STICHTING STUURT SCHRIJVERS TERUG NAAR SCHOOL 'Lezen doe je met je ruggemerg' Magistraal werk over Afrika Eerste druk van Heine' II Vakantiewerkkrant Literaire Nalatenschap Meeslepende visioenen in Argentijnse 'vuile oorlog' CYCLUS 'SÉGOU' VAN MARYSE CONDÉ DE STEM GIDS 5 ZATERDAG 11 JUN11988 W5 Er hangt verveling in de lucht. Het gegiechel en ge geeuw van het laatste schooluur, waarin leerlin gen hun buik vol hebben van alles wat maar een beetje op leren lijkt. Gniffelen Directrice Namen Effect pTH STEM GIDS 3 Testament Spotter terraslopers en aard De Schooltas De musical wuske en Wiske: Sierlijk Door Mick Salet In de kleine aula doet de schrij ver Koos van Zomeren zijn best om de vierde klas van het athe neum bij de les te houden. Hij vertelt over één van zijn boeken. De roman 'Het Verhaal'. De leerlingen kennen het boek alle maal. Het was verplichte kost. Voor het vak Nederlands. Ze hebben het gelezen. En geanalyseerd. „Als ik zie hoe jullie mijn boek door de wringer hebben gehaald, dan slaat de angst me om het hart. Jullie heb ben nu zeker wel een hekel aan dat boek?" Op de eerste rij schudt de leraar Nederlands zijn hoofd. Maar op de achterste rij moppert een leerling hartgrondig van ja. Zijn jam merklacht wordt met instemmend ge lach overgenomen. „Nou, ik kan me dat wel voorstel len. Het is ook saai om een analyse van een boek te maken. Het gaat de lezer in de eerste plaats toch om de emoties die een boek oproept. Litera tuur is een uitdaging aan je gevoelsle ven, niet aan je verstand. Lezen moet je eigenlijk met je ruggemerg doen." Op de derde rij vraagt iemand zich af hoe je in vredesnaam met je rugge merg kunt lezen. Maar de lerares op de tweede rij kan het antwoord niet geven, omdat ze zich juist om stilte snauwend voorover buigt naar een leerlinge die met veel geluid en ge baar op zoek is naar een zakje snoep dat, zoek, zucht, zoek, toch èrgens in haar tas moet zitten. Koos van Zomeren gaat verder met zijn verhaal. Hoe hij op het idee geko men is deze roman te schrijven. En dat hij er wel ervaringen uit zijn eigen leven in heeft verwerkt, maar dat het geen autobiografie is. Hoe langer hij aan het woord is, des te vaker wordt er in de aula op horlo ges gekeken. En hoe vaker je op een horloge kijkt, des te langzamer lijkt het te lopen. Na dik een half uur be sluit Koos van Zomeren het eerste deel van zijn les met een hoopvol 'zijn er soms vragen?' Het wordt muisstil. Zijn er vragen? Het blijft schrijnend stil tot iemand op de eerste rij zijn keel schraapt. „Ja, als niemand nu een vraag heeft, wil ik er wel een stellen. Het is de leraar Nederlands. Hij wil iets weten over de symboliek die hij in het boek ontdekt heeft. De schrijver geeft een eerlijk ant woord. „Ik sta er zelf wel eens van te kijken dat dingen die ik gewoon heb neergeschreven, later symbolisch worden uitgelegd. Als ik een uil zie en dat ook opschrijf, krijg ik later de vraag of ik dat symbolisch bedoel. 'Is die uil niet een symbool voor de wijs heid?' Ja, dat kan best, maar ik heb die uil toevallig écht gezien en dat zo opgeschreven. Niks geen symboliek." De leerlingen glunderen en gniffe len. Wèg symboliek. Wèg analyse. Wèg leraar. Het is de hoogste tijd voor een kleine pauze. Daarna blijken ook de leerlingen wel iets te vragen te hebben. Het be zoek van de schrijver is immers goed voorbereid. De éérste leerling wil we ten wie die Jan is, aan wie het boek is opgedragen. Het antwoord kan kort zijn. „Dat is mijn zoon." De tweede wil weten waar de schrijver zijn inspira tie vandaan haalt. Het antwoord kan weer kort zijn. „Dat heb ik toch al verteld." Omdat de vragen zo wel héél snel op zijn, rekt Koos van Zomeren de antwoorden wat langer en breder op dan de vragenstellers bedoeld hebben. „Van mij hoeft het niet, hoor, maar ik heb van jullie leraar gehoord dat je toch pas om vier uur naar huis mag, dus waarom zou je dan geen vraag stellen nu ik toch hier ben?" Zo verloopt de literatuurles van Koos van Zomeren. Voor de leerlingen heeft zijn verhaal in ieder geval een happy end. De schrijver geeft geen huiswerk. Koos van Zomeren is één van de schrijvers en schrijfsters die af en toe voor de klas staan om scholieren wat over hun werk te vertellen. Hij en 378 Koos van Zomeren: „Niks geen symboliek." - foto arbeiderspers collega's zijn voor een vriendelijke vergoeding 'te huur' bij de stichting Schrijver School Samenleving in Am sterdam. Die stichting probeert scholieren, van kleuter tot eindexamenkandi daat, warm te maken voor Neder landse literatuur. En wie zouden hun werk beter verkopen dan de schrij vers zelf? Door bemiddeling van de stichting SSS gaan ze de boer op om het lezen te bevorderen. En dankzij de stichting worden ze voor een lezing niet afgescheept met een bouquet of een schamele boekenbon van drie stuivers voor een romannetje. De directeur van de stichting, Mar- greet Ruardi: „Ze krijgen ƒ315 voor een lezing. Het is standaard dat de aanvrager, de school in dit geval, 165 gulden betaalt. En dat andere helft komt van ome Brinkman. Dat is dus subsidie van het ministerie van WVC. Het gaat overigens niet alleen om lezingen op scholen. De schrijver gaan ook naar bibliotheken, buurthuizen en literaire café's." Waarom doen die schrijvers en schrijvers dat? Margreet Ruardi: „Ze hebben ver schillende motieven Het eerste motief is het contact met het publiek. Het schrijverschap is een ontzettend een zaam beroep. Schrijvers willen wel eens weg achter hun schrijftafel. Op school hebben ze contact met hun le zers. Zoals de schrijver A.F.Th. van der Heijden heeft gezegd: „Je wilt er wel eens uit zonder dat schuldgevoel dat je hebt als je naar de kroeg gaat." Een ander motief is het geld. Een paar lezingen van 315 kunnen voor sommige schrijvers méér dan een aar dige bijverdienste zijn. En er zijn ook schrijvers die het ge woon leuk vinden om voor de klas te staan. Soms omdat ze er zelf goede herinneringen aan hebben. Het ont moeten van een schijver hoeft niet al leen een stimulans te zijn om te gaan lezen, het zet jonge mensen soms ook aan om zelf te gaan schrijven en te dichten." Bekende en veel verkochte schrijvers als Willem Frederik Hermans, Gerard Reve, Maarten Biesheuvel en noem maar op, laten zich niet lokken door drie snippen. Margreet Ruardi: „Nee, die hebben het niet meer nodig. Hermans komt voor 315 gulden natuurlijk niet uit Parijs. Maar voor de bekende schrij vers gaat het overigens niet in de eer ste plaats om het geld. Die zouden ook niet komen voor vierhonderd gulden of het dubbele. Als die lezingen hou den, dan vragen ze meer geld en, dat is denk ik het belangrijkste, een breder publiek. Jules Deelder wordt op veel scholen gevraagd. Maar waarom zou hij voor ƒ315 op een school optreden nu hij heeft gemerkt dat hij ook grote zalen vol kan krijgen: zeshonderd man die een tientje of meer betalen?" Wie zijn de meeste gevraagde schij- vers en schijf ster? Margreet Ruardi: „Dat is moelijk te zeggen. Er is veel vraag naar Harry Mulisch, Jan Wolkers en Kees van Kooten. Maar die staan niet op onze lijst van 379 auteurs. Die geven ook bijna nooit een lezing voor een klas. Maar als er zo'n aanvraag binnen komt, dan spelen we die wel door. En we bemiddelen ook vaak Wat ónze lijst betreft is Yvonne Keuls erg populair op middelbare scholen. Bernlef ook. Maar ach, er zijn er zoveel. Vorig ja hebben al die schrijvers en schrij er samen meer dan 6500 uur voor on ;ewerkt. En dat zij n heus n allemaal onbe kende debutanten, ^emco Campert, Anke de Vries, Karei Eykman, Mar jan Berk, Bert Schierbeek, Gertie Evenhuis, Koos van Zomeren, Simon Vinkenoog, Paul Biegel, Midas Dek kers, Willem van Toorn, Dolf Ver- roen... en dat is nog maar een kleine willekeurige greep." Margreet Ruardi weet zeker dat het werk van de stichting met de drie s'en een positieve invloed heeft op het leesgedrag van scholieren. Margreet Ruardi: „Het is voor scho lieren toch heel interessant om een boek te lezen en daarna met een schrijver zelf te kunnen praten. Dat maakt literatuur veel toegankelijker. Leraren Nederlands praten er toch afstandelijker over. Die houden zich meer aan de vaste onderwijsmetho des. Een leraar Nederlands vraagt om een analyse. Wat is de 'point of view'? Wat is de symboliek? Tot welke stro ming behoort de schrijver? Het is leuk om in de praktijk te horen dat een le raar het antwoord op die vragen heeft gegeven en dat een schrijver even la ter in de klas zegt dat hij het zelf niet weet. Dat is voor de leerlingen toch enig om te horen. Nee, écht, de lessen van schrijvers zijn meestal heel vrij en vrolijk. En leerzaam." En daarna maar hopen dat de leer lingen zó lekker voor het lezen zijn gemaakt dat ze zich op hun litera tuurlijst storten als lekkerbekken op de nieuwe Hollandse haring. Remco Campert. FOTO ANP Door Mathieu Kothuis ZES jaar duurde de 'vuile oorlog' van de generaals in Argentinië. Zes jaar van terreur, mishandeling en onderdrukking van de Argentijnse bevolking. „In elke oorlog zijn er mensen die verdwijnen", aldus de smoes van generaal Leopoldo Galtieri, leider van de Ar gentijnse junta. En dagelijks werden honderden Argentij nen opgepakt, gemarteld en pas na jaren weer vrijgelaten. Duizenden anderen 'verdwenen' in die jaren spoorloos van de aardbodem. De 'dwaze moeders', de moeders, vrou wen, verloofden en familieleden van de verdwenen Argen tijnen, demonstreerden aan het eind van de oorlog vrijwel dagelijks tegen deze verdwijningen op het Plaza de Mayo, het centrale plein van de Argentijnse hoofdstad. Tegen deze achtergrond van de 'vuile oorlog' in Argenti nië speelt de roman 'De visioenen van Carlos Rueda', het debuut van de Amerikaanse auteur Lawrence Thomton. Hoofdpersoon Carlos Rueda is directeur van het Kinder theater in Buenos Aires en hij wordt direct bij de vuile oorlog betrokken als eerst zijn vrouw en later zijn dochter worden ontvoerd. Rueda ontdekt dat hij over visionaire gaven beschikt en met dat wapen van de verbeelding stelt hij zich te weer tegen het generaalsregime. Hij 'ziet' hoe het is afgelopen met veel van zijn gevangen genomen landgenoten. De 'dwaze moeders' van de Plaza de Mayo zoeken hem 's avonds op in zijn tuin waar hij vertelt over de verdwenen familieleden, wat er met hen is gebeurd en waar de familie hen eventueel terug zal kunnen vinden. „Er gebeurde iets", legt Thornton de hoofdpersoon in de mond, „dat buiten ons bevattingsvermogen lag en waarvan ik moet getuigen, iets dat zo bijzonder is dat ik me zelfs nu nog afvraag wat het voor onze opvatting van realiteit bete kent, want het onmiskenbare feit bestaat dat, in de duis ternis van onze Zuidamerikaanse Nacht und Nebel, Carlos Rueda baby's, mannen, vrouwen en zelfs hele families vond. Is het dan een wonder dat ik deze gave een mysterie noem?" 'De visioenen van Carlos Rueda' is een schitterend boek, zo boeiend geschreven dat het mysterie, deze verbeelding van het 'zien' van zijn verdwenen landgenoten door Carlos Rueda, op geen enkel moment of wijze afbreuk doet aan het realisme van de lijdensweg van de Argentijnen. Thorntons hoofdpersoon, een Amerikaanse journalist, ge stationeerd in Buenos Aires en een goede vriend van Rue da, wordt langzaam waar zeker meegesleept met Rueda's betrokkenheid bij de vuile oorlog. 'De visoenen van Carlos Rueda' begint even meeslepend als het eindigt. Wat te zeggen van deze beginpassage van Thorntons debuut dat vorig jaar in de VS werd beschouwd als een van de beste boeken van het jaar: „Als in Buenos Aires, net als in het Amazonegebied waar de bewoners ge loven dat magische krachten zich van vogels en beesten meester maken, het bovennatuurlijke een deel zou zijn van het dagelijks leven van de mensen, zou wat hij (Rueda) deed gemakkelijker te bespreken zijn. Maar we stonden lange tijd afkerig tegenover spirituele denkbeelden en wisten er net zo min raad mee als de rotsige vlakten van Tierra del Fuega raad weten met een gevoel van geborgen heid. Onze stad lijkt op een deftige douairière wier geest zich met cynisme voedt, een plaats waar het alleen maar aantippen van onbekende en niet te bevatten gebeurtenis sen bitter lachen oplevert. En toch was het hier dat Carlos Rueda zich nacht na nacht begaf in een duisternis waarin onze mensen verdwenen en woorden spon rond geesten en schimmen totdat soms de mensen, die alleen hij zag, uit zijn verbeelding te voorschijn stapten in de verbijsterde armen van hen die hun lief waren". Lawrence Thornton: 'De visoenen van Carlos Rueda'. Uitg: De Boekerij, prijs 32,50 Door Henk Egbers DE beide delen in linnen band, voor zien van een leeslint, zien er met hun 1245 pagina's uit als een bijbel; het oude en nieuwe testament van Afri ka. Deze vergelijking is niet profane rend, omdat Maryse Condé met haar romancyclus 'Ségou' (deel 1: De aar den wallen en deel 2: De verkrui melde aarde) de (ver)wordingsge- schiedenis van het Afrikaanse volk meesterlijk heeft verwoord en ver beeld. Een indrukwekkend boek werk. Maryse Condé (Guadeloupe/Antillen - 1937), deskundig o.a. op het gebied van de Afrikaanse en Caribische literatuur, maakt de stad Ségou in de Sahel tot uit gangspunt van ruim twee eeuwen strijd in dit werelddeel: de onderlinge strijd van verschillende stammen; de strijd tussen het fetisjisme en de islam; de slaventijd; de terugkeer van de slaven uit Amerika en de koloniale overweldiging door de Fransen. Veel van de huidige Afrikaanse perikelen kim je via dit boek in de histo rie teruglezen. Toch is deze geromanti seerde historie geen verklaring achteraf, omdat Condé haar roman gebasseerd heeft op een grondige research van feite lijke gegevens. 'Ségou' is een familie-epos dat gesi tueerd is in het 19e eeuwse Mali. De ver leiding is groot om te generaliseren en te spreken over een 'Afrikaanse roman'. Hoewel het de ondergang van een van de laatste authentieke Afrikaanse rijken, dat van de Bambara met de hoofdstad Sé gou, als thema heeft, aarzel ik toch niet het boek een veel groter algemene geldig heid voor het werelddeel Afrika mee te geven. De strijd die om dit werelddeel ge leverd is en nog steeds geleverd wordt is in 'Ségou' als pars pro toto (deel voor het geheel) op een ongeëvenaarde wijze tast baar gemaakt. Het was Biton Coulibali, een Bambara zij die weigeren overheerst te worden) vorst, die Ségou stichtte; na zijn dood in 1755 viel het rijk uiteen in twee delen. In deze stad met lemen torens nestelt Condé het geslacht der Traore. In de nakomelin gen daarvan kristalliseert zich de Afri kaanse historie, waarvan hierboven de facetten genoemd werden. Allerlei werkelijke historische figuren komen daarbij aan de orde, zoals Edward Blyden de grootste Afrikaanse denker van de 19e eeuw en voorloper van het panafrikanisme; Cheikou Hamadou, de stichter van het islamitische rijk van Ma- cina; El Hadj Omar die het gebied rond Niger en Senegal onderwierp; James Af- ricanus Beale Horton, die het klassieke naslagwerk 'West African countries and peoples' schreef (1865); Ousman dan Fo- dio, vernieuwer van de Islam; Granville Sharp die Freetown in Sierra Leone stichtte voor de uit de Antillen terugke rende slaven; de legendarische islamiti sche veroveraars Toucouleur; het noma denvolk Peul etcetera. „De oorlog was de slagader van Ségou's macht en roem", lees je in het eerste hoofdstuk. De Afrikaanse stammenoorlo- gen, die nu nog zo vaak als alibi gebruikt wordt bij bijvoorbeeld de apartheidspoli tiek, springen in het oog bij de startpe riode van dit boek. Ook de wijze van het elkaar verslaven daarbij was een niet misselijke methode waarvan Europese handelaren handig gebruik hebben ge maakt. Het verschepen van slaven, onder meer door de Hollanders, naar Amerika, wordt de laatste tijd ook in onze school boekjes vermeld, maar dit barre feit krijgt via dit boek wel een ruimere con text. Terwijl de Westkust zijn eigen Afrikanen loosde, rukte vanuit het Oosten de Islam op. Het bijbelse zwaard der verdeeldheid binnen gezinnen, dat Christus predikte, zie je ook hier tweespalt brengen binnen het Ségou-ge- slacht; maar dan in naam van Mo- hamed. De gesple tenheid die de sla vernij binnen het Afrikaanse volk veroorzaakt zie je op de spits gedre ven als later bij de afschaffing der slavernij vele ex- slaven vanaf de Cariben (in deze roman) terugke ren naar Afrika, maar daar als vreemdelingen worden be schouwd en zelf ontdekken dat hun roots inmid dels op de Cariben liggen. Een pijn lijke verwarring die tot op de dag van vandaag bij voorbeeld bij Su- rinamers en Anti lianen in Neder land voelbaar blijft. Het hoofdstuk kolonialisme was al even verwar rend. Wat moet je die over kanonnen beschikken, beginnen Zien of je er zelf beter van kunt worden door mee te heu len of vanuit een bij voorbaat verloren positie je blijven verzetten Verraad of principes? Wanneer blijf je nog Afri kaan Ségou gaat ten onder Dat is zo ongeveer het raamwerk van deze roman. Zo verteld lijkt het allemaal nogal theoretisch en riekt het naar een saai geschiedenisboek. Niets is minder waar. Maryse Condé heeft deze genoemde feiten vertaald naar levendige mensen toe. Naar Dousia, Nya, Tiékoro, Moha- med, Siga, Tiéfolo, Kosa en vele anderen. Levende mensen, die telkens moeten kie zen voor land, volk, verraad, liefde, leven en dood. Condé houdt het meer dan 1200 pagina's vol om dat op een hele mooie, ge spannen manier te vertellen. Ik moet me weerhouden om dit nader te detailleren, want dat is onbegonnen werk. Als een lo gische mozaïek schuiven de gebeurtenis sen en de personen in elkaar tot een prachtige Afrikaanse historie, waarvan de pijn momenteel zeer actueel is. Wie 'Afrika' zegt, zegt eigenlijk iets on zegbaars, want tussen de Kaap met zijn Apartheid en de Maghreb met zijn isla mitisch fanatisme liggen werelden van verschil. Toch aarzel ik niet te zeggen dat in 'Segou' een aantal constanten aan de orde zijn, die voor het hele werelddeel staan. Het is bijna ongelooflijk wat Ma- foto h. elwïng ryse Condé in deze roman bij elkaar heeft weten te brengen. Daarom mag niemand die over Afrika zijn mond open doet of op een af andere manier contacten heeft met dit werelddeel verzuimen dit boek in twee delen te lezen. Maryse Condé: 'Ségou', deel 1: 'De aarden wallen', prijs ƒ59; deel 2: 'De verkrui melde aarde', prijs ƒ57,-. Uitg. In de Knipscheer. Heinrich Heine - FOTO ARCHIEF D£ J Door Gerard van Herpen Het boek stond achter glas en toen ik het ter hand nam, viel het bijna als een bundeltje losse en ver geelde velletjes uit mijn hand. 'Letzte Gedichte und Gedanken' von Heinrich Heine, uit de nalatenschap van de dichter, voor de eerste maal openbaar ge maakt. Het gele omslag velletje vermeldt de be roemd geworden namen van Heines uitgever Hoff mann und Campe in Ham burg. Het is een 'Separat- Ausgabe für Holland' en het jaartal van uitgifte is Heinrich Heine is dan veer tien jaar dood. Uit de nala tenschap van de in Parijs ge storven Duitse dichter stelt de uitgever een bundel samen, die hij toevoegt aan het Ver zameld Werk, achttien ban den met tekst en drie boeken met brieven. Ik draag de eer ste druk van deze literaire nalatenschap van Heinrich Heine in mijn handen. Vier honderd losse, deels bruin ge worden, velletjes geven mij het onbeschrijflijke en span nende gevoel dat ik een lite raire schat ontdekt heb, het literaire testament van een schrijver die in sommige de len van Duitsland nog niet eens vrijelijk mocht worden gelezen. Bij nader inzien heb ik ook ontdekt dat niet alles in deze laatste bundel voor het eerst 'veröffentlicht' is, zoals de Heine's trouwe uitgever dat vermeldt. Sommige gedichten ken ik uit eerder gepubliceerd werk en dat zelfde geldt ook voor enige 'Gedanken und ■Einfalle', die al in eerder ver schenen bundels van Heine waren opgenomen. Het authentieke van deze bundel blijft bewaard, want er zijn gedichten in opgenomen die Heinrich Heine in zijn laatste levensjaren moet hebben ge schreven, gedichten waarin hij zijn eigen dood voorvoelt. De bundel besluit met nog niet eerder verschenen brie ven die Heine aan zijn Franse vrouw Mathilde schreef toen hij in 1843 en 1844 bij zijn fa milie in Hamburg verbleef. Toegegeven, mijn hart klopt een beetje sneller omdat ik zowaar een eerste druk van mijn favoriete dichter in mijn bezit heb (de losse vellen, wel te verstaan!), toch bestaat de werkelijke verrassing uit de ontdekking van Heine in drie verschillende gedaanten. De dichter die zijn dood voelt na deren en die zijn geestelijke testament maakt ('Ich bin ein kranker Mann'), de schrijver van aforismen en ideeën, waarin Heine zich een bril jant spotter en levendig den ker toont en de vaderlijke en bezorgde briefschrijver in zijn correspondentie met Ma thilde, die alleen in Parijs is achtergebleven. De inleider van deze bun del, Adolf Strodtmann, is zich er van bewust dat hij de lite raire nalatenschap van Heine in handen heeft. Zelf gelooft hij dat Heine het merendeel van dit nagelaten werk wilde bestemmen voor een pos- thume en toegevoegde bun del. Heine zat altijd in geld nood en vaak schreef hij al ver vóór de uitgave van een nieuw boek bedelbrieven om geld naar zijn uitgevers in Hamburg. Dramatische bij zonderheid is dat Heine voor deze bundel al wel het hono rarium had ontvangen, maar dat het leven hem niet meer toestond de gedichten, de pro- za-teksten en de brieven te ordenen en te redigeren. schreven, het werk uit de;j ren vijftig schreef hij slechts vanuit bed, met linker hand zijn half gesli ooglid optillend. Strodl spreekt in zijn inleiding grote bewondering uit het heroische gevecht dat geest met een gebroken chaam voerde. „Ich bin kranker Mann jetz und, Glieder sind lebensmatt, Herz ist ausgebrannt". In die situatie voelt Hs zich aan zichzelf overgelat en in die verlatenheid kt het extra-hard aan dat Heimat feme ist'. Hoezeer Duitsland lief heeft, dicht in 'Abschied von Paris': mein Weib, mein schöi Weib, Du kannst meine Qi nicht fassen. Musz wie athmen deutsche Luft, Dar ich nicht ersticke". Tussen gedichten bevindt zich zijn Testament, waarin aan Louise zijn twaalf hei den en honderd vlooien vt maakt en driemaal honde duizend vloeken en aan Schwabische scholen, dier portret niet wilden hebhe vermaakt hij een getroa afbeelding van zijn achterst Heinrich Heine is een bef nadigd spotter. Hij spot op theologen, op de joden, Christenen, op de koning en politici, op de Duitsers, de vrouwen en op de mens '.zijn anderhalve maand ver Elk jaar verdienen duizenden sch de zomervakantie. Met dat geld school weer begint lekker bij kon de Zeeuwse camping. Misschien 1 ker, Vaak valt dat werk niet mer niet uitkijkt mag je altijd het vuil Je hoeft dat niet zomaar te nem ook hun rechten. De meeste van kantiewerkkrant van de Jonge Daarin lees je wat je moet doen 1 lijk werk mag doen, hoelang je r je belastinggeld kunt terugvrage terecht kunt in het geval van or het geval je chef gezellig over je je zomerse bloesje aanhebt. Aardbeienplukkers, terraslop kunnen de krant aanvragen Utrecht. Je kunt daar ook vrag krant en de Meidenkrant. Telefoc GROEP 8 van basisschool 'De Hoeksteen' in Zevenberg- schen Hoek verzorgt deze week De Schooltas. Behalve stukjes over het schoolkamp, pitbullterriers, de musical en het bezoek aan De Stem stuurden ze een paar groeps- kranten. Groep 8 van 'De Hoeksteen' gaat op 30 juni een musical opvoeren, de entree is één gulden en iedereen mag ko men kijken. De musical heet 'Raadsels rond het ruime sop'. Andere scholen zullen die musical ook wel hebben. We zijn al druk bezig. De rollen in het algemeen: „Wie ve nunftige Menschen oft si dumm sind, so sind die Dut men manchmal sehr scheit". Over de democra doet de vriend van Man heel karakteristieke uitspi ken: „Demokratische gegen das Besingen der Liet Warum die Rose be Aristokrat, besing die kratische Kartoffel, die Volk nahrt". De brieven aan zijn vr# Mathilde zijn geschreven een aandoenlijke toon echtelijke bezorgdheid, blijft ruim een jaar in Duit land. 'Ich habe mein arm Lamm in Paris gelassen,»: sq viel' Wölfe giebt' en bin überzeugt, dasz du in d sem Augenblick keinen S mehr in deiner Geldböi hast'. Hij stuurt haair delijk wel honderd, van t oom Heinrich afgetrogget honderd Franken, maat krent voegt er snel aant dat zij er vooral niets mag uitgeven. Gewoon, a dat hij voorziet dat Math) en hij nog wel vaker in nood zullen geraken. Heine verkeert in 1844 in een redelijke gezoni Hij is wel nerveus en last van migraine. In jam 1856 is zijn MS al zo v< gerd, dat hij regelmatig zoeken moet afzeggen. Uitr tijd dateren enkele van gedichten. „Es geht am schrijft hij en „Der Sarg fertig, Der Vorhang fallU Stück ist aus". Wat hem im situatie nog het meest doet is het gevoel dat dierbare Duitse publiek geeuwend van hem afwen. „Und gahnend wandelt jd nach Haus, Mein liebes De nm sches Publikum". Iedere keer als ik blaadje na blaadje, in k blijft een dunne streep bruine stukjes papier op tafel achter. Mijn eerstei' van Heinrich Heines litem1 nalatenschap moet ik ms eens snel laten inbind* Heine uit de eerste hand,® schat van losse vellen. üefcte (imiid)tr mul (ikiiaitM deeld. Iedereen kent zijn rol al best goed, het podium en de gordijnen zijn er ook al best lang en het decor is ook heel mooi geworden. Er zijn 19 rollen maar in onze klas zitten 23 kinderen dus hebben we er vier rollen bij verzonnen. Ik ben er niet zenuwachtig voor. Ik vind de musical erg leuk en het zal denk ik wel druk worden. Er zijn acht liedjes. Op het laatst zegt iemand wie welke rol had. (Geschreven door Mira Ooyen). ...De opbrengst is voor nieuwe vissen op school. Vo rig jaar was de opbrengst voor voer voor de salaman ders. Ik denk dat wel meer kinderen van andere scholen deze musical opvoeren. Wie er leuke ideeën heeft, stuurt ze maar naar ons op. (Marjan Wedemeier). ...Als de musical is afgelo- Uit zijn handschrift viel af te leiden dat de teksten uit zeer verschillende stadia van zijn leven afkomstig zijn. De tek sten uit de jaren dertig zijn sierlijk en met vaste hand ge- •$eiitrid> ,v>cinc. kt* pi4lrr« juni tifldi üHpie wfffcmiAt, Sambutg.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1988 | | pagina 34