E C I F I V: UDEN DE STEM Auto's worden steeds geruislozer en comfortabeler, ook bij hoge snelheden. Bestuurders overschrijden daardoor haast ongemerkt geldende snelheidslimieten. Verkeersveiligheid staat of valt met beheersing van het rijgedrag. Moderne technologie kan daarbij een handje helpen. tel fen van het nekje van VRIJDAG 2 JANUAR11987 Snelheid en beheersing Door Ton Boender 'V oor je het weet zit je aan de 140. Je merkt nauwelijks dat je zo hard gaat'. Woorden opgetekend uit de mond van een defensieve autorijder, die sinds kort de trotse eigenaar is van een Volkswagen Golf 1600. Kenmerkend voor het overgrote deel van nieuwe auto's is dat ze geluidarm zijn, een lage luchtweerstand hebben en in korte tijd hoge snelheden kunnen bereiken. Zo ligt de topsnelheid van de bovenbeschreven middenklasser volgens het Autovisie Jaarboek 1987 op 164 km per uur. Een snelheid die ook door nogal wat concurrende merken kan worden behaald. En wie meer geld over heeft voor een auto zou nog sneller over 's heren wegen kunnen zoeven. Auto's kunnen vandaag de dag hoge snelheden bereiken. Wettelijk is honderd km nog steeds de limiet op autosnelwegen en het ziet er niet naar uit dat daar op korte termijn verandering in komt. Plannen van de minister van Verkeer en Waterstaat om die limiet op 120 km te stellen zijn door het parlement gedwarsboomd. Om in EEG-verband tot internationale afspraken te komen lijkt eveneens nauwelijks haalbaar. De nu geldende honderd- kilometergrens dateert uit januari 1974. Aanleiding daarvoor -voordien gold 120 km als maximum- was niet de verbetering van de verkeersveiligheid, zoals premier Lubbers in april '86 verklaarde, maar de oliecrisis van najaar '73. Sinds 1974 heeft de discussie over de maximumsnelheid met grote regelmaat de kop opgestoken. Belangenorganisaties en instanties bepleiten dan met verve hun uiteenlopende standpunten. Milieuclubs zijn in de regel tegen verhoging van de limiet, verenigde automobilisten zijn voor. Ook de politie is niet tegen een maximumsnelheid van 120 km, 'daar waar dat verantwoord is'. UITSCHIETERS „Toezicht op naleving van de maximumsnelheid is momenteel geen prioriteit", zegt woordvoerder G. Hoeveman van de Algemene Verkeersdienst van de Rijkspolitie in Driebergen. „Het is niet de bedoeling dat we het van de daken gaan schreeuwen, maar je kunt rustig en ongehinderd 120 rijden op de autosnelweg. Er is een redelijke tolerantie. Wat dat betreft staan we een gedifferentieerde limiet voor. Lagere snelheden op drukke wegen, bij voorbeeld rond Utrecht, en 120 waar dat wel kan". Prioriteiten liggen volgens Hoeveman bij gevaarlijke weggedeelten, zoals daar waar letterlijk aan de weg wordt getimmerd en bij bij voorbeeld het knooppunt Deil. „Het gaat ons er om dat iedereen zo vlug en veilig mogelijk over de snelwegen kan rijden. En vlug dan tussen aanhalingstekens. Een goede doorstroming is ook van economisch belang. Daarbij moet het verkeersbeeld homogeen zijn. De uitschieters, de snelle jongens, halen we er tussenuit. Iemand die 200 rijdt brengt niet alleen zichzelf, maar ook anderen in gevaar. Als je plotseling van 200 naar nul moet, kun je gerust een schietgebedje doen", aldus Hoeveman. Dat auto's snel kunnen rijden vindt hij meegenomen voor het geval de limiet, in EEG-verband, omhoog gaat. Ook is een snelle acceleratie niet onveilig, bij voorbeeld bij inhaalmanoeuvres. „En de meeste ongevallen vinden niet op de snelwegen, maar daarbuiten, met name in de bebouwde kom plaats". De woorden van Hoeveman worden onderschreven door dr. ir. J. Godthelp, hoofd van de afdeling Verkeersgedrag van het Instituut voor Zintuigfysiologie TNO. Naarmate er meer spreiding in de hoogte van snelheden voorkomt, zijn er meer onveilige situaties, zegt hij. WINST „Het denken over beheersing en beïnvloeding van rijgedrag is in Nederland nog niet ver gevorderd. Het aantal verkeersslachtoffers is in de afgelopen veertien jaar weliswaar gehalveerd, maar die winst is vooral geboekt in de sfeer van het beperken van de gevolgen van een ongeluk. Zoals het verplichten van autogordels. Momenteel vallen er per jaar toch nog ruim 1500 doden in dit kleine kikkerlandje. Overigens is er wel de intentie om daar iets aan te doen. Voor het eerst is nu in de Troonrede gewag gemaakt van verbetering van de verkeersveiligheid", zegt Godthelp. Daarin meldde koningin Beatrix onder meer dat er honderd miljoen extra komt in het Rijkswegenfonds. En: „De verbetering van de verkeersveiligheid wordt planmatig voortgezet om zo te komen tot een vermindering van het aantal verkeersslachtoffers met 25 procent in het jaar 2000". Die verbetering van de veiligheid moet dan vooral komen van moderne technieken, voorziet Godthelp. De hedendaagse automobiel is, met alle comfort en technische snufjes, toch een relatief ouderwets voertuig, zo vindt hij. De ontwikkeling van de voertuigtechniek heeft nog niet geleid tot een principiële vernieuwing van het autoconcept, zo staat in een TNO-rapport van zijn hand over elektronische beïnvloedingssystemen in het wegverkeer. In dat rapport wordt de onderzoeker E. Dickmanns aangehaald, die de auto als vervoermiddel in feite nog onpraktischer vindt dan paard en wagen. SLAAP De negentiende-eeuwse koets had nog als voordeel dat het paard zelf wel zo slim was om de weg naar huis terug te vinden als de voerman in slaap viel, zo chargeert de wetenschapper. „Bovendien gold voor een redelijk geoefend paard dat het prima reageerde op gesproken commando's. Pas 150 jaar later proberen we met moderne routegeleidingssystemen en spraakcommunicatie deze situatie te evenenaren". Moderne technieken kom je in auto's nog sporadisch tegen („slimme dingen zitten er niet in"), terwijl die in het vliegverkeer al volledig zijn geïntegreerd, constateert Godthelp. „Veel van de systemen die thans het rijgedrag moeten beïnvloeden zijn star en op den duur ongeloofwaardig. Bij voorbeeld verkeersborden. Neem een bord dat bij een school waarschuwt voor overstekende kinderen. Dat staat er dag en nacht. Je moet je als automobilist afvragen hoe laat die school uit zal gaan. Daardoor werkt het niet op het moment dat het moet werken. Een snelheidslimiet wordt ook geloofwaardiger als die op een bepaalde plaats overdag bij voorbeeld veertig km aangeeft en 's nachts zestig km. Afhankelijk van de drukte". FOTO DE STEM BEN STEFFEN Moderne technologie is volgens Godthelp goed in te passen. TOLWEG Sensoren, camera's, zenders, radar, artificial intelligence (Al), noem maar op. „Je kunt dat buiten de auto gebruiken, als bewaking. Nu al wordt in Hong Kong op tolwegen geregistreerd welke auto er op rijdt. Aan de hand van het kenteken krijg je, nadat je op een tolweg hebt gereden, een rekening in de bus. Ook kennen we hier roodlichtcamera's en dergelijke. Maar bij deze mogelijkheden word je bekeken. Big brother is watching you. Ik verkies dan technologie in de auto zelf. In Frankrijk zit op vrachtauto's al een snelheidsbegrenzer. Dat is gebeurd nadat er een aantal ernstige ongevallen met vrachtwagens heeft plaatsgevonden. Je zou voor auto's kunnen denken aan een meedenkend gaspedaal. Je kunt dat verplichten of op basis van vrijwilligheid invoeren. Het is maar waar je voor kiest". Winst, zowel in veiligheid ais in verkeersafwikkeling, is volgens Godthelp met name te boeken met behulp van intensieve informatie uitwisseling tussen voertuig en omgeving. „Sensoren kunnen de beperkte vermogens van de mens helpen. Vanuit de omgeving kan informatie over het te verwachten verkeersbeeld de auto worden ingestraald. Tijdens tests in de zicht- simulator met verschillende zicht- condities hebben we kunnen constateren dat mensen bij 200 meter zicht nog gerust 120 km per uur rijden. Als een robot. Het lijkt wel of ze er nu al van uit gaan dat er iets meerijdt, die hen in mist waarschuwt voor een obstakel. Dergelijk rijgedrag is gebaseerd op verwachtingspatronen. De kans dat er een obstakel opdoemt is klein". MARGINAAL Ook is bij het Instituut voor Zintuigfysiologie de beleving van snelheid onderzocht. „Daaruit blijkt dat mensen toch vrij nauwkeurig hun snelheid kunnen schatten. Beïnvloeding van de snelheidsimpressie door bij voorbeeld obstakels langs de rijbaan te plaatsen kan slechts marginaal. Je kunt mensen misschien de eerste keer daarmee om de tuin leiden, maar daarna zijn ze er aan gewend". Verder zijn er volgens Godthelp vrij weinig onderzoeken gedaan naar rijgedrag en -beïnvloeding. Wat er nu op stapel staat is onder meer een onderzoek naar de mate van afleiding van de weggebruiker door pratende en visuele (beeldschermen) systemen. „We staan sceptisch tegenover kijktaken. De autotelefoon komt er al hard aan, momenteel. Voor je het weet zit iemand straks, via een beeldscherm, in de auto zijn werk te doen". Ander toekomstig onderzoek moet gaan uitwijzen hoe de taak van de bestuurder gedeeltelijk is te automatiseren. En vooral hoe dit het rijgedrag zal beïnvloeden. „Je kunt wel radar installeren die bij mist - waarschuwt voor obstakels, maar als daarvan het gevolg is dat automobilisten nog veel harder gaan rijden, moet je je afvragen of dat zinvol is. En ook moet je bekijken wat het effect van alles is. Per slot van rekening gebeuren de meeste ongevallen in steden en dorpen, niet op autosnelwegen. Uiteindelijk gaat het er bij de onderzoeken ook om dat ze helpen om een mening te formuleren als de autoindustrie met iets nieuws komt". VREES Hoe ver wil de gemiddelde Nederlander nu gaan op het gebied van vrijheidsinperking en micro- elektronica in het verkeer? Ver, zo blijkt uit een onderzoek van Lagendijk Opinieonderzoek in opdracht van de Raad voor de Verkeersveiligheid. Een ruime meerderheid van 500 Nederlanders boven de achttien jaar denkt dat verkeersmaatregelen als verplichte bijscholing, bromfietsrijbewijs en herexamens voor brokkenmakers zullen helpen. Dat dat vrijheidsinperking betekent neemt men op de koop toe. Slechts zestien procent vindt dat verlies aan vrijheid niet aanvaardbaar. Ook de toepassing van micro- elektronica (automatisch juiste afstand houden, automatische verbalisering, black box in motorvoertuigen, onmogelijk overschrijden opgelegde snelheidsbeperking) vindt in de ogen van een ruime meerderheid van de ondervraagden genade. Verkeer blijkt meer vrees in te boezemen dan andere bestaansrisico's. Het beangstigt vooral ouderen, lager opgeleiden, niet-automobilisten en mensen die stemmen op CDA, PvdA en klein links.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1987 | | pagina 13