DE STEM
'ER IS HIER AMPER
GEVOCHTEN. DE
STAD IS DOOR HET
LEGER VERWOEST'
toon heri
ZATERDAG I A
9 APRIL 19881H
et is niet eenvoudig in Paramaribo
een chauffeur te vinden die bereid is naar het 'oor
logsgebied' in het oosten te rijden. „Wij gaan daar niet
heen. Het is te gevaarlijk", zegt de manager van het
taxi- en autoverhuurbedrijf De Paart Na een aantal te
lefonades en gefluisterde contacten in de lobby van
hotel Torarica is tenslotte een man, die we omwille van
diens veiligheid Roy zullen noemen, genegen. Er
meldt zich een tweede belangstellende, 'Ron', die
dierbare herinneringen bewaart aan de stad Albina en
met eigen ogen wil zien hoe de stad er bij ligt.
Aapje
Spookstad
14 Lijken
Noodbrug
Soso Lobi
Hulp nodig
Heilig Hartbeeld
MLDat vind ik iet
H
Door Mare de Konlnch
De reis begint met een oversteek, in Pa
ramaribo, over de Surinamerivier naar
de oude plantage Meerzorg in het aan
grenzend district Commewijne. De af
tandse veerboot zwoegt tegenstrooms
langs het roestend wrak van een Duits
schip, dat daar in de Tweede Wereldoor
log is vergaan. Op de gescheurde flank
staat in verschoten letters gekalkt: Vijf
Jaar Revolutie. De tekst dateert dus van
driejaar geleden, toen Desi Bouterse nog
vast in het zadel zat.
Aan de overzijde van het water is het
in de Javaanse nederzetting een drukte
van belang. De auto baant zich over de
stoffige straten een weg langs piramides
van watermeloenen, bergen papaja's en
zakken rijst. Dan is het plotseling afgelo
pen met de bedrijvigheid en strekt de
weg zich verlaten uit in de richting
Moengo, ons eerste reisdoel, op 90 kilo
meter afstand.
Aan weerszijden verheft zich de
jungle. Hier en daar zijn kleine akkertjes
uitgespaard in de bosrand. Daar wonen
Javaanse families in hun boerderijtjes
met twee of drie koeien en wat tuinbouw
op hun 'kostgrondje'. Even na het dorp
Tamaredjo doemt in de verte de eerste
militaire post op. Roy en Ron turen ge
spannen naar het naderend obstakel van
olievaten en zandzakken. Maar eenmaal
daar gebaart een onverschillig kijkende
soldaat dat we zo door mogen rijden. De
speciale doorgangspasjes, die we de dag
tevoren in het roemruchte Fort Zeelan-
dia - plaats van de 'decembermoorden' -
hebben afgehaald bij de commandant
van de Militaire Politie, blijven voorals
nog dus ongebruikt.
'Tenez votre gauche'staat bij benade
ring van de Commewijne-rivier op een
verkeersbord. Suriname rijdt immers
links en we gaan oostwaarts richting
Frans Guyana. Er ügt een platgereden
beest op het wegdek. „Dat was een aap
je", zegt Ron. Dan verrijst aan de einder
de brug bij Stolkertsijver over de Com
mewijne. Hier begon in de zomer van
1986 de Surinaamse burgeroorlog toen
junglecommando's van Ronnie Brons
wijk bij dezelfde post die wij nu passeren
een aantal militairen in gijzeling namen.
Thans heeft het staakt-het-vuren, dat
al enkele maanden in acht wordt geno
men, het zestal soldaten dat hier bij hun
nsing de wacht houdt, goedla
gemaakt. Maar oh wat zijn ze nog jong
verschansing de wacht houdt, goedlachs
en wat staan, van zo dichtbij bezien, hun
grote ogen op angst. Zoals elke oorlog is
ook de Surinaamse er een die wordt ge
streden door kinderen.
We rijden het district Marowijne bin
nen, strijdgebied bij uitstek en van ouds
her overwegend bewoond door bosne
gers. Maar Marowijne is nu uitgestorven.
Slechts om de paar kilometer ontwaren
we een menselijke gestalte, die op grote
afstand van de naderende auto verdwijnt
in het oerwoud.
Op een enkeling na is de boslandbe-
volking gevlucht naar Paramaribo of
naar Frans Guyana. Voor hun verlaten
woninkjes staat in de wegberm een tak
met daaraan een wit vlaggetje. Zo brach
ten de bewoners in het begin van de
strijd tussen Bronswijk en Bouterse tot
uitdrukking dat zij neutraal en vredelie
vend waren, met het doel gespaard te
blijven voor geweld en roof. Maar al
gauw bleek een gerafeld wit doekje het
kwaad niet te kunnen tegenhouden.
Na tientallen kilometers van groene ver
latenheid wijst een piepklein bordje
linksaf naar Moengo, het stadje waar Su-
ralco de grootste bauxietmijn van Suri
name exploiteert. Moengo en de aan
grenzende dorpen telden twee jaar gele
den nog zo'n 15.000 inwoners. Vandaag
is het een spookstad. Suralco produceert
nog maar een fractie van zijn capaciteit,
want van de 4.500 arbeiders zijn maar
300 onverschrokkenen op hun post ge
bleven. De wachter bij de ingang van de
mijn heeft niets te doen. Een poster ach
ter hem waarschuwt de arbeiders in het
Surinaams om bij het tillen niet de rug te
breken: 'No broko joe baka'. Maar er
wordt weinig meer getild dezer dagen.
In het 'stafdorp' van het bedrijf staan
op drie na alle 36 luxe huizen van het ho
ger personeel leeg. Een bungalow is afge
brand, een andere vertoont schietgaten.
Een de geblevenen heeft alles meege
maakt sedert Ronnie Bronswijk voor net
eerst van zich deed horen. Hij vertelt:
„Na de gijzeling bij Stolkertsijver
bleef alles hier nog maandenlang zijn ge
wone gang gaan. Toen is in september
1986 op het Suralco-terrein een bosneger
door een politieman doodgeschoten. Hij
was betrapt op illegaal vissen en hij be-
Konlngln Wllhelmina bleef gespaard. Achter haar de vernielde stad Albina.
Het succes gaat onze stou
ver te boven. Het is gewei
uit te maken van de geschiet
tv"
Leonard Katzman, prot
4Nooi
De boulevard langs de Marowijne In Albina Is totaal vernield.
- FOTO S PERSBUREAU VAN EIJNTHOm I
'Mijn mooi Albina is kapot
Opgeblazen brug, provisorisch hersteld op de weg van Moengo-Alblna.
dreigde de agent die hem wilde arreste
ren met een kapmes. Sindsdien is de
zaak hier gaan escaleren. Bronswijk
heeft het huis in brand gestoken van de
man die de doodgeschoten bosneger had
aangegeven bij de politie."
„Een paar weken later volgde de aan
val van Bronswijk op het militair kampe
ment in Albina, hier 35 kilometer van
daan. Toen kwamen de eerste vluchtelin
gen naar Moengo. We hebben 15 huizen
aan ze afgestaan. Maar het duurde niet
lang of ook Moengo werd aangevallen.
Het junglecommando kwam met 12
man, meer niet, uit de bosrand. Ze leen
den auto's en varkens. In het begin kre
gen we die nog terug, later niet meer.
Iedereen moest een bijdrage leveren aan
de strijd tegen Bouterse, zeiden ze. Er
waren 60 militairen gelegerd op het
vliegveld van Moengo. Maar die durfden
niet uit het kampement te komen."
„We hebben het leger gewaarschuwd dat
er een grote hoeveelheid dynamiet op
ons terrein ligt. Maar ze durfden dat niet
te komen bewaken. Na een paar weken
is Bronswijk het komen halen. Hij heeft
de bruggen in de weg naar Albina opge
blazen. Het leger is toen een klopjacht
begonnen op alles wat bosneger was. Die
kennen Bronswijk allemaal. Als de sol
daten aan ze vroegen, waar zit-ie, en ze
zeiden het niet te weten, dan werden ze
meegenomen. Op een dag waren er veer
tien lijken in Moiwana, hier dichtbij. Er
waren oude mannen en kinderen bij.
Bronswijk heeft ze hier in de recreatie
zaal van Moengo tentoongesteld. Om de
misdaden van het leger te laten zien. Al
les bij elkaar moeten er ongeveer 200
bosnegers vermoord zijn."
Ondanks angst voor herhaling begint
dezer dagen dankzij het nu al geruime
tijd aanhoudende staakt-het-vuren en de
beginnende bemiddeling tussen Brons
wijk en de regering, een aantal vluchte
lingen weer terug te keren naar hun hui
zen. Zelfs enkele bosnegers, die in Para
maribo geen middelen van bestaan heb
ben, wagen het om hun huisjes in
Moengo en Albina weer op te zoeken.
De verteller van Suriname's oorlogsge
schiedenis steekt de hand op als over de
stoffige grindweg een gammele pick-up
truck komt aanrijden. Aan het stuur
blijkt de burgemeester, de 'Loera', te zit
ten van het aangrenzende Javanendorp
Wonoredjo. En naast hem zit een man
uit Paramaribo van het Electriciteits Be
drijf Suriname. Ze gaan de door Brons
wijk opgeblazen electriciteitscentrale in
specteren en wij rijden in de laadbak met
ze mee. Weer gaat het over desolate stra
ten, maar inderdaad ziet we hier en daar
in dit 'klein Indonesië' een menselijke
gedaante scharrelen in een tuin. En aan
de andere kant van de verwaarloosde
spoorlijn, waar strikt afgescheiden de
bosnegerhuisjes staan, ontwaren we wa
rempel ook enkele diepzwarte gestalten.
„Dat gezin is dit weekeinde teruggeko
men. Ze zijn zeer dapper", zegt de burge
meester.
Langs de toegangsweg naar de cen
trale staan twee riante huizen van ESB-
directeuren leeg. „Hier heeft Bronswijk
twee maanden in gelogeerd. Hij was heer
en meester. Hij reed in een Mercedes
Benz", weet de EBS-man. Dan staat hij
oog in oog met het verwrongen staal van
elektro-installatie. Er valt niets meer te
inspecteren. „Ik had deze centrale met
mijn eigen handen gebouwd. Ik kan dit
niet langer aanzien", stamelt de techni
cus. De Loera is hier al eerder geweest en
zegt: „Een zware ijzeren deur hebben we
nooit meer teruggevonden. Die is door
de kracht van de explosie honderden me
ters het oerwoud in geslingerd."
Na een lunch in de deftige, maar nu
bijna lege stafclub 'Casa Blanca' van Su
ralco, gaat de reis voort naar Albina, de
stad aan de Marowijnerivier, de grens
met Frans Guyana. Bij de eerste opge
blazen brug is een houten noodconstroc-
tie aangebracht. Ron aarzelt of we er
met de auto overheen kunnen. Dan na
dert achter ons een militaire truck vol
soldaten. Een van de geüniformeerde
jongens springt uit de laadbak en schikt
een plank zo dat we een stevig spoor
naar de andere oever hebben. De militair
vraagt niet eens naar onze identiteit.
Langs het dorp Moengo Tapoe gaat
het door een nu heuvelachtig gebied met
sublieme uitzichten over de jungle. En
ineens is daar de bocht naar Albina. We
behoren tot de allereerste burgers die de
stad, sedert de evacuatie in november
1986, te zien krijgen. Ron en Roy hou
den de adem in als we langs omgevallen
telefoonpalen en over een wirwar van
kabels naar het centrum hobbelen. Daar
is het eerste uitgebrande huis. Meteen
gevolgd door een tweede ruïne. En door
een derde verkoolde plek met alleen nog
wat puin op de grond, handels- en toeris
tenstadje. Op de hoek van de Emma-
straat en de rivieroever kijkt Roy verbijs
terd om zich heen. „Hier was het politie
bureau. En hier stond hotel Marowijne",
trilt zijn stem. Hij kan op niet meer dan
rommel, half omgevallen muren en uit
gebrande staketsels wijzen. Zo ver het
oog vanaf deze driesprong de straten in
reikt, is alles kapot. „Mijn mooie Albina
is kapot."
We moeten ons, alvorens de stad aan een
nader onderzoek te onderwerpen, mel
den bij de militaire politiepost langs het
water. „Welkom in Fort Libanon", heb
ben de revolutionairen van Desi Bou
terse aan de ingang van het kampement
geschilderd. Een van de militaren draagt
een T-shirt van Bouterses politieke par
tij, de NDP. 'Soso Lobi', staat er met
grote letters op. 'Alleen maar liefde', be
tekent dat.
Naast de MP-post ligt de Akontoefe-
lantekazerne, waar juist een hoog op de
wielen staande pantserwagen de poort
uitrijdt. Als we door de verstilde straten
langs de honderden huizenresten zwer
ven, stelt Ron vast wie deze verwoesting
moet hebben aangericht. „Dit kan niet
in de vuurgevechten tussen leger en
Bronswijk-rebellen zijn gebeurd. Brons
wijk heeft niet veel meer dan een paar
jachtgeweren. En hier zie je zulke grote
granaatgaten door de muren. En wat me
het meeste opvalt is dat de kazerne geen
enkele schade heeft opgelopen. Nee, er is
hier in Albina nauwelijks gevochten. Na
dat de bewoners waren gevlucht is de
stad verwoest door het leger". Met een
bittere glimlach voegt hij eraan toe:
„Soso lobi.soso lobi."
Er zijn, behalve soldaten, nauwelijks
levende zielen te bekennen. Of toch,
daar in dat huis, zijn mensen. Het is de
familie Tjon a Tjoen, die de eersten wa
ren die in oktober vorig jaar terugkeer
den naar wat Albina is geweest. Hun res
taurant is zowat het enige dat in de
buurt van de kazerne nog overeind staat.
Ze verkopen er nu wat etenswaren aan
soldaten. Als enigen ook hebben ze elek
triciteit.
„Op 24 december kwam de command
en zei: ik heb een kerstcadeautje vtx
jullie. We zullen een kabel vanuit de 1
zerne naar jullie doortrekken", vert
meneer Tjon. Hoe kan Albina ooit wet
tot leven komen? „Ik weet het niet. 1
schien met ontwikkelingshulp uit Nedetl
land. Vertelt u daar alstublieft hoe I
we hulp nodig hebben." En wie hecftl
volgens u Albina verwoest? „Ik weet htij
niet. Ik was er niet bij", luidt het veilig
antwoord.
Na lang zoeken vinden we een tweed»
weergekeerde familie. In een totaal tel
geroofd, maar verder in behoorlijke sta
gebleven motelletje aan de rand van a
stad, zitten mevrouw Wong en ha
deren er uitgeblust bij. „Wij zijn in p|
nuari teruggekomen. Maar we moetei
onze eerste gast nog krijgen. Onze zooi
verhandelt wat bananen met Frai
Guyana. We krijgen 50 gulden per wet
sociale steun. En elke maand een voed
selpakketje van de Pater Albrink Stiel
ting. Dat is niet veel voor zes personal
Het eerste wat we nodig hebben i
stroom en water. En het tweede wat
nodig hebben is andere mensen die tei
durven komen."
Het wordt tijd om ons weer te gaan al
melden bij de militairen. De jongen i
'Soso lobi' op de borst tuurt naar d
overkant van de rivier, waar de stad f
Lauran oplicht in de avondzon. „Daaril
Frankrijk. Wijn en croissants", zegt k
verlekkerd. Daar begint morgen ookd
Toon, de laatste
overlevende uit het
tijdperk van de le
gendarische Grote
Drie (Kan, Sonne-
veld, Hermans) is op
71-jarige leeftijd
weer terug op de
planken. Niet zo pro
minent als voorheen,
maar toch: Toon is er
weer. De afgelopen
week probeerde hij
samen met zijn zoon
Maurice en zangeres
Gemma van Eek een
nieuwe show uit in
Sittard, Kerkrade en
Heerlen. Het enthou
siasme van het pu
bliek deed de grij-
zende Hermans
zichtbaar goed. Uit
rustend van zijn suc
ces vertelt de clown
entertainer en filo
soof over zijn liefde
voor Limburg, thea
ter en 'de mensen'.
Over verwondering
en wonderen, over de
ups en de downs van
het ouder wordende
kind.
or Ray Simoen
„Een voorstelling in het Limburg.'
zou ik nog graag eens willen doen
Dat klinkt toch zo ontzetteno
looi. Vooral het Maastrichts
aaaankdat klinkt fantas
tisch. Het wordt wel een langt
voorstelling, maar zeker een me
lodieuze. Let maar op het Neder
landse woord lang, dan weet jt
hoe kort dat allemaal is."
imburg brengt de geur van vlaai ei
;e dreun van de deksels met carnaval
bon Hermans zit onrnmiddellijk 0{
ijn praatstoel.
Ik zal nooit vergeten dat ik een jaai
f zes geleden met een groep carnava
'erde in Maastricht. Ik had twee var
e deksels bij me en ik geloof dat iü
ionderd miljoen keer met die dinger
»p elkaar heb geslagen. We waren al
lemaal verschrikkelijk toegetakeld
ook, ik zag er beestachtig uit. Maa
vind dat heerlijk hè. Als je da
ledereen aan het verstand zou kunner
rengen, hoe heerlijk dat is om lekke:
lee te deinen met die kleurrijk!
iensen allemaal.
Wat me het meest is bijgebleven
bemiddeling tussen de Surinaamse regt flat we een straat ingingen en opeen,
ring en Ronnie Bronswijk, zeggen «j itilstonden voor een beeld, dat ik nau
„Ja. Dat is goed. Er moet een einde l) welijks kende. Dat was het beeld vai
men aan de strijd. We hebben nu tod Dlterdissen. Die kinderen klommei
hij nog doorgaan met vechten?"
democratie in Suriname. Waarom zo ir toen op en pakten die man om d
lals. Dat was zoiets moois. Dat hat
ets van een naïviteit en lievigheid da
k er echt door ontroerd was. Daa
iteekt toch een bepaald gevoel voo
We rijden langs het Heilig Hartbeeld traditie achter."
dat overeind is blijven staan voor de
puin geworden kerk. Als we Albina
rijden ontdekken we in een steegje Tlr
creoolse man. Hij is 'Pension Oom Jï !is jk. ..°^n ln Stokstraat
aan het opruimen. En hij moet een vi twam dat aiwT61"? carnaval, c.-.
de eerste creolen zijn die de terugka Vooral 's nacht*f+ "to" rfa"
naar Albina heeft aangedufd. We sp« aatste uit het café lanss kwamen*!
ken hem aan maar hij blijft schuw ope> ïoorde die laatste galm Zo'n kree
ae steentjes, zo mooi vol melan
•hohe en eenzaamheid, geluk en zat
«raad. Alle® zat in laatste kreet
verslaggever uit Nederland vast. Kf AK net> net zo vaak nagedaan."
En door het chique hotel galmt d
llTr0^ mutatie van een dronkei
e:
dai
afstand, zwijgt en kijkt naar de grond.
,Ik zou zijn verhaal wel eens willi
horen. Maar hij wil niks zeggen", stelt
moet meewarig glimlachen om zulk
westers simplisme. „Wat hij wilde zeggt
heeft hij uitgestraald", zegt de chaufie» peet door een nachtelijke straa
terwijl hij koers zet naar Paramaribo. kt °P uitzijn kleine show en zeg
Verontschuldigend: „Ohje wilt mil
„?.n lets anders weten?"
li ,'1 kijkt naar een landelijk dag
en' 'v de kop 'Toon is weer herre
trant ^5un?rt in gepeins en legt d
ant misprijzend terzijde.
ik dood ben ge
toer ai* s bekende geouwe
VaarilVi 6611 bekende man bent
vat hni ,aal mte aan kunt doen
4a,r™aal niets bijzonders is
che rea JtL er?ke! de meest spasti-
ntmoeten e&a?P als mensen mi
lan hun h ik iets anders ber
o 6 ijks, dat is mijn hele leven