DE STEM
WE E K E
TUSSEN WEST EN
OOST RIJDT EEN
TREIN VOL TRAGIEK
ird-We
ress
'arsza wa - Poznart- Kunowice-
[furt(0)-Berlin Stadtb-Marienborn-Helmste
mover-Hamm- Mflnster-Bad Benthalm
iloort- Utrecht - Schiedam-Rotterdam
MET
VERI
Fangzaam kruipt de Noord-West-Ex
press door Europa. Van Hoek van Holland naar Mos
kou. Dwars door het gedeelde Duitsland, door Polen
en door de Sovjet-Unie. Dwars door de geschiedenis
van de twintigste eeuw. Aan boord van de trein de ge
tuigen van die geschiedenis. De geschiedenis die
vooral in Oost-Europa nog elke dag zo actueel en
voelbaar is. De geschiedenis die niet is afgelopen. De
Noord-West-Express is een trein vol verhalen. Een
trein vol tragiek.
Stop kran
ZATERDAG IQ
4 JUN11988! O
Provodnik
Passkontrolü
Veteraan
Knekelveld
V
40 Jaar wachten
zij gewaarschu\
nadert, hij van z]
de weg opstelle,
opdat het paarc
stuur.Deze te
tebestuur van Gi|
lende plaatsen
plaatst. Over de
kend, maar als
I schrikken maker
nog door het glit
j gen zonder op h
Iwel voor, zelfs
paarden. 'Heilig
[wel samen. Om
dekrachten van
twee paardekrac
jaar verdragen,
tweespan dwars
Jan de Roos en
I naars, ook een p
L
Door Hans Rooseboom
Als het duistere gevaarte van de Noord-
West-Express het station Utrecht-Cen
traal binnenschuift, weet ik nog niet wat
me te wachten staat. Het is negen uur 's
avonds en ik verheug mij op een treinreis
van 15 uur naar Polen.
In de trein branden geen lichten. Met
mijn loodzware king size koffer begin ik
de tocht langs de onafzienbare rij trein
stellen, op zoek naar wagon nummer
374, waar zich mijn gereserveerde slaap
plaats moet bevinden. Zo te zien ben ik
de enige die hier aan boord gaat.
Visioenen van de Oriënt Express, ge
rieflijke coupés, comfortabele slaaphut
ten, feesteüjk aangeklede restauratiewa
gens, wijn bij kaarslicht, internationale
conversatie op niveau, perfecte bedie
ning door stewards in wit livrei, en een
steeds wisselend landschap als rustge
vend decor: met dat alles voor ogen heb
ik de trein verkozen boven het vliegtuig.
Vooralsnog loop ik op het station in
Utrecht te zeulen op zoek naar mijn
plaats. Daar hangt ergens in een hoge
deuropening van de lange trein een duis
ter figuur. Hij, een macho-bink van een
jaar of 35, wenkt dat ik bij hem moet in
stappen. Nog even en het feest kan be
ginnen.
Eenmaal binnen wijst de man, kenne
lijk een conducteur, mij een nauw hok,
waarin ik binnen dien te treden. Alles
gaat zonder één woord in z'n werk, zon
der groet, verwelkoming of glimlach. Ik
sjouw de koffer het hok in. Mijn slaap
plaats dus. Aan de rechterkant is een
stellage met drie smalle bedden boven
elkaar. Aan de linkerkant, op één arm
lengte, hangt een voddig gordijn met
niets erachter. Er brandt één kaal peertje
in de nok van het hok.
De man grijpt van het bovenste bed een
handvol lakens en dekens van onbe
stemde substantie en gooit die met een
onverschillig gebaar op het onderste bed.
Ik zie intussen dat alle opschriften, aan
wijzingen en bordjes in het cyrillisch
schrift zijn. STOP KRAN lees ik: de
noodrem op z'n Russisch.
Ik vraag de man of er vannacht nog
meer mensen in dit hok zullen slapen (ik
moet er niet aan denken!), en hij snauwt
iets over 'weit in Deutschland' en 'Han
nover'. Daarop strekt hij zijn hand uit en
beveelt kortweg 'ticket' en 'pas'. Keurig
opgevoed als ik ben sta ik beide vitale
reisdocumenten zonder tegenstribbelen
af. Hij steekt ze in zijn zak en gaat er
zonder een woord te zeggen vandoor. Ik
blijf lichtelijk beduusd achter.
In het gangpad verschijnt nu een
dame van middelbare leeftijd. Mijn
buurvrouw in deze trein. „Volgens mij
komen er vannacht helemaal geen men
sen bij", zegt zij, met een licht buiten
lands accent. „Ik ben ook de enige in
mijn coupé, en de rest van deze wagon is
volkomen leeg. Waarschijnlijk wil hij ge
woon geld zien. Dit is een Russische
trein". Ik onderga een begin van begrip.
„Ik wist van te voren helemaal niet dat
dit een Russische trein zou zijn", zeg ik.
„Jaja, u zult wel merken, dat is iets heel
anders", zegt zij veelbetekend.
Ik vertel mijn reisgenote dat ik ge
hoord heb dat deze trein om 7.00 uur 's
ochtends in Berlijn is. „Daarom heb ik
een wekker meegenomen. Die zet ik op
5.00 uur, dan kan ik de DDR en Berlijn
bij daglicht zien".
„O, maar u hoeft helemaal geen wekker
te zetten", antwoordt de dame. „Aan de
grens tussen West- en Oostduitsland
wordt u vanzelf wel wakker. Daarvoor
hoeft u niet bang te zijn. Dan wordt de
hele trein doorzocht. Dan komen ze met
honden in de trein. En bovendien is er
pas-controle. Dus u wordt sowieso wak
ker gemaakt".
De dame vertelt dat zij oorspronkelijk
uit Polen komt, maar al veertig jaar in
Nederland woont. Zij reist vaak op en
neer. Nu is zij op weg naar haar zuster in
Warschau. Zij heeft contacten in Breda,
in verband met voedseltransporten naar
Polen. Ik vertel dat ik meereis tot Poz-
nari.
De trein is inmiddels gaan rijden. In
mijn slaaphok ga ik op het bed zitten en
kijk om mij heen. Het is ontstellend sme
rig. Op de grond ligt een uitgesleten Per
zisch kleedje, met opkrullende randen,
stijf van het vuil. Er liggen haren en
voedselresten op. Het hok ruikt smerig
en muf. De WC, die hiernaast is, is dui
delijk te ruiken. Het is hier bedompt en
warm, maar het raam kan niet open.
De WC is helemaal een verschrikking.
De pot zit vol bruine strepen. Er is geen
WC-papier. Er is wel een houder voor
papieren handdoeken, maar er zijn geen
papieren handdoeken. Ondanks het op
schrift in vier talen dat het hier om een
houder voor papieren handdoeken gaat.
Op de grond ligt een vieze ineengewron
gen dweil.
Heel langzaam begint mijn treinvi-
sioen te vervluchtigen. Heel langzaam
doven de kaarsen in de sfeervolle restau
ratie.
Mijn Nederlands-Poolse buurvrouw
blijkt zich intussen geheel geïnstalleerd
te hebben in haar compartiment, dat
overigens iets groter is dan het mijne.
Het heeft aan twee kanten bedden. Ik
begrijp nu ook dat er in deze trein geen
gewone zitplaatsen zijn, alleen slaaphok
ken. Bovendien is er niets te eten en te
drinken verkrijgbaar. Laat staan een res
tauratie. Alleen morgenvroeg om half
Ik verwachtte Orient Express-achtlge toestanden. In het Russische treinstel
bleek echter niets te eten of te drinken verkrijgbaar. - foto anp
s
V-
acht krijgen we bij wijze van ontbijt een
kop thee uit de samowar, zegt mijn erva
ren reisgenote. De Nederlandse Spoor
wegen hadden mij op deze Spartaanse
toestanden wel wat beter kunnen voor
bereiden.
Wij wensen elkaar goede nacht, en ik
trek mij terug in mijn cel. Ik installeer
mij nu ook maar. Hier zal ik de komende
vijftien uur moeten doorbrengen. Ik pak
kranten uit, bier en sigaretten. Ik ga zo
comfortabel mogelijk op het onderste
bed liggen, breek een blik bier open en
begin te lezen. Het is een uur of tien en
buiten reeds duister.
Het wil maar niet echt gezellig wor
den. Ik heb zeer sterk het onaangename
gevoel dat ik opgesloten ben in dit sme
rige hok, en in deze wagon. Het voelt
aan als een cel. Een Russische cel. Zon
der paspoort, zonder plaatsbewijs. Die
heeft de cipier. Eenzaam en aan aan ho
gere machten overgelaten voel ik mij.
Plotseling valt het ücht uit. Ik ga op de
gang, en 'toevallig' komt de 'conducteur',
de PROVODNIK (dat woord heb ik in
de tussentijd op de deur van zijn ka
mertje zien staan), er juist aan. Ik wijs:
das Licht. Hij: Luft, Luft? Ik zeg: nee,
het licht is uit. Ik wijs weer naar boven.
Hij wenst het niet te begrijpen. Dan
denk ik: toe ook maar. Ik geef hem een
briefje van vijf gulden en een dollarbiljet.
Het is tenslotte nog een heel stuk en ik
kan hem beter te vriend houden. Het
licht gaat vrijwel onmiddellijk daarna
weer aan. Hij wilde denk ik even laten
voelen wie er hier de baas is, en wie hier
niets heeft in te brengen.
Ik lees uren door. Bad Bentheim,
Münster, Osnabrück, Hamm, Herford,
Minden. De Bondsrepubliek is geen
klein land. Om twee uur doe ik zelf het
licht uit en val in slaap. Met mijn kleren
aan.
Dan word ik ruw uit mijn dromen ge
rukt. De deur, die ik van binnen op slot
had gedaan, vliegt open en het licht
wordt aangefloept. Het is drie uur, zegt
mijn horloge. De PROVODNIK staat in
mijn slaapkamertje en slaat onbegrijpe
lijke taal uit. In de trein klinken luide
stemmen en het het geschuur van voort
gezeulde koffers. Station Hannover.
De bewaarder wijst op het bovenste
bed. 'Neue Leute', zegt hij. 'Sie oben!'.
Hij geeft me nu trouwens mijn paspoort
terug. Alweer zonder iets te zeggen, te
verklaren, of te verontschuldigen. Hij
laat duideüjk voelen dat ik minder dan
niets ben. Dan worden er plotseling vier
of vijf enorme dikke koffers naar binnen
geschoven en op elkaar gestapeld. Kof
fers van twee meter lijkt het wel, in felle
oranje en gifgroene kleuren. Onmisken
baar koffers uit een andere wereld. Het
hok is meteen helemaal vol.
Ik sta slaapdronken op en doe wat me
gezegd is. Ik klim over al die onwaar
schijnlijk grote valiezen naar het boven
ste 'bed'. Ik wacht gespannen af.
Er treden twee mensen binnen, oude
mensen, een man en een vrouw, in arm
zalige kleren. Terwijl ik van boven af
toekijk (héél hoog, als ik daar maar niet
afdonder), begroeten ze mij vluchtig. Ze
gaan naast elkaar op het bed (mijn bed!)
zitten. Ik schik me maar in mijn lot en
val uiteindelijk opnieuw in slaap, on
danks het gekeuvel beneden me. Zo te
horen in het Russisch. Het licht büjft
Opnieuw word ik gewekt. 'PASSKON
TROLÜ' Het is buiten licht geworden.
Binnen treedt een hoge DDR-pet die van
de mensen beneden de paspoorten be
kijkt. Ik kijk recht bovenop zijn Duitse
lefpet. Voordat ik mijn paspoort heb
kunnen aanreiken is de deur alweer
dicht. Hij heeft mij, tegen het plafond
aangedrukt, niet gezien.
Ik blijf wakker liggen. Ik koekeloer af
en toe naar beneden. Op het onderste
bed liggen ze naast elkaar te slapen. Met
de hoofden bij eikaars voeten. Een soort
69-houding. Af en toe klinkt er krachtig
gesnurk.
Nu rijden we dus door de DDR. Ik
besluit op te staan en me naar het gang
pad te begeven. Dan zie ik tenminste nog
wat van het land. Vanaf dat bovenste
bed was dat namelijk niet mogelijk.
Je kan je in deze trein nergens wassen
of je tanden poetsen, dus je voelt je al
gauw behoorlijk smerig. Maar enfin,
niets aan te doen.
De WC is intussen wel 'schoon'-ge-
maakt. De drolsporen zijn weg, de dweil
ook, en er is wc-papier. De PROVOD
NIK heeft zijn nachtelijke plicht gedaan.
Maar het blijft een onhygiënische toe
stand.
Mijn vriendelijke buurvrouw is intus
sen in het gangpad verschenen.
„Heeft u er vannacht ook mensen bij
gekregen? Ik ook. Uit Rusland". Ik heb
intussen gemerkt dat die van mij even
eens Russen zijn.
„Bij u ook al? Verderop zijn er nog
meer". Plotseling verschijnt er een uit
drukking op haar gezicht alsof zij een be
langrijke ontdekking heeft gedaan.
„Maar wacht eens even! Dat is na
tuurlijk de perestroika! Die mensen mo
gen tegenwoordig veel makkelijker naar
het buitenland dan vroeger! Die hebben
soms jaren op een visum moeten wach
ten en dat kunnen ze nu eindelijk krij
gen!"
Steeds meer mensen komen nu uit hun
nachtverblijven te voorschijn. Ze staan
in het gangpad aan de raampjes, kijken
naar buiten, praten wat met elkaar, alle
maal in het Russisch.
Na verschillende aan- en ontkoppelingen
in de loop van de afgelopen nacht blijkt
ons treinstel het achterste van de trein te
zijn geworden. Op het achterbalkon rook
ik een sigaret samen met een kleine
grijze man, een veteraan uit de Sovjet
unie. Achter ons verdwijnen de rails in
de wouden van Oost-Duitsland.
„Ik ben in West-Duitsland geweest",
zegt de oude man. Hij heeft een vriende
lijke, maar droefgeestige glimlach. „Wat
een prachtig land is dat. En wat een
vriendelijkheid. Het is de hele dag 'Dan-
ke' voor en 'Bitte' na. Zó beleefd. Daar
moet je bij ons eens om komen. Ik woon
in Alma Ata. Dat is vanaf Moskou nog
een week met de trein. Bij ons wordt er
alleen maar gescholden en gevloekt. Bij
ons zijn er alleen maar barbaren".
Hij vertelt dat iedereen in deze trein
doodsbang is voor 'Brest'. 'Hoe lang is
het nog tot Brest?' Dat vraagt men elk
aar voortdurend. Brest is de grensover
gang tussen Polen en de Sovjetunie. De
'ijzeren poort'. In Brest komt de Sovjet
douane in de trein. Daarbij vergeleken
zijn de Oostduitse en Poolse grens-rauw-
dauwen kleine jongens. En die zijn al
echt niet leuk.
„In Brest zijn ze vooral tegen Sovjet
burgers die terugkomen uit het buiten
land uitermate vervelend. Ze pikken al
les af. Ze mogen het volgens de wet niet,
maar ze doen het wel. Eigenlijk is dat het
hele systeem bij ons in de Sovjetunie. Al
les wordt de mensen afgepakt. Alles".
De oude man vertelt dat hij in de oorlog
in een Duits krijgsgevangenkamp heeft
gezeten. Honderdduizenden mensen zijn
daar gestorven van ontbering. „Er is te
veel gebeurd in deze eeuw. Te veel.
En Polen, Polen ziet er zo mooi uit, maar
graaf je één meter onder de grond, dan is
Polen één groot knekelveld, één grote be
graafplaats".
Mijn gesprekspartner brengt het ge
sprek op Gorbatsjov. Gorbatsjov bete
kent hoop voor de mensen. „Gorbatsjov
wil de zaken veranderen. Het hele volk
staat achter hem. Maar het zal langzaam
gaan, éls het gaat. Heel langzaam. Het
zal zeker nog eens zeventig jaar nodig
hebben om het land weer goed te maken.
Om alles wat de Revolutie in 70 jaar ka
pot heeft gemaakt weer goed te maken.
Er is te veel tegenstand. Er zijn te veel
mensen die het te goed hebben in dit sys
teem".
Terug in mijn eigen hokje maak ik na
der kennis met mijn nachtelijke gasten.
Ze hebben zojuist hun ontbijt uitgestald,
waarin zij mij overvloedig laten delen.
Zij zijn wél voorbereid op de ontberin
gen van deze treinreis. Ik maak er dank
baar gebruik van.
Deze mensen zijn afkomstig uit de
stad Froenze in de Sovjet-republiek Kir
gizië. Ook zij zitten in de rats voor Brest.
Maar ze hebben zich erop voorbereid.
De vrouw laat mij een grote foto zien.
„Dit is onze hele familie", wijst zij.
„Dit zijn wij, dit onze vier zonen en vier
schoondochters en twintig kleinkinde
ren. Die foto hebben wij speciaal meege-
Het naambordje van de Nord-West-Express. In de trein zelf mocht van de Russische autoriteiten niet worden gefotografeerd. - foto
Perestrojka in een treinstel
nomen voor aan de grens op de terug-1
weg. Als ze moeilijk doen over al diel
grote koffers van ons, kunnen wij
deze foto wijzen en zeggen: wij zijn eenl
grote familie, en dit zijn allemaal
schenken".
„We zullen wel iets moeten afstaan"!
zegt haar echtgenoot. „Het liefst zoude!
ze eigenlijk alles willen afpakken". Hijl
maakt een gebaar van achterover druk!
ken. „Das sind die Kommunisten"
hij verachtelijk snuivend.
Dit echtpaar heeft twee maanden geloj
geerd bij de moeder van de man, die i
West-Duitsland woont. Ze is negenti!
jaar oud, en heeft veertig jaar moeleil
wachten op dit bezoek. Vol trots tone!
mijn lotgenoten mij de kleurenfoto's va!
hun verblijf in Duitsland.
„Is bij u in Holland alles ook zol
mooi?", vragen ze. „Zulke mooie huize!
als er in Duitsland zijn". Ik kan mij!
chauvinisme niet voor me houden: „Bij|
ons is het eigenlijk nóg mooier".
Zeer benieuwd zijn ze naar de reli-l
gieuze situatie in Nederland. „Zijn er bijl
u ook Mennonieten?" is hun vreemd!
vraag. Op mijn bevestigend antwoor!
zegt de vrouw verheugd: „Dat zijn wij!
Mennonieten. En onze voorvaderen ko-l
men oorspronkelijk uit de grensstreeil
van Nederland en Duitsland. Uit VrieJ
zenveen. De Mennonieten waren pacifis l
ten, en om aan de dienstplicht te ontko!
men zijn ze aan het begin van de negen!
tiende eeuw naar Rusland uitgewekeil
Dat kenden ze vanwege de handelsreli|
ties tussen dat dorp en Rusland. In oi
streek staan wij nog altijd bekend
'Gollandski'."
Zo verstrijken de uren in deze trein!
Deze ongerieflijke trein vol mensen voof
wie ongerief de dagelijkse praktijk isl
Mensen die geleerd hebben om het ongt-l
rief en de tegenslag gelaten te ondeil
gaan. Ik, verwende westerling, heb daal
veel meer moeite mee.
Nog eenmaal spreek ik mijn Pool!
buurvrouw. Als ik voorzichtig naar haail
lotgevallen vraag, zegt zij dat haar hel!
familie in de oorlog is omgekomen. Z!
slaat de handen voor haar gezicht al
vlucht in haar compartiment.
Centraal-Europa is in deze eeuw niet!
bespaard gebleven, en er is aan de misè!
nog lang geen eind gekomen. Deze treil
zit vol getuigen van die misère. Het is o«T
stil van te worden.
Als de trein stopt op het station val
Poznan, stap ik met mijn koffer uit,"
word overvallen door een horde bagagi
dragers en taxichauffeurs.
Ik ben in Polen.
Door Edo Saur
'A horse! A horse! My k
horse'! roept Richard III
keer toe uit in Shakespea
death of king Richard III'
rijk in ruil voor een paarc
J net iets te ver, maar ik kaï
len dat mensen met een
koning te rijk voelen. Op e
j de natuur trekken of met
gen tochten maken, breng
ter bij die natuur dan in r,
dekrachten rondtoeren. Ni
derland niet echt vrij met j
tuur in trekken. Ruitei
i nauwkeurig de routes aan
vanaf, dan loop je kans oj
keuring.
Op de weg is dat anders.
I zich met een paard in het
I ven. Is het besturen van br
j met autobus gebonden
het berijden van een paarc j
en wagen kun je gelijk stel
[gels, die er voor de fietst
I mers ook iedereen mag m
I straat op. Een stukje twee:
de wetgeving dus; enerzi
I verantwoordelijkheidsgevr
j mensen zelf overgelaten
[probeert de wet dat te n
I mand zal echter een vijfja
zijn fietsje dwars door h
Ikeer laten rijden en zo
[koetsier zich ook niet
[drukte storten.
Er is wel zoiets als ee.
wijs' en een 'ruiterbewijs',
[beide (nog) niet verplich
siersbewijs zou je eigenlij
[hebben. Je bent dan ook
[kerd. Als je met paard
auto's ramt, en zoiets is a
komen, dan zit goed fout
sekerd bent. Geen welden
[zomaar met zijn paarden cj
j Ik heb ook eerst mijn koe
Jhaald en een mencursus
[leer bijvoorbeeld het As
Jteem voor snelle noodsto
seis losjes in de linkerhan
rechterhand zo'n 30 centi
S i \K
r jpcs'Li
Op het achterbalkon rook Ik een sigaret samen met een kleine grijze man, een veteraan uit de Sovjetunie. Achter ons veil
dwljnen de rails. - foto"!
Een kijkje vanaf de
iboi