ADRIE VAN DER POEL VOELT ZICH OP ZIJN GEMAK JOHANNES DRAAIJER GEEFT ZICHZELF TWEE JAAR DE TIJD 7,95 lissingen. 635. PE STEM EXTRA WOENSDAG 2 MAART 1988 IOULJERS, >EN: géén IOKERS. )SED-FOR- IDEN, op de| 7o KORTING!!! v.a. 8,95 >EN; [34,- Verstand Spaarvarken Uitkering Allround Interesse Klassieker D toz T48 Za. 17.00 uur: 3 x Edelsteen collier Lapis La zuli, 40 cm., van 79,- nü >/t. p/l. -noerkern en b.v. 100 cm. TWEE griep-aanvallen in de voorbereiding ver pestten vorig j aar de voorj aarscompetitie voor Adrie van der Poel, de meest regelmatige renner in de klassiekers van 1986. Niettemin boekte de Hoo- gerheidenaar in 1987 veertien overwinningen. En niet de geringste. Hij werd onder andere Neder lands kampioen op de weg, won een rit in de Ronde van Frankrijk en zegevierde in de Grote Herfst- prijs. De rijzige Westbrabander blikt dan ook alleszins tevreden terug op het seizoen, dat aanvankelijk zo weinig goeds in petto leek te hebben. En de voor uitzichten voor het wegseizoen 1988? Adrie van der Poel zal niet mopperen als hij in december weer zo'n erelijst kan overleggen. Hij is er klaar voor. 'Ik weet wat ik kan' lü! (LOGES of met plé _orus doublé kwarts i, van 89,- nü 29,501 Door Jacques Eestermans BRUSSEL - Hij babbelt hon derduit - voor zijn doen - en acht veelvuldig zijn tanden )]oot. Adrie van der Poel oogt liet alleen ontspannen, hij is iet. De nummer drie van de hui wereldranglijst, achter dassementsaanvoerder Sean Celly en zijn vriend Stephen ioche, gaat blijkbaar geens- ins gebukt onder de druk, die och onlosmakelijk verbonden s aan zijn positie in het inter- lationale wielerpeloton. „Ik len op m'n gemak, ja", beaamt B-jarige Hoogerheidenaar rolmondig. „Waarom ook niet. k ben er de afgelopen jaren rel achter gekomen wat ik kan n wat ik er voor moet doen. En rat ik moet doen, doe ik ge- roon. Dus is er geen enkele re ien om met de zenuwen in nijnlijf rond te lopen". De oudste - en veruit succes- olste - van de twee Van der 'oels bij de beroepsrenners rekt er een gezicht bijalsof hij ojuist een tegenstander chaakmat heeft gezet. Die zit. )e schijn bedriegt niet. „Luis- ar eens, iedereen zeurt tegen lij maar over de komst van «Mond. Alsof hij een levens- evaarlijke concurrent voor lij wordt in de klassiekers, 'en eerste bestrijd ik dat, al zal ij natuurlijk graag een klas sieker willen winnen, en ten tweede zit ik daar helemaal niet mee. Maar de buitenwacht probeert steeds weer een vuurtje tussen ons op te stoken. Kinderachtig". De Westbrabander kan er evenwel niet om heen, dat hij het komend jaar een uiterst ambitieuze Amerikaan als ploegmakker aan zijn zijde weet. Greg LeMond wil na een verloren seizoen immers liefst zo snel mogelijk terugkeren op het topniveau, waaraan hij ge wend was geraakt. Van der Poel: „Dat snap ik ook wel, maar ik zie er het probleem niet van. Greg is een hartstikke toffe kerel, gedreven, maar bij zijn volle verstand. Hij weet wat er van hem wordt ver wacht en wat hij wil. Zijn doel is de Tour. Dat is het richtpunt en daarnaar zal hij handelen. Ik ben er zeker van dat hij mij zal steunen in het voorjaar, zo als ik hem waar mogelijk zal helpen in de Tour. Maar als Greg in een klassieker voor de zege kan rijden, zal ik hem niet in zijn vaarwater zitten. Je hebt namelijk ook nog zoiets als ploegbelang en daar hecht ik veel waarde aan". Het mag duidelijk zijn, Adrie van der Poel is zelfverzekerder dan ooit. „Nee, ik heb geen ge brek aan zelfvertrouwen. Inte- Adrie van der Poel wint de negende etappe in de Ronde van Frankrijk 1987. Weet je, als er aan de meet alleen maar prachtige medailles klaar zouden liggen, zou er geen peloton zijn". - foto ap Adrie van der Poel (met ploegleider Jan Gisbers): „Ik ben er de afgelopen jaren wel achter gekomen wat ik kan en wat ik er voor moet doen. En wat ik moet doen, doe ik gewoon". - fotocorvos gendeel, ik heb een heel spe ciaal gevoel van binnen. Weet je waarom? Die kampioenstrui. Het klinkt misschien een beetje gek, maar het is niet anders. Ik heb me ook nooit kunnen in denken, dat die trui... ja, hoe zal ik het zeggen...dat die trui je een soort toegevoegde waarde geeft. Toen ik de titel behaalde, gaf me dat hetzelfde gevoel als het winnen van een klassieker. Maar daarna komt er meer. Je rijdt per slot van rekening een heel jaar in die trui rond, dat moet het zijn". Dat belooft wat te worden in 1988 met de Hoogerheidenaar. Werklust en eerzucht in combi natie met het nationale tricot, de prijzenkast lijkt aan uit breiding toe en het spaarvar ken mag best een maatje gro ter. Van der Poel: „Als dat zou kunnen. Laat ik hopen dat er een goede serie uit de bus rolt. Ik ben in elk geval prof gewor den om het onderste uit de kan te halen. In sportief opzicht al lereerst, maar geld is niet min der belangrijk. Waarom zou ik dat verzwijgen? Gaat dat niet voor iedereen op dan? Weet je, als er aan de meet alleen maar prachtige medailles klaar zou den liggen, zou er geen peloton zijn. Ik zou moeten doppen, ik kijk wel uit". „De financiën zijn bij PDM goed geregeld. Gelukkig. Ik werk keihard en dat wordt prima beloond. Maar ik ben niet getrouwd met de ploeg. Aan het einde van het seizoen loopt mijn contract af. Ik weet nog niet of ik mijn verbintenis verleng, zo ik trouwens daar voor straks in aanmerking kom. Ik kijk gewoon nog even de kat uit de boom. Je weet maar nooit wat er allemaal op je afkomt...". Een knecht wil ik niet worden' EEN heel leger Ne derlandse amateurs stapte de voorbije maanden over naar de rijen van de be roepsrenners. Een flink deel daarvan is gedoemd onder te duiken in de grauwe middelmaat of nog erger. Tot de enkelen voor wie meer per spectief gloort, be- ïoort Johannes Draaijer. De nuchtere Fries - 11 december vorig jaar getrouwd met de •Amerikaanse Anna- Lisa Schmad, met wie hij sinds enige maanden in Hoeven woont - was vorig jaar qua prestaties met afstand de beste Nederlandse ama teur. Desondanks trad hij niet aan in het WK. Hij werd door bondscoach Boskamp gepasseerd, omdat hij zich niet volledig in dienst wilde stellen van Ar- Ëjan Jagt. Draaijer was destijds des dui vels, maar wil er nu geen woord meer aan vuil maken. „Ik praat or niet meer over. Ik heb dat hoofdstuk voor mezelf afgeslo ten. Het heeft ook geen zin naar het verleden te blijven kijken. De toekomst is veel belangrijker. Ik heb er vertrouwen m. Maar lukt het me ïuet om in twee j aar PJd uit te groeien tot goede prof, dan prop ik er zonder teeermee. Ik wil geen knecht worden en mezelf voor de gek houden". het ballefje aan het rollen gegaan. Op topniveau draai ik nog maar twee en een half jaar mee. Toen zijn de prestaties ook gekomen. Een heel verschil met met mijn eerste volle jaar als ama teur. Toen nam ik deel aan dertig criteriums en reed ik er slechts tien uit". Johannes Draaijer: „Mijn constantheid is mijn grootste kracht". Door Hein Groothuis HOEVEN - Een gebrek aan mogelijkheden in de maat schappij in zijn vakgebied heeft de afgestudeeerde HTS'er Johannes Draaijer naar een bestaan als beroepswielrenner gedreven. De 25-jarige Fries voltooide in juni 1984 zijn hogere be roepsopleiding in de richting weg- en waterbouw, maar werd daarna geconfronteerd met een geringe vraag op de arbeidsmarkt. Voor hem, aan-' gewezen op een uitkering, re den alles op het wielrennen te zetten. Dat resulteerde bij de amateurs in dermate goede prestaties, dat de 25-jarige Fries moeiteloos onderdak vond bij de profs. Draaijer, die een tweejarige verbintenis aanging met PDM: „Er worden weinig banen aan geboden in de weg- en water bouw. En als er al iemand ge vraagd wordt, gaat het meestal om een hoofd, iemand met er varing. Op den duur had ik misschien wel iets kunnen krij gen, maar ik vind dat ik het eerst moet proberen als prof- coureur nu de situatie zo ligt. Ik weet ook wel dat je als be roepswielrenner maar mee kunt tot een leeftijd tussen de 35 en 40 jaar, maar desondanks durf ik het risico best aan om van mijn hobby mijn beroep te maken". „Ik heb er alle vertrouwen in dat het zal lukken. Ik ben vrij constant, heb niet te maken met dalen in mijn prestaties. Zo kwam ik vorig jaar de Vre- deskoers, waarin ik twee ritten won, heel goed uit. Gelijk erna behaalde ik weer twee zeges, in het Fries kampioenschap en een criterium. Het is een bewijs dat ik goed herstel. Dat is een voordeel, want in wedstrijden als de Giro en de Tour moet je lang meekunnen. Die constant- - foto archief de stem heid is wel mijn grootste kracht. Een echte specialiteit heb ik niet. Ik ben geen pure klimmer of sprinter. Maar ik kan wel goed mee; ik ben all round". Johannes Draaijer begon pas op zeventienjarige leef tijd met wielrennen. Het was voor hem, met zijn stu die ernaast, aanvankelijk niet meer dan vrijetijdsbe steding. Eenmaal afgestu deerd ging de Fries er fana tieker tegenaan. „In mili taire dienst spande ik me in om in de militaire selectie te komen. Dat lukte en daar door kwam ik uit in inter nationale wedstrijden. Zo is In 1986 ontdekte Johannes Draaijer dat hij veel capacitei ten bezit. „In maart van dat jaar kwam ik uit in de Ronde van Puglia. Het was mijn eer ste internationale wedstrijd, waar de wereldtop was, com pleet met DDR-renners en Russen. In dat gezelschap werd ik tweede in het eindklasse ment, met dezelfde tijd als de eindwinnaar. De rest van het jaar was ook goed. Reden voor mij me een jaar volledig op het wielrennen te richten. Ik had immers toch een uitkering". Deel uitmakend van de Van Aarle-ploeg, maakte Johannes Draaijer in 1987 een geweldig succesjaar door. Hij zegevierde in twee etappes in de Vredes- koers, waarin hij veertiende werd in het eindklassement. Tot de verbeelding sprekende prestaties, omdat de Oosteuro- pese ronde per traditie de sterkst bezette etappekoers voor amateurs ter wereld is. De sterke Fries voegde nog een pa rel aan de kroon toe door in Geulle nationaal kampioen op de weg te worden. Dezelfde avond nog was hij al praktisch zeker van een bestaan als prof wielrenner. Draaijer: „Direct na de Vredes- koers vroeg Piet van der Kruys, de assistent-ploegleider van PDM, die ik vroeger bij Van Aarle als ploegleider had meegemaakt, mijn resultaten over 1986 en 1987 op te sturen. Ik werd daarna uitgenodigd voor een gesprek op de avond van de dag dat het nationaal kampioenschap werd gehou den. Dat kon natuurlijk niet mooier uitkomen, omdat ik de titel greep. De manier waarop dat gebeurde, maakte indruk op Gisbers. Een tijdje na dat oriënterend gesprek kwam het tot een akkoord. Nadien toon den nog verschillende andere Johannes Draaijer: „Ik denk dat ik een hoop moet leren. Er is mij gezegd dat alles anders is, behalve de fiets". - foto de stem/ben steffen profploegen interesse. Een paar Belgische ploegen en een Spaanse formatie informeer den en ook Panasonic gaf blijk van belangstelling". Hoewel hij een topper bij de amateurs was, verwacht Draaijer niet dat hij meteen volop zijn woordje bij de be roepsrenners zal meespreken. „Ik denk dat ik een hoop moet leren. Er is mij gezegd dat alles anders is, behalve de fiets. Maar ik hoop toch een paar goede resultaten neer te zetten, een rit winnen in een etappe koers of een zege in een semi- klassieker. Een klassieker win nen, lijkt me heel moeilijk. Ik zal ook nog een beetje moeten wennen aan de afstand. Het is tenslotte toch een paar uur lan ger koersen". Draaijer deed als amateur al enige ervaring op met het rij den bij de profs, die hem liet beseffen niet met een te groot optimisme de overstap te ma ken. Draaijer: „Ik heb de open Ronde van Ierland in 1986 en 1987 gedaan. Toen heb ik echt zitten bijten. Ik kon wel bijblij ven, maar niets ondernemen. Er waren wel profs die weg sprongen, terwijl de snelheid 60 kilometer per uur bedroeg. Op zulke momenten vraag je je af hoe het mogelijk is". Voor dit jaar kent Johannes Draaijer zijn programma tot 20 maart. „Het zal van de wed strijden tot dan afhangen hoe de rest van het seizoen er voor mij zal uitzien. Ik hoop wel dat ik een grote klassieker mag rij den, want ik wil het liefst zo snel mogelijk weten wat het is om 270 kilometer op de fiets te zitten. Ik zou ook niets tegen hebben op deelname aan een grote ronde. De Ronde van Ita lië schijnt niet al te lastig te zijn en Jan Gisbers heeft al ge zegd dat daar een paar jonge jongens mee naar toe kunnen, met wat ervaren mannen, die zeggen hoe het moet". Draaijer heeft zichzelf twee jaar de tijd gegeven om uit te groeien tot een goede coureur. „Ik wil geen knecht worden en mezelf voor de gek houden. Komt het er bij mij in die twee jaar niet uit, dan stop ik ermee. Ik heb tenslotte een goede op leiding. Wacht ik een jaar of acht om daar gebruik van te maken, dan heb ik er niks meer aan, heeft het praktisch geen waarde meer. Na twee jaar is dat nog wel het geval. Het wor den dus echt twee jaren van de waarheid".

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1988 | | pagina 9