JE WORDT IN EEN
HOEK GEDREVEN,
OPGEJAAGD
EN BESCHOTEN
IE STEM
ZATERDAG I
«EMBER 19861
insdag, Wind zuid-west 8, een
grijze lucht, een opschietende zee opklaringen en af
en toe een bui. We zijn gedraaid en liggen nu op de
kop van de Fairybank, midden in het Engels Kanaal.
Om 11 uur is er een Lockheed Orion van de Neder
landse marine over komen vliegen. Controle! De bries
waait over de kont. Rollers tillen het achterschip om
hoog. Met de vangst gaat het nog steeds niet dende
rend, maar de visser vist voort. Al wat de flora en
fauna onder water te bieden hebben, komt aan dek als
de jongens de netstaarten open trekken. Behalve vis
ook veel stenen, werkhandschoenen, schoenzolen,
flesjes van een bekende Nederlandse bierbrouwer en
tubes tandpasta. Het gebeurt dat de vissers twee keer
dezelfde steen opvissen en Charles Verduijn vertelt
hoe ooit zijn laars overboord vloog. Bij de volgende
sleep kwam die laars tussen de vis het net uit.
Dobbelsteen
Rolls Royce
V1
Oorlog
Kriebelaar
Rot bulten
Hartaanval
D
Schipper Versprille telt z'n vangst in
mandjes, maar lost de vis in kisten. Acht
tien mandjes is een goeie trek. Het is nog
maar twee keer gebeurd deze reis. Verspril
le: „Zeventigduizend gulden is een goeie
besomming, maar dat halen we deze week
niet ja en je zult het zien, dan doe je
donderdag ineens een paar goeie trekken.
Donderdag is dikwijls een rotdag. Heb je
dan een goed visserijtje, dan kun je niet
doorgaan". Z'n voorspelling zal ook deze
keer uitkomen. Voorlopig blijft het zoeken
langs de banken.
De goeie plekjes, waar zit de vis „Je
moet de Noordzee zien als een grote kuip,
een samenhang van wind, stroming en
temperatuur. Is de samenhang goed, dan is
er veel vis. Je hebt plekken waar altijd wat
zit, maar ja als het hier op de zuid goed is,
dan is het in het noorden meestal ook
goed. Dan is er veel aanvoer en dan zakt
de prijs. Als de noordenwind komt dan is
het afgelopen, want de noordenwind
blaast de vis weg".
Steeds opnieuw komt visserijproblematiek
aan de orde. Stilligweken. „Stil liggen doe
je toch alleen als er weinig te besommen is
of als er een slechte markt is, maar ja, de
minister zegt tegen z'n ambtenaren: heel
de vloot moet dit jaar tien weken tegen de
wal, verdeel het maar en dan gooit er op
het ministerie iemand gewoon een dobbel
steen en daar heb je je maar aan te hou
den. Als je weet dat er vis zit, blijf je toch
niet aan wal. We zijn toch allemaal ja
gers".
,,'t Gaat goed met je hè, nog steeds niet
zeeziek". Jan Aarnoudse vaart al elf jaar
bij Versprille. Hij vertelt hoe hij het eerste
jaar elke reis zeeziek was. Jan, een rustige
jongen, is na de schipper de oudste aan
boord. Als Versprille 's middags even in
z'n hut verdwijnt voor een dutje, loopt hij
de wacht op de brug, de rechter kleine teen
tegen de knop van de automatische piloot
en een schuin oog op de dieptemeter: ,,'t Is
27 meter en het moet 25 zijn, we moeten
een beetje dichter tegen de bank aan, daar
zit de vis".
Op de plotter staat dat we 57,2 mijl van de
haven van Breskens zijn. Jan praat over z'n
hinderen en z'n nieuwe huis. Jan heeft vijf
hinderen. Hij is de enige aan boord die
achter de pet gaat voor het eten. Als lid
van de Gereformeerde Gemeente kerkt hij
ia Terneuzen. In de kombuis heb ik 'm al
eens verstoord zien kijken als er gevloekt
wordt. Soms ergert hij zich aan de ruwe
taal van de Bressiaanders. Ze hebben zeker
aiet de woordkeus van een Staphorster do-
tainee. Jan: „Vloeken is vragen om je eigen
verdoemenis, maar ja, als ik er wat van
zeg,word ik uitgelachen, dus ik maak me
d r maar niet druk over".
Die middag komt er een Rolls Royce bo
ven water. Dat gaat zo: 'Halen..ver
domd d'r zit een hoop troep in het net'.
hipper Versprile voelt het al voordat de
'aigen boven de golven komen. De 'hoop
troep' blijkt een complete vliegtuigmotor.
Geschreeuw aan dek. Brandstofleidingen
zitten verstrikt in kettingschalmen. „Wat
een rotzooi", roept Michiel aan de lieren,
tj hangt met het hoofd uit het raam en
nut boven het lawaai van de scheepsdie-
sel en de wind: „Over de muur ermee
et schip rolt, de boeg gaat meters om-
oog. Netten, kettingen en honderden ki-
0 s solide Brits staal zwiepen meters heen
eer over het dek. Jan Aarnoudse duikt
een liertrommel. „Dan maar aan
om '>es'l"t schipper, „het is te ruw
liit" r? mee te rotzo°ten' levensgevaar-
1 De motor wordt voor de stuurhut
vastgesjord. Versprille kijkt even en zegt:
„Gegarandeerd een Rolls Royce, mis
schien van een Spitfire". Wat doet-ie met
dat ding? „Oh die kippen we straks wel
overboord op een rustig plekje", en in één
adem, verschrikkelijk toch wat een
troep de mensen laten slingeren.de vis
serman mag het opruimen. De ellende is
dat je vaak je netten kapotmaakt met die
rommel".
Toch is de zeevisser geen vuilnisman. Al
leen wat goed geld opbrengt, blijft aan
dek. De rest gaat met dezelfde gang weer
de zee in. Hij vertelt lachend van het oude
kanon dat ze opvisten. „Brons. Dat brengt
een goeie kiloprijs op.da's kaasje hoor.
Heb je gehoord van dat kanon van de
ARM 15. Zo eentje hadden wij ook.uit
1600, gegoten door een vent uit Middel
burg. We hebben er de man 2500 gulden
aan overgehouden. Laatst kwam er weer
een kanon boven, ook uit die tijd, maar 't
was van gietijzer, dus dat hebben we maar
teruggegooid".
In de kombuis zit Jan Jakobs (31), één van
de matrozen. Ook hij vaart al jaren bij
Versprille. Hij doet zich tegoed aan een
hamburger met cola. Onder de mouwen
van een t-shirt gespierde armen met ta-
touages: „Goh jongen, je vist van alles op,
de BR 434 kwam nog eens met een lading
gierkarren op de kaai. Wapentuig is lelij
ker, vroeger kroop ik altijd naar net uiter
ste puntje van het achterdek als er bom
men of granaten aan dek kwamen. Dan
keek ik voorzichtig om een hoekje of ze het
al weggegooid hadden. Nu niet meer. Je
vist van alles op hoor, van die zeemijnen
met van die spneten erop uit de eerste we
reldoorlog. Wat we daarmee doen Terug
gooien natuurlijk. Vroeger kreeg je premie
als je ze aan wal bracht, nou niet meer".
Hij vertelt het verhaal van de Stellendam
42: „Die kreeg vorig jaar een VI in het net,
dat was hier op deze plek. Hij zat vast in
de schalmen net als die motor. Affijn ze
ploeteren dat ding eruit en laten 'm weer
zakken, maar op de zeebodem ontploft-
ie.recht onder het schip. Die kotter
vliegt een paar meter uit het water. De be
manning had wat bulten en butsen, maar
het schip was helemaal ontzet. Een splin
ternieuwe kotter, maar alle deuren scheef
en het motorblok gescheurd.3 of 4 mil
joen, maar hij kon zo naar de schroot
hoop".
We praten nog even verder. Over de vrou
wen Schipper Versprille: „Vissersvrou
wen regelen de zaken zelf. Als ik thuis kom
zijn de jongens braaf, maar ik ben geen
boeman waarmee door de week gedreigd
wordt."
Ja en dan het weekend. Jonge vissers van
de BR 8 verdienen goed. Ze varen 'op
deel'. Een goeie besomming is een goed
weekloon. Willy: „Maar ik heb ook eens
een week van 16 gulden gehad". De vrijge
zellen aan boord durven er rustig een paar
honderd gulden in een weekend door te
draaien. Hoe? „Ach, een pilsje en een bief
stukje, een taxi naar Brugge.
In de kombuis hangt een koperen bordje
boven het aanrecht. „Koop een boot en
werk je dood", staat er op. Rond het mid
daguur verzorgt Jos er immer een goeie
pot. Verder is het zelfbediening: een boter
ham met kaas of hagelslag als je zin of tijd
hebt. In de nachtelijke uren tussen twee
trekken door kroketten, loempia's, nasi-
ballen en hamburgers, alles te bakken in
de elektrische frituur en weg te spoelen
met cola dan wel koffie. Even een dutje en
bladeren in Privé, Story, Panorama of
Weekend. Na een weekje deinen op de
Noordzee weet ik alles over de hartaanval
van Joop Doderer en het meest recente ge
woel op de Gooise matras. Vissen is een
om de vangsten beter te
roleren. Versprille: „Als de
Èloor komt kun je het wel ver
aste kwantums staan op 300
7 ton tong per jaar. Da's een
lan 2,4 miljoen, zeg maar
ïn voor de tong en 1,5 miljoen
al. De grote kotters moeten
|oen besommen om rendabel
ren, dus reken maar uit.
(unnen er misschien nog een
um bijkopen van een ander,
Iden ze het nog niet, dus moet
jren. We zijn overgeleverd aan
*3e. Die grote schepen met 5
ld leggen ze niet tegen de
komt weer een nieuwe bouw-
maar, 45 procent EG-subsi-
akotters van 300 pk. D'r zijn
1000 pk en Braks zei nooit
kleine sappelaars, de visser-
kje vrij heeft gevaren. Die
bloeien, de groten blijven
askok komt binnen. Het is
biefstukje voor de schip-
in de kombuis liggen de an-
Iwat te slapen. In het gangetje
it een rij laarzen, de oliebroe-
en gekruld zodat je er zo in
randert het monotone dreu-
heepsdiesel. Het schip steunt,
ware in de visdraden, zoals
t zich inspant, in de teugels,
iet de ogen, even wrijven.
fmmelen de gang in.
draait de gieken omhoog. Het
elte van het net blijft buiten
n. Op de zandbodem blankge-
kettingen, de zogeheten wek-
door de golven. Dan komen
aan dek. Daar zit de vis in.
ten steken koppen en staarten,
rek.„Hmmm" bromt Ver-
wel niet veel wezen, het heeft
1, maar het water is nog te hel
let net aankomen".
:t z'n zoon Willy met een grote
de zakken open. Tussen de
>rme kei omlaag, dondert let-
stalen visbak, de tong nog
:nd dan ie al is. „Verdomme,
kei", vloekt de schipper. Het
'eegt zeker 800 kilo. Jan Aar-
onderschipper legt een strop
ivaarte. Op de brug bedient
e lierhendels. Het net is een
'orden, kettingen zitten in de
schip rolt en stamp. Door de
aan golven over het dek. De
als een stormram heen en
ripper ziet het gedoe daar be-
buigt zich uit de stuurhut en
de wind in: „Overboord dr
maken d'r een hoerekot
eindelijk geeft Jan de kei een
en duikt weg voor het opspat*
de band spartelen de kabeljan-
De vangst is verboden, hoe
Teruggooien „Wat, terug-
oit, dan kun je net zo
Een visserman gooit geen vis
iet, bij elke trek blijven de ka
nnen, uur na uur, kist na kist-
- FOTO'S DE STEM/PAUL DE SCHIPPER
'De Fransen schieten echt
Schipper Versprille: „Als je weet dat er vis zit, blijf je toch niet aan wal. We zijn toch allemaal jagers
van mee praten. Hij is twee keer opge
bracht door de Fransen: „Hoe gaat dat
nou schieten 'ee, grote klappen en de ko
gels door de mast.floep.floep. De
eerste keer lagen we op het randje van de
12 mijl. Die vent zei dat we d'r binnen la
gen en ik zei dat 't er buiten was, maar met
zo'n kanon aan dek heb je altijd gelijk!
Dus wij mee naar binnen, naar de grote
mannen van de Franse marine. Affijn veel
vijven en zessen en we zijn toch weer naar
buiten gewipt. Die tweede keer ging het
wat minder vlot. We lagen op een mijl of
tien, goed binnen de zone. Ik zag ze komen
en ik dacht: 'k zal de schroef d'r eens flink
op zetten. Ik draai noordwest op, naar bui
ten. Toen begonnen ze te schieten, man.
de kogels weer door mast en van voren
dwars door de kop. Toen zijn we maar ge
draaid. 't Heeft veel geld gekost. Ja, die
Fransen die schieten echt, dat zijn rare
gasten hoor".
Elke sleep die bovenkomt is het begin van
een oorlog, een luchtslag achter de kont
van de BR 8. Meeuwen en Jan van Genten
vechten om alles wat van het dek afspoelt,
darmen, zeesterren of een schol die naast
de bak is gevallen. De Jan van Genten
-vleugelwijdte ca. 1.20 meter - duiken als
torpedo's het water in, twee, drie meter
diep kun je hun bellenbaan volgen. Onder
water geven ze nog een klap met hun vleu
gels om bij te sturen. Meeuwen vissen hun
prooi in scheervlucht uit het schroefwater.
Ooit twee wild klapwiekende meeuwen
aan een schol zien trekken? Of een Jan
van Gent een tong zien eten Twee keer
schrokken, weg tong, ongefileerd. In het
restaurant kosten ze 25 gulden. Versprille
ziet het wrede spel aan: „Ze hebben een
abonnement op viskotters. Als we twee
weken niet gevist hebben en we komen
hier dan ziet het wit van de vogels, dan
hebben die beesten veertien dagen zonder
vreten gezeten. Meeuwen houden niet van
stilligregelingen".
Elke keer als we halen kijkt ook de schip
per gefascineerd naar het net. Wat zal er
tevoorschijn komen? Elke sleep is anders.
Versprille: „Da's het mooie, kijk dit is een
goeie trek. Die vis is nog heel levendig, dus
die zit er pas in. Ik zeg altijd: Ze moeten
op d'r staarten dansen. Da's een mooi
zicht elke keer weer".
Versprille houdt al twee dagen nauw con
tact met z'n collega van de VLI 28. Als ze
elkaar oproepen, gaat de scrambler op de
radio. Dat is een stoorsignaal, door vissers
'de kriebelaar' genoemd. De twee schip
pers wisselen informatie uit over de vangst
zoveel mandjes zus, zoveel mandjes zo,
maar dat hoeft niet iedereen te horen, ,,'k
Geloof dat het hier wat beter gaat, nog
maar een trekje hier 'ee, over". Zo gaat-ie
weer, negen mijl heen, negen mijl terug;
met de netten open over de zeebodem. Wie
niet weg is, is gezien. In de verte gaat nog
een kotter voorbij. „Eentje van Arnemui-
den", weet de schipper, „die gaat straks
naar huis, want morgen is 't Dankdag."
Als ik om 17.00 uur even op de brug kom,
meldt de schipper: „Je hebt wat gemist,
d'n Engelsman is al langs geweest. Een
marinekotter, maar hij is doorgevaren. De
avond valt, een ondergaande zon op zee,
schepen die achter de lom verdwijnen. Tijd
voor een overpeinzing. Hoe genoeglijk
glijdt het leven des genisten visser voort.
Weer die vergelijking van boer en visser.
Hun beider vrijheid is gekortwiekt door
schaalvergroting. Er is één groot verschil:
de landbouw kampt met gigantische over
schotten. De visserij kent een vragende
markt. Met de schaalvergroting in de vis
serij zou volgens de biologen de grens van
de natuurlijke produktie bereikt zijn. En
zo ontstond het web van regels: de spin
weeft z'n web om vliegen te vangen, de
grote gaan er door, de kleine blijven han
gen. Versprille zei het al: de durvers zetten
door, de kleine sappelaars dreigen te sneu
velen.
's Nachts liggen we bij een boei van het
verkeersscheidingsstelsel, de maritieme
noord-zuidroute die door het Engels ka
naal loopt. In de stuurhut is er alleen het
licht van de beeldschermen en de radar.
Versprille steekt nog een sigaret op. Hij
heeft al een aardige deuk geslagen in de
slof die op het bedieningspaneel ligt. De
spanning Meestal rookt hij maar een hal
ve. De peuken mikt hij met een feilloos
richtgevoel door het open raam van de
stuurhut. Lichtjes van schepen pinken in
het duister. In de verte, aan de oostelijke
hemel, weerkaatst het licht van het indu
strie-gebied van Duinkerken tegen het
wolkendek. De schipper kijkt naar de stip
pen op de radar: „Als het druk is op de
weg en slecht zicht, dan kom ik hier niet.
Nou gaat het wel. Daar bij die boei is de
grond lekker vlak, ga je een paar honderd
meter naar buiten dan stikt het van de
grote rot bulten".
De vissers hebben zo hun eigen navigatie-
richtpunten. Ze staan niet op de zeekaart,
maar ze zitten wel in de elektronische plot
ters. ARM 15 staat er dan. Dat blijkt dan
een wrak waar de Arnemuiden 15 ooit
vastraakte met z'n netten. En 'het Parfum
geultje', een doorgang tussen twee banken
waar een visser ooit een lading parfum bo
venhaalde.
De BR 8 stampt door de lange golven van
de duistere Noordzee. De stuurhut is be
haaglijk warm. In het donker, af en toe on
derbroken door krakende radio-stemmen,
vertelt Versprille dat hij pas nieuwe visdra
den heeft 'gestoken'. Die draden kosten
15.000 gulden, een nieuw net 40.000 gul
den. Voor nieuwe wekkers, de kettingen
aan de voorkant van het net, moet 10.000
gulden worden neergeteld. De schipper:
„En die verslijt ik er toch wel drie setjes
per jaar".
Dan bericht de radionieuwsdienst dat
Braks een ondeizoek aan de broek heeft
van de vaste Kamercommissie voor visse
rij. Heeft-ie het echt geweten van die
fraude en van die grijze vis? Versprille:
„Natuurlijk, iedereen wist het toch Hij
praat weer even met z'n Vlissingse collega
en meldt terloops dat hij net negentien
mandjes heeft binnengehaald.
Weer wordt het stil op de brug. Vijfen
twintig meter diep trekken de netten over
de zanderige bodem van de Noordzee. De
visser is alleen met z'n gedachten. Dan de
stem van de schipper, plotseling, zonder
aanleiding: „Een visserman, die vis over
boord zet heeft z'n verstand niet. Waar
zijn we mee bezig. Je wordt in een hoek ge
dreven, opgejaagd en beschoten. Jan Siere-
veld van Arnemuiden wou met z'n vrouw
naar het ziekenhuis gaan toen ze binnen
vielen, de FIOD door de voordeur, vier
man van de AID langs achter. Of je een
misdadiger bent.en je bent maar ge
woon bezig om je vreten te verdienen.
schandalig toch? Wat moet ik zeggen?
Elke keer als er gehaald wordt, kijkt de visser gefascineerd naar het net.
hard bestaan. 'Hard voor je schip, hard
voor jezelf. Het zijn woorden van Michiel
Versprille en hij zegt er niks teveel mee.
Vijf keer 24 uur in dienst van je werk;
lange dagen, een korte slaap, een stam
pend schip, een altijd dreunende motor, de
werkdruk en altijd opletten voor controle:
d'n Engelsman, de AID, de Duitse marine.
De spanning. De directeur van de vismijn
in Stellendam ging als tweede afslagdirec
teur de cel in.De 50-jarige Roukema is
inmiddels overleden aan een hartaanval.
Visserijkringen zijn voorzichtig om ver
band te leggen tussen het een en het ander,
maar toch.
De spanningMichiel Versprille kan er
Een Rolls Royce-vUegtulgmotor In de netten.
De VLI 28: „Nog maar een trek hler'ee, over".