'/ètöucs... ÏD? ROUTES jESTEM DEETMAN ZOU ZICH HONDERDEN MILJOENEN KUNNEN BESPAREN heb je neer kans vice sttijd ben ik via Keser gaai eb ik nu een prima vaste ,ik ben waarachtig de enig )00 Keser-banen over in i! ifgelopen donderdag promoveerde Jos Koelman aan de Erasmus Universiteit in Rotter dam op een proefschrift met de intrigerende titel 'Kos ten van de verzuiling' en als ondertitel 'Een studie over het lager onderwijs'. Koelman, verbonden aan het Centrum voor Studies van het Hoger Onderwijs Beleid (CSHOB) van de Universiteit Twente, komt tot de op merkelijke conclusie dat er op het lager onderwijs rond de 400 miljoen per jaar bespaard kan worden. Niet door de verzuiling af te schaffen, maar door sim pelweg de regels voor de bekostiging strikt toe te pas sen en zonodig nog aan te scherpen. 'De overheid be taalt, de verzuiler bepaalt' luidt een van de stellingen bij het proefschrift. Volgens Koelman kan die overheid honderden miljoenen en op langere termijn miljarden besparen. Dat zou minister Deetman ais muziek in de oren moeten klinken. Bekostiging - TOWNSEND I THORESEN Modellen Vormgeving Kleine scholen Verdeelspelletjes ZATFRDAGM 26 SEPTEMBER 19871 I Afschaffen Politiek Ouders 155-2710 80 VESTIGINGEN TOT UW DIE A de auto? Neem dan de makkelij outes. De voordelen? op liefst 7 verschillende korte vaa fis altijd naar uw vakantieplannen- carferry: Calais-Dover in zo'n vi|t 60-uurs en 5-dagen retourtarie™ 'oor caravans en aanhangers op ndsnelle verbinding per trein-b°° de uitgebreide Townsend Thore^ n, voordelige minitrips, tarieven buro of bank. U kunt ook bellen: )reide Townsend Thoresen broei*® Door Frans van Mourlk Jos Koelman komt voort uit de beste ka tholieke traditie, zoals hij niet zonder enige zelfspot constateert. Geboren in 1955 in Aalten in Gelderland in een ka tholiek gezin. Naar een katholieke lagere school, vervolgens katholieke atheneum opleiding aan het Marianum in Groenlo en tot slot politicologie met als speciali satie bestuurskunde aan de Katholieke Universiteit in Nijmegen. Daar behaalde hij ook nog een eerste-graads bevoegd heid economie. Goed toegerust dus voor een studie naar de verzuiling van ons on derwijssysteem. Die verzuiling is de vrucht van een eeuw schoolstrijd, die in 1813 begon en in 1920 eindigde. Na de Franse over heersing en na het herstel van de onaf hankelijkheid werd in de Grondwet van 1814 en in de latere volledig herziene versie van 1815 vastgesteld dat het open baar onderwijs 'een aanhoudend voor werp van den zorge der regering is'. Het leek alsof er geen nadrukkelijk monopolie was van de openbare school, maar in de praktijk lagen de kaarten an ders. Met name omdat de liberalen de politieke macht in handen hadden dank rij een beperkt kiesrecht. Voor het stich ten van een bijzondere school had je toe stemming nodig van het lokaal bestuur. En gemeenteraden plachten die toestem ming met regelmaat van de klok te wei- jeren. Dat gegeven bleek een uitstekend uit gangspunt voor een lang en fel gevecht tussen liberale en confessionele groepe ringen. Inzet: gelijke rechten voor en dus gelijke betaling van openbaar en bijzon der onderwijs. De Grondwetswijziging van 1917 en de daarop aansluitende La ger Onderwijswet van 1920 zorgde voor de zo gewenste gelijkstelling, Pacificatie genoemd. Nederland had zijn door de overheid betaald zuilensysteem, waar over het buitenland zich telkenmale zo oprecht kan verbazen. De bekostiging van dat systeem kost geld en dat is de afgelopen paar jaar 'een voorwerp van aanhoudend onderzoek' geweest voor Jos Koelman. „De studie heeft twee invalshoeken", zegt hij. „De ene is die hoe de financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs in de praktijk uitpakt. De andere is de in valshoek van de schaaleffecten, vertrek kend vanuit de gedachte dat verzuiling leidt tot versnippering van het scholen bestand, meer kleinere scholen en dus tot hogere kosten per leerling. Die laat ste invalshoek is voor mij verreweg de belangrijkste in termen van geld. Ook al omdat de Londo-systematiek werd inge voerd". Dat vraagt om enige uitleg. De gelijke bedeling van openbaar en bijzonder on derwijs leidde, voordat de commissie Londo een nieuw systeem bedacht, tot een vrij vrolijk gevarieerde verspilling der gelden. De kern van het probleem is simpel gezegd, dat openbaar onderwijs door een reeks oorzaken duurder is dan bijzonder en dat het bijzonder onderwijs moBiiiüt!e!hnal ls nlet zornaar politiek haalbaar. Ik weet best dat dat heel T "Sf'- Ik ben niet gek". „Mijn voorstel Is om de bekostigingsvoorwaarden zo te veranderen, dat Je een doelmatigere vormgeving krijgt van het onder wijsstelsel. Daarmee hoef Je dan de verzuiling zelf en dus de vrijheid van onderwijs niet aan te tasten.- fotos de stem/johan van gurp De overheid betaalt, de verzuiler bepaalt door de gelijkstelling daarvan mee profi teert. Zo kwam het dat in gemeenten met zowel openbaar als bijzonder onderwijs, de bedragen per leerling hóger kwamen te liggen als in die met alleen bijzonder onderwijs. Op 1 augustus 1985 werd via de Wet op het Basisonderwijs een nieuwe manier van bekostigen inge voerd. Die heeft een veel verspilling en 'fouten' uit het systeem gehaald. Koelman is daar positief over. „De in voering van dat systeem betekende het einde van al dat gezeur en gebekvecht over overschrijdingsregelingen en finan ciële gelijkstelling. Alle discutabele ele menten in de verhouding tussen open baar en bijzonder onderwijs zijn er in be langrijke mate uit gehaald. Dat is in mijn ogen een groot pluspunt. Zowel op het vlak van doelmatigheid als van recht vaardigheid". Maar het verbeteren van het systeem van de gelijkstelling heeft niet de eerste aan dacht van Koelman. „Het gaat daarbij slechts om marginale bedragen, vergele ken met de meer structurele besparingen, die ik heb berekend op basis van de tweede invalshoek, de schaaleffecten. Anders gezegd, wat het oplevert als je de versnippering van het scholenbestand te gengaat. Niet door de verzuiling op te heffen, wel door van het confectiejasje van de verzuiling een maatkostuum te maken". Jos Koelman gaat daarbij uit van de volgende basisregels: In een bepaald gebied is, tenzij een na der te bepalen schoolgrootte wordt over schreden, slechts één school van dezelfde signatuur aanwezig. Nader te bepalen minimumnormen voor leerlingentallen worden strikt toe gepast. Er worden geen ontheffingen verleend. Ontsnappingsclausules en uit zonderingsbepalingen bestaan niet meer. Het afstandscriterium is ondergeschikt aan de minimumnorm. Als een school te klein wordt, wordt de schoolregio groter gemaakt. Vervolgens maakt Koelman dan ne gen modellen met drie criteria, de mini male en maximale schoolgrootte en de afstand school-ouderlijke woning en re kent die door voor ruim 400 gemeenten. De gegevens over het scholenbestand in die gemeenten werden hem verstrekt door het Centraal Bureau voor de Statis tiek. De berekeningen leveren minimaal 369 miljoen en maximaal 411 miljoen aan besparingen op jaarbasis op. Een smakelijk bedrag, waarmee minister Deetman in één Map uit de zorgen zou zijn. Tevens blijkt dat een school mini maal 200 leerlingen moet tellen. Overigens zouden die besparingen vol gens Koelman natuurlijk ook aan het on derwijs zelf ten goede kunnen komen. „Kijk mijn voorstel is om de bekosti gingsvoorwaarden zo te veranderen, dat je een doelmatigere vormgeving krijgt van het onderwijsstelsel", zegt Jos Koel man. „Daarmee hoef je dan de verzuiling zelf en dus de vrijheid van onderwijs niet aan te tasten. Die staat er helemaal bui ten. Ik stel voor om in tegenstelling wat er nu gebeurt geen of nauwelijks onthef fingen meer te verlenen. Om de normen die ook nu gelden voor minimum-leerlin gentallen strikt toe te passen. En om die normen zonodig aan te scherpen. En dat laatste kun je dan eventueel laten varië ren met de grootte van de gemeenten of de bevolkingsdichtheid. Dat leidt onver mijdelijk tot de opheffing van een aantal te kleine scholen. Dat is de consequentie ervan". Het in praktijk brengen van deze theorie zal een aantal vergaande consequenties hebben. Een van de stellingen bij het proefschrift preludeert daarop: te kleine scholen worden opgeheven in combina tie met de invoering van een schoolbus- sensysteem. Vraag aan Koelman: beseft hij wat je de dorpen met die ene kleine dorpsschool zou aandoen? Jos Koelman: „Laat ik eerst dit zeg gen. Het is duidelijk dat in deze studie de verzuiling bekeken wordt vanuit één optiek: een financiële. Dan kom je tot bepaalde besparingsmogelijkheden. Ik heb echter in mijn proefschrift ook ge zegd dat er argumenten te bedenken zijn waarom je kleine scholen niet zou slui ten. Ik heb er drie behandeld: de werk gelegenheid, het argument dat de kleine school in een dorpskern een bepaalde so ciaal-culturele functie vervult en de kwa liteit van het onderwijs die op een klei nere school hoger zou zijn". „Om met de werkgelegenheid te be ginnen. Sluiten van scholen betekent na tuurlijk dat het totaal aantal leerkrach ten omlaag moet. Dat is niet populair, dat weet ik. Maar ik heb ook gezegd, dat je die maatregelen niet drastisch moet invoeren, maar langs de weg der geleide lijkheid. Het gaat mij om structurele be sparingen op middellange termijn, niet om bezuinigingen op de korte termijn. Ik denk zelfs dat je in het begin wat extra geld zult moeten uitgeven door uitver- dieneffecten via wachtgelden en dergelij ke. Maar op de langere termijn levert het een besparing van rond de 400 miljoen per jaar op". De vraag is wat invoering van de 'metho de-Koelman' betekent voor de onder- i Nederland. Krijg je tussen de zuilen als de geldkraan doelmatig gebruikt gaat worden? Jos Koelman: „Als je blijft uitgaan van de verzuiling, krijg je dezelfde ver deelspelletjes als nu. In principe werkt ook mijn systeem hetzelfde, alleen wor den de voorwaarden om geld te krijgen strenger. Maar dat werkt voor alle zuilen op dezelfde wijze. Als je strengere voor waarden stelt, is het belangrijk dat je je niet teveel vastpint op de afstand tussen school en de regio waaruit de leerlingen komen. Je moet dat onderschikt maken aan de minimumnormen. Als een school wel op de juiste afstand ligt, maar niet het minimum-aantal leerlingen haalt, wijsverhoudingen in Nee andere verdeelspelletjes i "1 moet je de afstand ondergeschikt maken en de school sluiten. Zo kom ik dan van zelf cp het idee om in bepaalde regio's schoolbuooen in te zetten voor leerlingen die te ver weg zouden wonen". „Het gaat erom dat je de minimum normen voor een school zo hoog maakt, dat scholen groot genoeg zijn om doel matig te kunnen werken. Kijk mijn proefschrift is in de eerste plaats een we tenschappelijk betoog en geen politiek verhaal. De herschikking- en fusieopera tie in het voortgezet onderwijs bijvoor beeld was in de eerste plaats een politiek spelletje ook al waren bezuinigingen het uitgangspunt. Ik zou best, en dat is mis schien nog interessant ook, een soortge lijk onderzoek kunnen verrichten in het voortgezet onderwijs. Ik denk dat dat zou aantonen dat er ook in het voortge zet onderwijs honderden miljoenen be spaard kunnen worden. Maar dat bete kent niet dat mijn verhaal ook zomaar politiek haalbaar zou zijn. Ik weet best dat dat heel moeilijk ligt. Ik ben niet gek". Jos Koelman heeft zich bewust niet bezig gehouden met de vraag of de verzuiling dient te worden afgeschaft. In de eerste plaats omdat voor hem de vrijhei^ van onderwijs een te groot goed is. In de tweede plaats omdat niet de verzuiling zelf de grote boosdoener blijkt te zijn. „Ik heb alleen de huidige situatie ver geleken met één waarin de overheid doelmatiger met de gelden zou omsprin gen. Dat heb ik gedaan door die stren gere voorwaarden door te rekenen in die eerder genoemde negen modellen. Dat leidde in ieder model tot een mogelijke bezuiniging van rond de 400 miljoen. Maar ik heb vervolgens wel gekeken naar wat er zou gebeuren als er niet meerdere zuilen in een regio aanwezig zijn, maar steeds één school van een be paalde signatuur. Dat levert geen gewel dige extra besparingen op, slechts 30 tot 40 miljoen gulden. Dan moet je als we tenschapper wel concluderen dat de kos ten van de verzuiling een gevolg zijn van de vormgeving van het systeem en niet van de verzuiling zelf'. Hij heeft niet de illusie, dat de politiek zijn proefschrift zal omarmen. „In de Nederlandse politieke verhou dingen heeft het CDA een scharnier functie op nationaal niveau", stelt Koel man nuchter vast. „Dat betekent dat het CDA bij alle onderhandelingen over alle kabinetten is betrokken. Verzuiling is voor het CDA een beladen en gevoelig thema. Kijk maar wat er gebeurd is toen de normen voor de kweekscholen (pa- bo's) moesten worden vastgesteld. Het CDA lag dwars en dat leidde tot een ein deloos gesjoemel met de normen". „Je hoeft dus niet te verwachten dat het CDA zelf het initiatief zal nemen voor het doelmatiger inrichten van het zuilensysteem. Daar ligt een soort blok kade op en PvdA en VVD weten dat. En als ik naar de houding van die twee par tijen in de onderwijsdiscussies kijk, heb ik de indruk dat ze die blokkade stilzwij gend accepteren. Sterker nog, ik denk dat het voor hen niet de hoogste priori teit heeft". Toch zouden er, zo wil hij wel kwijt, best argumenten te vinden om de verzui ling te verminderen. „Dit proefschrift gaat wel voor het grootste deel over de financiële aspecten van de verzuiling, maar er is nog een ander belangrijk punt. Dat is de maatschappelijke ondoelmatig heid. Er is namelijk een enorme discre pantie tussen de huidige verdeling van het scholenbestand en de voorkeuren van de ouders Koelman doelt dan op het gegeven dat slechts 40 procent van de ouders confes sioneel onderwijs belangrijk vindt, ter wijl door het 'schoolaanbod' 60 procent van de leerlingen op een confessionele school terecht komt. Nu hebben ouders volgens de Lager Onderwijstwet welis waar de mogelijkheid via handtekenin genacties een school van eigen voorkeur te stichten, maar in de praktijk komt daar weinig of niks van terecht. „Toch zou je alleen al op grond daar van een pleidooi kunnen houden voor een bepaalde mate van ontzuiling", zegt Koelman. „Wantje moetje afvragen van wie de school nu eigenlijk is, van de ouders of van het schoolbestuur. De ouders zijn in feite de dupe van de machtsconcentraties". Hij stelt verder vast dat de ontzuiling die in de jaren zestig en zeventig op vele terreinen plaats vond in het onderwijs achterwege is gebleven en soms zelfs toe neemt. En met dat laatste bedoelt hij niet de wijze waarop bisschop Gijsen in het Limburgse bezig is. „Dat is meer de actie van een gepas sioneerde minderheid", zegt hij. "Ik denk dat die waarschijnlijk niet bij de grote club zal aanslaan. Ik denk zelfs dat zijn actie het tegenovergestelde resultaat zal hebben van wat hij beoogt. Maar ontzuiling en verzuiling gaan vaak hand in hand. Want tegelijk met die acties van Gijsen zien je in de grotere gemeenten in Limburg dat het openbaar onderwijs aan een inhaalmanoeuvre bezig is". „Ik denk overigens niet dat er opmer kelijke verschuivingen zullen komen. Over twintig jaar zal het percentage bij zondere scholen in het lager en voortge zet onderwijs niet veel kleiner zijn als nu. Hoewel ik me natuurlijk zou kunnen ver gissen".

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1987 | | pagina 25