S P E C l F I DE STEM FRIKADELLEN-EN KROKETTEN-FABRIKANTEN IN DE AANVAL PROMOTIE OVER MOTORISCHE STOORNISSEN Over snacks en snackfabrikanten doen voornamelijk vettige verhalen de ronde. Zo schijnt het dunne velletje van de frikadel een enorme portie walgelijk vleesafval bijeen te houden, variërend van hersens, koeiemagen en darmen tot paarden- en varkensscrotums. Vandaar wellicht de populaire benaming 'berelul'. Snackfabrikanten zouden het niet zo nauw nemen met de hygiëne en bijvoorbeeld naast de lopende band gevallen en daar door de schoenen van werknemers geplette kroketten laten recyclen'. Bovendien zouden ze geregeld meer vet in hun 'produkten stoppen dan vlees. Bij het vlees dat er wél in komt, zou het vaak om afgekeurde partijen gaan. WÊÊÊÈÊËÊÊÊÊÊËÊÊ Veel peuters met lichamelijke afwijkingen hebben baat bij begeleiding, die gericht is op taal, denken, spel en taakgerichtheid. Zo'n activiteit vindt plaats in een zogenaamde therapeutische peutergroep. SOCIAAL Bimm S2 VRIJDAG 12 JUN11 11 mago snack moet beter' Door Adri Gorissen Verhalen over de onsmakelijkheid van snacks doen al jaren de ronde en zullen waarschijnlijk ook nooit meer verdwijnen. Toch wil de Vereniging van Kokswaren en Snackfabrikanten wat gaan doen aan de slechte reuk waarin haar produkten bij de gemiddelde consument staan. De vereniging is begin maart gestart met een landelijke campagne die het 'imago' van de snack, en dan vooral dat van frikadel, kroket en bitterbal, moet verbeteren. 'Lekkere trek, is niet zo gek' wordt de Nederlanders via radiospotjes, affiches en folders voorgehouden. x Aan de campagne wordt ook meegedaan door snackfabrikant Beckers in Deurne. Marketing manager Brands van de firma heeft er geen idee van hoe alle wilde verhalen over frikadellen en andere produkten in de wereld zijn gekomen. „We houden ons aan de kwaliteitseisen van het Produktschap voor Vee en Vlees. Die eisen zijn wettelijk vastgelegd, daar moet je aan voldoen. Ze hebben niet alleen betrekking op de hoeveelheid vlees in de produkten en het totaalgewicht, maar ook op het gebied van bacteriologische controle", aldus Brands, die eraan toevoegt dat er echt niet mee gerommeld kan worden. ZORGVULDIG Een bezoek aan de 'krokettenlijn'.en de 'frikadellenlijn' van de Deurnese snackfabrikant leert dat de produkten zorgvuldig worden vervaardigd. Voor de kroketten wordt voornamelijk puur mager paardevlees afkomstig van de voor- en achterbouten gebruikt. Alleen bij rundvleeskroketten is dat natuurlijk anders. Het vlees wordt gekookt, waarna ragout wordt gemaakt. Die ragout bestaat hoofdzakelijk uit bloem. Verder uit bouillon, het benodigde percentage vlees (afhankelijk van de soort) uien, peterselie en kruiden voor de diverse smaken. Nadat de ragout in de mengmachine is geweest, worden er grote 'worsten' van gemaakt, die naar de koeling gaan. MENSENHANDEN Vanuit de koeling gaan de ragoutworsten naar de eigenlijke 'krokettenlijn', waar ze door een machine gaan die de vorm en het gewicht van de kroket bepaalt. Na het vormen worden de kroketten gepaneerd en vervolgens door een ei-vloeistof gehaald die de korst sterk maakt. Dan volgt nog een laatste paneerbeurt en de kroketten zijn klaar, zonder dat ze door mensenhanden zijn beroerd. Zo worden er dagelijks bij Beckers 5 tot 10.000 dozen van elk 32 stuks gevuld. Tijdens het produktieproces worden er regelmatig steekproeven genomen, die in Beckers eigen lab worden gecontroleerd. Een zelfde werkwijze wordt toegepast bij de vervaardiging van frikadellen. Daarvoor wordt volgens Beckers alleen gekeurd vlees gebruikt. De ingrediënten zijn onder meer varkensspek (absoluut nodig voor de juiste smaak), varkenswangen, paardevlees en kippevlees. Bij dat laatste gaat het om de flintertjes vlees die normaal gesproken na de bereiding van kipfilet op de karkassen achterblijven. De flintertjes kunnen er sinds kort met een speciale methode vanaf worden geblazen. „Het gaat daarbij om goed vlees, dat normaal gesproken verloren zou gaan", benadrukt Brands. Al dat vlees wordt gemalen en samen met paneermeel, kruiden en water tot frikadellendeeg verwerkt. In dat deeg zit minimaal 65 procent vlees. Dat deeg komt in een vormmachine, waarna de frikadellen worden voorgebakken in bouillon. Daarna zijn ze klaar. VET Met de produktie van de snacks lijkt dus alles in orde. Hoe zit het dan met het vetgehalte van de gemiddelde kroket en frikadel? Ook daarvoor heeft het Produktschap voor Vee en Vlees eisen opgesteld. Voor de kroket luidt die eis: „Het vetgehalte van het totale kant en klare, ongefrituurde, eindprodukt mag ten hoogste 10% bedragen". Een normale frikadel mag maximaal 25 procent vet bevatten, een frikadel extra slechts 20 procent. Aan die eisen wordt volgens een eigen opgave van Beckers voldaan. Het Voorlichtingsbureau voor de Voeding steunt die conclusie alleen voor de frikadellen. Volgens het bureau zit echter in de gemiddelde vleeskroket meer dan 10 procent vet. Een vergelijking, gebaseerd op cijfers van het bureau, leert dat kroketten en frikadellen gemiddeld vetter zijn dan vergelijkbare hoeveelheden kipfilet en tam konijn. Ook bevatten ze meer koolhydraten en leveren meer kilocalorieën op. Wat eiwit betreft doen de kroketten en frikadellen duidelijk voor de andere vleessoorten onder. Als de vergelijking echter wordt gemaakt met vet rundvlees en rookworst, dan zijn frikadel en kroket in het voordeel. Het Voorlichtingsbureau voor de Voeding komt tot de conclusie, dat „bij een gevarieerde, goed samengestelde voeding best eens wat lekkers uit de snackbar kan worden gehaald". Ook Brands van Beckers stelt dat het eten van snacks helemaal niet zo ongezond is, als het maar met mate gebeurt. „In een goed uitgebalanceerd eetschema past de frikadel uitstekend", zegt hij. KEURMERK Lekkere trek mag dus weer. Maar hoe moet nou bijvoorbeeld die gemiddelde kroket eruit zien die de trek bij de Nederlander moet opwekken? En hoe moet hij smaken? Opnieuw geeft het produktschap daar een eerste antwoord op: Ze moeten normaal van kleur, geur, smaak en consistentie zijn en ze moeten in deugdelijke toestand verkeren en deugdelijk van samenstelling zijn. Die omschrijving wordt door Brands nader toegelicht. „Ze moeten er allereerst gewoon lekker en verzorgd uitzien. De kleur moet goed zijn en de uiteinden moeten de juiste vorm hebben. Verder moet de korst krokant zijn en moet een kroket ook naar kroket smaken en niet naar gehaktbal. Heel belangrijk is ook dat de vulling iets loopt. Dat alles is voor de consument niet zo goed te zien, vandaar dat we het liefste alle produkten die aan die eisen voldoen, zouden voorzien van een speciaal Beckers-lintje. Dat gaat jammer genoeg niet". Er is echter wat dat betreft hoop. De samenwerkende snackfabrikanten werken samen met TNO aan nieuwe kwaliteitseisen. Produkten die daaraan voldoen, krijgen vanaf volgend jaar een speciaal keurmerk, dat wordt verleend en bewaakt door een nog op te richten onafhankelijke stichting. Wie dan een frikadel, kroket of bitterbal eet, kan met een gerust hart 'Prik ik heb je' zeggen. Alleen niet te vaak. Te lang In medisch circuit. FOTO ANP ft -*«&. KimsmÊSÈÊÊÈSÊm Taal helpt gehandicapte kinderen Door Frits Stommels Volgens psycholoog drs. Jan de Moor uit Bemmel is het behandelen van jonge lichamelijk gehandicapte kinderen nog te eenzijdig gericht op het trainen van motorische functies. Paramedici doen hier ontzettend goed werk, vindt De Moor. Maar naast deze therapie is voor veel kinderen tot vier jaar ontwikkelingsbegeleiding onontbeerlijk. De intellectuele ontwikkeling van peuters kan er in zijn ogen door worden versneld. De Moor promoveerde onlangs aan de Nijmeegse universiteit op een studie die hij de titel 'Therapeutische peutergroep en revalidatiedagbehandeling'meegaf. Naast zijn werk als wetenschappelijk medewerker bij de afdeling orthopedagogiek is De Moor verbonden aan het Bio- Revalidatiecentrum voor kinderen in Arnhem. In zijn onderzoek toont De Moor het belang aan van therapeutische peutergroepen. Het effect ervan is afhankelijk van de aard van aandoening, geslacht en aanvankelijk ontwikkelingstempo. In dit kader is de ernst van de bewegingsstoornis niet van invloed. Het betreft spastische kinderen, kinderen met een lichte hersenbeschadiging en kinderen met een algemene ontwikkelingsachterstand. VERTRAAGD Omdat de lichamelijke handicap het eerst en het meest in het oog springt wordt daar in eerste instantie de aandacht op gericht. Die aandacht is vaak te medisch (huisarts, kinderarts) en paramedisch (fysiotherapeut, logopedist en ergotherapeut). Maar bij deze kinderen is als gevolg van beschadiging van de hersenen ook de intellectuele ontwikkeling vertraagd. Het ideale moment om vanuit het revalidatiecentrum te starten met de therapeutische peutergroep is wanneer de kinderen tussen de anderhalf en twee jaar zijn. Volgens De Moor blijven „onze kinderen, die toch al een geestelijke achterstand hebben op hun leeftijdgenootjes, te lang hangen in het (para)medische circuit in het algemene ziekenhuis". Mede dank zij het werk van gespecialiseerde kleuterleidsters kan tien procent van de kinderen na anderhalf jaar therapeutische peutergroep naar een gewone basisschool. Andere kinderen gaan naar het speciaal onderwijs en naar een dagverblijf. Zo is deze peutergroep in grote lijnen een schakel tussen zuigelingenhulp en speciaal onderwijs. Onvolledig advies Door Wim Verwey Henk van Rosmalen (40) had al sinds vijf jaar een arbeidsongeschiktheidsuitkering Aanvankelijk naar een arbeidsongeschiktheid van 80- 100%. Nu was Henk opgegroeid in een gezin waar vader en moeder een café exploiteerden. In dat soort werk zag Henk niet veel en volgde daarom een bouwvakopleiding. Daar was meer geld in te verdienen. Een bedrijfsongeval (het rechterbeen werd verbrijzeld) maakte een einde aan zijn loopbaan als bouwvakker. Na een langdurige revalidatie kon Henk zijn rechterbeen toch nog redelijk gebruiken. Omdat hij toch weer aan het werk wilde, dacht hij er over een café te beginnen. Vanaf 1978 werd Henk intensief begeleid door een arbeidsdeskundige van de GMD (Gemeenschappelijke Medische Dienst) bij het zoeken naar passend werk. In overleg met de arbeidsdeskundige kocht Henk in 1980 van zijn spaarcenten en een fors hypotheek een pand, waarin na een uitgebreide verbouwing, vanaf juni 1982 door Henk en zijn vrouw een café werd geëxploiteerd. Tot maart 1982 werd Henk in het genot van zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering gelaten. Per bovengenoemde datum werd de mate van arbeidsongeschiktheid herzien en gesteld op 65-80%. Door de arbeidsdeskundige werd er van uitgegaan, dat Henk reële verdiensten uitzijn café zou krijgen. Maar dat viel hard tegen, de opening vond pas plaats op 26 juni 1982 (de planning was maart). En daarna bleek dat Henk de zaken te rooskleurig had voorgesteld. De aflossingskosten van de hypotheek, de verdere aflossing van andere schulden (leningen van familie en vrienden) waren zo hoog, dat er geen batig saldo ontstond. Door de grote financiële problemen die door dit alles ontstonden, dreigde Henk in een ernstige geestelijke depressie te geraken. Hij raakte al enige malen helemaal van de kaart. Omdat Henk zich gedurende de hele begeleidingsperiode door de GMD altijd erg positief had opgesteld, was het uiteraard jammer dat er te elfder ure toch nog een kink in de kabel kwam. Daarom voerde de Bedrijfsvereniging pas later een verdere verlaging van de mate van arbeidsongeschiktheid door. Bij beslissing van 19 januari 1983 werd de mate van arbeidsongeschiktheid tenslotte verlaagd tot 35-45%. Henk ging tegen deze beslissing in beroep. Daarbij merkte de beroepsrechter naar mijn mening terecht op, dat de argumenten van Henk met betrekking tot zijn financiële positie voor de toepassing van de AAW en WAO niet relevant zijn. De Centrale Raad van Beroep oordeelde vervolgens op grond van de medische gegevens, zoals die werden aangevuld door de rapportage van de neuroloog/psychiater dr. H. van Poeldijk. Even ais de Bedrijfsvereniging was de Raad van oordeel dat Henk niet op 1 januari 1983, maar al geruime tijd daarvóór weer beschikte over een ruime arbeidscapaciteit, die inzetbaar was in een normale dienstbetrekking op de arbeidsmarkt. Mede gezien de uitvoerige arbeidskundige rapporten achtte de Centrale Raad de indeling in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 35-45% terecht. „Het feit van de geringe rentabiliteit van het café, dat de heer Van Rosmalen sedert juni 1982 als zelfstandig ondernemer exploiteert, kan niet van invloed zijn op de toepassing van de arbeidsongeschiktheidswetten en met name niet op de mate van arbeidsongeschiktheid. De vraag die je in deze situatie kunt stellen, is of de begeleiding door de arbeidsdeskundige voldoende is geweest. Een, arbeidsdeskundige heeft tot taak een arbeidsongeschikte te begeleiden bij zijn wederinschakeling in het arbeidsproces. Henk van Rosmalen werd geruime tijd de gelegenheid geboden om met behoud van uitkering een eigen bedrijf op te bouwen. In dit geval heeft de arbeidsdeskundige er zeker geen twijfel over laten bestaan dat de arbeidsongschiktheidsklasse wordt bepaald op basis van zijn eventuele verdienvermogen in passende loondienstfuncties en dat de rentabiliteit van het bedrijf daarbij geen rol kon spelen. In wezen heeft dus een arbeidsdeskundige niet te oordelen over de wijze waarop een bedrijf werd opgezet, gefinancierd en geëxploiteerd. Dat was de uitsluitende verantwoordelijkheid van Henk. Toch vraag ik me af of het niet beter was geweest als de arbeidsdeskundige Henk had geadviseerd om iemand in te schakelen die hem had kunnen begeleiden op het zakelijke vlak. Het gaat er tenslotte om kansen te scheppen om een arbeidsongeschikte weer een volwaardige plaats in het arbeidsproces te bezorgen. Of hij dat bereikt als zelfstandige of in loondienst doet niets terzake. In dit geval had een zakelijk advies Henk zeker een hoop ellende kunnen besparen.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1987 | | pagina 16