BOEKEN
Arnold Meijer: meer
schertsfiguur dan
een zwaargewicht
Een ingevroren grootvader in
'Het geheim van de bolhoeden
KiNMRjcyfil
A. Alberts ironisch
over ambtenaren
Van alle
kanten
bekeken
Geel en het onmachtig oud worden
m
hCv
'Heb jij dat
vroeg het bh
'Een kleine troep, vervuld van haat'
VOOR LIEFHEBBERS VAN INGEWIKKELDE VERHALEN
Vlierbessenll
De Pravda in het
ZATERDAG 6 SEPTEMBER 1986
Draai
Vraagtekens
puske en Wiske: „Dé
ii.
lambone
Door Jan Onstenk
Ruim 21 jaar na zijn
dood (17 juni 1965) blijkt
Arnoldus Josephus
Meijer, een boerenzoon
uit de Haarlemmer
meer, nog voldoende
aanleiding te bieden tot
een omvangrijke studie
rond zijn openbare op
treden als fascist. Dat
begon op zijn 29e- ver
jaardag, 5 mei 1934, als
leider van Zwart Front,
aanvankelijk alleen in
het zuiden des lands.
Het eindigde op 13 de
cember 1941, toen zijn
inmiddels tot Nationaal
Front herdoopte bewe
ging tegelijk met de Ne
derlandse Unie van De
Quay door de Duitsers
werd verboden: de NSB
kreeg het rijk alleen.
Aan het fenomeen Arnold
Meijer heeft G.R. Zondergeld
nu een paperback van 296 pa
gina's besteed onder de opwin
dende titel 'Een kleine troep,
vervuld van haat'. Hij ontleent
die aanduiding aan zekere
Steven Barends, die onder het
pseudoniem Dum-Dum rond
1935 optrad als Zwart Fronts
brallende hofpoëet. Dum-Dum
bezong het Front ook in an
dere termen: stalen muur,
laaiend vuur, oneindige trouw,
jonge leeuw met scherpe
klauw, vurig hart, en zo ver
der: krijgshaftige bombast
van een club, die begin 1940 637
leden telde, met Oisterwijk (63
Fronters) als grootste afdeling
(Amsterdam had er 14).
De pretentie van de bewe
ging was omgekeerd evenre
dig aan haar omvang: zij
streefde naar de totale staats
macht. Hard geschreeuw dus
en weinig wol. Hoe serieus viel
dat destijds, en valt het ach
teraf te nemen?
In april 1940 maakte Meijer
in elk geval een tactische
draai. Zijn hoofdkwartier
werd van Oisterwijk naar het
Haagse Bezuidenhout ver
plaatst. Zwart Front werd
ontbonden en op 20 april werd
het Nationaal Front opgericht.
Meijers bedoeling was om zijn
aanhang met 'nationaal-voe-
lenden' te verbreden en deze
vooral te zoeken in kringen
van meer belangrijke perso
nen als industriëlen en burge
meesters, advocaten officieren
e.d. De toon zou wat milder
worden, maar de zelfover
schatting bleef.
Zij wakkerde in het groot
uiteraard krachtig aan, toen
ons land kort daarop voor de
Duitse overmacht capituleer
de. Voor Meijer was dat het
bewijs van wat hij al jaren
had beweerd: dat de parle
mentaire democratie rot was
tot op het been. Tussen de NSB
en de massa van de Neder
landse Unie in, zag hij 'zijn
nieuwe Front zozeer als veel
belovend alternatief, dat hij
een indrukwekkend partij-ap
paraat organiseerde. Er kwa
men een week- en dagblad,
gouwleiders, Grauwe Vendels
(als knokploegen tegenover de
WA), een Culturele en een So
ciaal-Economische Kamer,
een Politieke Raad, een eigen
jeugdorganisatie en wat al
niet.
De bouw van dit luchtkas
teel verliep chaotisch en werd
in 1942 door Willem W. Water
man met fraaie ironie be
schreven in 'De Kruistocht
van Generaal Taillehaeck'.
Overigens was 'Waterman'
een pseudoniem van W.H.M.
van den Hout, die een jaar te
voren zijn leider nog had beju
beld in een boek dat 'Arnold
Meijer strijdt om Nederland'
heette.
Generaal Taillehaeck:
waarschijnlijk werd er nooit
een treffender aanduiding
voor Arnold Meijer bedacht,
meer schertsfiguur dan
zwaargewicht. Desondanks
deugde hij niet: met name een
notoire anti-semiet, die zelf
uiterst krasse taal jegens zijn
joodse landgenoten gebruikte
en de vuilspuiterij van Albert
Kuyle alle ruimte gaf.
Dat hij een afkeer had van
de parlementaire democratie
is al aangestipt. Hij was tegen
alle gevestigde partijen van
rechts en van links, tegen ka
pitalisme en socialisme. Hij
stelde 'tucht, hiërarchaal ge
zag en orde' tegenover vrij
heid, gelijkheid en broeder
schap. Het felst was hij overi
gens tegenover de NSB, maar
dat had minder met beginsel
te maken dan met concurren
tie om de macht en het Duitse
welgevallen.
Zondergeld brengt in zijn
boek - min of meer geordend -
heel wat boeiend feitenmate
riaal bijeen. Voorzover zijn
geschrift als een 'wetenschap
pelijk verantwoorde studie'
wordt gepresenteerd, passen
echter vraagtekens. Ondanks
een menigte verwijzingsnoten
laat hij zich toch te dikwijls
verleiden tot beweringen die
niet worden onderbouwd. Dat
hij voorts Meijer een 'scherp
zinnig publicist' noemt, die
'met kop en schouders' zou uit
steken 'boven de rimram die
de meeste Nederlandse fascis
tische auteurs ten beste geven'
kan hij toch zelf nauwelijks
geloven, gezien b.v. Meijers
'absoluut onuitvoerbare'
ideeën waarover Zondergeld
even verderop moet verzuch
ten dat ze 'klakkeloos' uit bui
tenlandse programma's wer
den overgenomen.
Bepaald jammer is ook dat
hij zo weinig exacte medede
lingen doet over Meijers jeugd
en jonge jaren. Hoe (en wan
neer) ging het precies met
Meijer als seminarist op Ha-
Arnold Meijer.
- foto archief de stem
geveld en theologant op War
mond? Was hij een exponent
van katholieke milieus uit die
tijd of ook daar van meet af
aan een buitenbeentje? Was
hij de 'vriendelijke buitenman
en politieke dilettant' die de
een in hem zag, of de 'fana
tieke branie-achtige politieke
avonturier van klein formaat'
volgens een ander? Hoe ijdel
was hij, hoe idealistisch, hoe
tuk op macht?
Arnold Meijer kwam er in
de na-oorlogse rechtspleging
nogal genadig van af, kenne
lijk - overeenkomstig Burgers
filosofie - eerder beschouwd
als een man die (grote) fouten
had gemaakt dan als iemand
die echt goed fout was ge
weest. Eind 1948 al werd hij
vervroegd voorwaardelijk op
vrije voeten gesteld, begon in
Oisterwijk champignons te
kweken en bouwde in 1956 in
de buurt een flink hotelcom
plex annex bungalowpark.
Arnold Meijer is in 1965 over
leden.
G.R. Zondergeld: 'Een kleine
troep, vervuld van haat. Ar
nold Meijer en het Nationaal
Front'. Uitgeverij De Haan,
prijs 39,50.
DoorMuriël Boll
Er lijkt een generatie 'ouder'
schrijvers op komst; schrij
vers die na boeken voor vol
wassenen geschreven te
hebben o.i.v. hun ouder
schap voor kinderen gaan
schrijven. Zo schreef Mensje
van Keulen 'Tommie Sta
tion'. Nicolaas Matsier 'A is
een aardappel' en nu heeft
Jacq Firmin Vogelaar zijn
eerste kinderboek geschre
ven: 'Het geheim van de bol
hoeden'.
Omdat je al een indruk
van 'volwassen' boeken van
deze schrijvers hebt, is het
gevaar groot dat je hun kin
derboeken anders leest; Aan
'Tommie Station' en 'A is
een aardappel' begon ik met
een bepaalde gretigheid Vo-
gelaar's romans 'Anatomie
van een glasachtig lichaam'
en 'Raadsels van het rund'
vond ik nogal bedacht en
moeilijk en dus begon ik de
'Bolhoeden' anders te lezen.
De openingszin luidt: 'De
eerste Bolhoed zag ik maan
dagmiddag om twee uur' en
anders dan ik verwachtte,
pakte het verhaal me on
middellijk en ik las meteen
verder over de avonturen
van Thomas Maandag.
Ieder jaar logeert Thomas
bij zijn Franse grootvader
Thomas Lundi. Grootvader
is uitvinder en zijn grootste
ideaal is een hele vliegende
wereld. Met zijn hersenspin
sels haalt hij grappen uit en
sommige dorpsbewoners
vinden dat die vreemde man
niet in hun keurige dorp
thuishoort. Hij heeft een
groot uitvindlaboratorium
waar Thomas ook mag ex
perimenteren. In deze va
kantie wil hij de juiste re
cepten voor een verstenings-
en een vergrotingsmiddel
proberen samen te stellen.
Bij zijn aankomst merkt
Thomas al gauw dat er iets
mis is. Grootvader is niet
aan het station om hem af te
halen, zoals hij altijd doet.
In het laboratorium is het
een grote puinhoop en groot
vader is verdwenen (aan het
eind lijkt grootvader inge
vroren te zijn). Na de eerste
bolhoed ontdekt Thomas
steeds meer bolhoeden, zwij
gende dorpsgenoten die pin-
guinachtig lopen. Zij horen
bij een duister genootschap
dat geregeerd wordt door
een grijze vogeldame: Ger-
rie Herrie, een reiger zoals
Een van de tekeningen van Siegfried Woldhek in 'Het
geheim van de bolhoeden'.
de naam al aangeeft. De bol
hoeden hebben alles te ma
ken met de verdwijning van
zijn grootvader; met Claire,
zijn vriendin, en Grauw, een
tamme kouw probeert Tho
mas te ontdekken wat er ge
beurd is.
Na deze eerste mooie,
spannende hoofdstukken
wordt het verhaal ver
schrikkelijk ingewikkeld.
Als volwassenen kost het je
al moeite om alles te volgen,
voor kinderen lijkt het me
echt moeilijk. Het boek kan
het beste voorgelezen wor
den; als kinderen de kluts
kwijt zijn, kunnen ze vragen
stellen en samen kom je er
waarschijnlijk wel uit. Voor
jezelf is voorlezen handig
omdat je dan moet blijven
lezen om uiteindelijk te ont
dekken dat het verhaal toch
klopt.
In het verhaal zitten weer
andere verhalen en veel
dubbele bodems. De (ul
tra ?)centrifuge blijkt niet
zomaar een vlieglestoestfel.
Mensen laten zich door an
deren met macht manipule
ren en gebruiken hun ver
stand niet nu ze een bolhoed
hebben met voorgeprogram
meerde vlieghersens. En wat
te denken van de Denkbeel
dige Denker die ergens in de
lucht woont. Hij weet alles
en per droommotorfiets
gaan Thomas en de zijnen
naar hem om te horen hoe ze
de laatste Bolhoed moeten
uitschakelen.
Er zitten nachtmerrie
achtige scènes in. Een voor
beeld: Op een dag vindt
Thomas honderden bebloede
vogels in de gang met een
postzegel op hun tong ge
plakt. Het lukt Thomas om
de mogelijke daders weg te
schieten maar of dat genoeg
is om kinderen gerust te
stellen? Daarvoor heeft Vo
gelaar te goed, te beeldend,
geschreven. Er staan veel
leuke taalgrapjes in en als je
het boek een tweede keer
leest (zoals ik deed omdat
het me na de eerste keer niet
allemaal zo duidelijk was),
ontdek je weer nieuwe. De
potloodtekeningen zijn van
Siegfried Woldhek, direk-
teur van de Vogelbescher
ming, maar vooral bekend
door zijn tekening in Vrij
Nederland en NRC Handels
blad. Een enkele tekening in
dit boek sprak me niet aan,
maar er zitten een paar bij
die ik héél mooi vind. Die
van de schimmige bolhoed
figuren bijvoorbeeld met
maskers waarmee ze lijken
op de zwaluwen maar ook
op vleermuizen waarover in
de tekst gesproken wordt.
Jacq Vogelaar: 'Het geheim
van de bolhoeden' (111. Sieg
fried Woldhek). Uitg. De Be
zige Bij, prijs 24,50.
Door Walter de Bruijn
In de Nederlandse literatuur
behoort A. Alberts niet tot de
breedsprakige figuren. Hij ty
peert zichzelf als 'een mager
verteller'. En zijn uitgever
Van Oorschot zegt terecht:
„Hij schuwt elke overbodig
heid, mooischrijverij en lite
raire tierelantijnen". Zijn ro
mans en verhalen, van 'De
eilanden' tot 'De zilveren ko
gel', moeten wel de fijnste zeef
van de zelfkritiek zijn gepas
seerd, want er lijkt geen
woord te veel in te staan. Toch
is er veel aan te beleven.
Zijn nieuwste boekje is zon
der opsmuk getiteld 'Inleiding
tot de kennis van de ambte
naar'. Dat klinkt een beetje
saai, maar in werkelijkheid is
dit essay een fraai, met ironie
getoonzet werkje.
Alberts heeft al eerder over
ambtenaren geschreven. 'Aan
Frankrijk uitgeleverd' gaat
over een stuk van zijn eigen
ambtenarenloopbaan, in de
roman 'Maar geel en glanzend
blijft het goud' is een van de
protagonisten een ambtenaar.
Blijkbaar moest hij nu iets
kwijt, want in de inleiding tot
dit nieuwe boek stelt hij on
omwonden: „Er wordt tegen
de ambtenaar een stemming
gekweekt, die bedenkelijk veel
wegheeft van een hetze". Maar
Alberts heeft geen polemisch
geschrift geproduceerd, hij
trekt de zaken recht, legt uit
wat de ambtenaar in wezen is
en geeft daarom een origineel
lesje in geschiedenis.
Hij gaat heel ver terug. De
dansende tovenaar in de
vroegste culturen was volgens
Alberts een ambtenaar en 'on
miskenbaar de regelrechte
voorvader van de secretaris
generaal van ons departement
van algemene zaken'In het
middeleeuwse West-Europa
behoorden de ambtenaren
veelal tot de geestelijke stand.
Na de Reformatie werd het
ambt meer en meer gesecula
riseerd, ook al omdat de 'bege
righeid naar een goedgesala-
rieerde betrekking' sterk toe
nam.
In de tijd van de Verlich
ting, waarin de scheiding der
machten werd geformuleerd,
groeiden de ambtenaren uit
tot een zogenaamde vierde
macht. Maar in het huidige
tijdsgewricht, waarin we te
maken hebben met 'een over
heid onder de macht van poli
tieke partijen', zou Alberts de
ambtenaren eerder de tweede
macht willen noemen, een po
sitie die mede bepaald wordt
door het feit dat de onderda
nen er niet in slagen hun
macht te effectueren.
Volgens Alberts hebben on
derdanen én overheid het
moeilijk met de ambtenaren-
macht. De ene partij wordt ge
voed door jaloezie (veilige
baan, mooi tractement) en
vrees („ze maken ons het leven
steeds ingewikkelder en steeds
duurder want we moeten ze
nog betalen ook"), de andere
partij gaat gebukt onder een
gevoel van minderwaardig
heid (de ambtenaren zijn im
mers degenen met kennis van
zaken). Overheid en onderda
nen hebben een soort monster
verbond gesloten „gericht te-
A.Alberts. - foto ger dijksii
gen een instituut, dat voor bel
den onaantastbaar hoorde J
zijn, omdat het voor beidJ
onmisbaar is".
Alberts' scherpzinnige
toog is extra verteerbaar don
de toepassing van parabels
andere stijlmiddelen, jv
apart hoofdstuk is gewijd aal
'Ambtelijke eigenaardig,(J
den'. Daaronder rekent hij J
ambtelijke taal. Hoewel om]
staan „uit de behoefte van(
overheid zich duidelijk
voor iedereen begrijpelijk ui
te drukken" kan de ambtelijk]
taal „een zekere mate vaL
duisterheid niet worden onil
zegd", aldus Alberts met i
opgewekt understatement.
Het nieuwe boekje van AlJ
berts gaat vergezeld van
tweede boekje, 'Inleiding
de kennis van Alberts'. Daaril
gaan enkele bewonderaars il
op verschillende aspecten val
zijn werk. Bernlef schrijl
over de unieke verteltranj
Fens over de hoofdfiguren c
zich aan die taak onttrekkel
Schippers over de stijl („a
blankheid die alles omgeeft"]
Een titelbeschrijving complt]
teert dit alles.
A. Alberts: 'Inleiding tot
kennis van de ambtenaar]
Uitg. G. van Oorschot.
Christine Kraft: 'Het licht in
de ogen'. Uitg. Contact Am
sterdam. Prijs 24,90
Een man trouwt zes maal, en
wordt zes maal weduwnaar.
De trouwlustige Raoul Gilles
geeft zelf toe dat enkele van
die zes vrouwen een onna
tuurlijke dood stierven.
De pers komt erop af, en
tenslotte ook de filmindustrie,
die een modern Blauwbaard-
verhaal ruikt.
Bekeken vanuit verschil
lende hoeken blijkt het leven
van de mysterieuze massa
bruidegom op meer dan één
manier geïnterpreteerd te
kunnen worden. Wie is de
echte Raoul Gilles: de man
van vlees en bloed, of zijn
Christine Kraft.
evenbeeld op het witte doek?
Christine Kraft heeft de
meerduidigheid van het leven
van haar hoofdpersoon aange
duid door de acht hoofdstuk
ken van het boek in verschil
lende stijl te schrijven. De
hoofdstukken hebben achter
volgens de vorm van een
terview, een 'memo van de
deling documentatie', een t
lichting op een synopsis vi
een filmscenario, een mon
loog, een brief, een dagboe
een medisch keuringsrappot
en opnieuw een interview.
Door Henk Egbers
De jongste Geel (zijn vijf
tiende boek, welgeteld) heeft
een merkwaardige construc
tie. Het is bedacht en toch niet
artificieel. Het is helderder en
effectiever geschreven dan
zijn voorlaatste roman (Onge
naakbaar). De Vrouwenbron
is een weemoedige roman
waarin gedacht wordt over
het feit waarom het nu zo is in
relatie met hoe het vroeger
was. Het leven zit vol afscheid
nemen; scheiden. Iedere dag
een beetje sterven; ondanks
vrouwenbronnen
De omslag van het boek be
vat een schilderij van Lucas
Cranach uit 1546, Der Jung-
brunnen. Het gaat daarbij om
en bron waarin oude vrouwen
afdalen om er verjongd uit op
te stijgen en als zodanig weer
aan het ieven deel te nemen;
een soort recycling of reïncar
natie. "Het is een roman over
de vraag hoe mensen hun
eigen geschiedenis kunnen
uitbaten ten behoeve van hun
latere leven", aldus de inlei
ding van de auteur zelf.
Die geschiedenis heeft te
maken met Geels eigen erva
ringen uit het begin van de ja
ren zestig als student in Am
sterdam. Hij noemt die pe
riode 'gezapig', hoewel - ach
teraf beschouwd - toen de kie
men gelegd werden voor de
revolte eind zestiger jaren.
Een opstand, die nu vaak door
velen, ten onrechte, als zonder
effect wordt gezien. Eigenlijk
heeft deze roman van Geel, die
op de universiteit is blijven
hangen, best iets van de de
door teleurstelling gevoede
reactionaire houding die bij
velen waarneembaar is op dit
moment. "Boeken die in het
verleden spelen moeten stout
moedig zijn. Ze moeten een vi
sie op de tijd inhouden, en als
het meezit vind jij die visie
verkeerd. Dat houdt ons aan
de gang. Meer hebben wij im
mers niet. Meer is uiteindelijk
niet nodig"...
Rudolf Geel.
Het boek bestaat uit drie de
len. Een zeer korte introductie,
als en soort uitgangspunt voor
de rest. Het tweede deel blijkt
(vanuit het derde- een zelf
standige roman. Het derde
deel is een commentaar op die
roman met de titel 'Inwijdin
gen'. De commentator is Geel,
die reflecteert op die Inwijdin
gen, waarin hij zelf een van de
hoofdrolspelers is, opgevoerd
door de auteur ervan, zijn
vriendin Sandra.
Zij, inmiddels gescheiden en
als schrijfster van de roman
Inwijdingen door het land
trekkend met lezingen, com
mentarieert op haar beurt
haar roman. De auteur (Geel),
in Sandra's roman Steven ge
heten, reageert weer op haar
'lezing' en inhoud van het
boek. Dat bevat de geschiede
nis van drie jonge studenten -
twee mannen en een vrouw -,
die zich losmaken uit hun
ouderlijke milieu om zich als
student en onafhankelijk
mens te kunnen profileren.
Steven schrijft daarbij een ro
man over 'onbestaanbare din
gen'.
Hugo, die als historie-stu
dent leert naar zichzelf te kij
ken moet klaarkomen met het
mislukte huwelijk van zijn
ouders en Sandra is als stu-
- foto archief de stem
dente-literatuur een hoofd
stuk appart. De antipapisti
sche docent Vlögel, die staat
voor veel onzin bij het stude
ren van de literatuur, speelt
daarbij een merkwaardige rol.
Een allesbehalve boeiend ver
haal, waarvan de historische
trekjes (Kerouac, softenonba-
by's, Luns en De Quay e.d.)niet
zo esentieel blijken. Via de re
latie Sandra-grootmoeder
komt het thema 'vrouwen
bron' wat onduidelijk aan de
orde.
Juist op het moment dat je
als lezer mogelijk afhaakt, be
gint het verrassende deel
(Vrouwenbron), waarin het
eerste deel zijn werkelijke
context krijgt. Dan wordt het
wel boeiend. Goed getimed.
Geel commentarieert dan
zichzelf via een reflectie op de
roman Inwijdingen van zijn
medestudente/vriendin en in
middels (van Hugo) geschei
den vrouw. "De laatste tijd
overvalt mij steeds vaker de
gedachte dat mijn leven min
of meer voltooid is"...Hij voelt
zich thuis nog slechts de kost
winner en verzandt in de
schijnbare herhaling van het
onherhaalbare...Oubolliger
kan het nauwelijks. "Alleen
mislukking en dood hebben
bestaansrecht" is zijn conclu
sie ten aanzien van de d#
Sandra geschreven roman,
kaft in Der JungbruniK
"Zijn wij werkelijk niets mi
dan een soort lachrimpels vs
de belachelijke geschiedenis!
zo vraagt Geel zich af.
'schrijvers bereiken de wai
heid soms via een omweg' col
cludeert hij.
Ook het freudianisme is
nig tussen de regels geslo;
Moeder-kind verhouding!
worden daaraan opgehangi
Zelfs de 'oudewij venmolf
(een andere benaming voor
vrouwenbron) raakt in
Weense vaarwater van
man die het Volksempfinè
van deze eeuw vergiftigd hi
met zijn frustratie-opinii
Geel is een kind van df
eeuw; nog meer dan van
moeder.
Op het eind van dit
heeft hij nog een sneer in huil
die evenveel zegt over de ovei|
tuiging van zijn eigen mi
terschap (een goed ding)
over zijn hang naar het defi
tisme, dat samenhangt
ouder-worden. "Overigens g
loof ik niet in mensen die"
latere leeftijd opeens
schrijven beginnen. Dat
passanten. En wie schrijft
tegenwoordig geen boek?
politici, huisvrouwen en cal
retiers zich van een discipl
meester maken, berg je d:
Hoewel, jij bergt je al zo lal
Schrijf daarom gewoon
meesterwerk. Niets aan
doen. Dit is de opdrac'j
Schrik niet. Wat maakt het
lemaal uit? De waarheid il
men we geen van allen op 1>
spoor. En wat mij betreft l|
de enig geldige waarheid'
het zoeken ernaar"...Deze 1:
ste zin geeft nog enig pers;
tief aan het leven van Gf
Tenslotte heeft hij met
boek geen meesterwerk, ma|
wel een onderhoudend dei"
geval geschreven.
Rudolf Geel: 'De vrouw'<j
bron'. Uitg. De Arbeiders;*
prijs 26,50.
AAN de vlierstruiken hangen nj
blauwe bessen. Daar kun je heerj
maken. Prop zoveel mogelijk rijpe f
der koud water. Laat de fles een
krijgt dan een geurig zachtgeel voj
dat zeef je door een koffiefilterzak
1 Vi kilo suiker bij en 20 g citroen
kunt kopen. Dat mengseltje laat jd
staan tot de suiker is opgelost. Dd
schone flesjes overgieten en is je lii]
DEZE week kun je voor het fr\J
eerst in het Nederlands le- g0
zen wat 45 miljoen Russen al pjd
in him krant de Pravda heb- Ve|
ben gelezen. Op de dag dat bij
ik dit stukje schrijf, is die ne
Nederlandse Pravda nog trd
maar net uit en ik heb hem te]
dus nog niet goed kunnen le- ch!
zen. wa
bal
Op de eerste pagina een w^
artikel van de minister van ve
justitie zelf. Hij wil de die- md
ven aanpakken. Het viel me val
op dat er veel berichten over tei
Amerika in staan, berichten
over Pakistan, niets over
China, kleine berichtjes met
nieuws uit de hele wereld.
ge
kil
Een groot artikel over de gcf
ramp in Tsjernobyl, mede- ms
delingen over de opbrengst m|
van de oogst en de fabrieken oif
en er wordt geklaagd dat er re
zo weinig verse groenten en te|
'HEB JIJ dat nou ook?' Zo
heette de enquête die het j
meisjesblad Club in mei
hield. Er werden zesduizend
antwoordformulieren terug
gestuurd en de voorlopige XI
uitslag staat in het septem- '!J
hernummer. Het blijkt dat 3
haast niemand tevreden is
met haar uiterlijk. Twintig
procent zit er zelfs zwaar
mee in haar maag. Kam-
pioenfrustratiebezorger is
het figuur (borsten, benen,
billen en buik) direct ge
volgd door gewichtsproble- Ë3
men. m|
Meer dan de helft vindt ml
het fijn om verliefd op een j
jongen te zijn. Meisjes met ZJ
een min of meer technische
opleiding vallen vooral op dj
mannelijkheid en een lekker v|
lijf, inzendsters van mavo-
havo-wvo vinden 'zijn ma- zli
nier van praten en denken' je
heel belangrijk en een lief
karakter. tij
Als je denkt dat je zwaar za
achter loopt als je nog m
maagd bent, heb je het fi- st
naai mis. Maar eenderde
van de zestien- a zeventien
jarige meisjes die meededen
is wel eens met een jongen hl
naar bed geweest. (Ik vind ai
het eigenlijk helemaal niet dl
zo weinig). Bij het vrijen zit of
de helft met problemen als je
Lz-\v\
IJdtiser'
Is het mislukt
f £n of!Ik m in het (eii
Mn inrekenen
hebben ?-
vernet meer mdi( Jg*. -i.
ii^t
/A Oeh//\ Dhr r
rtNN run
IVooruit BEN!