<?kk\
rlï
K
Regels van'Groningen'zijn anders dan ze zijn
DE STEM
30.000 STUDENTEN UIT DERDE WERELD OPGELEID IN NEDERLAND
BESCHEIDEN INKOMEN BRENGT BASISBEURS NIET IN GEVAAR
Wat hebben de instituten van het internationaal Onderwijs in
Nederland zoal aan de cursisten uit de Derde Wereld te bieden?
Jaarlijks komen er ongeveer 2000 mensen uit zo'n
honderd ontwikkelingslanden naar Nederland om
hier gedurende een periode van enkele weken tot
meer dan een jaar een specialistische opleiding te
volgen. Dat gebeurt met name op instituten waar
verder geen Nederlanders in de schoolbanken te
vinden zijn.
Iedereen die achttien jaar of ouder is en
dagonderwijs volgt heeft recht op een
zogenoemde basisbeurs. De daarvoor geldende
regels wekken echter verwarring. Enkele
vuistregels en tips op een rijtje.
RjDAQ 16 JANUARI-
VRIJDAG 16 JANUAR11987
cyj
iid,
Dering
|n ging
'benen
en.
Idit
[minister
li
pels.
olitici
rding van
dan geen
oedat
t op. De
sn
i strot
Ir zegt is
|de
jocenten
t omen
i in het
En dan
Onderwijs als ontwikkelingshulp
Slecht* een zeer
beperkt gedeelte
van de
belanghebbend*
mag maar echt
meepraten over
onderwijsbeleid,
TEKENING
PETER
VANSAANEN
Door Frank van Ooijen
ennisoverdracht aan de
Derde Wereld is een van
de belangrijkste
instrumenten van ontwikkelingshulp
op dit moment. Als dit deel van de
wereld ooit minder afhankelijk wil
worden van de industrielanden en
zelf de eigen ontwikkelingskoers wil
uitstippelen dan zal het over een
goed geschoolde beroepsbevolking
moeten beschikken. Maar daarbij is
hulp nodig.
Nederland probeert een bijdrage te
leveren aan het dichten van de zich
alsmaar verbredende kloof die gaapt
tussen het scholings- en
kennisniveau in het rijke en arme
deel van de wereld in een tijd waarin
nieuwe technologische
ontwikkelingen zich in een razend
tempo aandienen. Jaarlijks maakt
het ministerie van
Ontwikkelingssamenwerking 93
miljoen gulden vrij voor het
Internationaal Onderwijs en het lijkt
erop dat er zelfs meer geld in de
nabije toekomst zal worden besteed
aan de training van buitenlanders.
De 'studenten' hebben bijna allemaal
een academische of hbo-studie in
efgen land achter de rug en zijn
reeds jaren werkzaam bij overheid of
bedrijfsleven. In Nederland bestaat
de mogelijkheid om op verschillende
terreinen als landbouw, media,
'electronica, telecommunicatie of
gezondheidszorg aanvullende
kennis te verwerven en nieuwe
vaardigheden te leren.
PRAKTIJK
Slechts één klein deel van deze 2000
personen zoekt een plaatsje in de
collegebanken op de reguliere
universiteiten of hogescholen in
Nederland. Het gros van de
buitenlandse studenten volgt een
opleiding aan een van de zeventien
instituten voor internationaal
Onderwijs in ons land die speciaal
voor de het doel van
kennisoverdracht aan de Derde
Wereld zijn opgericht. Kenmerkend
voor de cursussen van het
Internationaal Onderwijs is het zeer
intensieve lesprogramma, de hoge
kwaliteit van het onderwijs
(nauwlettend in de gaten gehouden
door een keur van academici van
diverse universiteiten in ons land) en
de op de praktijk gerichte leerstof,
die als het ware 'op maat gesneden'
is omdat duidelijk rekening
gehouden wordt met de behoeften
aan specifieke deskundigheid van
bepaalde landen.
VERLOREN
In ons land worden in tegenstelling
tot in andere westerse landen
buitenlandse studenten niet na een
spoedcursus Nederlands op de
reguliere hogescholen en
universiteiten geplaatst. Want dat
heeft een enorm nadeel: het
onderwijs is daar volledig afgestemd
op de Nederlandse situatie.
Najaren studie in Nederland komt de
Nigeriaan of Filippijn als een halve
Nederlander uit de collegebanken.
Hij is weliswaar goed geschoold
maar zijn kennis is vooral toegespitst
op de situatie hier. In deze aanpak
van scholing van buitenlanders
schuilt een groot gevaar dat met de
Engelse term 'brain drain'
(hooggeschoolden uit de Derde
Wereld die in de rijke landen werk
vinden) wordt aangeduid. De
kersverse academicus uit Azië of
Afrika zoekt een goedbetaalde baan
in het Westen en de kennis die hij in
jaren heeft opgebouwd, gaat zo voor
zijn eigen land verloren.
Nederland probeert deze
ontwikkeling te voorkomen door de
opleiding zo intensief en dus zo kort
mogelijk te houden op 'scholen'
waar alleen maar buitenlanders
studeren en waar de spreektaal
Engels is.
JALOERS
In totaal zijn er al zo'n 30.000
mensen uit de Derde Wereld aan
deze instituten opgeleid sinds 35 jaar
Aan het Enschedese Instituut voor Lucht- en Rulmtekaarterlng ITC worden jaarlijks 400 mensen opgeleid
FOTO HANS SPRUIJT
Op het Enschedese Instituut
voor Lucht- en Ruimtekaartering
ITC dat al in 1951 is opgericht
worden jaarlijks 400 mensen
opgeleid in het werken met de
allernieuwste technieken op het
gebied van lucht- en
ruimtewaarneming en het maken
van topografische en
thematische kaarten.
In Eindhoven en Hilversum
staan respectievelijk een
opleidingscentrum voor
technologische studies en
telecommunicatie.
Misschien wel het meest
bekend is het Haagse Institute of
Social Studies waar jaarlijks
enkele honderden studenten uit
de Derde Wereld cursussen
krijgen in de sociale
wetenschappen.
Het Barneveld College is een
internationaal trainingscentrum
voor, hoe kan het ook anders,
het houden van pluim- en ander
kleinvee.
In Wageningen staan drie
instituten die nauw verbonden
zijn met de Landbouwhogeschool.
In Delft kan men voor
managementtraining terecht op
het Research Institute for
Management Science en
waterbouwkundige ingenieurs
krijgen hier vervolgopleidingen
op het International Institute for
Hydraulic and Environmental
Engineering.
Het Haagse International Union
of Local Authorities is ook weer
een buitenbeentje in de rij van
centra voor Internationaal
Onderwijs. Dit instituut wordt niet
door de overheid gesubsidieerd.
De financiën voor het
lesprogramma in bestuurskunde
voor ambtenaren van
gemeentelijke instellingen wordt
gefinancierd door de
wereldorganisatie van
gemeenten, waarvan het
secretariaat in Nederland
gevestigd is.
Het Radio Nederland Training
Centre in Hilversum maakt
medewerkers van de media uit
ontwikkelingslanden vertrouwd
met het maken van
radioprogramma 's.
Het Koninklijk Instituut voor de
Tropen verzorgt cursussen in
gezondheidszorg en met name
moeder- en kindzorg.
Het Institute for Housing
Studies (IHS) dat in het
Rotterdamse Bouwcentrum
gevestigd is, verzorgt voor
stadsplanners, architecten en
dergelijke cursussen over
huisvestingsbeleid en
woningbouw,
geleden voor het eerst met deze
specifieke vorm van onderwijs
begonnen is. Is dat veel? Nee, dat
komt ongeveer neer op iets minder
dan een procent ten opzichte van
het totaal aantal studenten in
Nederland. En dat is weinig als je dat
vergelijkt met het percentage
buitenlandse studenten in landen als
de Verenigde Staten of Frankrijk. In
Frankrijk komt maar liefst veertien
procent van het totale aantal
studenten uit het buitenland.
Volgens drs. C. Klugkist,
medewerkster bij de overkoepelende
organisatie NUFFIC (Netherlands
Universities Foundation For
International Cooperation) voor het
internationaal onderwijs in Den Haag
neemt Nederland een
uitzonderingspositie in op het gebied
van het Internationaal Onderwijs,
juist omdat in de lesprogramma's
hier de nadruk vooral ligt op zaken
waar men in de Derde Wereld iets
aan heeft. Daarom wordt er ook al
met een jaloers oog vanuit de ons
omringende landen naar het
Nederlands systeem voor
Internationaal Onderwijs gekeken.
VOORDELEN
Is het opleiden van buitenlandse
specialisten op terreinen waar
Nederland internationaal een
vooraanstaande positie inneemt
geheel ontdaan van eigenbelang, of
zitten er ook voor Nederland
voordelen aan het internationaal
onderwijs? Corry Klugkist ontkent
niet dat het voor een deel ook om de
'goodwill' van Nederland en het
Nederlands produkt gaat. De
mensen die hier opgeleid worden
nemen in de meeste gevallen al een
vooraanstaande positie in in de
overheids- of commerciële sector
hun eigen land. Zij zijn potentiële
bewindvoerders op een groot aantal
terreinen waarop Nederland iets te
bieden heeft. Landbouw, veeteelt,
gezondheidszorg, transport
etcetera.
Eenmaal in Nederland voor hun
opleiding wordt er dan ook voor
gezorgd dat het Nederlands
bedrijfsleven in het
excursieprogramma zit. De cursisten
moeten zich in ons land ook goed
kunnen oriënteren op de goederen
en diensten die Nederland kan
leveren. Dat kan altijd nog een flinke
order opleveren in de nabije
toekomst.
Christ*
Thoolen,
""denten-
haan van
de
Katholieke
bant fa
Wburg.
10tOrieh
Door Frans van Mourik
p-j—een verhaal met
""W rekenschema's.Die
afspraak maak ik met
Christa Thoolen, studentendekaan,
en Joost Verheugen, parttime
medewerker van het informatiepunt
studiefinanciering van de Katholieke
Universiteit Brabant in Tilburg. De
reden: alle rekenvoorbeelden die tot
nu toe werden gebruikt in
voorlichtingsmateriaal van ministerie
of anderen leidden alleen maar tot
verwarring. De regels van
Groningen, waar het 'hart' zit van het
ministeriële regelcentrum voor de
basisbeurs, blijken anders te zijn dan
ze zijn. En berekeningen kunnen per
aanvrager van een basisbeurs
verschillen.
In Tilburg hebben ze in de maanden
dat het informatiepunt in bedrijf was
(van mei '86 tot 1 januari j.l.) een
rijke ervaring opgedaan met de
knelpunten in de nieuwe regeling die
sinds 1 oktober 1986 geldt. Dat
informatiepunt kreeg overigens niet
alleen te maken met studenten van
de universiteit en de HBO-instituten
in Tilburg. Omdat Tilburg nogal aan
de weg timmerde, kwamen er vragen
van studenten uit het hele land. In
totaal werden er zo'n 6000 geholpen.
Geen rekenvoorbeelden dus, maar
wel een aantal vuistregels en tips,
waarmee iedere 'schoolganger' van
achttien jaar en ouder zijn voordeel
kan doen. Want een basisbeurs is
bestemd voor iedere jongere van
achttien jaar en ouder die
dagonderwijs volgt, of dat nu lbo is
of universiteit. De jongere kan die
beurs krijgen vanaf de eerste dag
van het kwartaal, dat volgt op zijn
achttiende verjaardag. Wie ervoor in
aamerking wil komen doet er goed
aan de beurs drie maanden van
tevoren aan te vragen, want in
Groningen hebben ze minimaal zes
weken nodig om de spullen te
verwerken.
Hoe traag er in Groningen wordt
gewerkt, mag blijken uit het
volgende. De studenten aan wie een
basisbeurs is toegekend, hebben
rond 1 oktober van vorig jaar en
rond 1 januari van dit jaar een
voorschot gehad van drie maanden.
Op die voorschotregeling zelf komen
we straks terug, maar eerst iets over
dat eerste voorschot, voor oktober
tot en met december van vorig jaar
dus.
Op dat eerste voorschot zit een
relatief grote groep studenten nog
steeds te wachten. Dat zijn alle
mensen waarbij er iets mis is gegaan
in de communicatie met Groningen.
Wie van die groep voor 3 december
van vorig jaar geen kennisgeving
heeft ontvangen dat de beurs is
toegekend, zal voor de betaling van
dat eerste voorschot moeten
wachten tot 1 april. Het tweede
voorschot, rond 1 januari, komt wel,
maar die studenten missen zo drie
maanden inkomsten. Wie daardoor
in problemen is geraakt moet in ieder
geval contact opnemen met een
studentendekaan, die dan wellicht
iets kan regelen.
Wat die communicatiestoornissen
betreft: het correspondentienummer
is van levensbelang. Dat moet overal
op vermeld worden, anders gaat het
gegarandeerd mis.
En dan de voorschotten. Die kloppen
alleen met de werkelijkheid bij
degenen die uitsluitend een
basisbeurs hebben en geen hoge
eigen inkomsten. Ook op die eigen
inkomsten komen we nog terug. Wie
een te hoog voorschot heeft
gekregen, moet er rekening mee
houden dat vanaf 1 april, het
moment waarop het definitieve
studiefinancieringsbedrag per
maand wordt uitbetaald, het teveel
wordt verrekend met minimaal 200
gulden per maand. Er is geen
maximum.
MISVERSTANDEN
Over wat je als eigen inkomsten mag
hebben, zijn de misverstanden
levensgroot. Groningen hanteert een
jaarlijks franchisebedrag, maar
minister Deetman heeft in de Kamer
gezegd dat er ook met een
maandelijks franchisebedrag
gerekend mag worden. Per jaar is
voordelig voor degenen die
onregelmatig inkomsten hebben (bij
voorbeeld vakantiewerkers) of
extreem hoge eigen inkomsten. Per
maand is voordelig voor degenen
met regelmatige bijverdiensten. Maar
als je een berekening per maand wil,
moet je dat wel nadrukkelijk, met
vermelding van
correspondentienummer, schriftelijk
bij Groningen aanvragen.
De maandbedragen die je mag
verdienen zonder datje basisbeurs
wordt gekort zijn globaal als volgt.
(Een eventuele aanvullende beurs
raak je dan dus wel kwijt.)
Tot 1 april mag een student in het wo
en het hbo, die particulier is
verzekerd, netto 500 gulden
bijverdienen. De student, die in het
ziekenfonds zit, mag niet boven de
400 gulden netto uitkomen. Na 1
april mag de particulier verzekerde
student in het wo 750 gulden
bijverdienen, voor zijn
ziekenfondscollega geldt 600
gulden. Voor het voortgezet
onderwijs zijn die bedragen
respectievelijk 600 en 500 gulden.
De studenten in het hbo en het mbo
zitten daartussen in.
Bij studenten met een verdienende
partner ligt de zaak
gecompliceerder. Die kunnen het
beste samen met de
studentendekaan uitrekenen hoe
hun financiële situatie is.
NETTO
Een probleem bij al dit gereken was
dat Groningen bij het eigen inkomen
en dat van de partner aanvankelijk
werkte met een zogenaamd
'toetsingsinkomen'. Dat schrijft de
wet namelijk voor. Na vragen in de
Kamer is nu door minister Deetman
en Groningen toegezegd dat
gerekend zal worden met wat er
'netto op bank en giro van de
student of de partner wordt gestort'.
Dit in tegenstelling tot wat er in de
toelichting bij het formulier staat.
Bij de berekening van de ouderlijke
bijdrage telt het inkomen van de
natuurlijke ouders. Dat kan
problematisch zijn als die zijn
gescheiden en een van de twee
opgave weigert. Dan stapt
Groningen zonodig zelf naar de
fiscus. In het verlengde daarvan ligt
dat er ouders zijn die weigeren te
betalen. Volgens de regeling zou de
student dan een beroep kunnen
doen op de zogenaamde
hardheidsclausule om toch extra
geld uit Groningen te krijgen. Alleen,
de wet zegt ook dat ouders
onderhoudsplichtig zijn voor
kinderen van achttien tot 21 jaar en
dus zouden studenten uit die
leeftijdscategorie weer geen beroep
kunnen doen op die
hardheidsclausule. Maar Christa
Thoolen wil dat met een aantal
studenten toch gaan proberen.
GUNSTIG
Tenslotte nog iets over de
rentedragende lening die onderdeel
is van de aanvullende financiering.
Zo'n lening wordt pas rentedragend
vanaf 1 januari volgende op de
datum van afstuderen. Terugbetaling
begint pas twee jaar daarna. Die
terugbetaling is betrekkelijk gunstig
vergeleken met de oude regeling,
want er kan, als de debiteur er zelf
om vraagt, rekening gehouden
worden met zijn financiële
draagkracht. Óp grond daarvan kun
je vragen om een aangepaste
terugbetaling en als er dan volgens
afspraak terugbetaald is, vervalt na
vijftien jaar het restant van de
schuld.
Met name voor mbo'ers is het
aantrekkelijk een aanvullende beurs
te vragen. Die is voor hen veel groter
dan voor andere studenten. De
rentedragende lening die ze erbij
krijgen, kunnen ze opzij zetten, rente
laten dragen en daarna
terugbetalen.