Matia Bazar: sprankelend,
ongewoon en vooral mooi
AGENDA
'Het publiek
ziet maar
eén kant
van de
trompettist
DE 26-JARIGE Frank van der Poel uit Os-
sendrecht behoort al jaren tot het puikje
van de Nederlandse (klassieke) trompettis
ten.
Beroep
Studeren
Nerveus
Kim Carnes
Bill Nelson
Door Ans van Goch
Als eerste trompettist van de Marinierskapel
reist hij het hele land door. Hij trad op met het
Brabants Orkest, het Zeeuws Orkest en het BRT-
Symfonieorkest en was als solist te horen en te zien
in het v-programma 'Jonge mensen op het con-
certprodium'. Diep, heel diep in zijn hart hoopt hij
nog ooit de Jaap van Zweeden van de trompet te
worden.
Zelfs in de vakantie kan
Frank van der Poel
niet zonder zijn trompet
Het begint eigenlijk heel
simpel. Vader Van der Poel
is hoofd van de opleiding
van fanfare De Hoop in Os-
sendrecht. Eind zestiger ja
ren zit die fanfare echter in
het slop. Er zijn te weinig
jonge mensen en vader Van
der Poel kijkt eens in zijn
eigen gezin rond. De 8-jarige
Frank en zijn twee zusters
worden in de leerlingenklas
gehaald. Hoewel de jonge
Frank dan al weet dat-ie het
liefst trompet wil spelen, is
dat er niet bij. „Neem de bu
gel maar", commandeert
zijn vader, „want dat instru
ment hebben we nodig in de
fanfare".
Van der Poel senior geeft
zijn zoon drie jaar les. „Ik
heb 'em in de grondverf ge
zet", zegt hij er achteraf van.
Maar hij realiseert zich al
ras dat hij de muzikale ont
wikkeling van zijn nazaat
niet voldoende kan begelei
den: Frank mag naar de
muziekschool in Bergen op
Zoom. Hij is dan elf jaar.
„Daar heb ik de bugel aan
de wilgen gehangen en ben
ik trompet gaan spelen",
vertelt de Ossendrechtse
muzikant. Docent Leon
Janssen van de Bergse mu
ziekschool krijgt al snel in
de gaten dat Frank méér
dan middelmatig begaafd is.
„Dat hoor je meteen", weet
Frank inmiddels uit eigen
ervaring. „Ik geef nu zelf
ook les en je hebt zo in de
gaten of een kind 'het' heeft
of niet".
In het begin heeft de jeug
dige Van der Poel nog niet
zo in de gaten dat-ie iets bij
zonders is. „Dat heb ik aan
mijn ouders te danken",
looft hij. „Achteraf gezien
vind ik dat ze het heel goed
hebben gedaan. Ze hebben
me niet omhoog geduwd. En
dat gebeurt wel vaak en dan
krijg je van die over het
paard getilde jongetjes. Zij
hebben me altijd op het hart
gedrukt dat ik blij moest
zijn dat ik kon spelen. Pas
toen de prestaties zich op
stapelden, realiseerde ik me
'hee, dat gaat toch wel
goed'".
Tijdens de lessen op de
muziekschool groeit bij Van
der Poel de overtuiging dat
hij later beroepsmuzikant
wil worden. „Hoe en wat,
daar dacht ik niet zo over
na, had amper van het be
staan van een conservato
rium gehoord. Laat staan
dat ik nagedacht had over
de richting, platen maken,
concerten geven of in een or
kest. Trouwens die keuze
heb je hier in Nederland fei
telijk niet, daar is het land te
klein voor. Nederland zegt
zo weinig in de wereld. Dat
zo'n man als Jaap van
Zweeden zo beroemd wordt
is echt een zeldzaamheid.
Heeft volgens mij ook met
het soort instrument te ma
ken. De viool is klassiek, een
solistisch instrument. Bij
een trompet is dat veel min
der het geval".
Wanneer Frank van der
Poel de opleiding op de mu
ziekschool voltooid heeft,
gaat hij naar de muziekaca
demie in Antwerpen, een
voorbereiding op het conser
vatorium. Daar krijgt hij les
van Theo Martens, de man
die nu nog zijn repetitor en
coach is. Na deze studie gaat
de Ossendrechtenaar naar
het conservatorium. De
theoretische vakken zijn
evenals zijn middelbare
school een crime: „Ik wil al
leen graag muziek maken".
Na al die jaren van studie
zou Frank toch onderhand
fatsoenlijk op zijn trompetje
uit de voeten moeten kun
nen. „Technisch gesproken
wel ja. Ik kom er echter
steeds meer achter dat het
moeilijk is. Hoe perfecter ik
wil spelen, hoe lastiger het
is".
De moeilijkheidsgraad
van de trompet zit 'em vol
gens Van de Poel in het
mondstuk. „Dat is erg klein.
Dus het oppervlak van je
lippen dat je gebruikt is ook
erg klein. In vakringen heet
dat de enbouchure, de stand
van de mond. Als het nu
winter is, en je lippen zijn
schraal, of je hebt een
puistje op je lippen of weet
ik-wat, dan heeft dat met
een invloed op je spel".
De Ossendrechtse trom
pettist bestrijdt overigens
dat je aan de mond van,
iemand kunt zien of hij
trompet kan spelen. „Soms
misschien wel. Maar het ge
beurt vaker dat je denkt:
'hoe is het mogelijk dat
iemand met zo'n mondstand
er muziek uit kan krijgen.
Aan de andere kant: hoeveel
negers in Amerika spelen
geen trompet. En die hebben
toch ook dikke lippen!"
Wat wel heel erg belang
rijk is voor iemand, die
trompet speelt, is de verzor
ging van het gebit. „Mensen
met een kunstgebit zullen
geen professioneel trompet
speler worden. Tenzij dat
gebit echt goed vastgezet
wordt. Gebeurt dat niet, dan
krijg je allemaal valse lucht
en dat kun je niet hebben".
In 1980, Frank van der
Poel is dan bijna klaar met
zijn conservatoriumoplei
ding, hoort hij via via dat er
een vacature is als eerste
trompettist bij de Mari
nierskapel. De jonge Ossen
drechtenaar moet proefspe
len en wordt uit vijftien
kandidaten gekozen.
„Eigenlijk een full-time
baan. Met de kapel repete
ren we van half tien tot half
een' 's Middags moet je zelf
studeren. Dat kost ook uren.
En 's avonds is er vaak een
concert. Dus we maken best
wel lange dagen".
Dat studeren is volgens
Van der Poel onontbeerlijk
voor een musicus die het wil
maken. „Soms is er gewoon
weinig tijd, vanwege het
reizen en zo. Je moet dan
zorgen dat je een reserve
hebt, zodat je niveau niet
meteen wegvalt. Wanneer je
een week niet gestudeerd
hebt, hoor je dat meteen aan
de toon. Je kunt het vergelij -
ken met een atleet. Als die
een week niet traint, komen
zijn spieren vast te zitten.
Dat is bij ons ook zo, ik zei
het al, omdat je met een een
klein deel van je mond bezig
bent".
„We hebben het jaren
meegemaakt", interrum
peert vader Van der Poel,
„dat gestudeer van hem. Wij
lagen in de tuin in de zon en
hij daarboven in z'n ka
mertje maar spelen. Het was
er soms wel 40,45 graden".
Ook tijdens vakanties is
de trompet een vaste metge
zel. „Ik heb het ding een keer
thuis gelaten, maar toen
miste ik 'em toch wel na een
paar dagen", bekent Van der
Poel. „Zo was ik eens een
keer in zuid-oost Frankrijk,
in Annecy, op vakantie. Drie
weken lang. Trompetje mee,
want ik moest daarna een
uitvoering geven van het
concert van Hummel. Dus de
bossen in en maar oefenen.
Alleen, het werd daar veel te
warm. Op een gegeven mo
ment zijn we met de pastoor
daar gaan praten en van
hem mocht ik repeteren in
de dorpskerk. Daar was het
koeler. De voorwaarde was
wel dat ik op zondag tijdens
de eucharistieviering zou
spelen. Dat heb ik gedaan en
de mensen vonden het
prachtig".
Van der Poel erkent dat
dit het deel van de muzikant
is, dat de mensen niet zien.
„Je moet echt studeren, om
op niveau te blijven en om
steeds hoger op te komen",
benadrukt hij. „Daarom heb
ik nu ook nog steeds les van
Theo Martens. Niet zozeer
om het technische aspect,
want ik kan onderhand wel
met een trompet omgaan.
We hebben het dan meer
over de interpretatie van
muziekstukken. Het is bij
voorbeeld zaak om geen stij
len door elkaar te halen".
Van der Poel zegt wel, dat
een musicus die alleen
speelt, vaak beter gemoti
veerd is dan eentje die in een
orkest musiceert. „Je wordt
minder op de vingers geke
ken, terwijl je als solist het
meest perfecte probeert te
halen. Ik heb bijvoorbeeld al
dertig of veertig keer het
trompetconcert van Hum
mel moeten spelen. Elke
keer kost dat weer uren stu
die, zodat mijn vriendin
soms verzucht: 'Moet je nou
alweer, je kent het onder
hand toch'. Maar ze snapt
het gelukkig allemaal wel.
En een voordeel is dat ze een
perfect muzikaal gehoor
heeft. Ik krijg het meteen
van d'r te horen, wanneer ik
iets niet goed gedaan heb".
Frank van der Poel toont
zich uitermate gelukkig met
het feit dat hij veel kansen
krijgt om solistisch op te
treden. „Zo ben ik samen
met het Brabants Orkest,
het Frysk en Zeeuws orkest
en het BRT-symfonieorkest
opgetreden. Ook mocht ik
eens te gast zijn in het ra
dioprogramma van Herman
Emmink en heel veel reac
ties kreeg ik na het televi
sieprogramma 'Jonge men-'
sen op het concertpodium'.
Want wanneer je als solist
uit de verf wilt komen, moet
je bij het orkest waar je
werkt wel die kans krijgen.
Bij de Mariniers lukt dat,
want daar hebben ze twee
eerste trompettisten in
dienst. De benoeming een
paar jaar geleden bij het
Rotterdams Philharmonisch
orkest heb ik niet aanvaard,
omdat ik als enige eerste
trompettist daar zou wer
ken. En het had al zoveel
moeite gekost om mijn con
tract bij de Marinierskapel
voortijdig te ontbinden",
herinnert Van der Poel zich.
„Ik zou bij dat Rotterdamse
orkest echter geen tijd heb
ben voor andere optredens.
Dus die baan heb ik niet
aangenomen. Geloof maar
gerust dat die weigering
nogal wat teweeg heeft ge
bracht in het muziekwe
reld] e. Maar publiciteit heb
ik er in ieder geval wél mee
gehad", lacht Van der Poel.
Echt plankenkoorts heeft
Frank van der Poel niet,
wanneer hij op moet treden.
„Gespannen ben ik wel ja. Ik
kan voor een concert ook
niet veel hebben. De mensen
moeten me met rust laten.
Gewoon mijn gangetje laten
gaan. Op het moment dat ik
ga spelen, valt dat van je af.
Die spanning is trouwens
ook nodig. Dan kan ik me
geven, iets overbrengen. Die
spanning geeft het resultaat.
Je maakt me riiet wijs, dat
welke artiest dan ook, voor
een optreden niet een tikje
nerveus is".
Bloedzenuwachtig was
Van der Poel toen hij de eer
ste keer in het Amsterdamse
concertgebouw op moest
treden. „Dat is niet zomaar
een schouwburg. Daar
hangt toch een typische
sfeer, die je nergens anders
tegen komt. En in dat ge
bouw hebben zoveel groten
gestaan. En dan kom jij die
lange trap af en dan sta jij
daar als solist
„Na een belangrijk con
cert is het net of er twee kilo
van je afvallen. Dat gebeurt
in een keer, al die dagen van
repeteren en nog eens repe
teren. Na een concert vind ik
het zalig om ergens lekker te
eten of een borreltje te drin
ken. Je weet het, daar staan
muzikanten om bekend",
gekscheert Frank van der
Poel.
De Ossendrechtenaar be
schikt over een koffer aan
muziekinstrumenten. „Voor
klassieke muziek gebruik je
de c-trompet en dan zijn er
bijvoorbeeld ook nog bes- en
es-trompetten. De bes is on
der meer voor dans- of jazz
muziek. Die trompetten ver
schillen onderling van
lengte en toonhoogte. En dan
bestaat ook nog de piccolo-
trompet, da's een heel
kleintje".
„Iedere trompet is an
ders", legt Van der Poel uit.
„En je moet er steeds op een
andere manier op spelen.
Wanneer iemand het instru
ment verwisselt, merkje dat
meteen, ook al is het het
zelfde merk, type of weet ik
wat. Dat komt, omdat het
allemaal handgemaakte in
strumenten zijn. Maar de
verschillen zijn feitelijk
klein en na een paar weken
ben je eraan gewend".
Opmerkelijk is dat er
nauwelijks vrouwen trom
pet spelen. „Ik ken er heel
weinig. Dat heeft te maken
met het volume, de hoeveel
heid lucht, die je tot je be
schikking hebt. Mannen
hebben dat meer. Beweging
is voor een trompet-speler
dan ook belangrijk. Per slot
van rekening heb je een zit
tend beroep, ongeregeld, al
tijd laat en je drinkt eens
een borreltje. Teveel bewe
ging is ook niet goed, want
dan raak je je volume weer
kwijt. Ik heb tenminste eens
een tijd gehad dat ik veel
aan joggen deed, naar een
fitnesscentrum ging en zo.
Ik viel ontzettend veel af,
maar de kwaliteit van m'n
spel werd er niet beter op".
MUZIEK is er op diverse ni
veaus. Je hebt haar bijvoor
beeld als achtergrond, als
verstrooiing, als tijdverdrijf,
als meezingmogelijkheid en
als meeslepend klankavon-
tuur. Wat mij betreft wordt
muziek pas echt interessant
als ze in staat is de zinnen te
verrukken en alle aandacht
naar zich toe weet te trek
ken. Muziek is dan alomte
genwoordig en laat geen
ruimte voor andere bezighe
den.
Het Italiaanse Matia Ba
zar slaagt er bij voortduring
in de luisteraar te verruk
ken en te verrassen met on
gehoord mooie klanken. De
huidige single 'Ti sento' is
een duidelijk voorbeeld van
hoe aangrijpend mooi Matia
Bazar muziek weet te ma
ken. Het nummer heeft een
universele aantrekkings
kracht en staat dan ook niet
voor niets hoog in de diverse
hitparades.
'Ti sento' is afkomstig van
de vorig jaar in Italië ver
schenen elpee 'Melanchólia',
de derde langspeler van Ma
tia Bazar. 'Melanchólia' is
nu via Ariola ook in ons land
verkrijgbaar en gezien het
succes van 'Ti sento' zal de
verkoop van de elpee wel
groot zijn. Dat is dan volko
men terecht, want 'Melan
chólia' is een in velerlei op
zicht overrompelende plaat,
die van begin tot einde boeit.
Matia Bazar maakt pop
muziek die voor onze, met
Anglo-Amerikaanse rock
geconditioneerde oren onge
woon klinkt en die van de
luisteraar de nodige inleving
vraagt. Is die bereidheid er,
dan is Matia Bazar een mu
zikaal avontuur. Popmuziek
wordt door de groep vanuit
een totaal andere invalshoek
benaderd. Niet de gemakke
lijke dreun bepaalt het ge
luid, maar de rijkdom aan
klank. Matia Bazar maakt
muziek op basis van aloude
Italiaanse muziektradities.
Italië heeft als land waar
niemand echt goed Engels
spreekt, popmuziek altijd al
in de eigen taal ingevuld en
dat heeft in het verleden
schitterende staaltjes van
liedjes opgeleverd. Liedjes
die ondanks het feit dat ze in
het Italiaans waren een in
ternationale klank bezaten.
Nederlandse en Duitse ar
tiesten hebben jarenlang
goede sier gemaakt met
nummers, die van Itailaanse
origine waren en een zange
res als Laura Branigan
dankt haar succes aan ver
talingen van nummers van
Umberto Tozzi.
Italië heeft een rijke, to
taal eigen muziekcultuur,
die in sommige gevallen veel
interessanter is dan de hier
overheersende rockscene.
Figuren als Claudio Baglio-
ni, Toto Cotugno en vooral
Franco Battiato Alice en
Matia Bazar zijn daarbij de
meest creatieve figuren.
Wat dat betreft is met de
Italiaanse muziek al niet an
ders dan met schoeisel, mo
de, kookkunst, meubel- en
auto-ontwerpen; de manier
waarop Italianen dingen
vorm geven is sprankelend,
ongewoon en vooral mooi.
De muziek van Matia Bazar
is dat dus ook.
AMERIKA kent de spe
ciale stroming 'Adult orien
tated rock', rock voor vol
wassenen dus en Kim Car
nes doet het goed in die cate
gorie. Haar elpees 'Mistaken
identity', 'Cafe racer' en
'Barking at airplanes' ver
kochten bijzonder goed en
dat lot zal 'Lighthouse',
Kim Carnes: lichte verbetering
Kims tiende elpee, ook wel
weer beschoren zijn.
Kim Carnes is wat Paul
Simon een 'one trick pony'
EINDREDACTIE WIM VAN LEEST
zou noemen: iemand die een
bepaald kunstje goed kent
en dat dan ook keer op keer
opvoert. Het kunstje van
Kim is met haar doorleefde
stem zwoele nummers een
roek-swing meegeven. Dat
levert tamelijk eenvormige
elpees op, die de ene keer
wel, de andere keer niet
boeien.
Haar vorige elpee 'Bar
king at airplanes' was een
plaat met te veel opgelegde
en voorspelbare num
mertjes. 'Lighthouse' laat
een lichte verbetering horen.
De muziek is iets rauwer en
de composities zijn dit keer
beter gelukt. Dat maakt
'Lighthouse' tot een heel ge
nietbare plaat. Vereiste
daarbij is wel dat je van
Kims stem houdt. Doe je dat
niet dan is 'Lighthouse' een
ware beproeving.
BILL Nelson is een bui
tenbeentje in de popmuziek.
Met zijn groep Be Bop De-
luxe zat hij destijds in het
midden van de jaren zeven
tig nog een beetje op het
rechte popspoor, maar
sindsdien is hij zijn eigen
weg gegaan. Met de groep
Red Noise en vooral onder
eigen naam maakte hij een
hele reeks platen, waarop
het experiment en het onge
wone een belangrijke plaats
innamen. Gevolg van die
werkwijze was wel dat veel
platen op eigen labels moes
ten worden uitgebracht.
'Getting the holy ghost
across' is de titel van de Bill
Nelson-elpee die onlangs
door CBS werd uitgebracht.
Als je de hoes van de plaat
en de elpeetitel bekijkt dan
zie je dat de hang naar het
mystieke en het magische er
nogal dik bovenop ligt. Toch
komt Nelson in de tekstuele
uitwerking daarvan niet
ver. Hij blijft hangen in
pseudo-wijsgerig geneuzel
en hoopt verder kennelijk
dat de luisteraar de over
vloed aan onafgemaakte
zinnen in de teksten zelf zal
aanvullen.
Dat zou te doen zijn als
die teksten uitdagend waren
of getuigden van aanzetten
tot ongewone ideeën. Dat
zijn ze echter niet. Ook mu
zikaal wordt het losse zand
van de teksten niet tot iets
hechts geconstrueerd. Voor
de hand liggende popdeunen
voeren de boventoon. Hier
en daar worden wel boven
aardse klanken geprodu
ceerd, maar ook die lijken er
goeddeels voor de sier te
zijn.
Bill Nelson oogt met 'Get
ting the holy ghost across'
een plaat te hebben gemaakt
die heel diepzinnig is. Het
tegendeel is echter waar:
'Getting the holy ghost
across' is juist zeer opper
vlakkig.
De agenda voor de komende we
ken ziet er als volgt uit:
Rod Stewart, Gary Moore, Doc
tor the Medics, Topper Hea-
don en de Kreuners, 10 augustus
in Oostende (Belga-testival).
Skyblasters, La Muerte, Reds
kins, Steel Pulse, The Yeh Yeh's,
Ramones, Arno en PIL, 2 augus
tus in Veurne (Seaside-festival)
Rod Stewart, 2 september in
Rotterdam (Ahoy)
Stevie Ray Vaughan, 21 septem
ber in Utrecht (Vredenburg)
Joan Armatrading, 28 september
in Rotterdam (Ahoy)
Jackson Browne, 7 oktober in
Rotterdam (Ahoy)
Philip Glass Ensemble, 20 sep
tember in Rotterdam (Doelen),
21 september in Nijmegen (Ver-
eeniging) en 22 september in
Utrecht (Vredenburg)
Don Dixon, 21 augustus in Nij
megen (042) en 22 augustus in
Utrecht (Tivoli)
Ramones, 4 en 5 augustus in
Amsterdam (Melkweg)
„Veel joggen is niet
goed. Dan raak je je vo
lume kwijt".
- FOTO'S DE STEM BEN STEFFEN