BOEKEN Arnold Meijer: meer schertsfiguur dan een zwaargewicht Een ingevroren grootvader in 'Het geheim van de bolhoeden KiNMRjcyfil A. Alberts ironisch over ambtenaren Van alle kanten bekeken Geel en het onmachtig oud worden m hCv 'Heb jij dat vroeg het bh 'Een kleine troep, vervuld van haat' VOOR LIEFHEBBERS VAN INGEWIKKELDE VERHALEN Vlierbessenll De Pravda in het ZATERDAG 6 SEPTEMBER 1986 Draai Vraagtekens puske en Wiske: „Dé ii. lambone Door Jan Onstenk Ruim 21 jaar na zijn dood (17 juni 1965) blijkt Arnoldus Josephus Meijer, een boerenzoon uit de Haarlemmer meer, nog voldoende aanleiding te bieden tot een omvangrijke studie rond zijn openbare op treden als fascist. Dat begon op zijn 29e- ver jaardag, 5 mei 1934, als leider van Zwart Front, aanvankelijk alleen in het zuiden des lands. Het eindigde op 13 de cember 1941, toen zijn inmiddels tot Nationaal Front herdoopte bewe ging tegelijk met de Ne derlandse Unie van De Quay door de Duitsers werd verboden: de NSB kreeg het rijk alleen. Aan het fenomeen Arnold Meijer heeft G.R. Zondergeld nu een paperback van 296 pa gina's besteed onder de opwin dende titel 'Een kleine troep, vervuld van haat'. Hij ontleent die aanduiding aan zekere Steven Barends, die onder het pseudoniem Dum-Dum rond 1935 optrad als Zwart Fronts brallende hofpoëet. Dum-Dum bezong het Front ook in an dere termen: stalen muur, laaiend vuur, oneindige trouw, jonge leeuw met scherpe klauw, vurig hart, en zo ver der: krijgshaftige bombast van een club, die begin 1940 637 leden telde, met Oisterwijk (63 Fronters) als grootste afdeling (Amsterdam had er 14). De pretentie van de bewe ging was omgekeerd evenre dig aan haar omvang: zij streefde naar de totale staats macht. Hard geschreeuw dus en weinig wol. Hoe serieus viel dat destijds, en valt het ach teraf te nemen? In april 1940 maakte Meijer in elk geval een tactische draai. Zijn hoofdkwartier werd van Oisterwijk naar het Haagse Bezuidenhout ver plaatst. Zwart Front werd ontbonden en op 20 april werd het Nationaal Front opgericht. Meijers bedoeling was om zijn aanhang met 'nationaal-voe- lenden' te verbreden en deze vooral te zoeken in kringen van meer belangrijke perso nen als industriëlen en burge meesters, advocaten officieren e.d. De toon zou wat milder worden, maar de zelfover schatting bleef. Zij wakkerde in het groot uiteraard krachtig aan, toen ons land kort daarop voor de Duitse overmacht capituleer de. Voor Meijer was dat het bewijs van wat hij al jaren had beweerd: dat de parle mentaire democratie rot was tot op het been. Tussen de NSB en de massa van de Neder landse Unie in, zag hij 'zijn nieuwe Front zozeer als veel belovend alternatief, dat hij een indrukwekkend partij-ap paraat organiseerde. Er kwa men een week- en dagblad, gouwleiders, Grauwe Vendels (als knokploegen tegenover de WA), een Culturele en een So ciaal-Economische Kamer, een Politieke Raad, een eigen jeugdorganisatie en wat al niet. De bouw van dit luchtkas teel verliep chaotisch en werd in 1942 door Willem W. Water man met fraaie ironie be schreven in 'De Kruistocht van Generaal Taillehaeck'. Overigens was 'Waterman' een pseudoniem van W.H.M. van den Hout, die een jaar te voren zijn leider nog had beju beld in een boek dat 'Arnold Meijer strijdt om Nederland' heette. Generaal Taillehaeck: waarschijnlijk werd er nooit een treffender aanduiding voor Arnold Meijer bedacht, meer schertsfiguur dan zwaargewicht. Desondanks deugde hij niet: met name een notoire anti-semiet, die zelf uiterst krasse taal jegens zijn joodse landgenoten gebruikte en de vuilspuiterij van Albert Kuyle alle ruimte gaf. Dat hij een afkeer had van de parlementaire democratie is al aangestipt. Hij was tegen alle gevestigde partijen van rechts en van links, tegen ka pitalisme en socialisme. Hij stelde 'tucht, hiërarchaal ge zag en orde' tegenover vrij heid, gelijkheid en broeder schap. Het felst was hij overi gens tegenover de NSB, maar dat had minder met beginsel te maken dan met concurren tie om de macht en het Duitse welgevallen. Zondergeld brengt in zijn boek - min of meer geordend - heel wat boeiend feitenmate riaal bijeen. Voorzover zijn geschrift als een 'wetenschap pelijk verantwoorde studie' wordt gepresenteerd, passen echter vraagtekens. Ondanks een menigte verwijzingsnoten laat hij zich toch te dikwijls verleiden tot beweringen die niet worden onderbouwd. Dat hij voorts Meijer een 'scherp zinnig publicist' noemt, die 'met kop en schouders' zou uit steken 'boven de rimram die de meeste Nederlandse fascis tische auteurs ten beste geven' kan hij toch zelf nauwelijks geloven, gezien b.v. Meijers 'absoluut onuitvoerbare' ideeën waarover Zondergeld even verderop moet verzuch ten dat ze 'klakkeloos' uit bui tenlandse programma's wer den overgenomen. Bepaald jammer is ook dat hij zo weinig exacte medede lingen doet over Meijers jeugd en jonge jaren. Hoe (en wan neer) ging het precies met Meijer als seminarist op Ha- Arnold Meijer. - foto archief de stem geveld en theologant op War mond? Was hij een exponent van katholieke milieus uit die tijd of ook daar van meet af aan een buitenbeentje? Was hij de 'vriendelijke buitenman en politieke dilettant' die de een in hem zag, of de 'fana tieke branie-achtige politieke avonturier van klein formaat' volgens een ander? Hoe ijdel was hij, hoe idealistisch, hoe tuk op macht? Arnold Meijer kwam er in de na-oorlogse rechtspleging nogal genadig van af, kenne lijk - overeenkomstig Burgers filosofie - eerder beschouwd als een man die (grote) fouten had gemaakt dan als iemand die echt goed fout was ge weest. Eind 1948 al werd hij vervroegd voorwaardelijk op vrije voeten gesteld, begon in Oisterwijk champignons te kweken en bouwde in 1956 in de buurt een flink hotelcom plex annex bungalowpark. Arnold Meijer is in 1965 over leden. G.R. Zondergeld: 'Een kleine troep, vervuld van haat. Ar nold Meijer en het Nationaal Front'. Uitgeverij De Haan, prijs 39,50. DoorMuriël Boll Er lijkt een generatie 'ouder' schrijvers op komst; schrij vers die na boeken voor vol wassenen geschreven te hebben o.i.v. hun ouder schap voor kinderen gaan schrijven. Zo schreef Mensje van Keulen 'Tommie Sta tion'. Nicolaas Matsier 'A is een aardappel' en nu heeft Jacq Firmin Vogelaar zijn eerste kinderboek geschre ven: 'Het geheim van de bol hoeden'. Omdat je al een indruk van 'volwassen' boeken van deze schrijvers hebt, is het gevaar groot dat je hun kin derboeken anders leest; Aan 'Tommie Station' en 'A is een aardappel' begon ik met een bepaalde gretigheid Vo- gelaar's romans 'Anatomie van een glasachtig lichaam' en 'Raadsels van het rund' vond ik nogal bedacht en moeilijk en dus begon ik de 'Bolhoeden' anders te lezen. De openingszin luidt: 'De eerste Bolhoed zag ik maan dagmiddag om twee uur' en anders dan ik verwachtte, pakte het verhaal me on middellijk en ik las meteen verder over de avonturen van Thomas Maandag. Ieder jaar logeert Thomas bij zijn Franse grootvader Thomas Lundi. Grootvader is uitvinder en zijn grootste ideaal is een hele vliegende wereld. Met zijn hersenspin sels haalt hij grappen uit en sommige dorpsbewoners vinden dat die vreemde man niet in hun keurige dorp thuishoort. Hij heeft een groot uitvindlaboratorium waar Thomas ook mag ex perimenteren. In deze va kantie wil hij de juiste re cepten voor een verstenings- en een vergrotingsmiddel proberen samen te stellen. Bij zijn aankomst merkt Thomas al gauw dat er iets mis is. Grootvader is niet aan het station om hem af te halen, zoals hij altijd doet. In het laboratorium is het een grote puinhoop en groot vader is verdwenen (aan het eind lijkt grootvader inge vroren te zijn). Na de eerste bolhoed ontdekt Thomas steeds meer bolhoeden, zwij gende dorpsgenoten die pin- guinachtig lopen. Zij horen bij een duister genootschap dat geregeerd wordt door een grijze vogeldame: Ger- rie Herrie, een reiger zoals Een van de tekeningen van Siegfried Woldhek in 'Het geheim van de bolhoeden'. de naam al aangeeft. De bol hoeden hebben alles te ma ken met de verdwijning van zijn grootvader; met Claire, zijn vriendin, en Grauw, een tamme kouw probeert Tho mas te ontdekken wat er ge beurd is. Na deze eerste mooie, spannende hoofdstukken wordt het verhaal ver schrikkelijk ingewikkeld. Als volwassenen kost het je al moeite om alles te volgen, voor kinderen lijkt het me echt moeilijk. Het boek kan het beste voorgelezen wor den; als kinderen de kluts kwijt zijn, kunnen ze vragen stellen en samen kom je er waarschijnlijk wel uit. Voor jezelf is voorlezen handig omdat je dan moet blijven lezen om uiteindelijk te ont dekken dat het verhaal toch klopt. In het verhaal zitten weer andere verhalen en veel dubbele bodems. De (ul tra ?)centrifuge blijkt niet zomaar een vlieglestoestfel. Mensen laten zich door an deren met macht manipule ren en gebruiken hun ver stand niet nu ze een bolhoed hebben met voorgeprogram meerde vlieghersens. En wat te denken van de Denkbeel dige Denker die ergens in de lucht woont. Hij weet alles en per droommotorfiets gaan Thomas en de zijnen naar hem om te horen hoe ze de laatste Bolhoed moeten uitschakelen. Er zitten nachtmerrie achtige scènes in. Een voor beeld: Op een dag vindt Thomas honderden bebloede vogels in de gang met een postzegel op hun tong ge plakt. Het lukt Thomas om de mogelijke daders weg te schieten maar of dat genoeg is om kinderen gerust te stellen? Daarvoor heeft Vo gelaar te goed, te beeldend, geschreven. Er staan veel leuke taalgrapjes in en als je het boek een tweede keer leest (zoals ik deed omdat het me na de eerste keer niet allemaal zo duidelijk was), ontdek je weer nieuwe. De potloodtekeningen zijn van Siegfried Woldhek, direk- teur van de Vogelbescher ming, maar vooral bekend door zijn tekening in Vrij Nederland en NRC Handels blad. Een enkele tekening in dit boek sprak me niet aan, maar er zitten een paar bij die ik héél mooi vind. Die van de schimmige bolhoed figuren bijvoorbeeld met maskers waarmee ze lijken op de zwaluwen maar ook op vleermuizen waarover in de tekst gesproken wordt. Jacq Vogelaar: 'Het geheim van de bolhoeden' (111. Sieg fried Woldhek). Uitg. De Be zige Bij, prijs 24,50. Door Walter de Bruijn In de Nederlandse literatuur behoort A. Alberts niet tot de breedsprakige figuren. Hij ty peert zichzelf als 'een mager verteller'. En zijn uitgever Van Oorschot zegt terecht: „Hij schuwt elke overbodig heid, mooischrijverij en lite raire tierelantijnen". Zijn ro mans en verhalen, van 'De eilanden' tot 'De zilveren ko gel', moeten wel de fijnste zeef van de zelfkritiek zijn gepas seerd, want er lijkt geen woord te veel in te staan. Toch is er veel aan te beleven. Zijn nieuwste boekje is zon der opsmuk getiteld 'Inleiding tot de kennis van de ambte naar'. Dat klinkt een beetje saai, maar in werkelijkheid is dit essay een fraai, met ironie getoonzet werkje. Alberts heeft al eerder over ambtenaren geschreven. 'Aan Frankrijk uitgeleverd' gaat over een stuk van zijn eigen ambtenarenloopbaan, in de roman 'Maar geel en glanzend blijft het goud' is een van de protagonisten een ambtenaar. Blijkbaar moest hij nu iets kwijt, want in de inleiding tot dit nieuwe boek stelt hij on omwonden: „Er wordt tegen de ambtenaar een stemming gekweekt, die bedenkelijk veel wegheeft van een hetze". Maar Alberts heeft geen polemisch geschrift geproduceerd, hij trekt de zaken recht, legt uit wat de ambtenaar in wezen is en geeft daarom een origineel lesje in geschiedenis. Hij gaat heel ver terug. De dansende tovenaar in de vroegste culturen was volgens Alberts een ambtenaar en 'on miskenbaar de regelrechte voorvader van de secretaris generaal van ons departement van algemene zaken'In het middeleeuwse West-Europa behoorden de ambtenaren veelal tot de geestelijke stand. Na de Reformatie werd het ambt meer en meer gesecula riseerd, ook al omdat de 'bege righeid naar een goedgesala- rieerde betrekking' sterk toe nam. In de tijd van de Verlich ting, waarin de scheiding der machten werd geformuleerd, groeiden de ambtenaren uit tot een zogenaamde vierde macht. Maar in het huidige tijdsgewricht, waarin we te maken hebben met 'een over heid onder de macht van poli tieke partijen', zou Alberts de ambtenaren eerder de tweede macht willen noemen, een po sitie die mede bepaald wordt door het feit dat de onderda nen er niet in slagen hun macht te effectueren. Volgens Alberts hebben on derdanen én overheid het moeilijk met de ambtenaren- macht. De ene partij wordt ge voed door jaloezie (veilige baan, mooi tractement) en vrees („ze maken ons het leven steeds ingewikkelder en steeds duurder want we moeten ze nog betalen ook"), de andere partij gaat gebukt onder een gevoel van minderwaardig heid (de ambtenaren zijn im mers degenen met kennis van zaken). Overheid en onderda nen hebben een soort monster verbond gesloten „gericht te- A.Alberts. - foto ger dijksii gen een instituut, dat voor bel den onaantastbaar hoorde J zijn, omdat het voor beidJ onmisbaar is". Alberts' scherpzinnige toog is extra verteerbaar don de toepassing van parabels andere stijlmiddelen, jv apart hoofdstuk is gewijd aal 'Ambtelijke eigenaardig,(J den'. Daaronder rekent hij J ambtelijke taal. Hoewel om] staan „uit de behoefte van( overheid zich duidelijk voor iedereen begrijpelijk ui te drukken" kan de ambtelijk] taal „een zekere mate vaL duisterheid niet worden onil zegd", aldus Alberts met i opgewekt understatement. Het nieuwe boekje van AlJ berts gaat vergezeld van tweede boekje, 'Inleiding de kennis van Alberts'. Daaril gaan enkele bewonderaars il op verschillende aspecten val zijn werk. Bernlef schrijl over de unieke verteltranj Fens over de hoofdfiguren c zich aan die taak onttrekkel Schippers over de stijl („a blankheid die alles omgeeft"] Een titelbeschrijving complt] teert dit alles. A. Alberts: 'Inleiding tot kennis van de ambtenaar] Uitg. G. van Oorschot. Christine Kraft: 'Het licht in de ogen'. Uitg. Contact Am sterdam. Prijs 24,90 Een man trouwt zes maal, en wordt zes maal weduwnaar. De trouwlustige Raoul Gilles geeft zelf toe dat enkele van die zes vrouwen een onna tuurlijke dood stierven. De pers komt erop af, en tenslotte ook de filmindustrie, die een modern Blauwbaard- verhaal ruikt. Bekeken vanuit verschil lende hoeken blijkt het leven van de mysterieuze massa bruidegom op meer dan één manier geïnterpreteerd te kunnen worden. Wie is de echte Raoul Gilles: de man van vlees en bloed, of zijn Christine Kraft. evenbeeld op het witte doek? Christine Kraft heeft de meerduidigheid van het leven van haar hoofdpersoon aange duid door de acht hoofdstuk ken van het boek in verschil lende stijl te schrijven. De hoofdstukken hebben achter volgens de vorm van een terview, een 'memo van de deling documentatie', een t lichting op een synopsis vi een filmscenario, een mon loog, een brief, een dagboe een medisch keuringsrappot en opnieuw een interview. Door Henk Egbers De jongste Geel (zijn vijf tiende boek, welgeteld) heeft een merkwaardige construc tie. Het is bedacht en toch niet artificieel. Het is helderder en effectiever geschreven dan zijn voorlaatste roman (Onge naakbaar). De Vrouwenbron is een weemoedige roman waarin gedacht wordt over het feit waarom het nu zo is in relatie met hoe het vroeger was. Het leven zit vol afscheid nemen; scheiden. Iedere dag een beetje sterven; ondanks vrouwenbronnen De omslag van het boek be vat een schilderij van Lucas Cranach uit 1546, Der Jung- brunnen. Het gaat daarbij om en bron waarin oude vrouwen afdalen om er verjongd uit op te stijgen en als zodanig weer aan het ieven deel te nemen; een soort recycling of reïncar natie. "Het is een roman over de vraag hoe mensen hun eigen geschiedenis kunnen uitbaten ten behoeve van hun latere leven", aldus de inlei ding van de auteur zelf. Die geschiedenis heeft te maken met Geels eigen erva ringen uit het begin van de ja ren zestig als student in Am sterdam. Hij noemt die pe riode 'gezapig', hoewel - ach teraf beschouwd - toen de kie men gelegd werden voor de revolte eind zestiger jaren. Een opstand, die nu vaak door velen, ten onrechte, als zonder effect wordt gezien. Eigenlijk heeft deze roman van Geel, die op de universiteit is blijven hangen, best iets van de de door teleurstelling gevoede reactionaire houding die bij velen waarneembaar is op dit moment. "Boeken die in het verleden spelen moeten stout moedig zijn. Ze moeten een vi sie op de tijd inhouden, en als het meezit vind jij die visie verkeerd. Dat houdt ons aan de gang. Meer hebben wij im mers niet. Meer is uiteindelijk niet nodig"... Rudolf Geel. Het boek bestaat uit drie de len. Een zeer korte introductie, als en soort uitgangspunt voor de rest. Het tweede deel blijkt (vanuit het derde- een zelf standige roman. Het derde deel is een commentaar op die roman met de titel 'Inwijdin gen'. De commentator is Geel, die reflecteert op die Inwijdin gen, waarin hij zelf een van de hoofdrolspelers is, opgevoerd door de auteur ervan, zijn vriendin Sandra. Zij, inmiddels gescheiden en als schrijfster van de roman Inwijdingen door het land trekkend met lezingen, com mentarieert op haar beurt haar roman. De auteur (Geel), in Sandra's roman Steven ge heten, reageert weer op haar 'lezing' en inhoud van het boek. Dat bevat de geschiede nis van drie jonge studenten - twee mannen en een vrouw -, die zich losmaken uit hun ouderlijke milieu om zich als student en onafhankelijk mens te kunnen profileren. Steven schrijft daarbij een ro man over 'onbestaanbare din gen'. Hugo, die als historie-stu dent leert naar zichzelf te kij ken moet klaarkomen met het mislukte huwelijk van zijn ouders en Sandra is als stu- - foto archief de stem dente-literatuur een hoofd stuk appart. De antipapisti sche docent Vlögel, die staat voor veel onzin bij het stude ren van de literatuur, speelt daarbij een merkwaardige rol. Een allesbehalve boeiend ver haal, waarvan de historische trekjes (Kerouac, softenonba- by's, Luns en De Quay e.d.)niet zo esentieel blijken. Via de re latie Sandra-grootmoeder komt het thema 'vrouwen bron' wat onduidelijk aan de orde. Juist op het moment dat je als lezer mogelijk afhaakt, be gint het verrassende deel (Vrouwenbron), waarin het eerste deel zijn werkelijke context krijgt. Dan wordt het wel boeiend. Goed getimed. Geel commentarieert dan zichzelf via een reflectie op de roman Inwijdingen van zijn medestudente/vriendin en in middels (van Hugo) geschei den vrouw. "De laatste tijd overvalt mij steeds vaker de gedachte dat mijn leven min of meer voltooid is"...Hij voelt zich thuis nog slechts de kost winner en verzandt in de schijnbare herhaling van het onherhaalbare...Oubolliger kan het nauwelijks. "Alleen mislukking en dood hebben bestaansrecht" is zijn conclu sie ten aanzien van de d# Sandra geschreven roman, kaft in Der JungbruniK "Zijn wij werkelijk niets mi dan een soort lachrimpels vs de belachelijke geschiedenis! zo vraagt Geel zich af. 'schrijvers bereiken de wai heid soms via een omweg' col cludeert hij. Ook het freudianisme is nig tussen de regels geslo; Moeder-kind verhouding! worden daaraan opgehangi Zelfs de 'oudewij venmolf (een andere benaming voor vrouwenbron) raakt in Weense vaarwater van man die het Volksempfinè van deze eeuw vergiftigd hi met zijn frustratie-opinii Geel is een kind van df eeuw; nog meer dan van moeder. Op het eind van dit heeft hij nog een sneer in huil die evenveel zegt over de ovei| tuiging van zijn eigen mi terschap (een goed ding) over zijn hang naar het defi tisme, dat samenhangt ouder-worden. "Overigens g loof ik niet in mensen die" latere leeftijd opeens schrijven beginnen. Dat passanten. En wie schrijft tegenwoordig geen boek? politici, huisvrouwen en cal retiers zich van een discipl meester maken, berg je d: Hoewel, jij bergt je al zo lal Schrijf daarom gewoon meesterwerk. Niets aan doen. Dit is de opdrac'j Schrik niet. Wat maakt het lemaal uit? De waarheid il men we geen van allen op 1> spoor. En wat mij betreft l| de enig geldige waarheid' het zoeken ernaar"...Deze 1: ste zin geeft nog enig pers; tief aan het leven van Gf Tenslotte heeft hij met boek geen meesterwerk, ma| wel een onderhoudend dei" geval geschreven. Rudolf Geel: 'De vrouw'<j bron'. Uitg. De Arbeiders;* prijs 26,50. AAN de vlierstruiken hangen nj blauwe bessen. Daar kun je heerj maken. Prop zoveel mogelijk rijpe f der koud water. Laat de fles een krijgt dan een geurig zachtgeel voj dat zeef je door een koffiefilterzak 1 Vi kilo suiker bij en 20 g citroen kunt kopen. Dat mengseltje laat jd staan tot de suiker is opgelost. Dd schone flesjes overgieten en is je lii] DEZE week kun je voor het fr\J eerst in het Nederlands le- g0 zen wat 45 miljoen Russen al pjd in him krant de Pravda heb- Ve| ben gelezen. Op de dag dat bij ik dit stukje schrijf, is die ne Nederlandse Pravda nog trd maar net uit en ik heb hem te] dus nog niet goed kunnen le- ch! zen. wa bal Op de eerste pagina een w^ artikel van de minister van ve justitie zelf. Hij wil de die- md ven aanpakken. Het viel me val op dat er veel berichten over tei Amerika in staan, berichten over Pakistan, niets over China, kleine berichtjes met nieuws uit de hele wereld. ge kil Een groot artikel over de gcf ramp in Tsjernobyl, mede- ms delingen over de opbrengst m| van de oogst en de fabrieken oif en er wordt geklaagd dat er re zo weinig verse groenten en te| 'HEB JIJ dat nou ook?' Zo heette de enquête die het j meisjesblad Club in mei hield. Er werden zesduizend antwoordformulieren terug gestuurd en de voorlopige XI uitslag staat in het septem- '!J hernummer. Het blijkt dat 3 haast niemand tevreden is met haar uiterlijk. Twintig procent zit er zelfs zwaar mee in haar maag. Kam- pioenfrustratiebezorger is het figuur (borsten, benen, billen en buik) direct ge volgd door gewichtsproble- Ë3 men. m| Meer dan de helft vindt ml het fijn om verliefd op een j jongen te zijn. Meisjes met ZJ een min of meer technische opleiding vallen vooral op dj mannelijkheid en een lekker v| lijf, inzendsters van mavo- havo-wvo vinden 'zijn ma- zli nier van praten en denken' je heel belangrijk en een lief karakter. tij Als je denkt dat je zwaar za achter loopt als je nog m maagd bent, heb je het fi- st naai mis. Maar eenderde van de zestien- a zeventien jarige meisjes die meededen is wel eens met een jongen hl naar bed geweest. (Ik vind ai het eigenlijk helemaal niet dl zo weinig). Bij het vrijen zit of de helft met problemen als je Lz-\v\ IJdtiser' Is het mislukt f £n of!Ik m in het (eii Mn inrekenen hebben ?- vernet meer mdi( Jg*. -i. ii^t /A Oeh//\ Dhr r rtNN run IVooruit BEN!

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1986 | | pagina 34