de stem «WIE BEREID IS ZICH IN AUSTRALIË IN TE ZETTEN KAN NOG ALTIJD VER KOMEN' fa de Tweede Wereldoorlog werd Australië min of meer het beloofde land voor Europea nen die elders hun geluk wilden beproeven. Australië verwelkomde in de jaren '50 en '60 bijna 5 miljoen im migranten. Onder hen waren een kleine 170.000 Ne derlanders. Sommigen hebben heel goed geboerd daar, anderen keerden, verteerd door heimwee of te leurgesteld, weer terug. De meesten zijn echter geble ven. Ook al willen ze het soms niet toegeven; de emi granten leven allemaal in twee werelden, heimwee of niet. „Het is een soort schuldgevoel waar je mee af moet leren rekenen", zei een van hen, „schuldgevoel dat je je familie en vrienden allemaal in de steek gela ten hebt. Het slaat misschien nergens op, maar daar hebben we allemaal last van, ook al beseffen we het misschien niet". Fotograaf Johan van Gurp en ver slaggever Leon Krijnen waren in Australië en spraken met vier families die allen in de jaren '50 emigreerden. Meteen een baan A-sociaal Schuldgevoel ZATERDAG|H 9 APRIL 19881 I De Uyttendaals: paarden vroeger, paarden nu Immense ruimte Kapot gewerkt N Door Leon Krijnen Jan van Vugt voelt zich na 30 jaar Australië nog steeds een 'echte Braban der', omringd door vier Australische vrouwen. Zijn vrouw Mariene Sowter, en zijn drie volwassen dochters, Lisa, Leanne en Linda. Wie het verhaal van de Oosterhouter van origine hoort vraagt zich af waarom hij naar Australië gegaan is. Want Jan van Vugt is een geboren handelsman die het in Nederland ook wel gerooid zou hebben. Om te zeggen dat het hem voor de wind gegaan, zou een belediging zijn. Van Vugt heeft jarenlang dag en nacht is begonnen met het melken van koeien en is geëindigd als een man in bonus. Een man die al zijn zaken ver heeft, een man die enigszins ver bitterd is door de vakbonden die in zijn ogen veel verpest hebben in Australië. Hij is ook een man die zich als vijfti- kan veroorloven om op zijn lauweren rusten. Niet dat Jan van Vugt stil kan zitten. Zijn hobby is vüegen, zijn beroep zal hij daar niet meer van maken, maar heeft zich op het vliegen gestort zoals vroeger op zijn werk: met 110 procent inzet. Van Vugt is de bezitter van een tweemotorig, vierpersoons vliegtuig dat Moorabbin Airport, ten zuiden van Mel bourne, als thuishaven heeft. Een Jumbo vliegen mag hij nog niet, maar verder is hij druk bezig orft alle brevetten te halen die er te halen vallen. Vlak voordat hij de gasten uit Nederland meeneemt voor een trip over Melbourne, de Sint Philip Bay en French Island aan de zuidkust heeft hij, samen met een j vriend, een rondje Australië 'gedaan'. Een uitstapje van 12.000 kilometer, dat in drie weken werd afgelegd. Toen Jan van Vugt in 1959 in Sydney van de boot stapte, liet hij geen tijd ver- I loren gaan. Terwijl zijn reisgenoten ver- 1 moeid een bed opzochten piepte hij er 's nachts tussenuit om bij het krieken van I de ochtend zijn eerste baantje te vinden: i '™ere morgen 150 koeien melken. Later I werkte hij in Melbourne als planner op een schoenfabriek, nog later begon hij 1 voor zichzelf. „In Nederland lustten de mensen geen Wijting, terwijl dat een prima soort witvis s. In Australië aten ze het wel. De im- ,!°rt daarvan, en van bevroren groente, hepvanaf het begin als een trein. Binnen S ue kortste keren ging het met containers I winst "sico, snelle handel, goede Nog beter zou het gaan met een hele re handed, die in de relatiegeschen- en. De groei van de omzet daarin was nauwelijks bij te houden. „Hoe lelijker, oe beter het verkoopt", aldus Jan van ug', „dat is niet te geloven. Ik wil hele- hdk mets meer met handel te maken e oen, maar als ik dat zou willen kan ik vanuit mijn garage nog iedere week 2500 ar verdienen. Ik wil het niet meer, aar zo gaat dat in het leven. Als je jong van u? lets n°dig dan komt niets anzelt en moet je er voor vechten, als je s meer nodig hebt büjven de kansen P achtervolgen." een k30 's een beminnelijk man en egenadigd spreker, wiens bijkans leeH stoPpen woordenvloed niet irri- lo °?T charme. Een geboren ver den i °uder en wijzer is gewor- le meer relativeert, zij met een on dertoon waarin bitterheid valt te bespeu ren. „Vroeger waren we hier niet socialistisch maar wel sociaal, tegenwoordig zijn we socialistisch en a-sociaal". Het is een uit spraak die hij die dag enkele keren zal herhalen. Ook uit hij zijn gram over het gegeven dat er tegenwoordig steeds meer mensen zijn die volgens hem niet willen werken: „Ze geven bij het arbeidsbureau als beroep op 'leeuwentemmer in Queensland' en vervolgens verdommen ze het om ander werk aan te nemen". Er waren meer dingen die hem dwars begonnen te zitten. Zoals de 12 vertegen woordigers die hij op een gegeven mo ment in dienst had, „die de hele dag al leen maar over cricket zaten te ouwehoe ren en niets verkochten. Of het gebrek aan goede, Nederlandse koffie in plaats van die eeuwige en onvermijdelijke Nes café die hier overal gedronken wordt. Het zijn de kleine dingen die je dwars gaan zitten. Ik stuurde een monster van een drinkbeker naar Hong Kong, zodat ze die daar voor mij konden fabriceren. Onderweg is het oor van dat ding afge vallen. Wat denk je, ik kreeg 1244 dozen terug met daarin allemaal koppen met afgebroken oren. Zo zijn Chinezen. Die doen gewoon wat ze opgedragen wordt. Als je een Brabander naar de hemel stuurt en hem opdracht geeft om uit te zoeken wie Adam en Eva zijn, heeft hij ze zo gevonden: ze hebben geen navel. Een Chinees komt daar nooit achter". Niet alleen de kleine dingen die hem niet lekker zitten hebben Jan van Vugt van koers doen veranderen. Een broer is overleden. „Kanker. Ik zat hier in Australië terwijl hij begraven werd. Dan ga je denken. Later is bij mijzelf een golfbal uit mijn heup gehaald, bleek goedaardig te zijn. Dan ga je weer den ken. Vorig jaar liep ik met mijn kop te gen een scherpe ijzeren rand aan. Half gescalpeerd, dat begon te ontsteken, een hoop ellende. Je gaat het betrekkelijke van alles inzien. Daarom heb ik uiteinde lijk alles verkocht om van het leven te genieten. Vroeger zou ik me kwaad ge maakt hebben op mijn jongste dochter. Die gaat met vrienden de hele nacht stappen en als het licht wordt gaat ze ontbijten in het Hilton. Als ik om zeven uur opsta, komt ze thuis en gaat ze sla pen. Dat zou ik vroeger niet hebben kun nen accepteren". Jan van Vugt heeft het schuldgevoel van de emigranten leren onderkennen. „Je hebt je familie, je jeugd en je vrienden in de steek gelaten door te emigreren. Daardoor krijg je een schuldgevoel, ter wijl je niet weet dat je daar last van hebt. Het is geen heimwee, terwijl je daar mis schien ook mee te kampen hebt. Als je met dat schuldgevoel af kan rekenen, dan red je het wel". Jan van Vugt kan zich veroorloven om ieder jaar een maand naar Europa te rei zen. Een gedeelte van die maand brengt hij in Oosterhout door. „Ik woon hier, ik blijf hier", zegt hij, „maar ik blijf ook wat ik ben. Je kan de man wel uit Brabant weghalen, maar Brabant niet uit de man". Als hij de Piper Comanche aanstuurt op het drukke vliegveld van Moorabbin komt hij handen en voeten tekort. Het is IWT'E K E Jan yan Vugt met zijn echtgenote voor zijn riante woning. Van Vugt heeft het gemaakt In Australië. - FOTO'S DE STEM/JOHAN VAN GURP De geslaagde emigranten die dag bijna 40 graden zodat het gloeiende asfalt van de landingsbaan voor lelijke wervelwinden zorgt. Een paar honderd meter voor de Comanche zit een eenmotorig hoogdekkertje dat een veel lagere landingssnelheid heeft. Het zit Jan van Vugt niet lekker. „Die strontzak in de verkeerstoren weet dat dat ding veel langzamer is dan ik en toch laat hij hem voor gaan. Dat hoort zo niet, dat zal ik hem straks wel eens even vertellen", zegt hij met een grimlach. Paarden. De Uyttendaals zijn er mee op gegroeid, houden er van en leven er van. Vader Uyttendaal was een bekende naam in de Brabantse paardenwereld. Op de Wilhelminasingel in Breda, aan de overkant van het stedelijk Gymnasium, was vroeger de manege annex stoeterij en koetsierderij van Uyttendaal geves tigd. Al rondMe eeuwwiseling werden daar rijke lieden in de Franse taal ingewijd in de wereld van het edele paard. In een tijd dat paarden niet alleen voor de sport gebruikt werden, maar ook nog voor an dere doeleinden, kwamen klanten uit het hele land de paarden en veulens bij Uyt tendaal ophalen. Een van zijn beste afne mers was het Amsterdamse politiekorps dat tot in de jaren vijftig op Bredase paarden reed. Een nieuwe commissaris en het ge bruik van auto's betekenden de doodsklap voor de stoeterij. Vader en moeder Uyttendaal hadden zeventien kinderen, overlevenden van de eenen twintig die het levenslicht hadden gezien. Het grote gezin woonde in twee huizen aan de Wilhelminasingel, nummer 40 en 41. Voor zoveel monden was in de fami liezaak geen brood te verdienen. Ze gin gen hun eigen weg, sommigen, zoals Frans Uyttendaal in het Hippisch Cen trum in Breda in de paarden, anderen el ders. Ad Uyttendaal ging naar Australië. Als pionier, want later zouden jongste broer Tony en zus Bep volgen. Ad en Tony, allebei met een Australische ge trouwd, allebei kinderen, hebben in Australië de traditie voortgezet en bezit ten beiden een stoeterij. Ad fokt en rijdt springpaarden, Tony heeft zijn hart aan de dressuur verpacht. Bep, getrouwd met Kees van Tilburg, drijft in Melbourne samen met haar man een bonbonzaak met de afmetingen van een middelgrote fabriek. Ad zit in Whittlesea, ten noorden van het uitgestrekte Melbourne. Een stad met slechts 2,8 miljoen inwoners, maar die door het vrijwel ontbreken van hoog bouw een lap grond beslaat van veertig bij vijftig kilometer. Tony woont ten zui den van de stad op het schiereiland van Mornington. Hij is voor het gesprek even over komen wippen, een slordige twee uur rijden. Het afstandsbegrip is in Australië nou eenmaal anders dan in Nederland. 'Hier om de hoek' is een be grip dat net zo goed een kwartiertje als een uur rijden kan inhouden, terwijl een uur autorijden voor een bak koffie bij een familielid een gewone zaak is. Het is de overweldigende aanwezigheid van die immense ruimte die de bezoeker van over de zeeën blijft verbazen. Ge wend als hij is aan de dimensies in het dorp Nederland waar bijna net zo veel mensen wonen als in Australië, dat net zo groot is als Europa tussen Noordkaap en Gibraltar, tussen Londen en de Oeral. De emigranten die Australië de rug weer hebben toegekeerd omdat zij door heimwee verteerd werden of door andere redenen mislukt zijn, zullen die ruimte de rest van hun leven moeten missen. „Want dit heb je nergens ter wereld", zeggen de broers Uyttendaal met een weids armgebaar. Zoals iedere geslaagde emigrant hebben ook de Uyttendaals niets voor niets gekregen. De uitgebreide ranch van Ad is indrukwekkend, maar hij is met hard werken bij elkaar ge sprokkeld. De oudste van de twee in Australië aanwezige broers begon met het rooien van aardappelen, zeven dagen per week. Van het daarmee verdiende geld kocht hij zijn eerste paard en daar mee begon hij aan springconcoursen deel te nemen. „Ik won een paar wedstrijden, het paard werd wat meer geld waard en ik verkocht het. Van dat geld kocht ik weer een ander en zo ga je verder". „Meestal zit hij op te scheppen, maar nu is hij te bescheiden", plaagt Tony, de jongste Uyttendaal. „Hij is een van de beste ruiters van Australië geweest, drie keer nationaal kampioen, hij won bijna alles wat er te winnen viel. En maar krantenknipsels opsturen naar Neder land over hemzelf en ook van die verha len met foto's van cowboys erbij. Toen moest ik ook naar Australië". Ad Uyttendaal met zijn toppaard Amandeo Begin jaren zeventig maakte Ad „een grote klapper door een goed paard voor veel geld" aan een Engelsman te verko pen. „Deze farm stond toen net te koop, de eigenaar was overleden en van dat geld heb ik dit hier gekocht. Kijk, zo snel als ik het nu vertel is het echt niet gegaan. Ik heb me twintig jaar lang bijna kapot ge werkt, van 's morgens vroeg tot 's avonds laat. Iedere cent investeren in andere paarden, of weer iets beters of groters huren. Als je in Australië bereid bent om je in te zetten, dan kun je nog steeds ver komen. Ja, je hebt tegenwoordig wel wat gezeik met die vakbonden. De staljon gens moeten dan ineens tien minuten pauze hebben op die en die tijd. Daar maak ik me niet druk om, als ze de reste rende tijd tenminste de handen uit de mouwen steken". „Het lijkt heel wat hier, maar het is nog steeds keihard werken. Ieder boom hier heb ik zelf gekocht, zelf geplant, nog steed wordt iedere cent in de bebouwing geïnvesteerd. Dat krijg ik allemaal pas terug als ik het ooit verkoop. Er nu een Fransman uit Sydney die het hele spul wil kopen, maar ik heb er nog geen zin in. Dat kan veranderen. Ik wordt een dagje ouder, ik heb vorig jaar met sprin gen mijn dijbeen gebroken, dus ik moet misschien wat kalmer aan gaan doen. Misschien dat ik dan alles verkoop en naar Queensland vertrek". „Dat zegt hij nou wel, maar dat kan hij toch niet", aldus Tony, die de stoete rij van zijn oudere broer in elk geval niet zal overnemen; „Nee, ik zit gebakken op Mornington. Waarom ga je niet even mee kijken, het is maar twee uur rijden". Waarom de twee broers Nederland hebben verlaten moge duidelijk zijn, maar het is onmogelijk om met ze te pra ten over hun huidige gevoelens ten op zichte van Nederland. Het gesprek komt voor het einde van iedere vraag alweer op paarden terecht. Ad is een keer in Nederland terug geweest en heeft toen „die winkel van Guust Roffelse in Breda, mooi eaakje", bezocht. Ze staan er van te kijken dat de kathedraal in Breda in de jaren zestig gesloopt is en ze kunnen zich nauwelijks voorstellen wat er in de bin nenstad allemaal veranderd is. Ze zitten er ook niet zo mee. „We hebben hele goeie herinneringen aan Breda. Misschien gaan we binnen kort wel eens terug, want ons moeder leeft nog. Die moeten we nog een keer bezoeken". De hond die in de woonkamer rond huppelt, een vriendelijke Dobermann Pincher, is het levende bewijs van het feit dat het niet alle emigranten in Australië voor de wind gegaan is. „Die was van een Nederlander die ook in de paarden zat, een eind verderop. Hij is er vandoor gegaan met achterlating van een paar honderdduizend dollar aan schulden en die hond. Ze wilden hem afmaken en toen heb ik hem maar meegenomen. Het is een schat van een beest". Lee* verder op de volgende pagina

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1988 | | pagina 29