s p C I F I E K Groepsactie geen oplossing voor schadeclaims DESTEM MEESTE MENSEN GAAN MET PIJN EN MOEITE CONSUMENTENBOND: Miljoenen mensen zijn bang voor de tandarts. Waarom? Is het nodig? Is het af te leren? Een gesprek met tandarts Victor Englund. Hij begint met een cursus om mensen van hun angst af te helpen. Jeugd eet meer brood tussendoor S2 VRIJDAG 8 MEI Victor Englund: „Tandartsen hebben meer tijden aandacht voor particuliere patiënten". Nooit meer bang voor de tandarts Door Mick Salet Brrr, de tandarts. De bangste bangeriken beginnen al te bibberen en te beven als ze een boormachine horen. Die komen liever nooit bij de tandarts. En als ze gaan, alleen met klappertanden. De niet zó nerveuze Nederlanders gaan, maar wel met het lood in de schoenen. En misschien ook in de kiezen. En hoeveel mensen zouden er leuk lachend naar de tandarts gaan? Weinig. De meeste mensen gaan met pijn en moeite naar de tandarts. Maar wat moet je met de mensen die zo'n akelige angst voor de smoelsmid hebben, dat ze niet meer gaan? Je ziet hun tanden verkleuren van pepermunt tot drop. Je ruikt de rotheid van hun gebit. De geur van de gracht. Om de pijnlijke verpaupering te verdragen, slikken ze kilo's pillen van de drogist. En liters medicijn van de slijter. Is het niet eeuwig zonde? Dat mensen zó moeten lijden? En dan naar de tandentrekker moeten voor een kunstgebit? Tandarts Victor Englund (41) vindt van wel. Daarom begint hij, samen met de therapeute Helen Poolman, half mei een cursus om mensen af te helpen van hun angst voor de tandarts. Englund, een Zweedse Amsterdammer, heeft als tandarts dagelijks te maken met bange patiënten, zwetende Amsterdammers. Waarom zijn mensen bang voor de tandarts? BOOR Victor: „Dat verschilt. Maar vaak zijn het traumatische ervaringen. Je hoort nog altijd van die slagersverhalen. Van mensen die héél snel en héél slecht zijn behandeld. En daar zoveel pijn en angst aan over hebben gehouden, dat ze gewoon niet meer naar de tandarts durven. Er zijn ook mensen die verschrikkelijke dingen hebben meegemaakt tijdens de oorlog en daar weer aan moeten denken als ze, met een machteloos gevoel, in de stoel bij de tandarts zitten. Er is soms weinig voor nodig om die angst en emoties op te roepen. Sommige patiënten worden al doodsbang als ze het geluid van de boor horen. Anderen kunnen niet tegen de prik voor de verdoving. Die prik zelf voelen ze eigenlijk nauwelijks. Maar alleen de gedachte aan die prik maakt ze al bang. Het komt trouwens ook vaak voor dat kinderen bang worden gemaakt door hun omgeving. Als ouders of vriendjes vreselijke verhalen over de tandarts vertellen, dan gaat een kind dat snel geloven en durft het niet naar de tandarts". PAARD Is het niet vooral de machteloosheid die mensen zenuwachtig en bang maakt voor de tandarts? Je ligt daar maar in zo'n stoel. Ontsnappen is onmogelijk. Als de tandarts bezig is, kan zelfs de kleinste schrikbeweging fataal zijn. Bovendien is je mond een van de meest intieme en persoonlijke plekken. Zelfs de grootste praatjesmaker, die normaal geen moeite heeft om zijn mond open te trekken, vindt het niet plezierig om zich, als een paard op de markt, in de mond te laten kijken. VERKRACHT Victor: „Dat klopt. De mond is, misschien wel seksueel, een van de intiemste plekken van je lichaam. Daarom voelen mensen die slecht worden behandeld door een tandarts zich ookeh verkracht. Ja. Dat is het goede woord. Zo beleven machteloze mensen een pijnlijke ervaring bij de tandarts. Ik denk dat de tandartsen al veel kunnen voorkomen door meer tijd en aandacht aan patiënten te besteden. Door mensen, vooral in het begin, veel tijd te geven. Het is niet goed als een tandarts altijd haast heeft. De patiënt moet zijn verhaal kwijt kunnen. Ik vind ook dat patiënten best een beetje beter voor zich zelf op mogen komen. Ze moeten niet toelaten dat ze te snel behandeld worden. Als ze iets willen vragen, dan moeten ze dat doen. Al hebben ze een hele waslijst met vragen, ze hebben er recht op om precies te weten wat er gebeurt. En de tandarts moet ook altijd precies vertellen wat hij doet. Zeggen waar en waarom hij gaat boren bij voorbeeld. In de praktijk merk ik trouwens dat je als tandarts ook weer niet te veel moet praten tijdens je werk. Sommige patiënten vinden dat heel vervelend. Weet je waarom? Omdat ze niets kunnen terugzeggen als de tandarts in hun mond bezig Om de angst te bestrijden moeten tandartsen patiënten dus meer tijd geven. In de praktijk zal het dan wel uitmaken of iemand particulier of ziekenfondspatiënt is? HUILEN Victor: „Ik vind het niet leuk om toe te geven, maar het is wel zo. Vooral op het spreekuur voor ziekenfondspatiënten heb je te weinig tijd voor de mensen. Maar hoe kan dat ook anders? Als je één uur hebt en er zitten twaalf mensen in de wachtkamer? Kijk, als je op afspraak werkt, heb je wat meer ruimte voor patiënten. Maar in het algemeen heeft een tandarts toch meer tijd en aandacht voor particuliere patiënten. Gewoon, omdat die er extra voor betalen". Is de tandarts bang voor zichzelf, dat wil zeggen, is Victor Englund bang voor de tandarts? „Vroeger heb ik echt liggen huilen in de stoel bij de tandarts. Nu niet meer. Nu heb ik mijn angst onder controle. Maar een beetje bang blijf ik toch wel. Ik ga echt niet een, twee, drie naar de tandarts. En ik heb heel lang gezocht naar een collega die ik als patiënt durfde te vertrouwen. Tandartsen kunnen zelf ook bang voor de tandarts zijn hoor". WORTEL Wat denkt Victor Englund met zijn cursus te bereiken? „Het lukt nooit om de angst voor de tandarts helemaal te verdrijven. Het is vooral een cursus om de angst onder controle te krijgen. Dat kan op verschillende manieren. Wij doen het met psycho-therapie. Van rollenspel tot ademhalingstechnieken. We proberen mensen hun emoties onder controle te laten krijgen, zodat ze niet meer zo opzien tegen een bezoek aan de tandarts, dat in werkelijkheid veel minder pijnlijk en angstig is dan ze vooraf vrezen". Moet het probleem niet bij de wortel worden aangepakt? Als alle tandartsen vanaf vandaag beginnen meer tijd en aandacht te geven aan patiënten is het probleem dan over één generatie voorbij? STRAF „Ik denk inderdaad dat de tandartsen zelf het meest kunnen en moeten doen. En iedereen moet beseffen hoe fijn het is om een goed gebit te hebben. Je ziet er beter mee uit. Je voelt je er lekker mee. Het is toch veel beter als een kunstgebit? Je moet een bezoek aan de tandarts niet zien als een straf, maar als een goed en gezond iets dat je voor jezelf doet". Bovendien weet je dat er altijd een eind aan het lijden komt. Want wat zijn de meest verlossende laatste woorden die een tandarts kan zeggen? 'Spoelen maar'. „Mensend slecht zijn behandeld voelen ziet, verkracht". FOTO DESTEM/ DICK DE BOER De sinds de oorlog sterk broodconsumptie vertoont de laatste jaren weer een opgaande lijn. Dat Is niet In het minst te danken aan alleen- of samenwonende jongeren, die niet meer het vaste patroon volgen van één warme en twee broodmaaltijden per dag, maar die veel meer 'tussendoor-broodmoment en' kennen, zoals de voorzitter van de Stichting Voorlichting Brood, J. Bartelsman, het uitdrukt. Het ontbijten thuis wordt volgens Bartelsman vooral bij jonge mensen vervangen door een hapje op andere momenten van de dag, onder de les bij voorbeeld of tijdens het werk, hetgeen steeds minder als 'onbehoorlijk' wordt beschouwd. De grotere vraag naar wordt voor een belangrijk deel opgevangen door broodjeswinkels en kantines. Bartelsman zegt dat jonge gezinnen er geen problemen mee hebben de warme maaltijd zo nu en dan te vervangen door brood -voorat op zaterdag- of om op zondag ontbijt en lunch te combineren, Ze zien brood bovendien niet alleen als basisvoeding, maar ook als snack, Jongeren kopen ook andere broodsoorten dan ouderen: meer luxe grote broden, ruim vijftig procent meer kleine luxe broodjes en twee keer zoveel stokbrood. Bij de grote broden zijn voorat de donkere, zware brulnbroodsoorten In trek en de jongeren gaan ook steeds meer brood gebruiken bij de warme maaltijd. Consumentenbond ruime wettelijke mogelijkheden krijgt om namens een groep gedupeerde consumenten te gaan procederen voor een schadeclaim, mag daarvan geen spectaculair effect worden verwacht. De financiële middelen van de bond zijn beperkt en de bond draait veelal toch op voor de proceskosten. Dit zei directeur Westendorp van de Consumentenbond in een gesprek met de vaste Kamercommissie voor justitie. Westendorp zei dat zijn organisatie nu ongeveer twintig maal per jaar de kosten draagt van een klachtprocedure van een individuele consument. Als consumenten vaker naar de rechter willen stappen, zal de bond gedwongen moeten kiezen welke processen hij financieel zal steunen. De mogelijkheid voor consumenten om meer schadeclaims in te dienen moet worden verruimd door de drempel in de schadevergoeding van ruim 1200 gulden volledig af te schaffen, aldus Westendorp. Die drempel -van elke schadeclaim wordt 1200 gulden afgetrokken- vormt een reële belemmering voor het merendeel van gedupeerde consumenten, aldus Westendorp. Zestig procent van de klachten gaat over een lager bedrag, zo raamt de bond. De drempel wordt voorgesteld in een wetsvoorstel tot aanpassing van het burgerlijk wetboek aan een Europese richtlijn. Een verlaging van die drempel naar 400 gulden dupeert toch nog vele consumenten met claims van bescheiden aard, zo vermoedt de directeur van de Consumentenbond. Voor 'Amerikaanse toestanden', waarbij gigantische schadeclaims worden ingediend, is de Consumentenbond niet bevreesd. De mentaliteit in Nederland is anders en bovendien kent Nederland niet het Amerikaanse systeem waarbij de advocaat een percentage van de schadevergoeding krijgt. ■zmm Ongeschreven recht Door Wim Verweij Mevrouw F. Hansen (48) ontving met ingang van 1 november 1976 een AAW (Algemene Arbeidsongeschiktswet) uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100 Op het moment van de toekenning was zij ongehuwd. Op 17 oktober 1981 trad zij in het huwelijk met de heer Th. Frederikse. Voordat zij in het huwelijk trad vulde zij de 'aanvullende vragenlijst gehuwde vrouwen' in, die ze op 11 oktober 1980 aan de Bedrijfsvereniging verzond. Enkele weken daarna belde ze met een medewerker van het GAK, de administrateur van de Bedrijfsvereniging, die haar desgevraagd meedeelde dat zij haar uitkering ook na haar huwelijk zou behouden. Een ambtenaar van de Gemeentelijke Sociale Dienst die daarna bij dezelfde nog eens informeerde, kreeg hetzelfde antwoord. Mevrouw zou ook na haar huwelijk haar AAW-uitkering behouden. Op 27 februari 1982 ontving de nieuwe mevrouw Frederikse- Hansen van de Bedrijfsvereniging een brief waarin haar werd medegedeeld dat haar AAW-uitkering per 17 oktober 1981 (haar trouwdag) werd ingetrokken. De Bedrijfsvereniging was van oordeel dat ze niet meer aan de inkomenseis voldeed. Zo'n brief werkt dan wel als een koude douche. Toen bleek dat de BV niet van zins was de aanvankelijk telefonisch gedane toezegging te honoreren, werd beroep aangetekend. In haar klaagschrift stelde mevrouw Frederikse dat zij zeker niet in het huwelijk zou zijn getreden als zij had geweten dat de huwelijkse staat de intrekking van de uitkering met zich mee zou brengen. Door de intrekking is zij in financiële moeilijkheden geraakt, onder meer door een aangegane geldlening en aanzienlijke schulden van haar echtgenoot. VERWACHTINGEN Mevrouw Frederikse -althans haar raadsman- stelde dat de BV in strijd had gehandeld met het algemeen rechtsbeginsel dat gewekte verwachtingen dienen te worden gehonoreerd. Overigens, de Bedrijfsvereniging gaf het feit van de telefonische mededeling aan de toen nog ongehuwde mevrouw Hansen toe, maar stelde tegelijkertijd dat een dergelijke mededeling geen aanleiding kan zijn de uitkering in strijd met de wettelijke bepalingen voort te zetten. Daarbij wees de BV nog op het feit dat de uitkering nog enige tijd werd voortgezet en dat men het ten onrechte uitbetaalde bedrag niet heeft teruggevorderd. Voor de Raad van Beroep kreeg mevrouw Frederikse gelijk: „De gewekte verwachtingen moeten worden gehonoreerd". Op welke wijze die verwachtingen moeten worden gehonoreerd werd niet duidelijk genoeg omschreven. Daarom legde de Bedrijfsvereniging de zaak voor aan de Centrale Raad van Beroep in Utrecht. ONGESCHREVEN De BV erkende dat er jurisprudentie bestaat waarbij het in bijzondere gevallen denkbaar is dat strikte toepassing van wettelijk vastgelegde voorschriften in strijd komt met het ongeschreven recht en dat er dan geen rechtsplicht meer kan zijn. in dit geval, aldus de Centrale Raad, bestaat er geen verschil van mening tussen partijen dat door een beambte van het GAK een mededeling is gedaan, op de juistheid waarvan mevrouw Frederikse haar verdere handelen mocht baseren en dat daarom de toegekende uitkering niet zonder meer had mogen worden ingetrokken. Op grond hiervan besliste de Centrale Raad dat het recht op de AWW-uitkering van mevrouw Frederikse diende te herleven met ingang van de datum waarop die werd ingetrokken (trouwdatum). NOODZAAK Overigens laat deze beslissing de bevoegdheid van de Bedrijfsvereniging onaangetast om alsnog een nieuwe beslissing tot intrekking van de uitkering op een latere datum te nemen. Maar dan moet wel rekening worden gehouden met zowel de belangen van mevrouw Frederikse als met de noodzaak dat de wetsvoorschriften worden nageleefd. Ook dit vind ik een soort Saiomo's oordeel, wat niet wegneemt dat mevrouw Frederikse op grond van deze uitspraak uiteindelijk toch een flink bedrag kreeg uitgekeerd, maar ze heeft er ten gevolge van de langdurende beroepsprocedures wel vijfjaar op moeten wachten.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1987 | | pagina 16