©STEM
Ft WORDT WEER OP
KREEFT GEVIST
METRAIN^
ZATERDAGI A
10 OKTOBER 19871 I
feuwen leefde de kreeft ongestoord
het voedselrijke water van de Oosterschelde. Pas
a de tweede wereldoorlog ontstond er een levendige
Indel rond deze aristocraat onder de schaaldieren.
1963. Een moordende winter vernietigde toen het
euwse kreeftenvolk. Nu, bijna 25 jaar later, zijn er
lenen van herstel. Is er weer ruimte voor commer
ce kreeftenvisserij? Kweken lukt in ieder geval niet,
aarvoor is de Zeeuwse kreeft een te nukkig dier. En
e kreeft mag dan een aristocraat zijn, maar hij is ook
'an kannibaal en een niets ontziende verkrachter. In
beland wordt weer op kreeften gevist, 30 tot 40 kilo
er week is het resultaat. En elk jaar komen er meer,
bveel meer zelfs dat er al een kreeftenvissersvereni-
jng is opgericht. Hoe zit het met het herstel van de
omarus Vulgaris?
Herkomst
Latijns
Merkwaardig
Nagebootst
Handel
Niet het einde
Bijsmaak
Vereniging
~rï-lr:
E
Manden vol met kreeft uit de Oosterschelde. Kan er weer sprake zijn van een rendabele bedrijfstak? - foto s de stem/cor j de boer
'"at/a en Srhlnt"'drle handelaren In kreeften. Ze Importeren kreeften uit
and en voorzien daarmee de Europese markt.
Een kannibaal keert terug
Beziet er elk jaar bij komen. En ze zit-
i tegenwoordig overal. Wij vissen in
:l oostelijk deel van de Oosterschelde,
aar de Schotjes van Zierikzee vangen
{ook ten westen van de Zeelandbrug.
i het zijn goeie kreeften hoor. De
este zijn wel zes, zeven ons".
I Het dagelijks werk van Gerard Pekaar
(t Yerseke is mossels vissen op de Yer-
ik. Een paar jaar geleden kreeg
|j de eerste kreeften in zijn kor-netten:
\e dachten dat ze in '63 uitgestorven
aren, maar we vingen ze steeds vaker,
jen dachten laten we het eens op de
lide ambachtelijke manier proberen;
jet kreeltenkorven. Dat lukt aardig,
int per dag vangen we toch gauw zes,
Jven kilo. Dat lijkt niet veel, maar je
letter ook niet veel te hebben, want ze
isten 35 gulden de kilo".
I „De kreeft begint inderdaad terug te
(pmen in de Oosterschelde", bevestigt
Is. Dijkema van het Rijks Instituut
»r Visserij Onderzoek(RIVO). „Dat
1 met aan het schone water van de
Jsterschelde, maar ik denk dat het
est zich nu pas hersteld heeft van de
lordend strenge winter van 1963. Toen
|de hele populatie zowat doodgevroren,
mdat een kreeft wel twintig jaar oud
jordt en op z'n vijfde jaar pas vrucht-
r is, gaat de voortplanting heel lang-
kreeft bewoont al eeuwen de
eeuwse wateren. De vraag of het hier
lat om een echte Zeeuw of om een im-
Èrgrant is nog open. Er zijn twee versies.
De eerste begint met het jaar 1667.
Jichid de Ruyter jaagt de Engelsen
hoeken van hun eilandenrijk
kt zijn stoutmoedige tocht naar Cha-
In dat jaar vangen Zeeuwse ma-
pzen voor het eerst kreeften aan de
P.van Noorwegen. Ze vinden de die-
1 in holen in de rotsen. Ondernemend
s ze zijn, beginnen ze onmiddelijk een
Ken handeltje. Levend en wel nemen ze
de dieren mee naar huis om ze daar, zo
vers mogelijk, te verkopen. Kort daarna
raakt tijdens een schipbreuk bij Zierik
zee een lading levende kreeften te water.
Dat is het begin van de kreeftenbevol
king in de Oosterschelde. De van oor
sprong Noorse kreeften vinden een ide
aal thuis in de steenstortingen aan de
voet van de dijken van Tholen, Schou
wen en van Zuid-en Noord-Beveland.
Dit legende-achtige verhaal is de
meest officiële versie en heeft zelfs z'n
weg gevonden naar de Zeeuwse Encyclo
pedie, maar oud kreeftenvisser Jaap
Schot uit Zierikzee gelooft er geen barst
van.
„Onzin", zegt hij, „de kreeftenvisserij
werd in Zeeland al vanaf het begin van
de zestiende eeuw beoefend. Ik heb in
Antwerpen een gravure gezien van Phi
lips Galle, daterend uit 1582. Daarop
staan allerlei visserij-scènes uitgebeeld.
We zien er de zalmvissers, de mosselvis
ser en ook de krabben-en kreeftenvisser.
De kreeften zijn duidelijk te zien. Dat
maakt het heel erg waarschijnlijk dat de
kreeft al veel langer tot de inheemse
fauna behoort".
Zijn theorie wordt ondersteund door een
oude tekening van vissersschuiten op het
Verdronken Land van Zuid-Beveland.
De Latijnse tekst bij de tekening luidt:
„Zo worden de trage kreeften en schelp
dieren met hun harde schalen, met lichte
boten naar belangrijke markten ver
voerd".
Pas in het begin van deze eeuw ont
staat in Zeeland een geregelde kreeften
visserij. In de zomer van het jaar 1905
vissen Jan, Merien en Kootje Scheele uit
Yerseke regelmatig op stekelroggen in de
Oosterschelde. Hun vaste stek is de mon
ding van het Goese Sas en de toenmalige
Zandkreek. Op een goeie dag vinden ze
kreeften in hun roggen-netten en ze
schakelen over op de vangst van deze
meer exlusieve schaaldieren. En zo rijden
ze voortaan met een oud autootje dage
lijks ter kreeftenvangst.
haken,
j halters
portiment
achten
•.kundige
teit en
De kreeftenvisserij is seizoengebonden
en duurt van half april tot half juli. In
1925 wordt de grootste aanvoer geregi
streerd. Die bedraagt 48.000 kilo. Nog in
het begin van de jaren '50 nemen zo'n
twintig scheepjes aan deze visserij deel.
Per jaar zetten ze voor 200.000 gulden
kreeften aan wal. Jaap Schot herinnert
zich vangstseizoenen van 8000 kilo.
De kreeft is een van merkwaardigste
creaturen die de schepping heeft voort
gebracht. „Bij een kreeft zit alles ver
keerd", zegt directeur Eddy Alkemade
van het aloude kreeftenimport- en ex
portbedrijf Meulemeester Co te Yerse
ke. „Zijn skelet zit aan de buitenkant, hij
zwemt achteruit en hij hoort met z'n po
ten omdat die de geluidstrillingen op-
vahgen".
Over het leven en het gedrag van de
kreeft is in Nederland niet veel bekend.
„We weten er niet veel van", bekent drs.
Dijkema van het RIVO, „de kreeft is
commercieel niet interessant, dus maken
we er geen studie van".
Derhalve een lesje biologie van Eddy
Alkemade: „Een kreeft is van niemand
bang. Hij is een kannibaal en vreet zijn
maten even makkelijk op als andere
voedsel. Alleen als ie gaat verschalen dan
stopt ie zichzelf weg. Bij dat verschalen
verwisselt hij van jas. Net als bij de men
sen is dat aan- en uitkleden een heel ritu
eel. Omdat hij op zo'n moment kwets
baar is kruipt de kreeft weg, want zonder
pantser is hij een makkelijke prooi voor
zijn soortgenoten. Een andere jas aan
doen duurt drie uur. Je moet je voorstel
len dat hij dan helemaal vol vlees zit, zo
dat hij als het ware uit de kleren barst.
De kreeft duikt in zijn hol en hij begint
te persen. Al het vocht in zijn lichaam
drukt hij naar z'n staart. Daar springen
de schubben van zijn pantser. Die staart
gaat helemaal kapot".
Om zijn produkt zo goed mogelijk te le
ren kennen, heeft Alkemade de natuur
lijke omstandigheden waarin de kreeft
leeft, nagebootst met behulp van in een
bassin opgestapelde stenen. De kreeften
kropen er tussen en Alkemade hoefde
slechts te kijken wat er gebeurde.
Hij vervolgt: „Een kreeft is links of
rechtshandig. Hij heeft een grijpklauw
en een schaarklauw. De één is om te
knippen, de ander is een soort combina
tietang om te trekken. Met één schaar
gaat hij via z'n oksel onder het reste
rende pantser, net zoals een klein kind
een te grote trui verkeerd uittrekt. Op die
manier werkt hij zich eruit en dan zit-ie
naast zijn pakkie. Nou heeft-ie daaron
der nog een jas, een soort joggingpak,
een hele zachte huid. Zoiets als het vel
letje dat zich bij mensen vormt als ze een
blaar open trekken. Heeft hij zich uitge
kleed dan zuigt-ie zichzelf helemaal vol
water en blijft anderhalf tot drie uur heel
stil zitten totdat die huid hard is. Is het
zover, dan houdt-ie zich nog stil. Hij ver
stopt zich drie weken om die nieuwe
huid zo dik te laten worden dat hij zich
kan verweren tegen de gevaren van de
buitenwereld".
„Nog een aardig detail met menselijke
trekjes: het vrouwtje kleedt zich sneller
uit dan de man. En het vrouwtje scheidt
een reukstof af als ze uit de kleren
Door Paul de Schipper
De 'Homarus vulgaris' Is weer terug In de Oosterschelde. Zo lijkt het een onschuldig beestje, maar hij beschikt over een
paar vlijmscherpe klauwen.
gaatja wat zou jij doen als je een heel
jaar indezelfde jas zit? Goed, het man
netje komt op die geur af en hij zegt: Tu
veux, tu ne veux pas, graag of niet. Het
vrouwtje kan kiezen: gepakt worden of
opgevreten worden. Ze kiest voor het
eerste en dan vindt de bevruchting
plaats. Als haar pakje hard genoeg is,
draagt ze 5000 tot 15.000 eitjes onder
haar buik. Pas na 10 tot 12 maanden ko
men de larven er uit".
Veel belangrijker nog dan het vissen van
kreeften is in de periode tot 1963 de han
del in kreeften. De opbrengst van de
Zeeuwse wateren kan op geen stukken
na aan de vraag voldoen. Voor de hande
laren is dat geen probleem. Ze wagen een
toentertijd voor Europa uniek experi
ment en besluiten om partijen levende
kreeft in te gaan voeren om die vervol
gens, al naar gelang de vraag, weer in
kleine hoeveelheden in het buitenland te
verkopen. België wordt de belangrijkste
afnemer.
Het probleem is niet alleen om de
kreeften in leven te houden, maar ook
om ze in goede conditie te kunnen aan
bieden. Om aan die voorwaarden te kun
nen voldoen worden kostbare, overdekte
bassins ingericht; de kreeftenparken.
Onderhouden van deze bassins en het
verzorgen van de kreeften zijn een ar
beidsintensieve zaak. Tot 1963 bevonden
zich kreeftenparken in Tholen, Bergen
op Zoom en Yerseke. Rond 1955 ligt de
waarde van de in Zeeland verhandelde
kreeften tussen de 3 en 4 miljoen gulden.
De strenge winter van 1963 betekent
zo ongeveer de doodklap voor de kreef
tenbevolking van de Oosterschelde. Vijf
ennegentig procent van de dieren sterft
in het ijskoude Oosterschelde water.
Als eind maart van dat rampjaar de
lente het ijs doet smelten, wordt de om
vang van de ramp pas goed duidelijk. Er
rest de de kreeftenvissers niet anders dan
hun zwartgeteerde vangkorven opber
gen. Meer dan twintig jaar zullen ze blij
ven liggen op naar teer en touwwerk rui
kende zolders van oude loodsen aan de
oevers van de Oosterschelde.
vensbegeleider. Ik weet dat die kreeft
gaat sterven, maar voor 'lie tijd moet-ie
het wel zo lang mogelijk naar zijn zin
hebben. Wat wij hier doen, is er voor
zorgen dat de kreeften in een zo goed
mogelijke conditie blijven tot ze de pan
in gaan. Het grootste probleem is stress.
Als zo'n dier uit Canada komt, heeft-ie
ook last van de vliegreis. In het kreeften
park herstelt-ie onder zo ideaal mogelijk
omstandigheid: een goede watertempe
ratuur, een goed zoutgehalte en schoon
water. Daarvoor hebben we, als enige in
Europa, de beschikking over 300.000 li
ter zuiverend bacteriënwater".
Het kweken van kreeft op commer
ciële basis is volgens Alkemade vrijwel
onmogelijk: „We zouden het graag doen,
maar het is economisch niet haalbaar.
Het gaat goed, tot dat de kreeftjes zes tot
tien maanden oud zijn. Dan zijn ze zo'n
vier tot zes centimeter. Op dat moment
moeten ze kiezen of ze links of rechts
handig zullen worden. Dat is het mo
ment waarop ze agressief worden en
kannibaal-neigingen krijgen. Dan gaan
ze mekaar opvreten, 95 procent dooien,
dat wordt een dure zaak".
Hij heeft nog een ander probleem als het
om kweken gaat: het risico van voeding
en bijsmaak van het eindprodukt. Alke
made: „Je kunt die kreeften wel bijvoe
ren met haring, maar als je ze dan open
snijdt in een restaurant, dan eet je meer
haring dan kreeft. Een scharrelkip
smaakt toch ook beter dan de kippen uit
een legbatterij. Voeding is heel kritisch,
je moet er voorzichtig mee zijn. Daarom
is een wilde kreeft altijd beter".
Het verschijnsel van een bijsmaak
door eenzijdige voeding is niet nieuw.
Tijdens de crisis van de jaren '30 mestten
de bewoners van Schouwen-Duiveland
en Goeree hun huisvarkens vet met gar
naal omdat de vissers van Ouddorp en
Stellendam hun vangsten aan de straat
stenen niet kwijt konden. Eenmaal ge
slacht als winterkost leek het vlees van
de dieren meer op een garnalenschnitzel.
Voor de kreeftenhandel in Zeeland is
kweek bovendien geen levensnoodzaak.
„Nee", bevestigt Alkemade, „in het bui
tenland zijn er genoeg. Canada heeft
zo'n weelde aan kreeften dat de handel
er voldoende mee gevoed kan worden.
Bovendien hebben zij de meeste betaal
bare kreeften. In Engeland, Schotland en
Ierland vissen ze ook wel op kreeft, maar
ja, hoe gaat dat in Engeland. Als het re
gent gaan ze niet vissen en als de vak
bond vergadert dan wordt er ook niet
uitgevaren. De Engelse kreeftenvissers
werken in loondienst. Dat maakt die
Het doodvriezen van de Zeeuwse kreef
ten betekent niet het einde van de com
mercie. Er blijven drie handelaren over,
geconcentreerd in Yerseke. Ze importe
ren kreeften uit Canada en Schotland en
voorzien daarmee de Europese markt.
De kreeften worden bewaard in de
kreeftenparken. Meulemeester-directeur
Alkemade: „Noem me maar een ster-
kreeften heel duur. In Canada zijn het
allemaal individuele ondernemers. De
goeie kreeftenvissers kopen daar rond 21
december een nieuwe Cadillac".
Onvermijdelijke vraag is of kreeft geen
luxeprodukt is en dus erg duur kost.
„Kreeft is in ieder geval niet duurder
dan tong", zegt Alkemade, „als je weet
dat die nu 47 gulden per kilo kost. Bo
vendien is de kreeft in Nederland niet zo
bekend". Wordt er gewerkt aan meer
produktbekendheid? „Ja heel bewust".
En zoals er bij de oesters al een paar jaar
een wat meer proletarisch geprijsd exem
plaar voor handen is, zo kent Nederland
nu ook een meer modaal betaalbaar
kreeftje. Het gaat om wat kleinere niet
volgroeide exemplaren uit de Canadese
riviermondingen, de zogenaamde 'can-
ners'. Ze wegen zo'n kwart kilo. Dat is
ongeveer de helft van gewone consump
tie-kreeft. Alkemade ziet voor de 'can-
ners' vooral een toekomst als voorge
recht.
Alhoewel de biologische condities van
de Oosterschelde geen belemmering vor
men, is het zeer de vraag of het kreeften
bestand ooit nog wordt wat het geweest
is. Biologen, vissers en handelaren zoe
ken een van de oorzaken in 'het jatwerk'
van sportduikers. Een bewijs voor die
stelling zijn de sportduikers die in Mid
delburg regelmatig voor de rechter ver
schijnen op beschuldiging van dit soort
stroperij. „Met die duikers lijkt het nu
gelukkig wat minder te worden", is de
indruk van kreeftenvisser Pekaar, maar
zegt hij, „je ziet ze nu bezig met netjes.
De stroperij gaat door".
Desondanks is er een keer ten goede. Zo
danig zelfs dat een aantal kreeftenvissers
of vissers die daarvoor belangstelling
hebben zich verenigd hebben in de begin
dit jaar opgerichte vereniging „De
Zeeuwse Kreeft".
Sinds 1984 staan er bij de directie vis
serijen van het ministerie van landbouw
in 1984 officieel zes kreeftenvissers "geno
teerd. Volgens hun vergunning dienen ze
de vangst te beoefenen met van gaas
voorziene vangkorven. Een van de ver
gunninghouders is Gerard Pekaar. Ge
vraagd of hij in de toekomst een renda
bele kreeftenvisserij ziet ontstaan zegt
hij: „Het kost veel werk, je hebt de kos
ten van een boot en van je materiaal.
Nou mogen ze 35 gulden de kilo opbren
gen en er komen er steeds meer, maar
een weekgeld verdienen met kreeften
vangen. nee nou nog niet. Wat het
wordt weet ik niet!".