Klein werk van Mulisch en anderen
amerikaa
Voortborduren op de
legende Pythagoras
Louis Couperus blijft
dankbaar onderwerp
Hoogtepunten uit museum Boymans
Het leuke en droeve
verleden teruggehaald
HOE TEN BERGE STEEDS WEER ONTSNAPT AAN RUIMERE LEZERSKRING
DE STEM MAANDAG 8 FEBRUAR11988
T30
Ten Berge
Boito
Adelaar
Kouwenberg
Rolfe
Feestgelag
OVER RELATIE LITERATUUR - FILOSOFIE
'EERSTE ONGEKUISTE YON MUNCHHAUSEJN1
Jeugdliefde
Spanje
Romanticus
De enige onverslaan
bare man in de ko
mende Amerikaanse
presidentverkiezingen
is Ronald Reagan. Wel
iswaar neemt de Grote
Communicator niet
aan het gebeuren deel,
maar hij is onverslaan
baar in de zin dat geen
van de serieuze kandi
daten die naar het
Witte Huis dingen zelfs
maar een schijntje van
het charisma, de retori
sche kracht, het poli
tieke instinct en de po
pulariteit heeft van de
man die ze zo graag
willen opvolgen.
Verloochenen
De kiezers
Door Henk Egbers
Kleintjes zie je over het hoofd. Zo gaat het ook vaak met
boeken. Daarom wil ik enkele verwaarloosde kleintjes op
een rij zetten, die tussen de pillen (van boeken) waren
platgedrukt. Daaronder zijn schrijvers als Mulisch, H.C.
ten Berge, Boito, Adelaar, Kouwenberg, Frederick Rolfe
en een NN-oud Ulster, die hun aandacht alsnog verdie
nen.
Mulisch schreef, zo deelt hij
mee, tien thesen voor een inter
nationaal schrijverscongres in
Parijs in 1986. Daarbij voegde
hij tien 'scholia' (uitleg). Het
geheel werd eerder gepubli
ceerd in De Gids en nu met en
kele aanvullingen in een soort
bibliofiel boekje uitgegeven.
Heel mooi. Het is bekend dat
Mulisch zich graag op filosofi
sche paden waagt. Zo hier. Hij
stelt tegenover de verganke
lijkheid van het gesproken
woord de onherroepielijkheid
van literatuur. De elektroni
sche technieken worden daar
bij genegeerd. Er staan lapi
daire uitspraken in als 'Een ge
meenschappelijk nü wordt al
leen door middel van de sek
sualiteit bereikt'. Hier ontpopt
hij zich als een materialistisch
denker.
Het heeft er verder alle
schijn van dat zijn beschou
wingen over de 'Egyptische
griffier van het dodengericht
Thot, die het schrift uitvond'
ter ere van de uitgever zijn toe
gevoegd. Etcetera. Kortom
echte thesen die zeer discutabel
zijn. In de zogeheten 'scholia'
(mijn gym-latijn schiet tekort)
worden ook leuke rooms-ka-
tholieke, seksuele, literaire,
theologische, egyptologische en
andere -ogische zaken verkon
digd, waarbij de indruk wordt
gewekt dat de wijsheid uit de
kan komt. Daarom is het toch
een boeiend boekje waarmee je
je lekker kwaad kunt maken
om daarna het leed te verdrin
ken. Het meest geslaagd lijkt
me de titel: 'Grondslagen van
de mythologie van het schrij
verschap'.
H.C. ten Berge. Hij werd on
langs genomineerd voor een
van de vele literaire prijzen
waarmee we het publiek,
trendgeil, meer onder de kin
kietelen dan de auteurs. Na
tuurlijk kreeg hij die prijs niet,
want voor talrijke van zijn lau
reaten uitdelende collega's be
hoort hij tot de p>ersona non
grata en voor 'het' publiek is
hij tè goed. Maar voor een hab-
bekrats kun je er nu achterko
men wie H.C. eigenlijk is.
In de serie 'Literair Moment'
verschenen twee boekjes: 'H.C.
ten Berge Informatie' en 'H.C.
ten Berge: Zelfportret met
witte muts en Matglas' (tweede
druk). In het eerste boekje kijkt
Ton van Deel tegen hem aan:
„Het feit dat Ten Berge zich zo
weinig vastlegt op een genre
kan ertoe hebben bijgedragen
dat hij telkens ontsnapt aan
een ruimere lezerskring." Ver
der staat er van Ten Berge in
'In een kloostertuin geschreven
- autobiografisch essay' -
(„naarmate de materiële om
standigheden geleidelijk aan
verbeterden, werd het leven
minder argeloos"), met als na
schrift een omstandige verkla
ring van het feit dat dichters de
waarheid liegen.
Over De witte muts zegt Van
Deel, dat hierin aan de orde
komt de vraag welke van de
wegen van een tweesprong de
meest verkieslijke zou zijn. En
Matglas is typerend voor Van
Berge, omdat hij daarin een ze
kere distantie bereikt om de
mogelijkheid te scheppen van
verbeelding binnen de verbeel
ding. Kortom na het lezen van
beide boekjes kom je erachter
dat je zijn ander werk moet le
zen om te weten wie hij is. Het
zijn dus twee geslaagde boek
jes.
H.C. ten Berge. - fotoanp Harry Mulisch. - fotoanp
Camillo Boito (1836-1914), ar
chitect en schrijver, maakte
met zijn broer, de musicus
schrijver Arrigo (schreef li
bretto's voor Verdi) deel uit
van de Milanese schrijversclub
in de Romantiek 'Scapigliatu-
ra' (uit de boektitel van een der
leden, Arrighi). Decadent, aso
ciaal, anarchistisch, anti-ker
kelijk en anti-bourgeoisie
vocht de club voor de indivi
duele vrijheid. In deze kring
manifesteerden zich ook de
eerste socialistische ideeën.
Hun invloed is relatief van
belang geweest; literair be
trekkelijk. Irene Beckers ver
taalde nu uit het Frans Camil-
lo's 'Senso', het ik-verhaal van
een ontrouwe gravin, die haar
ontrouwe minnaar laat execu
teren. Het van dik hout zaagt
men planken-verhaal is nog
interessant als literair-histo-
risch fenomeen. De novelle
Senso is in 1953 verfilmd door
Visconti. Het verhaal speelt in
de omgeving van Trente en Ve
netië ten tijde van het Risorgi-
mento. Een figuur als Garri-
baldi en een streek als Tirol ho
ren dan ook bij het decor van
grote emoties vol liefde en be
drog.
Tobias Adelaar (1960) debu
teerde met 'In handen van de
hoer'; een knap geschreven ro
man waarin een homoseksuele
jongeman op zoqk is naar zijn
identiteit. Hij zwerft door de
wereld en zijn geest; probeert
ordening aan te brengen in zijn
chaos. Hij tracht je als lezer
mede-verantwoordelijk te ma
ken voor zijn 'rondhoereren'
door het leven. „Ik ben van de
gene die mij leest."
Hij probeert tot een persoon
lij ke plaatsbepaling te komen
ten aanzien van zijn ouders, de
literatuur, de religie, politieke
machtsverhoudingen, rol- en
gedragscodes e.d. Adelaar
schrijft plastisch direct/realis
tisch en associatief/rationeel;
aantrekkend en afstotend als
het hoereren zelf. De construc
ties zijn soms wat maniëris
tisch; de inhoud bezit een
weerzinwekkende aantrekke
lijkheid.
Peter Kouwenberg (1947)debu-
teert met 'Glasgerinkel' op een
overtuigende manier. Zijn
taalgebruik is minder wollig
dan van Adelaar. Opvallend is
juist de ogenschijnlijke simpel
heid waarmee hij, op een bijna
droge manier, gebeurtenissen
noteert. Daardoor ontstaat er
een grote subtiliteit bij een
bijna voorspelbaar verhaal.
Kouwenberg hanteert klas
sieke themata als hij de onder
huidse relatiepatronen tussen
een vader-dochter en moeder-
zoon. Daarbij is hij symbool-
gevoelig, want verschillende
gebeurtenissen krijgen een,
soms wat voor de hand liggen
de, zinnebeeldige betekenis. In
het gezin van een kunstschil
der, waar de moeder aan een
hersentumor (te snel?) sterft
verweven zich menselijke rela
tiepatronen die niet kunnen of
mogen, maar het leven is ster
ker dan de leer. Kouwenberg
weet die spanning goed over te
dragen.
Frederick Rolfe (Londen 1860 -
Venetië 1913) is een uiterst
merkwaardige persoonlijkheid
(daarop mag best nadruk lig
gen) geweest. Hij heeft in het
leven telkens gekozen, maar op
een manier die of hem geen be
vrediging schonk of hem mis
lukkingen opleverde. Hij was
•achtereenvolgens schoolmees
ter, priester-kandidaat, schil
der en fotograaf en werd
daarna maar schrijver onder
de naam 'baron Corvo'. Tragiek
werd zijn levenslot en in zijn
'Brieven uit Venetië' kun je
daarvan deelgenoot worden,
mits je een beetje kimt onder
duiken in zijn gespleten-zijn en
leefcultuur.
Geerten Meijsing vertaalde
zijn The Venice Letters, schreef
er een goed informatief na
woord bij en zette op de flap
dat Rolfe te vergelijken is met
Reve en zijn brieven aan zijn
liefdesvrienden. Toch is de stijl
van Rolfe minder maniëris
tisch dan die van Reve. De
brieven zijn directer; mis
schien zelfs menselijker. Toch
wel uiteenlopende auteurs als
D.H. Lawrence en Graham
Greene hebben hem geprezen.
De brieven zijn gericht aan
houthandelaar-Quaker Char
les Masson uit Falmouth (ge
storven in 1935) met wie hij de
jongensliefde deelde. De in Ve
netië verzeild geraakte Engels
man, zwevend tussen rijkdom
en armoe en een door hem ver
guisde Engelse kolonie daar,
stort zijn hart naar zijn vriend
uit op een manier die vanuit
cultuurhistorisch oogpunt nog
lezenswaardig is.
Voor de fijnproevers - ook al
doet de titel het niet vermoeden
- is het door Maartje Draak en
Frida de Jong Vertaalde
'Feestgelag van Bricriu'. Het
blijkt 'een van de grote succes
nummers' bij de verhaalvoor-
drachten in de Ierse burchten
van de achtste en negende
eeuw geweest. Tot de dertiende
eeuw is het dat gebleven en
toen overgevloeid naar de con
tinentale Arthur-romans. Deze
en andere wijsheden zijn te ha
len uit de goed begeleidende in
formatie. De beide vertaalsters
leverden een tekst, die inte
graal vertaald werd uit de oud
ste ons bewaarde tekst (Het
Boek van de Bruine Koe - Le-
bor na Huidre) in 1929 in druk
verschenen. Maartje Draak
geeft daaromtrent nogal wat
professionele kennisover
dracht.
Het verhaal lijkt wat geda
teerd. De koningen en helden,
de edelen van Ulster die zich
volvreten en hun mannen en
vrouwen tegen elkaar opzetten
kun je overigens goed vertalen
naar deze tijd waarin het ge-
styleerd nog gebeurt. Maar dit
is een moralistische notitie.
„Het is een schandelijk ver
haal/ van het doden van hel
den/ bij het fort Zwarte Reus./
Een kamp om de eer tussen
sterke mannen,/ geweldenaren
van Hoog Ulster..." Wie vanuit
de literaire traditie tegen de
actualiteit wil aankijken en bo
vendien gevoelig is voor de
hard-romantische historie, ge
vat in een troubadoursstaal,
heeft er een interessant boekje
aan.
Harry Mulisch: 'Grondslagen
van de mythologie van het
schrijverschap'. Uitg. Thoth,
prijs 24.50.
H.C. ten Berge: 'Zelfportret met
witte muts en informatieboekje'.
Uitg. Meulenhoff, prijs 14.50.
Camillo Boito: 'Senso'. Uitg.
BZZTÖH, prijs 1930.
Tobias Adelaar: 'In handen van de
hoer". Uitg. In de Knipscheer, prijs
f 19.50.
Peter Kouwenberg: 'Glasgerinkel'.
Uitg. Kwadraat, prijs 19.50.
Fr. Rolfe (baron Corvol): "Brieven
uit Venetië'. Uitg. Veen, prijs
S 19.50.
"Het feestgelag van Bricriu'. Uitg.
Meulenhoff, pirjs f 22.50.
1.TBW 9i
Door Henk Egbers
Piet Meeuse stelde een bundel samen met vijf eerder door
hem in De Revisor gepubliceerde beschouwingen, aange
vuld met één eerste publikatie en een herschreven lezing
uit 1985 in Leiden gehouden op het colloquium 'Le recit, Le
roman en le savoir'. Het hoofdthema is de relatie tussen fi
losofie en literatuur of het zoeken naar een antwoord op de
vraag of niet iedere belangrijke schrijver ook een filosoof
is? Hij vindt dat de schrijver een voorsprong heeft op een
filosoof.
Meeuse stapt met zevenmijls
laarzen door de literaire histo
rie om de illustratieve model
len te vinden voor zijn filosofi
sche uitgangspunten. Deze
hebben te maken met de vorm
geving in de literatuur, de sys
tematiek van het pythagorese
en de literaire belangstelling
voor het occulte. Hij sleept er
heel wat bij, maar laat als een
goed filosoof zijn verstande
lijke idealen niet over de rand
van zijn eigen systeemdenken
heenvallen. Oordelen over lite
ratuur komen soms tot stand
door structuuranalyses, dan
weer door ontroering, door mo
rele oordelen of kwaadaardig
heid, het gissen naar de bedoe
ling van de schrijver of de ver
wachtingen van het publiek,
maar zelden via wijsgerig den
ken.
Het boek is opgedeeld in drie
afdelingen. De eerste draagt als
titel: 'De dubbelzinnigheden
van de vorm'. Aan de hand van
'Het Slot' concludeert Meeuse
dat er bij Kafka sprake is van
een perspectivisch gezichtbe
drog bij de mens die een defini
tieve kennis van de 'waarheid'
nastreeft. Het oeuvre van Mu
lisch herleidt hij tot het manië
risme dat wortels heeft in de
renaissance. De kwestie v.'.i de
vorm komt heel spannend aan
de orde bij een beschouwing
over Gombrowicz, die aan de
Vorm ontsnapt door de vorm,
wat hem als literaire mythem-
maker onderscheidt van de po
litieke mythenmaker Hitier.
Deel twee heet: 'Pythagoras,
of de metamorfosen van een
hersenschim'. Pythagoras,
Aristoteles, Plato, een wereld
van rationalisme - met of zon
der mythen - is daarop ge
bouwd in de loop der geschie
denis tot de dag van vandaag.
Pascal mag dan bijvoorbeeld
de machteloosheid van de rede
.opgevoerd hebben, onze wis
kunde en muziektheorie ver-,
wijst nog steeds (ten onrechte)
naar de zeer rationele Pytha
goras.
Meeuse heeft wat literaire
figuren, vanaf Novalis bekeken
op die pythagorese invloed bij
hun werk. Faust blijkt zijn
'achterneefje' (de kwaadaar
dige karikatuur van de intel
lectuele renaissance-magiër
die streeft naar universele ken
nis) en ook Herman Broch moet
zijn kennisideaal aan Pythago
ras ontleend hebben. En van
Mulisch wordt niet minder ge
zegd dan dat hij zijn werk heeft
afgemaakt. Zo wordt aan de le
gende rond Pythagoras een
nieuwe toegevoegd.
'De literaire transformatie
van de gnosis' is de kop boven
de derde afdeling. Een college
over de manier waarop de gno
sis vanuit de klassieke oudheid
tot ons gekomen is en sedert de
16e eeuw de kunsten beïnvloed
heeft; met name de literaire.
De Leidse lezing is dan een
soort toegift over de rol, die de
gnostische symboliek in de ar
tistieke reflectie heeft gespeeld
(van Goethe, via de symbolis
ten en de surrealisten tot en
met Pessoa, Borges en vele an
deren).
Door Henk Egbers
Themanummers van literaire tijdschriften zijn op het
ogenblik modieus. Opvallend werden twee nummers tege
lijk gewijd aan Couperus; namelijk van Preludium en
BZZLLETIN; terwijl het laatstgenoemde tijdschrift zijn
150e nummer onder meer besteedde aan Arthur Schnitzler.
Franz Kafka.
Voor velen zal dit alles abra
cadabra zijn, maar die hebben
het eind van dit verhaal over
dit interessante boek waar
schijnlijk niet gehaald.
Wie
zich de moeite getroost om zich
door de inhoud heen te werken
wordt ongetwijfeld geconfron-
- foto archief de stem
teerd met een aantal gedachten
die prikkelen. Maar dat is een
prikkeling van een andere orde
dan die van een consumptieve
wereld. Juist, van een filosofi
sche wereld.
Piet Meeuse: 'De slang die in zijn
staart bijt'. Uitg. De Bezige Bij,
prijs 34,50.
Het Westbrabantse Preludium,
voortgekomen uit een groep
mensen die het schrijven als
'bij-vak' beoefenen, krijgt met
dit nummer, volgeschreven
door geleerde heren van elders,
het karakter van een algemeen
landelijk tijdschrift. Is dat geen
identiteitsverlies? Het thema is
de relatie van Couperus met de
klassieke oudheid. 'Louis Cou
perus en de latijnse oudheid' is
de titel van een lezing die Jo-
han Polak vorig jaar gehouden
heeft (was dat niet onder aus
piciën van Bzzlletin?) over het
berustende pessimisme dat
Couperus gevoed heeft met de
Romeinse keizertijd.^
De Belgische Neerlandicus
Luc Dirikx schrijft over het
antiek toerisme van Couperus
in relatie met zijn tekst Antiek
toerisme; roman uit oud-Egyp-
te. „Gewoon een parafrase van
de mythe van Pygmalion." En
de Nijmeegse Neerlandicus M.
Klein schrijft over de relatie
Couperus-Pander, die ook tot
uitdrukking kwam met gedich
ten van Couperus bij Panders
beeldengroep in de tempel (nu
met Pier Pandermuseum) in
Leeuwarden.
BZZLLETIN 151 heeft ten
dele dezelfde en enkele andere,
Door Henk Egbers
Na 'Meesterwerken in het Maurits-
huis' is nu in boekvorm verschenen
'Hoogtepunten in Museum Boy
mans-Van Beuningen. Wellicht vol
gen nog 'Toppunten in het Stedelijk'
en 'Nooit gedacht in het Noordbra
bantse Museum', etcetera. Dat kan
geen kwaad, want met dit boekwerk
krijg je een goede indruk hoe het
Rotterdamse museum in elkaar zit
en wat er kunsthistorisch en actueel
te zien is.
Boymans-Van Beuningen bezit geen col
lectie die een sluitend beeld geeft van de
kunsthistorie, al is daaraan de laatste
decennia behoorlijk gespijkerd. Daar
staan weer zoveel extra's tegenover; re
sultaat van pogingen om dit museum
toch nog een eigen identiteit te geven en
tevens door toevalstreffers uit nogal wat
legaten, die soms het museum behoorlijk
in de kaart hebben gespeeld.
Het boek opent met een schets over
het ontstaan van de collectie, het daar
aan ten grondslag liggende beleid onder
de verschillende directeuren en hun tijd
geest en de daarbij gezochte en ge
maakte museumruimten. Daarna komen
de vier afdelingen van het museum af
zonderlijk aan de beurt: oude schilder
en beeldhouwkunst, moderne kunst,
kunstnijverheid en vormgeving en te
ken- en prentkunst.
Van die afdelingen vertelt de verant
woordelijke conservator over de inhoud
van de collectie. Ze doen dat kort, maar
niet opsommerig; dat wil zeggen dat de
diverse kunstwerken hun context in de
kunsthistorie en binnen het museum
meekrijgen. De talrijke reproducties in
zwart-wit en (vooral) in kleur onder
steunen deze teksten. Tenslotte wordt er
informatie gegeven over de bibliotheek,
zodat de lezer weet hoe en waarover hij
zo ongeveer informatie kan vinden.
Als je het boek leest besef je dat dit
museum, juist misschien omdat het geen
erg lange historie heeft, een zeer veelzij
dige en interessante collectie bezit,
waarvan je, zelfs als je er regelmatig be
zoeker bent, misschien niet de notie hebt
die je dit boek meegeeft.
'Hoogtepunten uit Boymans-Van Beunin
gen'. Uitg. Veen-Reflex, prijs 29,50.
anecdotische invalshoeken.
Bastet komt met Couperiana
(onder meer een briefkaart van
Couperus aan mr. M. van Log-
hem), die hij ongebruikt liet in
zijn grote biografie over deze
schrijver. Jaap Harskamp pro
beert de vraag te beantwoor
den waarom de fin de siècle-
artisten (waaronder Couperus)
zo vaak het thema van 'Leda en
de zwaan' gebruikten. Laetitia
Smit schreef een illustratief
artikel over de relatie van Cou
perus met zijn boekbanden.
Welke boodschap richtte
Couperus met Eline Vere tot
zijn Haagse en andere lezers is
een vraag waarop Pim Lukke-
naer een antwoord formuleert,
terwijl Jaap Harskamp het
verschil tussen het werk van
Couperus en Flaubert tot on
derwerp van studie maakte.
Heel uitvoerig gaat Pim Luk-
kenaer in op de relatie Coupe
rus en de keizers van het Ro
meinse rijk in relatie met 'De
berg van licht'. Dat Couperus
zelf niet in het noodlot geloof
de, probeert Judith Gijsbers
aan te tonen met een beschou
wing over zijn bundel verhalen
'Het snoer der ontferming'.
BZZLLETIN vervaardigt
vooral themanummers rond
een auteur. Het afgelopen jaar
werden er bijvoorbeeld afleve
ringen gemaakt over Alfred
Kossmann (145) en F. Springer
(147). Het laatste nummer (150)
wekt de indruk een Schnitzler-
nummer te zijn. Zonder nadere
aanduiding over het wie en
waarom van deze arts Schnitz
ler (1862-1931) en zijn psycholo
giserend naturalisme blijkt het
te gaan om een 30 pagina's tel
lende vertaling van 'Juffrouw
Else' als voorpublikatie van
een binnenkort te verschijnen
Schnitzler-verhalenbundel in
een Nederlandse vertaling.
Daarna vertelt Hannes Mein-
kema over haar ervaringen in
de Braziliaanse stad Belo Hori-
zonte en scheidde Hermine de
Graaf het verhaal 'De olifan
ten' af. Verder onder meer aan
dacht voor Georg Trakl (1887-
1914); zijn poëzie en proza.
Louis Couperus-nummer van Pre
ludium, giro 4944495 t.n.v. Prelu
dium, prijs 9,75.
BZZLLETIN 151 Couperusnum-
mer en 150 Arthur Schnitzler e.a.,
giro 3930420 t.n.v. Bzzlletin, prijs
12,50 per nummer.
Baron van Müchhausen op zijn gehalveerde paard, gete
kend door Gustave Doré.
Door Henk Egbers
De uitgeverij Kwadraat beschikt over een fijnzinnig
speurzin naar 'klassieke' boeken. Chris van der Heijden
sisteert daarbij. In desbetreffende heruitgaven legt hij
haarfijn uit waarom een bepaalde herdruk de moeit
waard is. Hierbij informatie over vier ervan.
Voor de eerste hier aan de orde
is overigens Jeroen Brouwers
verantwoordelijk. Hij ver
taalde in de afgelopen tien ja
ren 'Avonturen van de baron
von Münchhausen' van de
hand van Gottfried August
Bürger. Een baron die tot de
verbeelding van velen spreekt,
maar - en dat is waarschijnlijk
niet zo bekend - talrijke bron
nen heeft. In een begeleidende
notitie legt Brouwers uit
waarom hij Bürger gekozen
heeft. Daarbij geeft hij de his
torische lijnen aan waarlangs
de geestige Bürger-Münchhau-
sen in Exel op zijn vertaalbu
reau terecht kwam.
„Weliswaar is de baron een
aartsreactionair, maar hij doet
alsof hij vooruitstrevend,
geestelijk onafhankelijk en van
taboes bevrijd is en ook doet
alsof hij van dit alles eigenlijk
al behoorlijk blassé is", zo ka-,
rakteriseert hij hem. Een fi
guur die dus nog prima past in
onze tijd. Brouwers voegt er
aan toe: „Bij mijn weten is de
hierbij aangeboden Neder
landse vertaling van Bürgers
meesterwerk de eerste integra
le, onverkorte, onbewerkte, on
gekuiste die verschijnt."
De baron is een snoever, die
onmogelijke verhalen vertelt
op een manier dat je er wel in
moet geloven. Een wolf ver
scheurt zijn paard voor zijn
wagen en wordt als vervanger
gemend; een hert beschoten
met kersepitten heeft een jaar
later een kerseboom tussen zijn
gewei; een paard doormidden
geschoten en aaneengenaaid
met laurierspruiten welft een
prieel over zijn berijder; als
ijsbeer vermomd doodt hij een
-kudde van zijn 'collega's' etce
tera. Fantastische verhalen om
bij te glimlachen en je af te
vragen waarom heeft iemand
de behoefte om ze zó te schrij
ven. Daarop geeft het boek
geen antwoord, maar laat je
wel vermoeden. Brouwers is
geen 'zo-maar-vertaler' van dit
thema.
Theodor Storm (1817-1888) was
een jurist/landvoogd. Hij
schreef ruim vijftig novellen,
waarin hij via een lyrisch-sen-
timentele stemming zijn gevoe
lens van vergankelijkheid en
eenzaamheid in toom hield.
'Drie novellen' geven daarvan
een proeve. Hij werd vooral be
kend door zijn novelle Immen-
see (1850) over een verloren
jeugdliefde. Het werd tijdens
zijn leven dertig keer herdrukt.
Chris van der Heijden neemt
stelling tegen de opvatting dat
hij de dichter van Hof, Herd
und Heim zou zijn en als lieve
ling van de kleine burgerij
mede met zijn angst en ran
cune het fascisme opgeroepen
zou hebben.
Storm was een echte verte
genwoordiger van de Roman
tiek. Zijn Immensee is 'een ge
dicht in proza'. Het is een heel
eenvoudig verhaal, waarin een
oud geworden man verwon
derd terugkijkt naar de van
zelfsprekendheid waarmee een
jongen (hij) en een buurmeisje
met elkaar omgaan en hoe het
allemaal anders kan lopen in
het leven. 'Noortje', dat tien
jaar later geschreven werd, is
wat harder en directer ge
schreven. Welke geheimen
gaan schuil in het graf van een
jonge vrouw, het arbeiders
meisje dat willens nillens in
een studentenmilieu terecht
kwam, waarna iedereen nood
lottig op elkaar reageert! 'Late
rozen' heet de derde novelle in
deze bundel die als doe urne:
voor een bepaald literair tijd
vak nog wel interessant is.
Miguel de Unamuho y Jugt
(1864-1936) geldt in Spanje
een der belangrijkste schrij
vers van zijn tijd, maar is hie
nauwelijks bekend. Hij heet
veel genres beoefend met
accent op de filosofische
psychologische. Hij stond mid
den in het Realisme en m
zeer verbonden met het rooms
katholicisme. Zijn novelle Abei
Sanchez, una historia de
sión, die nu in het Nederlands
vertaald is door Maria van
Velde, is representatief te n«
men voor zijn instelling. Het
een boek vol zielsconflicten, op
gezet als een biecht.
De vrienden van Abel
Joaquin (Abel en Kaïn
reert het verhaal) worden te
gen elkaar uitgespeeld op
van hun beroep (kunstschitt
en medicus) - roem halen
maar de liefde voor dé vrom
speelt daarbij een kardinaii
rol. Het tegen elkaar uitspele
slachtoffert tegelijk. De
biance is wat gedateerd, man
conflict is tijdloos. Daarb;
komt dat De Unamuno een di
recte manier van schrijve:
heeft die van vandaag zou kun
nen zijn. De inhoud is van
Spaanse, maar wel mooie dra
matiek (zolang je daaraan kun:
deelnemen als lezer).
Francois-René de Chateau
briand (1768-1848) is het prots
type van een Romanticus
past dus weer in onze
waarin sommigen zich troost#
met Candlelight. Chris van dei
Heijden mag in zijn uitste
kende begeleiding van de tws
romans Atala en René
dat ze vooral literair-histon''
sche waarde hebben (alleen 4
Memoires d'outre-tombe zon
den nog de moeite waard zijn!
ik denk dat velen dit boek me
een andere horizon kunnen 1(
zen: die van de actuele cpn
frontatie met een derde wereld
zoals die zich actueel aan oiï
voordoet binnen de Neder
landse samenleving en
sterkere media-contacten.
Zoals bekend is Chateau
briand bij het uitbreken vano
Franse revolutie een tijdlan
uitgeweken naar Amerika.
heeft het gebied dat hij bezoek
met zijn Indiaanse bewoner
weliswaar bekeken ni-
christelijk-missionaire
de weerslag ervan in beide vel
halen is nog zo herkenbaar!
de gevolgen daarvan, dat Ata
zeker, maar ook René nog he
ervaarbaar blijken te zijn. ft
kolonialisme heeft zo zijn uil
lopers, maar je moet ze w
willen zien.
Atala begint met de
„Mijn lieve zoon, het is
eigenaardige lotsbestemmir
die ons verbindt. Ik beschot)
jou als een beschaafd man
een wilde is geworden; en
beschouwt mij als een wil'
van wie de Grote Geest
gewild (met welke bedoeli»
weet ik niet) dat hem de h
schaving werd bijgebracht
Een gotspe die nog actueel
Toch een merkwaardige but
del.
Gottfried August Bürger: 'Avot
turen van de baron von Miinct
hausen'. Uitg. Kwadraat, Pr'
ƒ21,50.
Theodor Storm: 'Drie novelW
Uitg. Kwadraat, prijs 22,50.
Miguel de Unamuno: 'Abel Si
chez'. Uitg. Kwadraat, prijs 25,-
Francois-René de Chateaubria»
•Twee verhalen: Atala en Be»
Uit. Kwadraat, prijs 2330.
Door Jo Wijnen
De dertien kandidaten - 6 Re
publikeinen en 7 Democraten -
zijn in vergelijking met de
Oude Meester saaie dillettan-
ten. En wat erger is: in tegen
stelling tot Ronald Reagan in
1980 en 1984 hebben ze geen lei
dend thema en geen boodschap
die tot de verbeelding van de
Amerikaanse kiezers spreekt.
De enige vraag waar het tot
dusver in een drukke, geldver
slindende, maar overigens wei
nig opwindende campagne om
gaat is: hoe dring je het reus
achtige Amerikaanse begro
tingstekort terug zonder de be
lasting te verhogen. Met dat
onmogelijke thema hebben de
dertien kandidaten zich op
Iowa (waar vandaag de eerste
zogenaamde caucus wordt ge
houden) en New Hampshire
(waar op 16 februari de eerste
voorverkiezing plaatsvindt)
geworpen.
Eén ding moet de dertien he
ren worden nagegeven: ze doen
hun uiterste best om te zijn wat
ze niet zijn. En ze doen nog
meer hun best om de nu al
enigszins moegebeukte kiezers
duidelijk te maken wat ze alle
maal niet zullen doen. Over
wat ze wel zullen gaan doen,
bestaat een bijna eendrachtig
stilzwijgen.
Zelfrespect is een weinig gang
baar artikel bij de meeste kan
didaten. Vaak verloochenen ze
zichzelf zichtbaar, ontdoen ze
zich van wie en wat ze echt
zijn. Karakterzelfmoord,
noemde een Amerikaanse com
mentator dat. Zo wijzigde Mi
chael Dukakis, de gouverneur
van Massachusetts en een van
de belangrijkste Democrati
sche kandidaten, vorige week
zijn persoonlijk imago ingrij
pend. Zijn campagnestaf was
tot de ontdekking gekomen dat
Dukakis te zakelijk, te techno
cratisch en te intellectueel
overkwam. Dus werd Dukakis
tijdig voorzien van een vleugje
hartstocht en passie, werd hij
plotseling zelfs emotioneel.
Bruce Babbitt, de wat kleur
loze en weinig verbeeldings
rijke ex-gouverneur van Ari
zona, maakte enkele weken ge
leden een grapje dat erg goed
aansloeg. Gevolg: Babbitt ont
popt zich nu als de kandidaat
met de humor. George Bush
worstelt al maanden met de zo
genaamde 'wimp-factor'. Een
'wimp' is een persoon met een
uitgesproken gebrek aan be
sluitvaardigheid en politiek
Door Jo Wijnen
WASHINGTON - Vandaag
start in de VS het luid
ruchtige, spectaculaire en
hoogst ingewikkelde poli
tieke circus dat moet leiden
tot de verkiezing van de
41e president van het land.
De presidentverkiezingen zijn
niet alleen luidruchtig en
langdurig, maar ook bijzonder
ingewikkeld en voor een bui
tenstaander moeilijk te be
grijpen. Het is een proces dat
al ver voor de eigenlijke ver
kiezingen begint, vervolgens
een lang en politiek zeer gela
den reeks van 'caucusses' en
'primaries' (voorverkiezingen)
kent, uitmondt in de conven
ties van de democratische en
republikeinse partij en ten
slotte leidt tot de definitieve
'race' van de twee uit die con
venties voortkomende kandi
daten. Op 8 november valt de
beslissing over wie Ronald
Reagan gaat opvolgen. De
nieuwgekozen man -er zijn
geen vrouwelijke kandida
ten - treedt in januari 1989 als
nieuwe president van de VS
aan.
Om enigszins wegwijs te
worden in het buitengewoon
moeilijk te overziene ritueel
van de Amerikaanse presi
dentsverkiezingen, volgt hier
onder een handleiding die
enig licht werpt op de zeven
belangrijkste pijlers waarop
de Amerikaanse presidents
verkiezingen rusten.
In de VS moeten zich ongeveer