DE STEM
EEN ENCYCLOPEDIE
VOL GEWELD EN
BEESTACHTIGHEID
Urba
IK SPEEL GE
irabants Orkest
ieuwe Beethovt
ij De Slegte liggen ze in overvloed:
Gedenkboeken van Hollandse cultuurmaatschappijen
in Nederlandsch-lndië, zoals de Deli. Koelies komen
daarin voornamelijk voor als gelukkige figuranten te
gen de achtergrond van de gewassen die zij verbouw
den. Hoe grof het in die boeken opgedist epos van de
planters afwijkt van de werkelijkheid, onthult een door
de Rotterdamse prof Jan Breman opgespit, tachtig
jaar geheim gehouden schriftuur: Het Rhemrev-rap-
port uit 1904. Dat is geen heldendicht over de koene
daden van planters, maar een relaas over de planter in
de rol van beul en folteraar. Het Rhemrev-rapport is
een gruwelijke catalogus van beestachtigheden en
geweldplegingen. Het rapport is destijds vakkundig
'getoetoept' - een Maleis woord voor in de doofpot
stoppen. Het deksel is nu pas gelicht. Een rot verleden
heeft te lang in de kast gelegen.
Weerzinwekkend
De bom barst
Moordinrichting
Vernietigend
Geheime kast
Toeval
|)pnamen
jomedie
Actri
eert nV?'z^n 111 het pia"
B
Door Anton Then nissen
Nederland bij de laatste eeuwwisseling.
Het vaderland viert het fin de siècle in
kabbelende rust, God dankend voor een
behoorlijke welvaart en voor de 'successen'
in de Atjeh-oorlog. Vrouwen hebben nog
geen kiesrecht. Voor de liberale en gerefor
meerde kapitalisten doemt één schrikbeeld
op: de georganiseerde arbeider.
In 1903 -de anti-revolutionair Abra
ham Kuyper is in 1901 de liberale premier
Nicolaas Gerard Pierson opgevolgd-,
schrijft de arbeidersbeweging historie met
de spoorwegstaking. De havenarbeiders
verklaren zich solidair, Kuyper dirigeert
militairen naar Amsterdam om het open
bare leven op gang te houden en veipest
met zijn worgwetten (een stakingsverbod
voor overheidspersoneel) voor jaren de re
latie met de arbeiders. Het zijn de eerste
barsten in de met christelijke strengheid
doordrenkte en wat fatsoensrakkerige sa
menleving.
Met Kuyper is de zogenaamde Ethische
regering is aan de macht, maar het latere
gevoel, neergelegd in de kreet 'Indië verlo
ren, rampspoed geboren' overheerst al het
beleid met betrekking tot onze koloniën in
de Oost. De intenties klinken mooi, maar
de werkelijkheid is bitter. In Neder-
landsch-Indië moet 'een eind komen aan
de militaristische exploitatie politiek'.
Voortaan zal een 'mildere gedragsüjn wor
den gevolgd'. „Een eerlijk, onbaatzuchtig
bestuursbeleid, dat door het moederland
wordt gevoerd in het belang van land en
volk van kolonie", is de verhullende om
schrijving van die Ethische Koers. Neder
land wil wat groots verrichten door de 'in
landers te gaan verheffen', maar 'daartoe
moeten zij eerst worden onderworpen'
Geen ongepaste grap, maar de echte waar
heid. „In de Buitengewesten krijgen gelei
delijk ook alle inheemse fuseliers schoe
nen", schrijft een romancier cynisch. De
Atjeh-oorlog draait op volle toeren en in
de Ethische Periode spreken in de Neder
landsch-lndië de mitrailleurs om 'de bui
tengewesten Lombok, Atjeh, Borneo, Cele
bes, Bah etc. te pacificeren', een eufemis
tisch woord voor onder de knoet brengen.
Ook al is er oorlog, er moet natuurlijk
wel verdiend worden in ons Indië. Dat ge
beurt vooral dank zij de cultures, het plan
tage-bestel zoals dat zich aan Sumatra's
Oostkust ontwikkelt. De publieke opinie
in die dagen is niet zonder trots getuige
van een planters-epos, een verheerlijking
van wat westerse ondernemerszin in tro
pisch Azië vermag.
Toch komt er beroering in de rimpelloze
vijver van de Nederlandse politiek. De
koene, creatieve planter die het geld met
bakken binnenbrengt, komt in de beklaag
denbank te zitten als folteraar en beul en
voor zijn beklagenswaardige slachtoffers,
de koeües, zijn er voor het eerst meele
vende woorden in het parlement.
Al vóór de eeuwwisseling begint een
hardnekkige geruchtenstroom op gang te
komen over afgrijselijke toestanden op de
plantages, vooral in Deli. Jaren eerder is
na het monopoüe van de Verenigde Oost-
indische Compagnie de privatisering van
de kolonialistische uitbuiting begonnen.
Plantages springen als paddestoelen uit de
grond. De Oostkust van Sumatra is het pa
radijs voor nieuwe 'goudzoekers'.
Zij importeren voor het zware werk
jaarlijks tienduizenden koeües, voorname
lijk Chinezen en Javanen. De koeües krij
gen hun loon van 15 cent per dag bruto ge
deeltelijk vooruit betaald voor een periode
van doorgaans drie jaar. Zo ontstaat een
nieuwe slavenklasse, in het beste geval een
gemeenschappen van dwangarbeiders.
Speciale wetgeving in de vorm van de
'Koelie Ordonnantie met poenale sanctie'
dekt het overgrote deel van de willekeur en
weerzinwekkende wreedheid.
Deze poenale sanctie geeft de planters
het recht weggelopen koeües te bestraffen,
maar volgens de Ordonnantie is de planter
verpücht zijn werknemers behoorlijk te be
handelen en in hun levensonderhoud te
voorzien. Dat is de theorie. In de praktijk
zitten de werknemers, de koeües, gevangen
in een systeem van niet in te lossen schul
den, intimidatie, üchameüjke straffen, ge
vangenzetting en foltering. Vaak tot de
dood erop volgt. Corrupte en arrogante
magistraten doen de rest. Zelden ver
schijnt een Europeaan wegens misdrijven
tegen koeües voor de rechter.
In 1902 barst de bom. Mr. J. van den
Brand, advocaat te Medan, pubüceert een
brochure onder de titel 'De milüoenen uit
Deü'. Een encyclopedie van wreedheden,
folteringen en onmenseüjkheden in Neder-
landsch-Indië.
Een citaat uit die brochure om een in
druk te geven van de ernst van de zaak:
„Op een goeden dag stond de contro
leur, die de noodige voorzorgen genomen
had, dat zijne komst niet vooruit had kun
nen worden aangekondigd, onverwachts
op de bedoelde onderneming en bij
een hokje, dat voorzien was van een getra-
üed venstertje en van eene deur, die van
buiten met een stevig hangslot was afgeslo
ten.
Dit hokje was het hospitaal der onder
neming.
Uit net traüevenstertje sloeg een verpes
tende stank naar buiten en daarbinnen in
eene ruimte van enkele vierkante meters
lagen twee Javanen, acht Javaansche vrou
wen en een üjk. Het laatste, zooals la
ter bleek, reeds ongeveer sedert vier-en-
twintig uren. Gelegenheid om te baden
was er niet, eene inrichting om aan natuur-
üjke behoeften te voldoen was er niet. Dit
laatste geschiedde op den grond en de zie
ken krabbelden dan met de handen wat
zand bij elkander om daarmee hun uit
werpselen te kunnen bedekken en door een
reet onder de omwanding heen naar buiten
te kunnen schuiven. Als de dorst hun te
ondraagüjk werd, moesten zij maar zien,
voor een gedeelte van hun rantsoen rijst en
gedrooghde visch - uitstekende zieken-
kost! - dat hun eenmaal per dag verstrekt
werd, van voorbijkomende koeües wat
drinkwater in te ruilen. Eens in de veertien
dagen kregen de zieken kinine. Deze bij
zonderheden omtrent 'geneeskundige be
handeling' ervoer de controleur, door de
ongelukkige schepsels, die vergingen van
vuü en ongedierte door de trahes heen te
ondervragen." (Pag. 264).
Uit het verdere onderzoek büjkt dat de
koeües op die onderneming zwaar onder
voed zijn en dat de arts die verpücht is ten
minste eens in de veertien dagen het hopi-
taal te bezoeken zich nergens druk om
heeft gemaakt.
„De zieken, die zeker niet gedacht hadden,
nog ooit levend uit deze moordinrichting
te komen, werden naar het civiel hospitaal
te Loeboeq Pakam vervoerd, waar een der
Javaansche vrouwen ook nog binnen kor
ten tijd overleed. Op haar sterfbed werd zij
door den controleur onder eede gehoord
en bevestigde nog eens aües aangaande de
'behandeling' in het 'hospitaal' der onder
neming, waarin zij zeide meer dan veertig
dagen te hebben doorgebracht. Geen won
der dus, dat zij stierf; vreemder is het, dat
zij het nog zoolang had uitgehouden. Ook
deelde zij nog mede, dat de toewan besar
-ja, inderdaad wél een verheven 'groote
heer' - eiken dag door het traüevenster
toeriep of zij nog niet dood waren, terwijl
hij zijn spijt te kennen gaf als dit nog niet
het geval was." (Pag. 266).
Het geschrift van mr. Van den Brand
baart in Batavia én Den Haag opzien. In
Xlc moet nu 's ochtends mijn eijj
jiopen, mijn eigen postzegels
mijn eigen brieven tikken"
J. Scherpenhuizen, ex-»taati
Gevangenneming van een 'bendehoofd en een van zijn trawanten In 1899. LI Hong was de aanvoerder van een koell-opstand
In de tinmijnen van Banka. - foto's kitlv
het parlement komt de zaak aan de orde.
De minister van Koloniën, de anti-revolu
tionair A.W.F. Idenburg, probeert de door
Van den Brand opgespitte schrijnende ge
vallen weg te honen als indianenverhalen.
Politieke druk van de sociaüsten onder
aanvoering van de Indië-kenner ir. H. van
Kol voorkomt dat de koeüe-zaak dan al in
de doofpot gaat. De regering-Kuyper, vol
ledig op de hoogte van de walglijke toe
standen aan Sumatra's Oostkust, geeft in
mei 1903 via Gouverneur-Generaal W.
Rooseboom in Batavia de officier van jus-
tiüe, J.T.L. Rhemrev, de opdracht 'een ad
ministratief onderzoek in te steüen naar de
in de brochure van Mr. J. van den Brand,
getiteld 'De Milüoenen uit Deü', beweerde
mishandelingen en onwettige gevangenne
mingen van op de industriële ondernemin
gen in genoemd gewest werkzame koeües
en andere personen, zoomede naar de be
weerde onregelmatigheden bij de recht
spraak der Magistraten'.
Rhemrev, verbonden aan de Raad van In
dië, krijgt van de Procureur-Generaal de
aanvuüende opdracht om strafbare feiten
gerechteüjk te vervolgen. Eind juni 1903 is
Rhemrev in Medan en begin 1904 ligt zo'n
schokkend rapport op het bureau van de
minister van Koloniën Idenburg, dat hij na
lezing op de eerste pagina schrijft: 'Een
treurige geschiedenis van üjden en on
recht'. De conclusies zijn vernietigend voor
het plantersbestel. In de woorden van
Rhemrev: „Het is duideüjk dat het lot van
den contractarbeider treurig moet worden
genoemd." En deze persoonüjk getinte
verzuchting: „Waaraan is het toch te wij
ten, dat in een gewest, zoo welvarend, zoo
bloeiend als de oostkust van Sumatra,
waar zich zooveel Europeanen van goeden
huizen en algemeene ontwikkeling bevin
den, toestanden werden gevonden, zoo ge
heel in strijd met de eerste eischen van ze-
deüjkheid en beschaving?".
Rhemrevs bevinding was dat 'zijne (Van
den Brands) beschrijving van de toestand
op de ondernemingen een juist beeld geeft,
in grove trekken, van de misstanden welke
ik hoewel niet op alle - toch op verscheide
ne - ondernemingen in voormeld bloeiend
gewest, heb aangetroffen'.
De feiten in Rhemrevs rapport spreken
duideüjke taal. Enkele citaten: „Het in
de zon te droogen zetten - het inwrijven
met fijn gestooten spaanschen peper en
daarna aanbinden aan palen gedurende et-
teüjke uren - het onderdompelen en onder
water houden, het plaatsen aan de electri-
seer-machine - het spitsroeden loopen
- het tegen den rug schoppen eener zwan
gere vrouw met 't gevolg dat deze een dood
kind ter wereld brengt - het ronddrijven
langs den weg en lang de koeüeloodsen
van naakte weerlooze vrouwen - het op
den kouden grond doen slapen van zieke
personen - het in het blokzetten, het aan
binden aan palen, het afranselen van per
sonen die zich ziek melden en om medicij
nen vragen - het weigeren van verlof aan
een vader om zijn kind te begraven - het
opsluiten van zieken in verontreinigde lo
calen gedurende een paar maanden - het
wegzenden van teringleiders in 't laatste
stadium uit 't hospitaal en van de onderne
ming zoo dat hunne üjken een paar dagen
na de wegzending op den weg worden ge
vonden - al die feiten - ze mogen al uit
zonderingen zijn -in verband met het
groot aantal hiervoren genoemde ergerüjke
mishandelingen, en gevoegd bij het be
staande misbruik op schier aüe onderne
mingen, om koeües, zich aan eenige over
treding der koeüe-ordonnantie schuldig
maken, voor korteren of langeren tijd in de
oppasserswoningen aan te sluiten of in lo
calen niet voor menschen geschikt op te
sluiten, werpen zulk een schel ücht op de
toestanden en verhouding op de onderne
mingen, dat het duideüjk is, dat het lot van
den contractarbeider, over het algemeen
treurig moet worden genoemd." (Pag.
402).
De opeenvolging van onmenseüjkheden in
de rapporten van Van den Brand en
Rhemrev is zo overweldigend dat het on-
mogeüjk is er in kort bestek een indruk
van te geven. Nog twee citaten: „Onge
veer tezelfder tijd heeft genoemde beheer
der (J. F. Petersen) zijn oppasser last gege
ven de Chineezen Ho A Tjit, Tjin Koean
Kong en Fong A Sie, toen zij bij het hout-
dragen een rivier moesten passeeren en om
drinken vroegen, met hun staarten aan elk
ander te binden en onder water te houden,
welke last door dien oppasser werd uitge
voerd door de hoofden dezer Chineezen
onder water te houden en, toen ze weer bo
ven water kwamen en 't ingeslikte water
uitbraakten, hen weder onder te dompe
len".(Pag. 318).
Nog één verschrikkeüjk geval: „Op een
dag dat ik den heer Elin (een planter,
Fransman van geboorte red.) ontmoette,
vroeg hij mij of ik een Javaansche vrouw,
die veertien dagen te voren van de onder
neming was weggeloopen, op Galüa-Estate
had aangetroffen. Op mijn ontkennend
antwoord, stelde hij mij voor om samen
naar een tracé voor een nieuwe waterlei
ding te gaan kijken. Na een eind samen te
hebben geloopen, zag ik, dat een der
Deensche doggen van den heer Elin, met
een stuk van een menscheüjk lichaam nl
met 't dijbeen, speelde. Dit trok natuurlijk j
mijn aandacht en gaf mij aanleiding om bi
den omtrek rond te snuffelen. Na eenij
zoeken vond ik het üjk van een Javaanscht
vtouw op den grond üggen. (Pag. 322).
Het Rhemrev-rapport verdwijnt in 1904 in
een geheime kast. Het is kortgeleden ach
terhaald door Jan Breman, hoogleraar aai
de Erasmus Universiteit en het Instituted
Social Studies. Het rapport en de brochuti
van Mr. J. van den Brand zijn in hun
heel opgenomen in het gruweüjke, iri
fascinerende boek 'Koeües, planters en Ito- j
loniale poütiek'.
Over het lot van het Rhemrev-rapport
schrijft Breman: „Bij de bespreking van dt
Indische begroting van 1904 in het Neder
landse parlement, kwam vast te staan da:
de minister het rapport tot elke prijs uitdt
openbaarheid wilde houden. De formele
argumenten die de bewindsman aanvoeiii
voor zijn weigering om het document zelfs
maar ter vertrouweüjke inzage te geve
aan Kamerleden waren dat degenen
aan misdrijven of andere laakbare handt-1
üngen ten laste waren gelegd niet
genheid hadden gekregen zich tegen dekt
schuldigingen te verweren. Publiciteit m
ook verder geen practisch nut oplever®
In plaats van stil te büjven staan bij u
was gebeurd oordeelde hij het beter allt
aandacht te richten op de
verbeteringen." De minister geeft in it
Kamer wel toe dat de 'conclusies uit het
rapport niet meer dan een topje van de ijs
berg zijn', maar", schrijft Breman, „ooi it
poütieke oppositie legde zich uiteindelijk
neer bij een motie, ingediend door it
woordvoerders van de regeringspartij®
Hierin werd de minister dank gezegd voet
de verstrekte inüchtingen en met instem
ming werd kennis genomen van zijn tot
zegging maatregelen te zuüen nemen or
een einde te maken aan de geconstateeri
misstanden bij de koeüe-arbeid in Deli.'
Daar komt weinig van terecht. De 'cot
troleurs' van de op Sumatra opgerichte li-
beidsinspecüe kunnen gemakkeüjk om i
tuin geleid worden. De zogenaamde pot
nale sanctie, onderdeel van de Koelie-O:
donnantie, wordt pas na 1929 geleide!)
afgeschaft. Niet door ingrijpen van De
Haag of Batavia, maar onder druk van ra
Amerikaans dreigement de import van Dt
U-tabak te verbieden zolang deze nog;
der feiteüjke slavernij verbouwd wordt.
Het Rhemrev-rapport is, aldus Breman,
1904 in de vergetelheid geraakt. De Rol
terdamse prof vindt het bij toeval.
Ook tachtig jaar na dato is het Rhe&
rev-rapport schokkende lectuur, maar 'j
moeten er verder mee en is het nog »e
enig nut? Het antwoord moet bevestig®
luiden om enkele voor de hand
redenen.
In de eerste plaats valt het toe te juicn®
dat ons koloniale verleden in een tew
context wordt geplaatst en de waar»
onverbloemd naar buiten komt. Juist
volk dat met een opgeheven vingertje
anderen eist misdadige verledens niet
te stoppen maar met gebogen hoofd te**
werken, zou er goed aan doen de geheö
kasten open te breken, ook al rollen»
skeletten er bij tienduizenden uit.
In de tweede plaats confronteert
Rhemrev-rapport ons met een verschnb-
üjke waarheid: Ook Nederlanders zijn
staat tot onderdrukking, foltering en
handeling. Ook wij hebben andere vö^
ren geterroriseerd. In een situatie van
jor Raoul van den Booren
3NDER DE glanzende bollen
Brussel staat een groepje
blauwbekken van de kou. Al eel
en zij op het teken 'Actie, camei
j het sein eindelijk klinkt rijdt he^
eiste keer die dag een rondje om
temoedigd door een troepje van hc
ouldeumende supporters. Maar ze
laai graag voor over.
igureren in de eerste film van
Eelgisch populairste komiek
rbanus wordt als een eer be-
Jiouwd. Zeker wanneer d'n
Irbain als beloning nog een
aar grappen komt vertellen,
elemaal gratis.
Dit najaar kunnen de fans
an Urbanus in Nederland en
elgië kennis maken met het
Imdebuut van de 'leukste
elg ter wereld'. 'Hector', zo
|aat de rolprent simpelweg he-
„We hadden hem eerst Ur-
tnus willen noemen. Maar
n zou het vervolg Urbanus 2
eten heten. En dat heeft
lambo al vóór ons gedaan,"
elt de Belgische komiek
jet het van hem bekende ge-
rek aan logica.
opnamen voor 'Hector' wor-
in mei en juni gemaakt in
omgeving van Brussel. Drie
Ijoen gulden is voor de Bel-
ch-Nederlands co-produktie
gelegd. Maar iedereen
vacht dat het geld snel zal
jn terugverdiend. De naam
rbanus staat zowel in België
Nederland immers garant
or rinkelende kassa's. De
omlange Belgische producer
rin Provoost wrijft zich dan
al bij voorbaat al in de
iden. „Je weet gewoon van
[voren dat Urbanus veel bio-
Dpbezoekers op de been
engt. Reclame is nauwelijks
derhalf jaar heeft Urba-
samen met regiseur Stijn
en de Vlaamse schrij-
Walter van den Broeck aan
!t scenario gewerkt. Het ver-
il in het kort: De Vlaamse
eer Achiel heeft hulp nodig
zijn bakkerij. Zijn zoon wil
ieüjk een groot wielrenner
irden en moet hiervoor veel
'men. Uiteindelijk wordt de
e achterneef Hector (ge
ld door Urbanus) uit het
ihuis gehaald. Diens ta
le in de bakkerij blijft niet
ipgemerkt. Hectors bijdra-
aan het bedrijf zijn zo ori
el dat de zwakke gezond-
id van de bakker het zwaar
verduren krijgt. Bovendien
irdt Hector verliefd op tante
en dat valt slecht.
«tor' wordt uiteraard een
eedie, dat ligt voor de hand
Een van
tor' sp
via
actrice si
de Tonef
tricht.
vuldig oj
meer in
port' en
je ouder
Sylvia
tante vaH
geen echt
de Nedë
vanwege
lent'.
„Urbafl
naam.
permacht weten ook wij wiüekeur en
menseüjke excessen niet te vermijden1
het koloniale bestel van Nederlandscb f
dië, gebaseerd op discriminatie en
suprematie, zijn zoveel afgrijseüjke dirj-|
gebeurd, dat ons enige terughoudend1"
past als we afkeurend onze hoofden scl
den bij mensenrechtentoestanden en Sjjl
rige oorlogen in Argentinië, CafflM1
Nicaragua, Angola en Zuid-Afrika.
Het rapport rekent bovendien voori
en altijd af met de Nederlandse hovaa
over de 'smetteloosheid' ten aanzien
een nabij verleden en met de hypocrisie';
genover ons eigen verleden, 'waarin
groots werd verricht'. In feite worden
koeües gezien en getypeerd als 'beesten1;
wel wat op mensen üjken'. De planten-'
concludeert Jan Breman met Rhemre*
mr. Van den Brand, besmeurden 'dei
ste smaragd in de Indische gordel'.
Jan Breman - 'Koelies, planters en koloniale
Het arbeidsregime op de groodandbouwooden)^
gen aan Sumatra's Oostkust in het begin
Twintigste Eeuw5. Publicatie in de serie VerbaD^.
gen van het Koninklijk Instituut voor taal-,
volkenkunde. Uitgave: Floris Publications I
Prijs: 39,50.
Van de kunstredactie
BOSCH - Het Bra
il?Orkest zet zijn suc-
ijke Beethoven-cylcus
«sluiting van een con-
"eizoen in juni voort. In
extra concert met HBO
'inteert zich in Den
m °°r keer
Nederlands Concert
Dit koor wordt ge-
120 leden van het
fheyen Koor van het
ertgebouworkest.
thoyencyclus 1987 omvat
'Werken uit de vroege en
"Periode van deze com-
vierde, vijfde en ze-
ymfonie; het eerste en
Pianoconcert; het viool-
isJ?1 ouvertures Die
ion? des Prometheus,
«t en Coriolan. Op het
Pm iCert worden ook de
~9uak voor vier trombo-
i^Woerd; treurmuziek
dp al1 ,<?r nagedachtenis
faterioo Cn Van de Slag
'f?Tste, en derde concert
lem^F lei(Üng van André
W Het tweede con-
BpJ/u geciirigeerd door
«rnhard Pommier, die
ïtl ih -|ln C. De andere
v", deze cyclus zijn:
- rney, die het viool
concert
concerted
Brautigai
concert. 1
ten in ab
lijk 45,-1
tweede rg
deze conq
en 23 ju
enl7ji
Met
kunnen
clus het
Den Bosl
zich Het
Koor vo
lande pre|
met een
gende sy
en het Te
Als solisfj
Teresa
Beunder
Dohmen. I
Voortg|
heven Ko
bouworkcl
met nan
eeuwse
volgende J
koor re
met het
het Noorq
nisch Or;
koor gev
king te v^
ristische
breuk val
waarvan
maken.