DE STEM
DE STEfl
DAM MAAKT VEER
VAN ZIJPE VOOR
ALTIJD OVERBODIG
Hp
ZATERDAG I
18 JUN11988!
e pont Anna Jacobapolder -
- Zijpe is ook bekend bij wie nooit heen en weer ging.
Met 'Het veer is uit de vaart genomen' vestigde de ra
dio zijn naam. De boot léék vaker stil te liggen dan in
werkelijkheid gebeurde. En dan, wie het minst ervan
afhankelijk was, klaagde het meest. Zij van Schouwen
Duiveland wisten beter: hij vaart of hij vaart niet. Zij
hadden geleerd te leven met de boot, de storm en de
mist. Straks in juli als de Philipsdam wordt geopend,
hoeft het niet meer. Dan staan ze nooit meer voor het
bord 'gesloten'. Een enkeling die treurt. Nooit meer
zomaar even koffie drinken bij je dochter aan de over
kant. Het veerpontpersoneel waant zich al verkeerslei
der of buschauffeur. Het kon helaas niets anders. De
pont is overbodig geworden en te duur. Daarom gaat
hij na achtentachtig jaar trouwe dienst voor het laatst
'en voor altijd uit de vaart.
De kapitein
v'
iHË
De controleur
Passagiere
De machinist
De oudkapitein
en
Voor sommige jongens
anderen simpelweg eer
ieder geval 'een lever
voormalige Nederland;
noemt. Ruim veertig jé
Suriname-compagnie n
De laatste soldaten van
(TRIS) keerden op 26 r
derland. Een dag daarv
lijk geworden. Hun he
foto-albums en wat sou'
soldaten van toen verte
over tropische omstanc
gen lang door het oerv
ter". Over de terugko.
handen en knieën teru
haal over het zich verg
lang hebben daar Ned
nooit hoor je er iets van
D
Door Joyce Ernest
DE PONT ligt aangemeerd aan de kant
van Anna Jacobapolder. Misschien haal
je hem nog. Misschien ook niet. Op de
veel te groot geworden parkeerplaats
loeit de wind om je oren. Het Veerhuis,
waar de reiziger vroeger wachtte bij kof
fie en bier, zit potdicht. Je rent verder
met wapperende regenjas. Een jongen
met ouderwets kaartjesautomaat houdt
de boot voor je op. Elke passagier is
meegenomen. Misschien brengt de bus
van naif tien uit Oude Tonge er méér.
In je herinnering, toertje naar een zon
nig strand op Schouwen voer, is de pont
heel klein gebleven. Je vreesde, dat je
met tientallen auto's voor je minstens
een keer wachten moest. Dat viel mee.
Het dek is veertig meter. Er kunnen keu
rig in het gelid precies vierentwintig
auto's op. Maar dat komt sinds jaar en
dag alleen nog maar voor op zon- en
feestdagen in het hoogseizoen.
Er is sinds mensenheugenis gevaren
van Schouwen-Duiveland naar de vaste
wal. Ooit nog met een voetveer. De ge
schiedenis van de huidige veerdienst be
gon in 1900, toen de Rotterdamsche
Tramweg Maatschappij (RTM), later
overgegaan in vervoersmaatschappij
Zuid West Nederland (ZWN), een boot
in de tramhaven van het Zijpe aan
meerde om vandaar heen en weer naar
Anna Jacobapolder te gaan.
De Zijpe, die op 6 juli voor het laatst
vaart, kwam in 1928 in gebruik. Het was
een van de drie boten die gebouwd wer
den, toen er nog geen Moerdijkbrug was.
Een stoomboot, die bergen steenkool
vrat. Later werd de Zijpe omgebouwd
tot een schip met twee motoren. Dat is
gemakkelijker varen. Hoewel, beweren
oudere bemanningsleden, er in stoom
meer leven zit.
De kapitein heet Willem van Zalm. Hij
komt van Renesse. Hij herinnert zich
hoe hij als jochie met de pont voer. „Als
je over was, nam je de bus naar Roosen
daal en dan de trein naar Rotterdam. Of
je ging naar Numansdorp. Daar had je
de stoomtram en dan reed je zo de Ro
zenstraat in Rotterdam in. Mijn vader
vertrok 's maandags van het eiland om
daar op dinsdag op de markt te zijn".
Nog vóór de pont kende Willem het
water rond het eiland. Zijn vader nam
hem daarop mee om zeehonden te van-'
gen. Maar dat moet je zien in het licht
van die tijd. Willem haalt net niet zijn
vijfentwintig-jarig jubileum op de pont.
Straks gaat hij nog een paar jaar bij de
Delta-expositie op de Neeltje Jans aan
de slag. Heel wat anders. Maar dan ziet
hij in elk geval iedere dag het water.
Toen de zeehondenvangst verboden
werd, kwam kapitein Van Zalm op de
binnenvaart. Maar je weet hoe dat gaat.
Je wordt dertig, raakt aan de vrouw en
moet aan de wal blijven. Als je dan toch
een job op 'het water kan krijgen, pak je -
die.
„Het water, dat trekt. Het leeft altijd.
Je hebt hier geen vier muren met papier
voor je neus. Geen baas, die op je vin
gers kijkt. In Duitsland zit ik wel eens in
een huisje. Dan zie je na veertien dagen
nog diezelfde boom, diezelfde berg.
Maar water verandert altijd".
Voor de vroege dienst is de beman
ning om vijf uur opgestaan. Acht uur
lang gaan ze met de boot heen en weer.
Vroeger was het drie tochten in een uur.
Sinds eb en vloed door de stormvloedke
ring zijn verdwenen, halen ze drieëneen
halve keer. Van Zalm is tweehonderd
keer per week, duizend keer per maand,
ruim 280.000 keer in zijn loopbaan van
deze naar gener zijde gegaan.
„Ze zeggen wel, het is doods dat heen
en weer varen. Maar je moet het maar
eens doen. Heel in het begin was ik wel
gespannen. Dan is het net als rijden met
pas een rijbewijs. Nu zit ik soms alweer
m die fuik voordat ik er erg in heb. Het
is routine. Dat is misschien niet goed. Je
moet altijd blijven opletten. Je hebt tan
kers hier, die hebben spullen bij, daar
mee verbrandje levend".
Bij storm wordt geen risico genomen,
want er is geen radar aan boord. Als de
bemanning zegt, hij vaart niet, dan vaart
hij niet. Van Zalm voelt zich verant
woordelijk voor mensenlevens, waarbij
dat van hemzelf niet het minste telt.
Er is altijd wel scheepvaart op het Zij-
Ee. Door de week de beroeps. Zomers in
et weekend de pleziervaart. Is de Gre-
velingensluis geleegd, dan komt er weer
een kudde van wel vijftig scheepjes aan.
Ze gaan naar links en rechts als ze de
pont zien gaan. „Alleen, er zitten er tus
sen, die weten niet wat links of rechts is.
Ik kan met dit logge gevaarte niet zigzag-
Straks wordt voor de laatste keer de wal bereikt. 88 Jaar heen en weer varen
zijn dan voorgoed geschiedenis.
2 *5? A
m
r»
•ar *■*-
In Juli maakt het veer Anna Jacobapolder - ZIJpe zijn laatste vaart.
Het pontje vaart
- FOTO'S DE STEM/BEN STEFFEN
Een Jongen met ouderwets kaartjes
automaat houdt de boot voor Je op.
Elke passagier Is meegenomen.
gen. Daarom houd ik maar gewoon
steeds koers. Dan zien de mensen wat je
wil wilt".
De kapitein houdt van de mentaliteit
op het water. Die is, afgezien van het ge
kibbel tussen watersporters in de sluizen,
niet te vergelijken met die op de weg. „Je
zwaait naar elkaar. Doe je dat in je auto,
dan zeggen ze, die vent is gek".
Van Zalm heeft nog twaalf jaar met de
stoomboot gevaren. „Je had een stoker
en een machinist aan boord. In die tijd
kwam je met meer mensen in contact. Je
moest als kapitein de verkochte kaartjes
ophalen en vernietigen".
De boot had in die tijd zelfs een heus
een buffet. Met fris, bier en erwtensoep,
elke dag wel veertig, vijftig liter. Vooral
in de bietentijd als er een combinatie van
wel twintig bietenwagens stond, vond
die gretig aftrek. Ook al moesten de
klanten het gloeiend hete nat in pakweg
vijf minuten wegslokken. Want dan
stonden ze aan de overkant.
De kaartjescontroleur Jan Oossen was
tien jaar lang banketbakker voor hij op
de pont kwam. Zo vanachter de warme
oven in de frisse buitenlucht. Hij doet dit
werk nu drie jaar. 's Winters is het af
zien. Maar toch, hij had het nog wel
twintig jaar willen doen. Straks wordt hij
buschauffeur bij de ZWN. Hij zucht:
„Een hele verantwoording".
Willem zegt, dat de geldtas, die aan
zijn schouder bungelt, óók een verant
woording is. Het tekort moet Jan zelf
bijleggen. Het is gelukkig nooit gebeurd.
Daarentegen is Jan het enige beman
ningslid, dat fooien vangt. Als de kapi
tein en de machinist 's zomers helpen bij
het inschepen, trakteert hij ze op ijs. Als
het stormt, is het goed opletten bij het
afrekenen. Jan heeft daar erg in, de klan
ten niet. Die steken het tientje of vijfje
uit het autoraam en het fladdert weg.
Het overzetten van een auto kost 7,50
gulden. Per passagier komt daar nog
1,25 gulden bij. De toeristen schrikken
altijd als Jan het geld vraagt. Vaak den
ken ze, onterecht, voor een retourtje te
hebben betaald.
Als de passagier zijn overtocht echt
helemaal zelf moest betalen, zou het ta
rief in de tientjes lopen. De boot slurpt
dagelijks voor achthonderd gulden aan
gas- en smeerolie op. De jaarlijkse grote
beurt op de scheepswerf kost, en dan
moet er geen bijzonder mankement zijn,
tienduizend gulden. Daarop komt dan
nog het salaris voor een elfkoppige be
manning en de kantoorlui aan de wal.
De pont krijgt jaarlijks drie ton subsi
die: één van het rijk, één van de provin
cie en de derde past de vervoersmaat
schappij bij. Hadden de gemeenten Sint
Philipsland, Anna Jacobapolder en Brui-
nisse zich niet samen schrap gezet om de
pont te behouden, dan was hij in '85 al
uit de vaart genomen.
De vaste passagiere Marjan Ruitenbeek
steekt iedere dag van Schouwen-Duive
land over. Voor haar werk in Sint Phi
lipsland. Iedere dag is ze volgens Jan
Oossen een minuut te laat en houdt hij
de boot voor haar op. Iedere dag klautert
ze de ijzeren trap op naar de stuurhut.
De praatjes met de bemanningsleden zal
ze straks echt missen. Maar voor de rest
is ze blij, dat de pont niet meer hoeft.
De rit naar haar werk zal straks over
de Philipsdam in reistijd niet veel uitma
ken. In geld destemeer. Het kost iedere
dag vijftien gulden om de auto heen en
weer te krijgen.
Net als andere vaste veerklanten hoor
je haar niet klagen, dat de pont een aan
tal dagen per jaar de vaart uit is. Ze weet
wannéér hij stil ligt. Daar hoeft de radio
niet voor aan. Dit jaar is het niet veel
voorgekomen. Maar wel het jaar ervoor.
Dan moest ze zestig kilometer om. Van
Nieuwerkerk via Willemstad naar Sint
Philipsland. Alleen passagiers die niet
afhankelijk van de pont zijn, hoor je
daarover. Eilandbewoners lujken tegen
natuurverschijnselen nuchterder aan.
Op deze overtocht, de achtste of ne
gende die ochtend, is Marjan de enige
passagier. Vroeger, toen er nog geen
dammen lagen, had je nog dagelijks files.
Dat zie je nu alleen 's zomers als ieder
een aan het strand wil liggen. Dan vaart
de pont als vanouds afgeladen heen en
waar. Met vooral Duitsers. Ze hebben
duizenden tweede huisjes op het eiland.
„Sommigen gaan er élk weekend naar
toe", zegt Willem. „Vaak komen ze uit
het Roergebied. Daar stappen ze in hun
auto en komen er op de pont pas uit. Ze
rekken zich dan uit en zeggen 'Frische
luft'.
„De Duitsers hebben kaarten bij zich,
die zijn nog uit de oorlog. Daar staan
geeneens de Deltawerken op. Ze betalen
nog met zilveren knaken, 't Is eigenaar
dig. Dan is verdomme hun vakantie om
en dan komen ze tóch over de pont te
rug. Ze houden sterk vast aan die oude
route. Als we stoppen krijg je gegaran
deerd een rij Duitsers voor een pont die
niet meer vaart".
De machinist Gerrie Stoel komt net als
zijn collega's van Schouwen-Duiveland.
Ook hij voer als kind soms naar de over
kant. Hij had nooit gedacht, dat hij er
nog eens op zou werken. Hij rolde er ge
woon in. Gerrie voer op zijn vijftiende al
bij een Rotterdamse scheepvaartmaat
schappij. Toen het contract afliep, was er
net een plaats op de pont. Het heeft toch
nog elf jaar geduurd.
Gerrie werkt beneden in de machine
kamer. Motoren starten, smeren, contro
leren. Een kleine storing lost hij zelf op.
Tien minuten voor een leidinkje. Als het
goed gaat, en dat gaat het meestal, heeft
hij niet veel te doen. Krantje lezen, kof
fie drinken. Wat daar nou leuk aan is?
Het vrije leven!
Hij vindt het jammer, dat de pont ver
dwijnt. Maar hij staat er niet meer zo bij
stil. Hij heeft zijn gedachten al meer bij
de bus, waarop hij straks net als Jan gaat
rijden. „Wat moet je anders met een
vrouw en kind"?
Gerrie vindt het varen een dooiere
boel geworden sinds er geen eb en vloed
en dus geen stroom meer is. De grote
golven gaven afleiding. Dan was je meer
bezig met het schip.
Bij windkracht acht of negen had je
wel golven, die voorop het dek spoelden
en erachter weer afrolden. Dan stonden
de auto's met de wielen in het water.
Soms schommelde de boot zo, dat de
stoelen werden vastgebonden. Sommige
passagiers waren doodsbenauwd. Die
stonden te schreeuwen om hun moeder.
Er zijn nooit rampen gebeurd, zegt het
veerbootpersoneel. Nou ja, die ene keer
dan. Ging er een vrachtwagen over
boord. Die stond niet op de rem. De
chauffeur at net aan dek erwtensoep.
„Dat zijn rotte dingen. Maar het ligt niet
aan ons. Vroeger waren de auto's anders.
Er lagen blokken aan boord. Ging de.
chauffeur uit de wagen, dan was hij ver
plicht zo'n blok voor de wielen te leggen.
Als auto's tegenwoordig op de rem zijn,
staan ze muurvast".
Willem heeft het voorval niet zelf mee
gemaakt. Evenmin als de geschiedenis j
van de dronken man, die Gerrie aan
haalt. Hij sprong over boord, omdat hij I
eigenlijk niet met de pont wilde. Volgens
de kapitein is het een fabeltje. En als hei
waar is, dan is het zeker veertig jaar gele-,
den. Over de kapitein die dronken rond- f
jes over het Zijpe draaide, spreekt hij
evenmin. Ook al w
was de man maar een
blauwe maandag in dienst, collega's zijn
collega's. En daarover klets je niet.
De oudkapitein Leendert Duivendijke: I
heeft zeseneenhalf jaar op de pont geva-1
ren. Sinds vier weken is hij weg. Hij is in I
de opleiding voor de verkeersleiding van I
de bussen van maatschappij ZWN. Van- f
daag komt hij voor het eerst weer op de I
boot. Als hij even op de stoel bij het roe:
zit, is het weer net als vroeger. Of hij I
nooit is weggeweest.
„Natuurlijk mis ik het. Ik denk er dik-1
wijls aan. De eerste weken zat ik
eens, waar ben ik aan begonnen? Dat is I
over", zegt Duivendijke resoluut. Hij I
denkt, dat het wel een half jaar duurt I
voor je weer echt gaat functioneren. Hij I
heeft met weemoed afscheid genomen!
van de boot. „Je hebt je hele leven op het f
water gezworven. Het was prettig
weest als je zo eindigen kon".
De vervoersmaatschappij de Zuid I
West Nederland heeft voor tien man van I
de pont een andere baan gezocht. Del
meesten worden buschauffeur. Het elfde I
bemanningslid, een kapitein, vond zelf I
werk bij het Leger des Heils. Hij hoopt I
nu daar dezelfde rang te behalen.
Wat er met de boot moet gebeuren, is I
nog niet bekend. Oud-kapitein Duiven-f
dijke heeft gehoord, dat hij in een mu
seum komt. „Het is een museumstu'
Maar er is nog geen definitieve bestem]
ming voor gevonden", zegt meneer!
Kloosterziel. Hij hield zich vanaf de wal I
met de pont bezig. Het zit er volgent
hem wel in, dat de Zijpe wordt verkocht-l
Als hij wordt gesloopt, brengt hij slechts!
zes cent per kilo schroot op. Nostalgi]
sche gevoelens moeten volgens Klooster-1
ziel helaas overboord worden gezel]
„Want verkopen is één ding. Maar i'
stand houden van een boot zoals hij ooi]
was, dat is een andere zaak".
„Ik had hele fijne contacten met
name
Door Remko van Broekhoven
22 Jaar was Jan Wouters uit Don-
toen hij in juni 1953 als dienstplic
soldaat op de boot stapte naar Surina
Een half jaar daarvoor had hij zich
willig gemeld voor de Suriname-comp
we. Wat hem vooral trok in Surina
was de zogenaamde tropen-toelage:
kreeg normaal in dienst 75 cent per i
na een paar weken werd dat een guit
Nou kwam ik uit een gezin van ne
kinderen, mijn vader was heel vroeg
storven en mijn moeder had de j
moeite de touwtjes aan elkaar te knot
Ik had gehoord dat je in Suriname
'pts meer dan hier kon verdienen,
J -"kW iv.v/11 VG1U1C1J.CJU
aan hoefde ik niet meer bij mijn m
aan te komen om een gulden of
daalder.
We
eenri
We zijn toen in 21 dagen met een
schip, de Corsica, naar Suriname gi
fen. Ik was geboren en getogen in 1
êe,n- "ad nooit iets anders gekend dai
school en de kerk en was nog nooit
Je liet de gebeurtenissen gewoo
John Pacquay