"S MIDDAGS BEGINT HET ZITTEN. DAT IS DE ROTSTE TIJD' ZATERDAG I O FEBRUAR1198810 Innen ziet het wel, hè meneer". Ze laat haar handen zien, krachteloos, misvormd, krom van de reuma. Handen van een bejaarde vrouw met ur gentie A. Dat betekent: de grootste voorrang voor het bejaardenhuis. Maar ze is niet de enige. Gemiddeld verblijft 7 procent van onze bejaarden in een verzor gingstehuis. Volgens de verzorgers zou dat cijfer wel iets kunnen dalen. De rekenmeesters van het ministe rie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur vinden dat rond het jaar 2000 dat cijfer rond de 5 procent moet liggen. Bezuiningen Daarmee lijkt naastenliefde omgezet in politiek beleid. Maar wat gebeurt er met die 2 procent krachteloze handen die krom staan van de reuma? Zitten Kille wind Gespannen Therapie Nota 440 Wachtenden Sociaal wezen Voorkomen op i en dan wordt bepaald of een de juiste periode geschilderd niet tegen. Het onderzoeks- •ldt dat de pigmenten in de i op het doek moeten zijn ge- liet. Ten Hoopen is van plan onderzoeken te bekostigen kt niets anders meer overblijft, indse kunstkenner Pierre Jan- iem dat aangeraden. Voordat •n echter zijn beurs trekt, wil .undigen overtuigen met vier argumenten die hijzelf ijzer- ilderij is een kopie van De |s van Millet, een schilder die eker in zijn beginperiode hef- lerde en ook naschilderde, bij tudie. De catalogus van Huls twee bestaande kopieën van Zaaier en De Maaier. „Alle kpieën zijn verloren gegaan," Sker. De Arenleesters van Van inbekend, maar Ten Hoopen bestaan van zo'n doek aan de een brief van Van Gogh aan (brief 629) waarin hij vraagt ling van enkele studies. Ci- aoet me vooral De Arenlees- Spitters zenden." rgument van Ten Hoopen: het signeerd met een V met een I bhter. „Hij signeerde bijna dan met 'Vincent'. De Spitter ok met die V en een punt ge brieste punt vindt Ten Hoopen verhaal hoe hij aan dat schil- .komen. Vader Gert Ten Hoo- i de oorlogsjaren kunstschilder en lid van de plaatselijke Jeroen Bosch. Dat gezelschap zich met lezingen onder elk een keer (in 1942) was Gert eurt voor een vertelling over formatie op te doen toog hij a, naar de broers Oostrijck die I lekend waren met de schilder, af hij niet aan, maar wel zijn I delijker broer Hannes. Han- I de wat over de schilder en liet 1 zien waar Vincent in had ge- nen voor schilders was schaars Jrlog, en daarom informeerde I nes of die niet wat jutezak had. In die tijd prepareerden [lders die zakken met zware verf I nde toch een ondergrond te even rond," moet Hannes ;gd, en dat deed Gert. Tussen alken, dik onder het stof, ont- toen iets dat op een platte doos bleek een vuil stuk linnen te annen op een spieloos, worm pje. Gert kreeg het mee voor I wel met de boodschap maar ;en broer Minus te vertellen, ie is niet zo makkelijk in dat gen." ;ekomen maakte Gert het lapje I ig schoon, want hij vermoedde ;hte Van Gogh opgeduikeld te teleurstelling was groot toen geschilderde vormloze figuren hijn kwamen. Toch bleef het de familie en het werd bij wijze isiteit aan de wand gehangen, t de zoon van de kunstschilder le zaak eens echt ging uitzoeken, l leidde tot zijn vaste overtuiging echte Van Gogh van doen te „Mijn verhaal is sluitend, het is Gogh, alles wijst erop," conclu- n Hoopen. Winstbejag, zegt hij, .eker niet zijn voornaamste mo uwsgierigheid des te meer. Voor :rheid bewaart hij het doek niet it is veilig opgesloten in een mu is. in Gogh-expert Ton de Brouwer en heeft het schilderij bekeken, t toe dat het verhaal van de her- oleit voor de echtheid van het Zekerheid te hebben van de af- :n dan zeker als dat de Oostrijcks dersteunt de conclusie dat het Toch plaats ik kanttekeningen kleurzetting en de stijl, maar een id onderzoek moet maar uitsluit- ■n. Kunsthistorisch betekent het eel. En wat de waarde betreft als I t is: dat is wat de gek ervoor betalen tegenwoordig voor zelfs te krabbel van Van Gogh." u Door Paul de Schipper Minister Brinkman koestert grote ver wachtingen van de mantelzorg. Dat wil zeggen, als het mis gaat met oma, laat de buren en de kinderen dan maar helpen. Dat wil zeggen: hulp, menselijke warm te, zonder dat het de gemeenschap geld kost. Maar hebben die buren daar tijd voor, kunnen ze dat en willen ze dat? Waar liggen de grenzen van de zorgzame samenleving? Is dat een spiegelei bakken met één hand in een rolstoel aan het for nuis? „Ik wil in Haga, alleen in huize Haga in Princenhage. Stoppen ze me ergens anders, dan verkort ik mijn leven. Weet u, ik ben in Princenhage geboren. Alles wat in Huize Haga zit ken ik. Het zijn mensen uit m'n buurt. De directrice van het bejaardenhuis wil wel dat ik kom. tiet is een heel lief mens, maar ze heeft gewoon geen ruimte. Ik sta nou op de Ijst met de hoogste urgentie. Ze hebben me verteld dat het nog wel vier, vijf jaar kan duren. Dat is toch geen zeggen, hè" De dagindeling van een hulpbehoevende bejaarde vrouw van 77 in een eensgezins woning in een doorsnee Bredase wijk: „Om half zeven kom ik uit bed. Dat deed ik al toen m'n man nog leefde. Die zat in de ploegendienst en die moest er vaak om vijf uur uit. Als ik gegeten heb, dut ik even wat. Om elf uur drink ik thee. 's Middags? Dan begint het zitten. Da's de rotste tijd, die eindeloze middag, 't Is voor mij alleen maar zittenzit ten.zitten. Zo ga je vereenzamen. Om radio geef ik niet. Om half zes begint de televisie. Da's een uitkomst voor ouwe mensen. Ja, en de telefoon. Die is onmis baar. Iedereen krijgt een beurt, want ik moet gewoon iemand hebben om tegen te kletsen". De zoon: „Het is triest maar hard, maar d'r moeten in een bejaardenhuis al tijd eerst mensen doodgaan voor er plaats is voor anderen. We zijn om de ta fel gaan zitten nadat vader, vier jaar te rug, is overleden. Hij had een hartkwaal, maar hij was nog heel actief. Samen met moeder kon-ie het nog wel redden. Dat is dikwijls zo met oudere mensen. Als één van de twee nog goed is, dan lukt het wel. Moeder heeft altijd gezegd: ik wil wel in een bejaardenhuis. Ze staat inge schreven, maar je hoort nooit iets. Je weet niet hoeveel er nog voor je zijn. Ach en misschien is dat maar beter ook". De bejaarde vrouw: „Brinkman wil bezuinigen op bejaardenhuizen. Zouden zijn ouders dat ook goed vinden. Ach, die man weet toch niet wat oud worden is.wat eenzaamheid is. Zou hij ook een moeder hebben die hulp nodig heeft? Ach, ik zou eigenlijk maar eens naar ko ningin Beatrix moeten schrijven of naar de regering" Een CD A-Tweede Kamerlid: „Er waait een kille wind door Nederland. Het IK- tijdperk toont steeds vaker zijn egoïsti sche gezicht. Vereenzaming neemt hand over hand toe. Wie niet goed mee kan in de strijd om succes, geld of aanzien, wordt verwezen naar de zorg van de Overheid. Die Overheid kan enig mate rieel soelaas bieden. In onze samenleving met een teveel aan zelfzucht ontbeert de mens echter juist datgene waaraan hij de meeste behoefte heeft: warmte en gebor genheid. Daarin kan en wil de Overheid niet voorzien". Minister Brinkman: „De bezuinigin gen krijgen na een theoretische fase nu een praktische vertaling. Dat betekent dat er pijnlijke keuzes moeten worden gemaakt in de sfeer van: dit wel en dat niet. Dat is onontkoombaar". 't Ergst Is dat Ik er helemaal uit raak. En als Je niet meer weg kan ga Je vereen zamen, meneer." ,,'t Is voor mij alleen maar zittenzitten.zitten. Zo ga Je vereenzamen." FOTO'S DE STEMZJOHAN VAN GURP De kilte van de zorg De bejaarde vrouw: ,,'t Ergst is dat ik er helemaal niet uit kan. Ik kan niks. Ik heb geen kracht in m'n handen. Ik kan nog geen aardappel draaien. M'n doch ter zet altijd het eten voor me klaar. Al leen een beetje stof afdoen, met een doek over de kast dat lukt nog. Mezelf wassen gelukkig ook nog. Als dat niet meer gaat ben je helemaal afhankeli jk De verslaggever: „Minister Brinkman wil dat de familie en de buurt zich meer ontfermen over de oudere mensen. Heeft u steun aan de omgeving?" De bejaarde vrouw: „Meneer, ge kunt toch begrijpen: dat is tegenwoordig niet meer. Ja, in m'n jeugd toen konden de ouderen nog bij hun kinderen komen wonen. Toen ik vijftien jaar was, had je nog nooit van een bejaardenhuis ge hoord. M'n schoonmoeder is tien jaar bij ons in huis geweest. De jonge mensen hier in de buurt hebben allemaal kinde ren. Die komen. Die hebben geen tijd om overdag met een piekerende ouwe vrouw te zitten kletsen. Die mensen wer ken overdag, en 's avonds staat hun hoofd er ook niet naar. Dat kun je ze toch niet kwalijk nemen". De zoon: „Dat is de reden dat moeder heeft gezegd: het is geen goeie situatie. Ik hoor ze nog zeggen: dat kun je je kin deren niet aan doen". De bejaarde vrouw: ,,'t Ergst is dat ik er helemaal uit raak. Ik kan niks. Ik heb geen kracht meer in m'n handen, m'n botten zijn bros. En als je niet meer weg kan ga je vereenzamen, meneer, 't Is voor mij zitten, zitten, zitten. M'n revali- datie-arts zei laatst tegen me: mevrouw, u bent altijd zou gespannen. Ik zeg: ja, wat denkt u. Ik zit de hele dag binnen, opgesloten in huis, een beetje op de bank een boekje lezen. Hij zegt tegen me: dan moet u een keer met de bus mee gaan. Hmmm, dat kan-ie makkelijk zeggen, maar daar begin ik niet aan met die kou. 'k Heb nog een schoonzuster in de Hoge Vught, maar dan moet ik twee bussen hebben. Daar ga ik niet op staan wach ten. Vorige zomer heb ik al een goeie les gehad, een longontsteking. Nee, met die kou, daar moet ik niks van weten." „Drie keer per week ga ik naar massage, naar therapie en dat soort toestanden. Dat is in 't Diaconessenhuis. Ik heb vier verschillende dokters. Daar krijg je ook wel eens de balen van, al dat gedoe, hè. Ze hebben me in een vlinderbad gestopt. Dan zit je daarna met een handdoek rond je lijf uit te blazen, bek af. Ik denk dat ik daar die longontsteking mee ge pakt heb. 't Heeft allemaal nog niet veel geholpen. Ik heb vijfentwintig jaar reuma en het wordt steeds erger. Nu sta ik met m'n rug tegen de muur. Ik kan het niet meer houden van de pijn. Nee, ik wil geen hulp. Wat heb ik aan een hulp die om half zes weg gaat. Dan ben je toch weer alleen. Ik wil naar een bejaarden huis, liever vandaag dan morgen". De zoon: „Moeder zegt wel eens: moet ik zo de winter door?" De bejaarde vrouw: „De winter is de beroerdste tijd. Niet naar buitenzit ten. zitten. zitten. Soms bel ik wel eens naar de toewijzingscomissie. Die zijn wel vriendelijk. Ik vraag ze om langs te komen. Dan zeggen ze: we willen wel komen mevrouw, maar wat moeten we komen doen. Dan zeg ik: gewoon ko men, omdat ik in de put zit". De mevrouw uit de Middellaan. Ze ventig is ze, levendig, maar aan een kant helemaal verlamd. Ze zit in een rolstoel, net als haar huisgenoot bij wie beide be nen zijn geamputeerd. „We zijn hier niet meer te handhaven. Moet u eens een spiegeleitje bakken met één handEn dan de hulpniks dan lof hoor voor de zusters, maar tus sen kerst en oud en nieuw krijgen we maar twee keer hulp. Dan kan toch niet." „Iemand moet het toch doen". Zo heet de nota over het bejaardenbeleid. Het gaat over mantelzorg en professionele zorg, dus over de dochter die haar moe der verzorgt en over de bejaardenhulp die om half zes weg gaat. In het papieren hulpstuk staat ook dat er vijf dagelijkse activiteiten zijn, waarbij tweederde van de hulpbehoevende bejaarden assistentie nodig hebben. Dat zijn: de woning schoon houden, de was doen, het bed verschonen, de boodschappen doen en een ommetje buitenshuis maken. Burenhulp en de dochter die moeder verzorgt. Is dat wat Brinkman bedoelt als hij het heeft over 'de draagkracht van de mantelzorg'? Het roept de beelden op van de jaren '50 en eerder: jong ge trouwd gaan inwonen bij je ouders, om dat je nog geen eigen huis kan betalen en dan, ellenlange jaren de toegewijde zorg voor een vader of moeder en. voor de eigen kinderen. Anno 1988 is de wereld veranderd. De Katholieke Illustratie als toonkast van collectief geluk bestaat niet meer. Vader, werkt, moeder werkt. Er zijn kindercrè ches en bejaardenhuizen. Zegt de nota: „Het is te simpel om terug te grijpen op nostalgische concepten uit vroeger jaren, immers de maatschappij is veranderd. Wat is de maatschappelijke winst wan neer kinderen weer hun ouders gaan ver zorgen doch tegelijk noodgedwongen De voorzitter van de indicatie-commis sie. Hij is mede-verantwoordelijk voor het maken van de keuzes. Wie komt er wel en wie komt er niet op de wachtlijst? Alleen in een stad als Breda wachten al 440 bejaarden op opname in een verzor gingstehuis. Sommigen van deze hulpbe hoevende ouderen zijn eerder dood dan dat ze in zo'n tehuis worden opgenomen. De wachttijden kunnen immers oplopen tot vier jaar. De voorzitter: „Het feit dat mensen weten dat ze als urgentie-geval zijn aangemerkt brengt vaak psychische rust. Dat maakt dat die lange wachttijd soms makkelijker te dragen is". De indicatie-commissie, de naam zegt het al, wijst bejaarden aan die in aan merking voor een plaatsje in een verzor gingstehuis. Wat betreft de eigenlijk plaatsing echter zijn de verzorgings-en bejaardentehuizen zelfstandig. Directies en besturen bepalen wie er binnenkomt. Een aantal directeuren is niet ongevoelig voor het idee om één plaatsingscommis sie voor de regio Breda in het leven te roepen. Dat betekent echter dat de keuze-zelfstandigheid van de afzonder lijke tehuizen wordt aangetast. En daar voelen de instellingen voor bejaarden zorg, als geheel, niets voor. Daarmee im mers verhezen ze de greep op de samen stelling van bevolking van hun instellin gen. Over de nu in het politiek beleid opge nomen zorg van familie en vrienden zegt de voorzitter: „Er wordt al veel hulp ver leend door de omgeving. Vijfennegentig procent van de bejaarden waar wij mee in aanraking komen, komt in aanmer king voor hulp in de huishouding. Veer tig procent krijgt professionele zorg. Dat betekent dat 45 procent hulp uit de naaste omgeving krijgt. Soms overlapt het elkaar ook. Toch is de mantelzorg een heel eenzijdige belasting. Het komt meestal neer op eén of twee personen. De andere familieleden laten het dan al gauw aan die mensen over. Het ligt aan de aard van de betrokkenen of er sprake is van belasting of overbelasting". De minister, die de menselijke warmte kapitaliseert en daarom soms slagroom taarten naar het hoofd krijgt: „Ik geloof er vast in dat de mens van nature een so ciaal wezen is: „Als iemand in het water valt, als iemand achterblijft, als iemand een verlies lijdt, dan is er toch medele ven. Dan zegt niemand: ik doe dat, om dat het moet van Brinkman. Mensen kunnen bovendien een heleboel proble men zelf oplossen, maar ze zijn te afhan kelijk geworden van allerlei instellingen. We moeten oppassen dat er geen merk waardig. vertekend .beeld- ontstaat van ouderen als een grote, hulpbehoevende groep. Maar tien procent van de ouderen is uiteindelijk hulpbehoevend. Velen hebben een groot gevoel van vrijheid, na al die jaren van werkdiscipline en ze den ken niet in termen van zorg en hulpverle ning. Daarmee wil ik niet zeggen dat er onder ouderen geen problemen zijn,maar zelfs bij het demonstreren en terugplagen dat mij ten deel valt,zeggen ze toch altijd weer: we hebben het nog nooit zo goed gehad als nu". De voorzitter van de indicatiecommis sie: „Met de gezinshulp is het huilen met de pet op. Het kruiswerk kan misschien nog iets doen, want die krijgen 1 tot 2 procent meer geld ter beschikking, maar iedereen zo maar thuis verzorgen is voor de maatschapij onbetaalbaar". En over het 'zorgzame' bewind van de welzijnsminister: „Wat Brinkman propa geert is geen eerstelijnszorg, maar zorg van de fantasielijn. Er gebeurt al zoveel door buren. Om meer te verlangen is een riskante gedachtengang. Wat kun je in godsnaam nog meer van die mensen ver wachten?" De brandbrief van de Nederlandse be jaardenhuizen aan de minister: „De ca paciteit van bejaardenoorden in ons land is zo klein, dat 36.000 mensen die eigen lijk recht hebben op een verzorgings plaats in zo'n tehuis, op wachtlijsten staan. Onnodig worden nu mensen in de duurdere verpleegtehuizen opgenomen. Ook wordt nu op de hulp- en verzor gingsinstellingen een onevenredig groot beroep gedaan door ouderen die thuis blijven. Verder komt het voor dat de no dige hulp ontbreekt. Daarom mag niet een plaats in een bejaardenoord verdwij nen en moet zeker worden voorkomen dat tehuizen worden afgebroken of ge sloten". De minister, die niet gelooft in een nieuwe kloof tussen armen en rijken: „Het is niet alles of niets. We geven mil jarden uit aan welzijn engezondheids- zorg en dat moet ook zo blijven. Het gaat ons om relatieveveranderingen, om ombuigingen. Er zijn nu, bijvoorbeeld, al veelvrijwilligers, maar er kunnen er nog meer zijn. Ik neem stelling tegenargu menten als: 'ik heb geen tijd', 'het is mijn verantwoordelijkheidniet', 'ik heb niet genoeg kennis van zaken' of: 'daarvoor moet u bij de buurman zijn." Nog een adres in Breda, een hulpbe hoevende vrouw, hoogste urgentie. Eerst bellen voor een afspraak: „Ja, meneer, u spreekt met de kleindochter. U wilde met oma praten, hè. Nou met oma is't niet goed hoor. Ik zal kijken of ze even aan de telefoon kan komen". De grootmoeder hijgend: „Dag me neer, ja u zou langskomen, maar ik ben niet zo lekker, 't is m'n hart weer. Het- gaat niet goed. Belt u morgen maar, mis schien is het dan wel beter". hun eigen gezin en zichzelf verwaarlo zen?"

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1988 | | pagina 31