tnit ikHmhfs rt«i {tern must uito iwi turn Btf faon) fcitoe wct»m tftjf. H««WUM Jf»not«« uiitf fe éat i4««h tn it èrwic «ts W»rt& I8.taw*ifirt*r!rtt8»a«t9 Mi nmuedlr Sir «nt ootihet Bit ttw» wrtj*tnrk*»ta vertok 5f Mrt wttttnw gtrttn wslc it ft/iUI %<m tntJtta Kit W<* Ontdekkingen van pastoor De Wilde De betwisting, zoals de Belgen mooi zeggen, duurt voort. Waar doolde 'den vos Reynaerde', de hoofdpersoon in het Middel-Nederlandse dierenepos, nu rond? Kenners uit Hulst - het vestingstadje in Zeeuwsch-Vlaanderen waar een Reynaert-monument staat - zeggen: hier en nergens anders beleefde Reintje de Vos zijn avonturen. Nee, zeg gen andere Reynaertkenners. De sluwe vos was vooral te vinden in de omgeving van Destelbergen, een stadje na bij Gent. Ook daar staan beelden van de vos. Jozef de Wilde, pastoor in ruste en zich al meer dan veertig jaar verdiepend in het Reynaert-verhaal, zoekt het vooral in Destelbergen. Aan de hand van documenten en ander materiaal uit archieven vermoedt de 82-jarige pastoor bovendien de naam van de schrijver te kennen; en de meeste namen van de personen die de schrijver in felle bewoordingen op de hak nam. Die ontdekkingen bun delde de pastoor samen in een boekje dat in het najaar verschijnt. tegenkwam op zijn speurtocht naar het verhaal achter 'Van den Vos Reynaerde'. Er is veel meer. Zelf spreekt hij van een tiental ontdekkingen. „Let wel, het zijn louter veronderstellin gen. Maar wel gebaseerd op feiten". Hij vertelt zijn verhaal op een regenachtige dinsdagmid dag. Bij hem thuis in St.- Niklaas, het centrum van het Waasland. Volgens velen de streek waar Reynaert rond zwierf en zijn streken uithaal de. „Kom, we gaan hier zitten", zegt de nu 82-jarige pastoor. Een boekenkast beslaat een van de wanden in een kamer die bij een pastoor in ruste past. Veel bruin leer, oud bu reau en oude boeken. Over de vos heeft hij alles, maar dan ook alles gelezen. In het jaar dertig werd zijn belangstelling gewekt. „Ik kom van St. Amandsberg bij Gent. Ik studeerde in Gent. Toen al kreeg ik interesse. Ik werd onderpastoor in Doel. De plaatselijke geschiedenis trok me, ik hield me bezig met Doel en Kieldrecht, één parochie toen. Iemand zei me eens, d'er wordt beweerd dat er in deze streek ook over Reynaert ge sproken werd. Ik zei, o ja, en dook die geschiedenis in. In het begin niet zo systematisch. Ik werd ook nog onderpastoor in Vrasene, in Sint-Niklaas. Later pastoor in Lembeke en Sem- merzake, bij Gavere. Toen ik pastoor in ruste werd, dacht ik, kom, ik keer terug naar het Waasland, daar ken ik men- Door Romain van Damme Daar moet de schrijver van de befaamde fabel Van den Vos Reynaerde gelopen hebben. „Daar heeft Reynaert Bruin de Beer te pakken genomen", zegt pastoor De Wilde. „De natuur is zo nauwkeurig beschreven, zo precies dat je daaruit kunt afleiden dat het in Destelber gen gebeurde. Bruin zit op een gegeven moment met zijnen kop in die boomstam op een erf. Hij raakt er uit en komt in de rivier terecht om te ontsnappen aan zijn belagers. Reynaert pakt intussen in het verlaten dorp een kieken, peuzelt dat op n'en heuvel op en gaat langs een pad naar beneden om wa ter te drinken. Hij ziet dan plotseling Bruin weer. Dat pad is terug te vinden, het heet Kleinbergstraat. Nu is dat een baan naar de Damvallei". Na menig uurtje zoeken en na vragen wordt duidelijk dat de Kleinbergstraat niet meer be staat. Bewoners uit de Dam vallei kunnen zich die naam niet meer herinneren. „Awel, maar verontschuldig mij als die straat er wel is", zegt een madame die onkruid aan het wieden is voor haar woning. „De namen van de straten hier veranderen nogal eens". Dat maakt het er niet gemakkelij ker op. Ze stuurt ons naar Fir min de Vos. „Die gaat er veel van weten, die heeft nog veel gemaakt van den vos. Da's n'en kunstenaar". Firmin de Vos. Het kan niet mooier. „Ja, misschien zijn ze daarom bij mij gekomen om een beeld te maken van den Reynaert. Zeker, ik weet dat er nogal betwisting is. Ik vind dat wel plesant. Pastoor De Wilde? Ja, die naam ken ik. Daar heb ik wel vertrouwen in, die mens is daar heel serieus mee bezig. Dat hier zaken afgespeeld heb ben, zeker te weten. Er wordt gesproken over Hijfte, een wijk bij Lochristie. Die naam be staat, dat is er. In Lochristie staat ook een beeld van den vos, vier en een halve meter hoog. Da ziede nie over het hoofd hè". Firmin maakte het beeld voor de gemeente Destelber gen. Het staat voor het ge meentehuis. Bruin de Beer en Reynaert poseerden. „Omdat volgens sommige kenners dat avontuur hier speelde. Wijlen Dr. Jozef Goossenaerts, hij wist er heel veel van, koos voor deze plek. Maar die Kleinbergstraat, nee. De Schelde maakte vroe ger een andere bocht ja. Rij eens naar het Pauwken, dat is een taverne. Daar tegenover stroomde de Schelde, daar is het nog drassig nog en er ko men tal van paadjes uit op dat gebied". Pastoor De Wilde vond de naam Kleinbergstraat op een oude stafkaart van Destelber gen. Een kaart uit begin 1900. Dat was niet het enige dat hij Reinaert de Vos en bruin de Beer zoals ze in de tuin van het gemeentehuis van Destelbergen staan. Hij noemt Reynaert een moei lijk spel. „Een taal die wij niet meer spreken, niet meer ken nen. Het verhaal werd altijd behandeld door taalkundigen. Dat woordje betekent dat, dat woordje heeft die betekenis. Ik heb dat ook gedaan. Maar je kreeg een verbrokkeld beeld. De werkelijke betekenis werd verwrongen". Dat stoorde hem. „Het er gerde me dat al die Reynaert- specialisten zich alleen maar bekommerden om de taal. Niets vertelden ze over de oorsprong, waar komt het vandaan, wie zit er achter. Bajaat, er staan aan wijzingen in, namen. Belsele, Hulsterloo, over Gent wordt" gesproken. Daar lokaliseert zich dat verhaal. Maar, wat hebben die plaatsen daarmee van doen? Da wilde ik weten". Ze, de taalkundigen, waren er van overtuigd dat het alle maal fantasie was. „Die dach ten dat die namen daar zo maar tussen gekletst waren. Awel, dat trok mijn aandacht. In de jaren dertig ben ik daar mee begonnen. Ik kwam in aanraking met veel historici. Bijna altijd werkte ik in het land van Waas. Ik kende veel mensen. Ik hoorde veel en bouwde mijn eigen inzicht op. Ik zei, Reynaert is geen boek als die andere, dat is een men geling van alles. Toen ik terug keerde in St. Niklaas, begin ja ren '70, ben ik zeer serieus gaan zoeken". Eén naam had hij al. Willem, de auteur. 'Willem die Madoc maecte'. „Ik heb al eens een boek geschreven over Rey naert. Ook toen al wilde ik we ten wat Madoc betekende. Maar tot nu toe weet niemand dat. In Gent is een huis dat zo heette, in de buurt van de St. Pietersabdij. Maar meer is daar niet van bekend. Ik wilde weten wat 'maecte' betekende in het Middel-Nederlands. Elf betekenissen hè. Een daarvan is spelen, doen gelijk alsof. Ik dacht, ah, da's iets anders hè! Madoc's droom, dat is fantasie en werkelijkheid door elkander gesmeten. Hij, de auteur, heeft De deur die toegang heeft tot de kelders met daarboven de naam Mapertuus. dat gedaan". Pastoor De Wilde wilde meer weten. Wie schreef het verhaal en wat zijn de werkelijkheden, wat is fantasie. Een monnik van de abdij van Drongen of de abdij StPieters uit Gent wordt gezien als de auteur. Pastoor de Wilde deelt die mening niet. In Gent vond hij een tijdschrift waarin een Gentse professor in 1850 verwees naar Willem Fy sicus. Hij had dat uit een door hem gevonden boek gehaald. „Ik dacht, dat is op te zoeken. En ik vond twee oorkondes die getekend waren door ene Wil helmus Fysicus. Je mag het met een f of ph schrijven, da's niet zo belangrijk. Dat waren oorkonden voor de burggraven. Hij was een kanunnik uit Doornik. Ik dacht, iemand uit Doornik, wat doet die bij een burggraaf in Gent? Ik las veel over Doornik. Reynaert is in het Vlaams geschreven, Door nik is Frans. Wat bleek, in die tijd was het aan de ene kant van de Schelde Frans, aan de andere kant Vlaams. In 1187 werd Doornik ingepalmd door de Fransen. Een kasteel bleef uit hun handen. Ik veronder stel, louter een veronderstel ling, dat die Willem daar weg- Pastoor Jozef de Wilde: 'Een tiental ontdekkingen heb ik gedaan'. twi ll#* Ut Ihflll tiferl ie Uhf KrOflO Det«- ti ll. te m«t w m> Owarrt M tn 8rlift> Ti»«t inr. HM nhi-t* <h *1V, .tf o* ÏW«U Ctttowrf tri, U«ix Dit wat Furopttt «lu «s ghtifixn mi*»*!**» fÉWM»W*»' tuitnsrtku«mmeunH< f l<fj- ««lUn X">e Kt DttU'ijiWM* nlifl fair (m M* '3a* W»'* hi» i w- Sana.- - v Ott tmm fct. Bmhmtf» "s> ffisttti Dit m - FOTO'S WIMKOOM» De madame van kasteel Nu tax is niet thuis. Dat zegt andere madame die al vjj jaar op 'de tweede verdiep woont'. Ze wijst de weg naarik kelders. Daar zijn glas in ramen met daarop afbeeldin gen uit de fabel. Boven de den die toegang geeft tot de keiden staat, 1349 Mapertuus 1949. De glas in lood ramen in de kelders onder kasteel Notax. gegaan is vanwege die Fransen en terecht kwam in Gent". Pastoor De Wilde, 82 toch, strooit kwistig met jaartallen. Hij hoeft niets op te zoeken. „In 1176 verwoestte een grote brand de stad Gent. Ook het grafelijk houten kasteel ging er aan. In die tijd had je ook de burggraven (in rangorde tus sen baron en graaf rvd), die waren er voor de veiligheid. Maar die graven, hoger in aan zien, hadden door die brand niets om in te wonen. Wat de den die, ze verjaagden de burg graven en werden alleenheer sers. De burggraven werden buiten gesmeten. Hadden niets meer en moesten andere behui zingen zoeken. Ja, ze hadden het land van Waas. Maar dat was niets, armzalige grond die niets opleverde. Nou, in een van die huizen kwam Wilhel mus Fysicus terecht. Dat bracht die Wilhelmus op het idee daarover een boek te schrijven". We zijn bij het begin van het verhaal. Reynaert is een van die verdreven burggraven, Ze- ger III. Volgens Jozef de Wilde volgde de schrijver aanvanke lijk het Franse model, Roman de Renart. „De schrijver nam een groot risico. Als ze ontdekten wie hij was, stond hem een zware straf te wachten. In die tijd waren die straffen niet mals. Zo heb ik ergens gelezen dat iemand die zei dat een madame een 'poederkonte' had, meteen op bedevaart naar Keulen moest. Die Willem moest dus voor zichtig zijn. Hij moest zich schuil houden en deed dat ach- Het spookkasteel, kasteel Notax, waar volgens Destelbergenaren Mapertuus was. ter die Franse uitgave. Maar op een gegeven moment gaat hij zijn eigen weg". We belanden bij Mapertuus. Het verblijf van Reynaert. „Werkelijkheid", zegt de pas toor. „Dat stond in Destelber gen, in heuvelachtig gebied. Een landgoed van een burg graaf. Zij hadden buitenver blijven. Om zich bijvoorbeeld terug te trekken als er iets aan de hand was. Mapertuus, of Malpertuus, was een landgoed van zeventien bunder groot. Ik heb dat allemaal gevolgd. Op het kadaster kan ik dat aan wijzen. Later heeft daar een wijnhandelaar gewoond. Die moet kelders gehad hebben. Ja, het kan gebeuren dat er nog fundamenten te vinden zijn. Ik hoop dat ze daar eens gaan graven". Daar is volgens inwoners van Destelbergen kasteel Notax, het spookkasteel. Een van de vele kastelen in de omgeving. „Daar zijn kelders met afbeel dingen van de vos", vertelt de heer Vermeersch, hoofd bur gerzaken van de gemeente Destelbergen. Hij heeft een werkstuk gemaakt over Rey naert. „Ik heb dat eens uitge leend aan een student die af studeerde. Nooit meer iets van vernomen. Maar wacht, ik heb nog wel wat liggen". Hij pakt een folder over de Bergen- kruiswandeling in Destelber gen. Die wandeling voert langs kasteel Notax. 'Hier situeert Dr. Jozef Goossenaerts de legendarische verblijfplaats Malpertuus uit Reynaert de Vos' staat er in de folder. Vermeersch kent ook het verhaal van de Damvallei, de Schelde die eeuwen geleden daar een bocht maakte. „Nie veel van over, eeuwig zonde, een schoon gebied. Den E3 loopt daar dwars door heen en ge hebt daar die dancing. Da's daar nogal een spel hoor", zegt de zeer behulpzame Ver meersch. „Hier achter de kerk loopt de Bergmerenstraat. Mis schien is dat wat pastoor De Wilde bedoelt. Die pastoor weet trouwens veel. Ge kunt geen beteren hebben". Pastoor De Wilde vertelt sma kelijk over de streken vanè vos. Hoe hij de haan Cantate te grazen nam, Bruin de het vel over de oren trok en Ty- beert de kater een loer draaide „Bruin de Beer werd door Rey naert naar een erf van een tin merman gelokt. Dat moet de Schelde gelegen hebben. Hel hout kwam uit de bossen werd met de stroom meegt voerd. Bruin kwam in het wa ter terecht, liet zich meevoerei en klauterde er uit omdat ii weer terug moest. Terug naai Destelbergen, naar boven". Hij doorsnuffelde talloze cumenten, ontdekte dat vro ger in Destelbergen de i van de abdij St. Pieter pastoor waren en Willem Fysi cus het opnam voor het celi baat. „Telkens weer stelt hij d begeerlijkheid aan de kaak. viel de heersers aan, dat was 4 werkelijkheid. Aan het ei»! van het verhaal heeft Reynaeit die uiteindelijk toch voor ning Nobel verschijnt, het i de schat die verborgen is in 4 Kriekeputte, aan het eind het land van Waas. Dat hij d« schat afstaat. In werkelijk» is dat ook gebeurd. De s< van Gent, Zeger III stond meesterschap van Gent af. Allt inkomsten, de tollen, de 1 en was verder vrij". In zijn tocht döor het velt den ontdekte de pastoor vel namen die volgens hem keuril passen bij de dieren uit verhaal van Reynaert. „Konifl Nobel is volgens mij Philift' van Namen. Die had als t" naam Le Noble, de Nobele was van 1206 tot 1212 rege' van Vlaanderen. Isengrim volgens mij de heer van Beve- ren die meer macht wilde. Ti- beert de kater is Raes van veren, de heer van Gaver» Cuwaert de haas is de heer vr Ingheloseberge die een kas! bij Clinge had. En Bruin Beer is iemand uit Wallonl dat kan niet missen. Alleen de Ardennen zijn bruine berd te vinden. Dat is in mijn Hellin de Wavrain". Binnenkort verschijnt boek. Uitgegeven door de pC' vincie Oost-Vlaanderen, geef mijn bronnen prijs, ied een kan het natrekken en hoop dat het gebeurt. Een 1» bladzijdes dik wordt het bc' nu, maar ik heb stof voor r veel meer". Dat geloven ze Destelbergen en omgeving bi zonder graag, getuige de woot den van Firmin de Vos: „D'eri- al t'een en ander over g en geschreven, 't zal niet hf' laatste zijn". VAN Speed-Graphic tot plaatjesmaker tot foto-ja ontwikkelingen in de fot graaf van het Algemeen van hot naar her. Koning was erbij. Anton Geesinl kapers van de trein in de erbij. Door Cengiz Solak JACQUES Klok werkte o 1 mei, de Dag van de Ai beid, precies veertig ja: bij het ANP als foto-jour nalist. Voor dit unieke ju bileum kreeg hij dit jaa^ een koninklijke onder scheiding. Hij is de eerst die 40 jaar bij het AN1 werkt als fotograaf: „Ee; prachtige baan die aan j vreet." Klok wist tijdens de oorlog a dat-ie fotograaf wilde wor den. In de hongerwinte drukte hij samen met eei vriend papieren filmpjes al Hij was toen veertien. Na d oorlog werkte hij een poosji bij een fotograaf. Jacque wilde meer. Hij solliciteerd bij Het Parool maar daa werd hij doorverwezen naai het ANP, waar hij werd aan genomen. De eerste jaren za hij bij de binnendienst als la borant. Hij moest foto's ont wikkelen, afrukken en ver groten. „Mijn vader was razend, zag liever dat ik assistent boekhouder werd. Dat zag il dus helemaal niet zitten] Naast mijn werk voor de bin nendienst ging ik ook regel matig mee als hulp met een van de fotografen; platen aangeven en aanpakken. Mijn eerste klus als hulpje was in 1948 tijdens de inaugu ratie van Juliana tot konin gin. Juliana heb ik als konin gin van het begin tot het einde meegemaakt. De eerste keer dat ik haar als fotograaf meemaakte, was bij haar be zoek aan een ziekenhuis in Breda, ik meen het Ignatius. In een open rijtuigje reed ze rond. Bewaking was haast niet te zien. Tegenwoordig is het praktisch onmogelijk een glimp van zo'n hoge gast op te vangen door al die lijfwach ten. Vorig jaar heb ik nog een prijs gewonnen met een foto van een hollende prinses Ju liana op de Stormvloedkering in de Oosterschelde". „Tijdens staatsbezoeken aan het buitenland was het nog wel eens mogelijk een praatje te maken met Juliana of Bernhard. Maar in Nederland zat en zit meteen de Rijks Voorlichtingsdienst (RVD) ertussen. Die zijn er overi gens ook om ons in toom te houden. Alleen mogen ze wel wat meer rekening met ons houden. Als er hoog bezoek voor de koningin naar Neder land komt, zijn er aparte re gels voor de visuele pers. Waar we moeten staan, wat we mogen fotograferen, etce tera. Maar er wordt vooraf niet met ons overlegd. Terwijl niemand beter kan vertellen waar een foto genomen kan worden dan de fotograaf." „Ik ben de eerste die het veertigjarig jubileum haalt. Volgend jaar is het de beurt aan mijn collega Cor Out. We zullen ook wel de enigen blij ven. Het is niet voor velen weggelegd veertig jaar het vak uit te oefenen. Het is erg zwaar, het vreet aan je. Een jachtig leven. Altijd moet je op tijd zijn. Na veertig jaar is het mij momenteel even te veel geworden. Ik moet dan ook een tijdje gedwongen rust houden. Als het mee zit, wil ik in oktober weer aan de slag en rustig 2,5 jaar doorwerken totdat ik vervroegd uittreed. „Het is niet zomaar even een kiekje maken. Daar gaat veel voorbereiding aan voor af. Op weg naar de plaats waar de foto gemaakt moet worden begin ik al te denken hoe hij eruit moet komen te zien. Eenmaal aangekomen, moet je gaan regelen. Je vraagt mensen of ze even bij elkaar willen gaan staan. Of

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1988 | | pagina 16