Klein werk van Mulisch en anderen amerikaa Voortborduren op de legende Pythagoras Louis Couperus blijft dankbaar onderwerp Hoogtepunten uit museum Boymans Het leuke en droeve verleden teruggehaald HOE TEN BERGE STEEDS WEER ONTSNAPT AAN RUIMERE LEZERSKRING DE STEM MAANDAG 8 FEBRUAR11988 T30 Ten Berge Boito Adelaar Kouwenberg Rolfe Feestgelag OVER RELATIE LITERATUUR - FILOSOFIE 'EERSTE ONGEKUISTE YON MUNCHHAUSEJN1 Jeugdliefde Spanje Romanticus De enige onverslaan bare man in de ko mende Amerikaanse presidentverkiezingen is Ronald Reagan. Wel iswaar neemt de Grote Communicator niet aan het gebeuren deel, maar hij is onverslaan baar in de zin dat geen van de serieuze kandi daten die naar het Witte Huis dingen zelfs maar een schijntje van het charisma, de retori sche kracht, het poli tieke instinct en de po pulariteit heeft van de man die ze zo graag willen opvolgen. Verloochenen De kiezers Door Henk Egbers Kleintjes zie je over het hoofd. Zo gaat het ook vaak met boeken. Daarom wil ik enkele verwaarloosde kleintjes op een rij zetten, die tussen de pillen (van boeken) waren platgedrukt. Daaronder zijn schrijvers als Mulisch, H.C. ten Berge, Boito, Adelaar, Kouwenberg, Frederick Rolfe en een NN-oud Ulster, die hun aandacht alsnog verdie nen. Mulisch schreef, zo deelt hij mee, tien thesen voor een inter nationaal schrijverscongres in Parijs in 1986. Daarbij voegde hij tien 'scholia' (uitleg). Het geheel werd eerder gepubli ceerd in De Gids en nu met en kele aanvullingen in een soort bibliofiel boekje uitgegeven. Heel mooi. Het is bekend dat Mulisch zich graag op filosofi sche paden waagt. Zo hier. Hij stelt tegenover de verganke lijkheid van het gesproken woord de onherroepielijkheid van literatuur. De elektroni sche technieken worden daar bij genegeerd. Er staan lapi daire uitspraken in als 'Een ge meenschappelijk nü wordt al leen door middel van de sek sualiteit bereikt'. Hier ontpopt hij zich als een materialistisch denker. Het heeft er verder alle schijn van dat zijn beschou wingen over de 'Egyptische griffier van het dodengericht Thot, die het schrift uitvond' ter ere van de uitgever zijn toe gevoegd. Etcetera. Kortom echte thesen die zeer discutabel zijn. In de zogeheten 'scholia' (mijn gym-latijn schiet tekort) worden ook leuke rooms-ka- tholieke, seksuele, literaire, theologische, egyptologische en andere -ogische zaken verkon digd, waarbij de indruk wordt gewekt dat de wijsheid uit de kan komt. Daarom is het toch een boeiend boekje waarmee je je lekker kwaad kunt maken om daarna het leed te verdrin ken. Het meest geslaagd lijkt me de titel: 'Grondslagen van de mythologie van het schrij verschap'. H.C. ten Berge. Hij werd on langs genomineerd voor een van de vele literaire prijzen waarmee we het publiek, trendgeil, meer onder de kin kietelen dan de auteurs. Na tuurlijk kreeg hij die prijs niet, want voor talrijke van zijn lau reaten uitdelende collega's be hoort hij tot de p>ersona non grata en voor 'het' publiek is hij tè goed. Maar voor een hab- bekrats kun je er nu achterko men wie H.C. eigenlijk is. In de serie 'Literair Moment' verschenen twee boekjes: 'H.C. ten Berge Informatie' en 'H.C. ten Berge: Zelfportret met witte muts en Matglas' (tweede druk). In het eerste boekje kijkt Ton van Deel tegen hem aan: „Het feit dat Ten Berge zich zo weinig vastlegt op een genre kan ertoe hebben bijgedragen dat hij telkens ontsnapt aan een ruimere lezerskring." Ver der staat er van Ten Berge in 'In een kloostertuin geschreven - autobiografisch essay' - („naarmate de materiële om standigheden geleidelijk aan verbeterden, werd het leven minder argeloos"), met als na schrift een omstandige verkla ring van het feit dat dichters de waarheid liegen. Over De witte muts zegt Van Deel, dat hierin aan de orde komt de vraag welke van de wegen van een tweesprong de meest verkieslijke zou zijn. En Matglas is typerend voor Van Berge, omdat hij daarin een ze kere distantie bereikt om de mogelijkheid te scheppen van verbeelding binnen de verbeel ding. Kortom na het lezen van beide boekjes kom je erachter dat je zijn ander werk moet le zen om te weten wie hij is. Het zijn dus twee geslaagde boek jes. H.C. ten Berge. - fotoanp Harry Mulisch. - fotoanp Camillo Boito (1836-1914), ar chitect en schrijver, maakte met zijn broer, de musicus schrijver Arrigo (schreef li bretto's voor Verdi) deel uit van de Milanese schrijversclub in de Romantiek 'Scapigliatu- ra' (uit de boektitel van een der leden, Arrighi). Decadent, aso ciaal, anarchistisch, anti-ker kelijk en anti-bourgeoisie vocht de club voor de indivi duele vrijheid. In deze kring manifesteerden zich ook de eerste socialistische ideeën. Hun invloed is relatief van belang geweest; literair be trekkelijk. Irene Beckers ver taalde nu uit het Frans Camil- lo's 'Senso', het ik-verhaal van een ontrouwe gravin, die haar ontrouwe minnaar laat execu teren. Het van dik hout zaagt men planken-verhaal is nog interessant als literair-histo- risch fenomeen. De novelle Senso is in 1953 verfilmd door Visconti. Het verhaal speelt in de omgeving van Trente en Ve netië ten tijde van het Risorgi- mento. Een figuur als Garri- baldi en een streek als Tirol ho ren dan ook bij het decor van grote emoties vol liefde en be drog. Tobias Adelaar (1960) debu teerde met 'In handen van de hoer'; een knap geschreven ro man waarin een homoseksuele jongeman op zoqk is naar zijn identiteit. Hij zwerft door de wereld en zijn geest; probeert ordening aan te brengen in zijn chaos. Hij tracht je als lezer mede-verantwoordelijk te ma ken voor zijn 'rondhoereren' door het leven. „Ik ben van de gene die mij leest." Hij probeert tot een persoon lij ke plaatsbepaling te komen ten aanzien van zijn ouders, de literatuur, de religie, politieke machtsverhoudingen, rol- en gedragscodes e.d. Adelaar schrijft plastisch direct/realis tisch en associatief/rationeel; aantrekkend en afstotend als het hoereren zelf. De construc ties zijn soms wat maniëris tisch; de inhoud bezit een weerzinwekkende aantrekke lijkheid. Peter Kouwenberg (1947)debu- teert met 'Glasgerinkel' op een overtuigende manier. Zijn taalgebruik is minder wollig dan van Adelaar. Opvallend is juist de ogenschijnlijke simpel heid waarmee hij, op een bijna droge manier, gebeurtenissen noteert. Daardoor ontstaat er een grote subtiliteit bij een bijna voorspelbaar verhaal. Kouwenberg hanteert klas sieke themata als hij de onder huidse relatiepatronen tussen een vader-dochter en moeder- zoon. Daarbij is hij symbool- gevoelig, want verschillende gebeurtenissen krijgen een, soms wat voor de hand liggen de, zinnebeeldige betekenis. In het gezin van een kunstschil der, waar de moeder aan een hersentumor (te snel?) sterft verweven zich menselijke rela tiepatronen die niet kunnen of mogen, maar het leven is ster ker dan de leer. Kouwenberg weet die spanning goed over te dragen. Frederick Rolfe (Londen 1860 - Venetië 1913) is een uiterst merkwaardige persoonlijkheid (daarop mag best nadruk lig gen) geweest. Hij heeft in het leven telkens gekozen, maar op een manier die of hem geen be vrediging schonk of hem mis lukkingen opleverde. Hij was •achtereenvolgens schoolmees ter, priester-kandidaat, schil der en fotograaf en werd daarna maar schrijver onder de naam 'baron Corvo'. Tragiek werd zijn levenslot en in zijn 'Brieven uit Venetië' kun je daarvan deelgenoot worden, mits je een beetje kimt onder duiken in zijn gespleten-zijn en leefcultuur. Geerten Meijsing vertaalde zijn The Venice Letters, schreef er een goed informatief na woord bij en zette op de flap dat Rolfe te vergelijken is met Reve en zijn brieven aan zijn liefdesvrienden. Toch is de stijl van Rolfe minder maniëris tisch dan die van Reve. De brieven zijn directer; mis schien zelfs menselijker. Toch wel uiteenlopende auteurs als D.H. Lawrence en Graham Greene hebben hem geprezen. De brieven zijn gericht aan houthandelaar-Quaker Char les Masson uit Falmouth (ge storven in 1935) met wie hij de jongensliefde deelde. De in Ve netië verzeild geraakte Engels man, zwevend tussen rijkdom en armoe en een door hem ver guisde Engelse kolonie daar, stort zijn hart naar zijn vriend uit op een manier die vanuit cultuurhistorisch oogpunt nog lezenswaardig is. Voor de fijnproevers - ook al doet de titel het niet vermoeden - is het door Maartje Draak en Frida de Jong Vertaalde 'Feestgelag van Bricriu'. Het blijkt 'een van de grote succes nummers' bij de verhaalvoor- drachten in de Ierse burchten van de achtste en negende eeuw geweest. Tot de dertiende eeuw is het dat gebleven en toen overgevloeid naar de con tinentale Arthur-romans. Deze en andere wijsheden zijn te ha len uit de goed begeleidende in formatie. De beide vertaalsters leverden een tekst, die inte graal vertaald werd uit de oud ste ons bewaarde tekst (Het Boek van de Bruine Koe - Le- bor na Huidre) in 1929 in druk verschenen. Maartje Draak geeft daaromtrent nogal wat professionele kennisover dracht. Het verhaal lijkt wat geda teerd. De koningen en helden, de edelen van Ulster die zich volvreten en hun mannen en vrouwen tegen elkaar opzetten kun je overigens goed vertalen naar deze tijd waarin het ge- styleerd nog gebeurt. Maar dit is een moralistische notitie. „Het is een schandelijk ver haal/ van het doden van hel den/ bij het fort Zwarte Reus./ Een kamp om de eer tussen sterke mannen,/ geweldenaren van Hoog Ulster..." Wie vanuit de literaire traditie tegen de actualiteit wil aankijken en bo vendien gevoelig is voor de hard-romantische historie, ge vat in een troubadoursstaal, heeft er een interessant boekje aan. Harry Mulisch: 'Grondslagen van de mythologie van het schrijverschap'. Uitg. Thoth, prijs 24.50. H.C. ten Berge: 'Zelfportret met witte muts en informatieboekje'. Uitg. Meulenhoff, prijs 14.50. Camillo Boito: 'Senso'. Uitg. BZZTÖH, prijs 1930. Tobias Adelaar: 'In handen van de hoer". Uitg. In de Knipscheer, prijs f 19.50. Peter Kouwenberg: 'Glasgerinkel'. Uitg. Kwadraat, prijs 19.50. Fr. Rolfe (baron Corvol): "Brieven uit Venetië'. Uitg. Veen, prijs S 19.50. "Het feestgelag van Bricriu'. Uitg. Meulenhoff, pirjs f 22.50. 1.TBW 9i Door Henk Egbers Piet Meeuse stelde een bundel samen met vijf eerder door hem in De Revisor gepubliceerde beschouwingen, aange vuld met één eerste publikatie en een herschreven lezing uit 1985 in Leiden gehouden op het colloquium 'Le recit, Le roman en le savoir'. Het hoofdthema is de relatie tussen fi losofie en literatuur of het zoeken naar een antwoord op de vraag of niet iedere belangrijke schrijver ook een filosoof is? Hij vindt dat de schrijver een voorsprong heeft op een filosoof. Meeuse stapt met zevenmijls laarzen door de literaire histo rie om de illustratieve model len te vinden voor zijn filosofi sche uitgangspunten. Deze hebben te maken met de vorm geving in de literatuur, de sys tematiek van het pythagorese en de literaire belangstelling voor het occulte. Hij sleept er heel wat bij, maar laat als een goed filosoof zijn verstande lijke idealen niet over de rand van zijn eigen systeemdenken heenvallen. Oordelen over lite ratuur komen soms tot stand door structuuranalyses, dan weer door ontroering, door mo rele oordelen of kwaadaardig heid, het gissen naar de bedoe ling van de schrijver of de ver wachtingen van het publiek, maar zelden via wijsgerig den ken. Het boek is opgedeeld in drie afdelingen. De eerste draagt als titel: 'De dubbelzinnigheden van de vorm'. Aan de hand van 'Het Slot' concludeert Meeuse dat er bij Kafka sprake is van een perspectivisch gezichtbe drog bij de mens die een defini tieve kennis van de 'waarheid' nastreeft. Het oeuvre van Mu lisch herleidt hij tot het manië risme dat wortels heeft in de renaissance. De kwestie v.'.i de vorm komt heel spannend aan de orde bij een beschouwing over Gombrowicz, die aan de Vorm ontsnapt door de vorm, wat hem als literaire mythem- maker onderscheidt van de po litieke mythenmaker Hitier. Deel twee heet: 'Pythagoras, of de metamorfosen van een hersenschim'. Pythagoras, Aristoteles, Plato, een wereld van rationalisme - met of zon der mythen - is daarop ge bouwd in de loop der geschie denis tot de dag van vandaag. Pascal mag dan bijvoorbeeld de machteloosheid van de rede .opgevoerd hebben, onze wis kunde en muziektheorie ver-, wijst nog steeds (ten onrechte) naar de zeer rationele Pytha goras. Meeuse heeft wat literaire figuren, vanaf Novalis bekeken op die pythagorese invloed bij hun werk. Faust blijkt zijn 'achterneefje' (de kwaadaar dige karikatuur van de intel lectuele renaissance-magiër die streeft naar universele ken nis) en ook Herman Broch moet zijn kennisideaal aan Pythago ras ontleend hebben. En van Mulisch wordt niet minder ge zegd dan dat hij zijn werk heeft afgemaakt. Zo wordt aan de le gende rond Pythagoras een nieuwe toegevoegd. 'De literaire transformatie van de gnosis' is de kop boven de derde afdeling. Een college over de manier waarop de gno sis vanuit de klassieke oudheid tot ons gekomen is en sedert de 16e eeuw de kunsten beïnvloed heeft; met name de literaire. De Leidse lezing is dan een soort toegift over de rol, die de gnostische symboliek in de ar tistieke reflectie heeft gespeeld (van Goethe, via de symbolis ten en de surrealisten tot en met Pessoa, Borges en vele an deren). Door Henk Egbers Themanummers van literaire tijdschriften zijn op het ogenblik modieus. Opvallend werden twee nummers tege lijk gewijd aan Couperus; namelijk van Preludium en BZZLLETIN; terwijl het laatstgenoemde tijdschrift zijn 150e nummer onder meer besteedde aan Arthur Schnitzler. Franz Kafka. Voor velen zal dit alles abra cadabra zijn, maar die hebben het eind van dit verhaal over dit interessante boek waar schijnlijk niet gehaald. Wie zich de moeite getroost om zich door de inhoud heen te werken wordt ongetwijfeld geconfron- - foto archief de stem teerd met een aantal gedachten die prikkelen. Maar dat is een prikkeling van een andere orde dan die van een consumptieve wereld. Juist, van een filosofi sche wereld. Piet Meeuse: 'De slang die in zijn staart bijt'. Uitg. De Bezige Bij, prijs 34,50. Het Westbrabantse Preludium, voortgekomen uit een groep mensen die het schrijven als 'bij-vak' beoefenen, krijgt met dit nummer, volgeschreven door geleerde heren van elders, het karakter van een algemeen landelijk tijdschrift. Is dat geen identiteitsverlies? Het thema is de relatie van Couperus met de klassieke oudheid. 'Louis Cou perus en de latijnse oudheid' is de titel van een lezing die Jo- han Polak vorig jaar gehouden heeft (was dat niet onder aus piciën van Bzzlletin?) over het berustende pessimisme dat Couperus gevoed heeft met de Romeinse keizertijd.^ De Belgische Neerlandicus Luc Dirikx schrijft over het antiek toerisme van Couperus in relatie met zijn tekst Antiek toerisme; roman uit oud-Egyp- te. „Gewoon een parafrase van de mythe van Pygmalion." En de Nijmeegse Neerlandicus M. Klein schrijft over de relatie Couperus-Pander, die ook tot uitdrukking kwam met gedich ten van Couperus bij Panders beeldengroep in de tempel (nu met Pier Pandermuseum) in Leeuwarden. BZZLLETIN 151 heeft ten dele dezelfde en enkele andere, Door Henk Egbers Na 'Meesterwerken in het Maurits- huis' is nu in boekvorm verschenen 'Hoogtepunten in Museum Boy mans-Van Beuningen. Wellicht vol gen nog 'Toppunten in het Stedelijk' en 'Nooit gedacht in het Noordbra bantse Museum', etcetera. Dat kan geen kwaad, want met dit boekwerk krijg je een goede indruk hoe het Rotterdamse museum in elkaar zit en wat er kunsthistorisch en actueel te zien is. Boymans-Van Beuningen bezit geen col lectie die een sluitend beeld geeft van de kunsthistorie, al is daaraan de laatste decennia behoorlijk gespijkerd. Daar staan weer zoveel extra's tegenover; re sultaat van pogingen om dit museum toch nog een eigen identiteit te geven en tevens door toevalstreffers uit nogal wat legaten, die soms het museum behoorlijk in de kaart hebben gespeeld. Het boek opent met een schets over het ontstaan van de collectie, het daar aan ten grondslag liggende beleid onder de verschillende directeuren en hun tijd geest en de daarbij gezochte en ge maakte museumruimten. Daarna komen de vier afdelingen van het museum af zonderlijk aan de beurt: oude schilder en beeldhouwkunst, moderne kunst, kunstnijverheid en vormgeving en te ken- en prentkunst. Van die afdelingen vertelt de verant woordelijke conservator over de inhoud van de collectie. Ze doen dat kort, maar niet opsommerig; dat wil zeggen dat de diverse kunstwerken hun context in de kunsthistorie en binnen het museum meekrijgen. De talrijke reproducties in zwart-wit en (vooral) in kleur onder steunen deze teksten. Tenslotte wordt er informatie gegeven over de bibliotheek, zodat de lezer weet hoe en waarover hij zo ongeveer informatie kan vinden. Als je het boek leest besef je dat dit museum, juist misschien omdat het geen erg lange historie heeft, een zeer veelzij dige en interessante collectie bezit, waarvan je, zelfs als je er regelmatig be zoeker bent, misschien niet de notie hebt die je dit boek meegeeft. 'Hoogtepunten uit Boymans-Van Beunin gen'. Uitg. Veen-Reflex, prijs 29,50. anecdotische invalshoeken. Bastet komt met Couperiana (onder meer een briefkaart van Couperus aan mr. M. van Log- hem), die hij ongebruikt liet in zijn grote biografie over deze schrijver. Jaap Harskamp pro beert de vraag te beantwoor den waarom de fin de siècle- artisten (waaronder Couperus) zo vaak het thema van 'Leda en de zwaan' gebruikten. Laetitia Smit schreef een illustratief artikel over de relatie van Cou perus met zijn boekbanden. Welke boodschap richtte Couperus met Eline Vere tot zijn Haagse en andere lezers is een vraag waarop Pim Lukke- naer een antwoord formuleert, terwijl Jaap Harskamp het verschil tussen het werk van Couperus en Flaubert tot on derwerp van studie maakte. Heel uitvoerig gaat Pim Luk- kenaer in op de relatie Coupe rus en de keizers van het Ro meinse rijk in relatie met 'De berg van licht'. Dat Couperus zelf niet in het noodlot geloof de, probeert Judith Gijsbers aan te tonen met een beschou wing over zijn bundel verhalen 'Het snoer der ontferming'. BZZLLETIN vervaardigt vooral themanummers rond een auteur. Het afgelopen jaar werden er bijvoorbeeld afleve ringen gemaakt over Alfred Kossmann (145) en F. Springer (147). Het laatste nummer (150) wekt de indruk een Schnitzler- nummer te zijn. Zonder nadere aanduiding over het wie en waarom van deze arts Schnitz ler (1862-1931) en zijn psycholo giserend naturalisme blijkt het te gaan om een 30 pagina's tel lende vertaling van 'Juffrouw Else' als voorpublikatie van een binnenkort te verschijnen Schnitzler-verhalenbundel in een Nederlandse vertaling. Daarna vertelt Hannes Mein- kema over haar ervaringen in de Braziliaanse stad Belo Hori- zonte en scheidde Hermine de Graaf het verhaal 'De olifan ten' af. Verder onder meer aan dacht voor Georg Trakl (1887- 1914); zijn poëzie en proza. Louis Couperus-nummer van Pre ludium, giro 4944495 t.n.v. Prelu dium, prijs 9,75. BZZLLETIN 151 Couperusnum- mer en 150 Arthur Schnitzler e.a., giro 3930420 t.n.v. Bzzlletin, prijs 12,50 per nummer. Baron van Müchhausen op zijn gehalveerde paard, gete kend door Gustave Doré. Door Henk Egbers De uitgeverij Kwadraat beschikt over een fijnzinnig speurzin naar 'klassieke' boeken. Chris van der Heijden sisteert daarbij. In desbetreffende heruitgaven legt hij haarfijn uit waarom een bepaalde herdruk de moeit waard is. Hierbij informatie over vier ervan. Voor de eerste hier aan de orde is overigens Jeroen Brouwers verantwoordelijk. Hij ver taalde in de afgelopen tien ja ren 'Avonturen van de baron von Münchhausen' van de hand van Gottfried August Bürger. Een baron die tot de verbeelding van velen spreekt, maar - en dat is waarschijnlijk niet zo bekend - talrijke bron nen heeft. In een begeleidende notitie legt Brouwers uit waarom hij Bürger gekozen heeft. Daarbij geeft hij de his torische lijnen aan waarlangs de geestige Bürger-Münchhau- sen in Exel op zijn vertaalbu reau terecht kwam. „Weliswaar is de baron een aartsreactionair, maar hij doet alsof hij vooruitstrevend, geestelijk onafhankelijk en van taboes bevrijd is en ook doet alsof hij van dit alles eigenlijk al behoorlijk blassé is", zo ka-, rakteriseert hij hem. Een fi guur die dus nog prima past in onze tijd. Brouwers voegt er aan toe: „Bij mijn weten is de hierbij aangeboden Neder landse vertaling van Bürgers meesterwerk de eerste integra le, onverkorte, onbewerkte, on gekuiste die verschijnt." De baron is een snoever, die onmogelijke verhalen vertelt op een manier dat je er wel in moet geloven. Een wolf ver scheurt zijn paard voor zijn wagen en wordt als vervanger gemend; een hert beschoten met kersepitten heeft een jaar later een kerseboom tussen zijn gewei; een paard doormidden geschoten en aaneengenaaid met laurierspruiten welft een prieel over zijn berijder; als ijsbeer vermomd doodt hij een -kudde van zijn 'collega's' etce tera. Fantastische verhalen om bij te glimlachen en je af te vragen waarom heeft iemand de behoefte om ze zó te schrij ven. Daarop geeft het boek geen antwoord, maar laat je wel vermoeden. Brouwers is geen 'zo-maar-vertaler' van dit thema. Theodor Storm (1817-1888) was een jurist/landvoogd. Hij schreef ruim vijftig novellen, waarin hij via een lyrisch-sen- timentele stemming zijn gevoe lens van vergankelijkheid en eenzaamheid in toom hield. 'Drie novellen' geven daarvan een proeve. Hij werd vooral be kend door zijn novelle Immen- see (1850) over een verloren jeugdliefde. Het werd tijdens zijn leven dertig keer herdrukt. Chris van der Heijden neemt stelling tegen de opvatting dat hij de dichter van Hof, Herd und Heim zou zijn en als lieve ling van de kleine burgerij mede met zijn angst en ran cune het fascisme opgeroepen zou hebben. Storm was een echte verte genwoordiger van de Roman tiek. Zijn Immensee is 'een ge dicht in proza'. Het is een heel eenvoudig verhaal, waarin een oud geworden man verwon derd terugkijkt naar de van zelfsprekendheid waarmee een jongen (hij) en een buurmeisje met elkaar omgaan en hoe het allemaal anders kan lopen in het leven. 'Noortje', dat tien jaar later geschreven werd, is wat harder en directer ge schreven. Welke geheimen gaan schuil in het graf van een jonge vrouw, het arbeiders meisje dat willens nillens in een studentenmilieu terecht kwam, waarna iedereen nood lottig op elkaar reageert! 'Late rozen' heet de derde novelle in deze bundel die als doe urne: voor een bepaald literair tijd vak nog wel interessant is. Miguel de Unamuho y Jugt (1864-1936) geldt in Spanje een der belangrijkste schrij vers van zijn tijd, maar is hie nauwelijks bekend. Hij heet veel genres beoefend met accent op de filosofische psychologische. Hij stond mid den in het Realisme en m zeer verbonden met het rooms katholicisme. Zijn novelle Abei Sanchez, una historia de sión, die nu in het Nederlands vertaald is door Maria van Velde, is representatief te n« men voor zijn instelling. Het een boek vol zielsconflicten, op gezet als een biecht. De vrienden van Abel Joaquin (Abel en Kaïn reert het verhaal) worden te gen elkaar uitgespeeld op van hun beroep (kunstschitt en medicus) - roem halen maar de liefde voor dé vrom speelt daarbij een kardinaii rol. Het tegen elkaar uitspele slachtoffert tegelijk. De biance is wat gedateerd, man conflict is tijdloos. Daarb; komt dat De Unamuno een di recte manier van schrijve: heeft die van vandaag zou kun nen zijn. De inhoud is van Spaanse, maar wel mooie dra matiek (zolang je daaraan kun: deelnemen als lezer). Francois-René de Chateau briand (1768-1848) is het prots type van een Romanticus past dus weer in onze waarin sommigen zich troost# met Candlelight. Chris van dei Heijden mag in zijn uitste kende begeleiding van de tws romans Atala en René dat ze vooral literair-histon'' sche waarde hebben (alleen 4 Memoires d'outre-tombe zon den nog de moeite waard zijn! ik denk dat velen dit boek me een andere horizon kunnen 1( zen: die van de actuele cpn frontatie met een derde wereld zoals die zich actueel aan oiï voordoet binnen de Neder landse samenleving en sterkere media-contacten. Zoals bekend is Chateau briand bij het uitbreken vano Franse revolutie een tijdlan uitgeweken naar Amerika. heeft het gebied dat hij bezoek met zijn Indiaanse bewoner weliswaar bekeken ni- christelijk-missionaire de weerslag ervan in beide vel halen is nog zo herkenbaar! de gevolgen daarvan, dat Ata zeker, maar ook René nog he ervaarbaar blijken te zijn. ft kolonialisme heeft zo zijn uil lopers, maar je moet ze w willen zien. Atala begint met de „Mijn lieve zoon, het is eigenaardige lotsbestemmir die ons verbindt. Ik beschot) jou als een beschaafd man een wilde is geworden; en beschouwt mij als een wil' van wie de Grote Geest gewild (met welke bedoeli» weet ik niet) dat hem de h schaving werd bijgebracht Een gotspe die nog actueel Toch een merkwaardige but del. Gottfried August Bürger: 'Avot turen van de baron von Miinct hausen'. Uitg. Kwadraat, Pr' ƒ21,50. Theodor Storm: 'Drie novelW Uitg. Kwadraat, prijs 22,50. Miguel de Unamuno: 'Abel Si chez'. Uitg. Kwadraat, prijs 25,- Francois-René de Chateaubria» •Twee verhalen: Atala en Be» Uit. Kwadraat, prijs 2330. Door Jo Wijnen De dertien kandidaten - 6 Re publikeinen en 7 Democraten - zijn in vergelijking met de Oude Meester saaie dillettan- ten. En wat erger is: in tegen stelling tot Ronald Reagan in 1980 en 1984 hebben ze geen lei dend thema en geen boodschap die tot de verbeelding van de Amerikaanse kiezers spreekt. De enige vraag waar het tot dusver in een drukke, geldver slindende, maar overigens wei nig opwindende campagne om gaat is: hoe dring je het reus achtige Amerikaanse begro tingstekort terug zonder de be lasting te verhogen. Met dat onmogelijke thema hebben de dertien kandidaten zich op Iowa (waar vandaag de eerste zogenaamde caucus wordt ge houden) en New Hampshire (waar op 16 februari de eerste voorverkiezing plaatsvindt) geworpen. Eén ding moet de dertien he ren worden nagegeven: ze doen hun uiterste best om te zijn wat ze niet zijn. En ze doen nog meer hun best om de nu al enigszins moegebeukte kiezers duidelijk te maken wat ze alle maal niet zullen doen. Over wat ze wel zullen gaan doen, bestaat een bijna eendrachtig stilzwijgen. Zelfrespect is een weinig gang baar artikel bij de meeste kan didaten. Vaak verloochenen ze zichzelf zichtbaar, ontdoen ze zich van wie en wat ze echt zijn. Karakterzelfmoord, noemde een Amerikaanse com mentator dat. Zo wijzigde Mi chael Dukakis, de gouverneur van Massachusetts en een van de belangrijkste Democrati sche kandidaten, vorige week zijn persoonlijk imago ingrij pend. Zijn campagnestaf was tot de ontdekking gekomen dat Dukakis te zakelijk, te techno cratisch en te intellectueel overkwam. Dus werd Dukakis tijdig voorzien van een vleugje hartstocht en passie, werd hij plotseling zelfs emotioneel. Bruce Babbitt, de wat kleur loze en weinig verbeeldings rijke ex-gouverneur van Ari zona, maakte enkele weken ge leden een grapje dat erg goed aansloeg. Gevolg: Babbitt ont popt zich nu als de kandidaat met de humor. George Bush worstelt al maanden met de zo genaamde 'wimp-factor'. Een 'wimp' is een persoon met een uitgesproken gebrek aan be sluitvaardigheid en politiek Door Jo Wijnen WASHINGTON - Vandaag start in de VS het luid ruchtige, spectaculaire en hoogst ingewikkelde poli tieke circus dat moet leiden tot de verkiezing van de 41e president van het land. De presidentverkiezingen zijn niet alleen luidruchtig en langdurig, maar ook bijzonder ingewikkeld en voor een bui tenstaander moeilijk te be grijpen. Het is een proces dat al ver voor de eigenlijke ver kiezingen begint, vervolgens een lang en politiek zeer gela den reeks van 'caucusses' en 'primaries' (voorverkiezingen) kent, uitmondt in de conven ties van de democratische en republikeinse partij en ten slotte leidt tot de definitieve 'race' van de twee uit die con venties voortkomende kandi daten. Op 8 november valt de beslissing over wie Ronald Reagan gaat opvolgen. De nieuwgekozen man -er zijn geen vrouwelijke kandida ten - treedt in januari 1989 als nieuwe president van de VS aan. Om enigszins wegwijs te worden in het buitengewoon moeilijk te overziene ritueel van de Amerikaanse presi dentsverkiezingen, volgt hier onder een handleiding die enig licht werpt op de zeven belangrijkste pijlers waarop de Amerikaanse presidents verkiezingen rusten. In de VS moeten zich ongeveer

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1988 | | pagina 4