DE STEM
BAREND FRIEUNK IS
ADVISEUR VOOR
VISSERS
AAN VERRE KUSTEN
W E E K E
D
6
ZATERQAGI
:MBER 19871
ling
ZATERDAG I
7 NOVEMBER 19871
'eef iemand een vis en hij of zij
heeft een dag te eten. Leer iemand vissen en de hon
ger is voorgoed verleden tijd. Die Chinese wijsheid
zou het motto kunnen zijn van drs. Barend Frielink
(32). Hij dient aan verre kusten mensen van advies.
Weliswaar verstaan de ruim vijftien miljoen vissers van
de wereldzeeën hun vak, maar vooral de groei van de
mensheid dwingt hen tot vernieuwingen. Vis bevat
eiwit en vitaminen. En aan dat soort voedsel heerst ge
brek in de Derde Wereld. „Lokaal is er nog heel wat
werk te verrichten", weet economist Frielink.
Vrieskisten
Sardienvisserij
Averechts
Mauritanië
Ringzegen
Vrouwenzaak
Klassiek
Uganda
ribet heeft een over.
om in ballingschap
el vrij in India. Ik
wil. Toen ik onder i>
Jin Tibet leefde was
meningsuiting. Vo„,
|tte, hadden we al dit
i de bezetting moeta
>nze lippen spreken ei
Wat we diep in ons
e niet uiten, tenzij
lschap zijn. Maar kom
straat tegen dan moei
en letten, om niets ta
>verheersers te zeggen.
Jet van nu al te veel
over de Chinezen _o,
kans om opgepakt te
westen nogal wat men-
jn naar verlichting. Ze
wel dat ze verlichting
een Tibetaanse dokter
~:hten de alledaagse wer-
i zich over aan iets exo-
\ede manier om u te be-
Iijk een verkeerde hou-
verlichting voorradig,
e alleen zelf bereiken
vaarom mensen lijden,
i ik helpen, maar je
ng verlicht door mij de
t. Boeddhisme kan je
geven in het leven. Het
:hologische problemen
en. Ik vertegenwoordig
die je van je lichame-
kan helpen. Het is de
ie heiligheid de Dalai
ibetaanse doktoren om
i voor een verbreiding
kunst. Daartoe moeten
geneeskunst bestuderen
el mogelijk motiveren,
'ndt die verdere studie
volgens hem anders
pm meer mensen elders j
proberen we samen te
Irse instituten en dokto-
tien gek, maar eigenlijk
bezetting ervoor gezorgd
nemen van Tibetaanse i
dat jullie moesten vluch-
overgegaan jullie ken-
Waren jullie ombekom-1
bleven dan had dat wel- j
1eduurd.
IHet merkwaardige van
geschiedenis is dat iets
>rdt gevolgd door iets
is ook dat Boeddha dit
Iield, kort voor hij deze
oeddha voorspelde dat
dood zijn leer verspreid
naar het westelijke deel
lij verspelde ook dat er
fcn noorden van India
ïen die zijn leer uit zou
fiu 2500 jaar verder. Dat
van India is Tibet en
I Boeddha is zijne heilig-
ama. In 1956 was er in
es van boeddhisten en
iligheid een lezing en in
e de Dalai Lama duide-
spelling op hem betrek-
'as nog voordat hij ooit
aet westen had gebracht,
om van die verspreiding
isme werk te gaan ma-
gheid benadrukte toen
er is om mensen te hei-
spelde toen dat er snel
lien waarin mensen hulp
Iet zou in een tijd van
vapening zijn dat wij Ti-
wereld zouden uitzwer-
f>che verworvenheden en
kennis in het westen zijn
biligheid gezegend door
J>m kan men zoveel ken-
t gaat er nu om de men-
|zen waarom die kennis
i hoe we er op een juiste
Ivan moeten maken. Dat
vanuit de nederigheid,
1 dat je andere mensen in
helpen."
adat al die voorspellingen
voorspellingen voor. En
daar als simpele dokter
tt geeft vandaag en morgen te-
Hoeve aan de Dr. Deeleniaan j
;en staan geheel in het teken van
«kunst De lezingen zijn dage-
2.00 uur en van 14.00 tot 17.00
eertijds bij de BBC heer-
iimbleby, Angela Rippin
br, ver boven de hartstocht
oals de Engelse koningin-
tglia zag dat onvoldoende
jdens nieuwsuitzendingen
oeiden van oneerbaarheid
ldschone compagnon. Hij
wijnzwelgende Casanova,
duur komen te staan.
er op z'n bleke achter-
eriaans voor billen) het
en, is het niet mijn fout dat
ijk, met die kleine handjes
i paar hopsende koplampen
Hee, hij slaat zijn ogen
in een decolleté? Dat kom1
ls nieuwslezer porno gaa'
penis een mergpijp noemt-
de soep, Fred.
G.
Door Peter de Leeuw
TEN OOSTEN van Papua-New Guinea
liggen vele kleine eilanden. Wuivende
palmen staan er op parelwitte stranden.
De mensen van de eilanden vangen uit
muntende vissoorten voor consumptie.
Ze verschalken hun buit aan beaasde lij
nen.
Op het uiterste puntje van Papua-
New Guinea ligt de plaats Samarai.
Daar hebben jongeren enkele jaren gele
den vijftien boten gebouwd. Zij varen nu
naar de eilanden, nemen daar de vissers
aan boord en een stuk of tien kano's op
sleeptouw. De vissers gebruiken de eigen
kano's om de beste visgronden te berei
ken. Zij gooien hun lijnen uit boven de
koraalriffen in de Stille Oceaan. Na de
visvangst keren de boten terug naar de
eilanden. De vissers krijgen betaald voor
hun vangst en gaan naar huis. Vervol
gens varen de boten met volle ruimen
naar Samarai.
Barend Frielink kent de vissers en de
bemanningen uit Samarai. Hij werkte
van 1981 tot 1983 op Papua-New Gui
nea. In die jaren was hij assistent-des
kundige bij de wereldvoedselorganisatie
van de Verenigde Naties (FAO). „Pa-
pua-New Guinea heeft pas sinds kort
een geld-economie. Maar in 1987 is ook
daar geld nodig. Om de kinderen naar
ol te
laten gaan, bijvoorbeeld. Je
moet dus zorgen dat die mensen een
bron van inkomsten krijgen. Dank zij de
boten uit Samarai kunnen de eilandbe
woners geld verdienen. Hun buit is een
geliefd artikel in Australië. Naar dat
land gaat dan ook een deel van de vis
vangst."
Frielink werkt momenteel bij Eurocon
sult in Arnhem. „Ik maakte de overstap
naar het bedrijfsleven, omdat dat bijna
altijd tekent voor de uitvoering van het
werk in de Derde Wereld. Dat wil ik ook
tens meemaken." Euroconsult is voort
gekomen uit de Heidemij en Grontmij.
Het bedrijf heeft driehonderd perso
neelsleden in dienst en ruime ervaring in
de aanleg van waterwerken en het opzet
ten van landbouwprogramma's in ont
wikkelingslanden. Het heeft die kennis
vooral opgedaan in de voormalige Ne
derlandse gebiedsdelen Indonesië en Su
riname.
Op zijn werkkamer in Arnhem noemt
Frielink twee redenen om ontwikkelings
hulp te geven op visserijgebied. De groei
van de mensheid vergroot de behoefte
Mn dierlijke eiwitten. Per jaar wordt er
wereldwijd ongeveer negentig miljoen
ton (één ton is 1000 kilo) vis geconsu-
meerd. Vis vormt in veel ontwikkelings
landen het traditionele hoofdbestand
deel van de dagelijkse maaltijd. In de
Derde Wereld doet zich ook de grootste
groei van de bevolking voor. Daar zijn
steeds meer monden om te voeden. Het
is zaak om in de komende decennia
twintig of dertig miljoen ton meer te
vangen, volgens Frielink.
Momenteel gaat er jaarlijks eveneens
zo'n dertig miljoen ton vis verloren voor
consumptie. Vis bijvoorbeeld die te lang
bewaard is. Die ligt te rotten en te stin
ken onder een tropisch zonnetje. Daar
biedt hulp uitkomst. Op ijs blijft vis lan
ger vers. En zo kan een koelbox in een
kano helpen de honger te bestrijden.
Frielink: „De tweede reden om juist aan
vissers hulp te geven, is het feit dat zij
vaak behoren tot de armste groepen. Vis
sers zijn jagers. Zij bezitten geen grond.
Daarom staan zij laag in aanzien. De
enige zekerheid waarover zij beschikken
is een bootje. Dat ook nog eens de vol-
jende dag kan zinken. Kortom, vissers
eiden een onzeker bestaan. Dat leven
heeft een lage status. En het levert aller
lei moeilijkheden op."
„In Marokko mocht de kleinschalige
visserij geen gebruik maken van nieuwe
havens. Daar mochten alleen schepen
komen van zo'n twaalf meter lengte,
schepen voor de sardienvisserij. Iedere
Marokkaan beschouwt de sardienvisserij
als dé visserij van het land. Zij zien dan
helemaal over het hoofd dat tienduizend
landgenoten de zee opgaan om andere
vissoorten te vangen. Die tienduizend
vissers hebben bootjes van een meter of
vijf. Zij vangen vis met wit, voedzaam
vlees. En zo zorgen ze voor het eten van
veel Marokkanen. Juist die 'kleine' vis
sers worden vergeten, tellen niet mee."
„Waar het lage aanzien moeilijkheden
veroorzaakt, is hulp gewenst. Sommige
vissers kunnen door hun lage status
maar moeilijk geld lenen. Of ze moeten
dat tegen ongunstige voorwaarden doen.
In het westen heerste enkele jaren gele
den vrij algemeen de opvatting: die arme
vissers worden uitgebuit. Er is toen ge
wezen op de groep die leningen sluit bij
handelaren die ook de vangst opkopen.
Tegenwoordig beschouwen we die prak
tijk meer als een wederzijdse afhankelijk
heid. Het blijft echter een feit, dat de
kleinschalige visserij hulp kan gebrui
ken."
Niet alle goedbedoelde hulp, pakt ook
even goed uit. Met name Nederlandse
In West-Afrika Is vis een vast bestanddeel van de dagelijkse maaltijd.
- FOTO BAHEND FRIEUNK
Drs. Barend Frielink: „Vissers behoren tot de armste groepen. Vissers zijn lagers. ZIJ bezitten geen grond. Daarom staan zij
laag In aanzien. De enige zekerheid waarover zij beschikken Is een bootje.- foto jan wamelink
Zorg om het 'zilver'
uit de wereldzeeën
initiatieven hebben al menigmaal een
averechts effect gehad. Zo keerden afge
lopen zomer Scheveningse en Katwijkse
visserlui ten einde raad uit Peru terug.
De Hollandse vissers wilden de Perua
nen vertrouwd maken met het werk op
Nederlandse trawlers. Die tweedehands
schepen werden door Katwijkse particu
lieren aan de Zuidamerikanen geleverd.
Later pas verleende ook het ministerie
van Ontwikkelingssamenwerking gelde
lijke steun. 'Den Haag' voelde zich mo
reel verplicht om het particuliere initia
tief te laten slagen.
Vooralsnog is dat niet gelukt. Om
winst te maken met de Nederlandse
schepen is het noodzakelijk om vele da
gen op zee te zijn. Per dag moet er dan
bovendien 24 uur worden gevist. In Peru
zijn vissers niet gewend aan die werkwij
ze. De Peruaanse bemanningen zijn ook
niet bereid om over te schakelen op de
'Nederlandse' methode. Daarnaast haal
den taalproblemen aan boord een streep
door de rekening. De Peruanen, Katwij-
kers en Scheveningers verstonden elkaar
niet. „De overdracht van die schepen
aan Peru is niet goed voorbereid. Dat is
het grootste probleem geweest", meent
Frielink.
Ook de Nederlandse bemoeienis met vis
serij in India pakte enkele jaren geleden
niet al te gelukkig uit. De komst van Ne
derlandse schepen wekte bij voorbaat de
woede op van Indiase vissers. Zij zagen
hun bestaansmogelijkheden in gevaar
komen. Hun visgronden werden steeds
vaker bezocht door buitenlandse traw
lers. Bovendien werd de vis te duur voor
de plaatselijke bevolking. In het buiten
land bracht de vangst meer op dan in In
dia. De uitvoer dreef de pnjs omhoog.
Een groter aantal schepen zou nog meer
export betekenen en de prijs verder op
drijven. Daarom kon de aangekondigde
komst van Nederlandse trawlers rekenen
op felle protesten van de Indiërs.
De Nederlandse visserijhulp aan de
Derde Wereld is de laatste jaren afgeno
men. Het ministerie van Ontwikkelings
samenwerking lijkt kopschuw door de
mislukkingen in het verleden. Toch is er
in 1987 sprake van een kentering. De
huidige minister Bukman (CDA) wil
meer aandacht voor dit onderdeel van
het beleid.
Onlangs maakte zijn ministerie be
kend dat er een zogenoemde zachte le
ning van dertig miljoen gulden wordt
verstrekt voor steun aan de visserij in het
Noordafrikaanse Mauritanië. Totaal
wordt er zeventig miljoen gulden uitge
trokken voor het project. Van dat bedrag
wordt onder meer de bouw betaald van
tien nieuwe trawlers, snelle schepen van
dertig meter lengte. Drie staan er op sta
pel bij Damen Shipyards in Gorinchem.
De werf hoopt ook de opdracht voor de
zeven andere trawlers binnen te halen.
Woordvoerster Ineke de Hoog licht de
bedoelingen van het ministerie van Ont
wikkelingssamenwerking toe: „Het gaat
niet alleen om de levering van schepen.
De Nederlandse hulp is onderdeel van
een veel groter programma van de We
reldbank. Met het project wordt de
Mauritaanse visserij gesteund. Voorna
melijk buitenlanders, Koreanen, Algerij
nen en Spanjaarden, zijn actief voor de
kust van het land. De hulp moet bewerk
stelligen, dat de Mauritaniërs over enige
tijd kunnen concurreren met de buiten
landers."
Barend Frielink kent ook de gunstige re
sultaten van ontwikkelingshulp: „Sene
gal is een goed voorbeeld. Met steun van
de Wereldbank is daar de industriële vis
serij op poten gezet. Er zijn in de loop
van de tijd honderdzestig tweedehands
schepen gekocht in Frankrijk. De Sene-
galezen vangen nu ver op zee de 'duurde
re' vissoorten. Een groot deel van de
vangst is voor de uitvoer naar Frankrijk
en Italië. Die export is inmiddels één van
de belangrijkste bronnen van inkomsten
van het land."
Het kantoor van Euroconsult staat op
een heuvel. Het biedt ruim uitzicht over
de stad Arnhem. De zee is ver weg. Frie
link praat over Afrika. Hij draagt een
stropdas op zijn blauwgestreept over
hemd en heeft een metalen armband om
de rechterpols. Van 1983 tot 1986 werkte
hij in dienst van de FAO in West-Afrika,
standplaats Senegal. „Puur toeval dat ik
in de visserij terecht ben gekomen. Ik
ben geboren en getogen in Amsterdam,
heb geen banden met Nederlandse visse
rij."
„Senegalezen zijn goede vissers. Dat
geldt trouwens voor alle vissers van
West-Afrika. Al eeuwen lang trekken die
mensen van land naar land, achter de vis
aan. Zij voorzien de bevolking in dat
deel van Afrika van vis, vast bestanddeel
van de dagelijkse maaltijd. Ook de klein
schalige visserij heeft westerse hulp ge
kregen. Zo is in West-Afrika de ringze
gen geïntroduceerd, een net."
„Twee kano's vormen een span. De
ringzegen hangt in het water, tussen die
twee bootjes. Is er een school vis gesig
naleerd, dan vaart één kano met een
boog om de vissen heen. Als de cirkel is
fesloten, wordt het net vol vis opge-
aald. Het is een effectieve methode. Na
twee of drie nachten op zee keren de ka
no's met zo'n drieduizend kilo vis naar
huis terug."
„Momenteel worden er 'traditionele'
kano's gebouwd met dieselmotoren en
zeilen. Wind is gratis. En dieselolie is
goedkoper dan de benzine die de buiten
boordmotoren nu verbruiken. In Senegal
richt de hulp zich zowel op ondersteu
ning van de kleinschalige visserij als op
de ontwikkeling van de industriële tak."
Hulp kan ook gegeven worden op ander
visserijgebied, aan de handel bijvoor
beeld. Iedere visser verschaft werk aan
vijf mensen op de wal. Wereldwijd bete
kent het, dat ongeveer tachtig miljoen
mensen hun inkomsten direct of indirect
betrekken uit de sector.
Frielink: „Gerookte vis kun je langer
bewaren, over grotere afstanden vervoe
ren. Je kunt de vis dan beter verhande
len. Advies verlenen over rokerijen is dus
ook hulp."
„Langs de hele Westafrikaanse kust is
de vishandel een vrouwenzaak, bijna alle
handel trouwens. De vrouwen verstrek
ken ook leningen aan de vissers. Zo kan
het gebeuren dat een man 's morgens
van zijn vrouw geld leent om mengsme-
ring te kopen voor zijn buitenboordmo
tor. Terug aan de wal, verkoopt hij de
vangst aan zijn vrouw. Die verkoopt im
mers vis. Vaak moet hij moeite doen om
een redelijke prijs voor zijn buit te be
dingen. Hij betaalt de lening voor de
benzine terug aan zijn echtgenote en
moet haar vervolgens geld vragen om si
garetten te kopen."
Voor de Noordzee gelden vangstbeper
kingen omdat biologen vrezen dat die
zee wordt leeggevist. Als al die visserij-
projecten in de Derde Wereld nou eens
slagen, zwemt er dan na het jaar 2000
nog vis in de wereldzeeën?
„Dat is de klassieke vraag", oordeelt
Frielink. „Overbevissing is lokaal een
probleem. Ook op sommige plaatsen
voor de Westafrikaanse kust wordt er te
veel gevangen. Het is echter zeker niet
zo, dat de oceanen worden overbevist.
Daarnaast staan biologen elke keer weer
voor verrassingen. Als de haringstand is
overbevist, blijkt dat de makreelstand is
toegenomen. Niemand kan zeggen hoe
veel vis er precies gevangen mag worden.
Het moet echter mogelijk zijn om meer
te vangen dan op het ogenblik gebeurt."
Economist, staathuishoudkundige
Frielink zet enkele lijnen op een pa
piertje. Waar de lijnen elkaar kruisen in
de grafiek, daar gaat het mis. „Vissers
varen naar plaatsen waar door hun colle
ga's veel wordt gevangen. Er komen dus
meer schepen in een bepaald gebied.
Maar de hoeveelheid vis daar neemt af.
Zolang iedere visser één procent winst
maakt, zolang blijven er kapers op de
kust verschijnen. Op een gegeven mo
ment wordt er geen winst meer gemaakt.
Maar iedereen blijft vissen omdat er geld
is gestoken in de schepen. Die móéten
een omzet draaien. Dat is de oorzaak
van overbevissing."
„Je kunt in het algemeen de conclusie
trekken, dat subsidiëring van productie
middelen geen zin heeft. De Nederlandse
overheid heeft in eigen land premies ge
geven voor de bouw van schepen. Je
stuurt zo meer schepen de zee op. Ge
volg: hier zit de bednjfstak in de proble
men. In Senegal is een tijd lang de
brandstof gesubsidieerd. Dat is hetzelfde
probleem: geldelijke steun voor de aan
schaf van produktiemiddelen. Bovendien
verkochten de Senegalese vissers de
goedkope, gesubsidieerde benzine. Maar
dan tegen een hogere prijs."
„Westerse hulp is in enkele landen
ook nodig om visstanden te beheren. Om
maatregelen te treffen tegen overbevis
sing. Dat is nog een reden voor ontwik
kelingshulp op dit gebied. Niet alleen de
visvangst, maar ook de aqua-cultuur, vis-
kweek, heeft toekomst. Daar gaat volop
belangstelling naar uit, maar vergis je
niet, de aqua-cultuur staat nog in de kin
derschoenen. Voor visteelt is speciale
kennis nodig. Die kennis ontbreekt in de
Derde Wereld. Door daar de traditionele
visvangst te steunen, komt er betrekke
lijk eenvoudig meer voedsel ter beschik
king."
Barend Frielink wacht op uitzending.
Uganda kan zijn volgende standplaats
zijn. Een land dat niet aan zee ligt, maar
waar wel grote visrijke meren zijn. Een
land ook dat bijna verwoest is door bur
geroorlog. Hij hoopt aan de wederop
bouw mee te helpen en verheugt zich op
het mogelijke vertrek. Zover is het nog
niet. Maar hij heeft het geduld van een