D e Bredase burgemeester Frans Feij probeert de discussie rond de Twee van Breda opnieuw aan te zwengelen. Hij vindt dat de Duitse oorlogsmisdadigers Franz Fischer en Fredinand Aus der Fünten moeten worden uitgewezen omdat een 'natuurlijke oplossing een blijvende smet op ons strafrecht werpt'. Politiek Den Haag lijkt echter geen behoefte te hebben aan een nieuwe discussieronde. Een Kamerlid: „Ik heb geen commentaar. In ieder geval vandaag niet. Belt U me nog maar een keer op. Wanneer? Dat weet ik niet". Een verhaal over Het Grote Zwijgen. Discussie rond Twee van Breda wil niet op gang komen WHKEHjj I Nieuwsk ZATERDAG 28 JUN11986 W4 Zwijgen Afspraken Ingevoerd Levenslang Restpost Eigenrichting Enschedé ZATERDAG 28 Door Willem Reijn SINDS Frans Feij een pleidooi om de Twee van Breda in vrijheid te stellen in NRC-Handelsblad en De Stem publiekelijk maakte, heeft de Bredase burgemeester twintig reac ties binnengekregen. Geen opmer kelijke score voor een betoog over een onderwerp, dat in '72 de gemoe deren nog dermate beroerde, dat de minister van justitie moest worden bewaakt tegen eventuele aanslagen. Feij heeft een oproep aan de Tweede Kamer en aan de regering gedaan om de Twee van Breda vrij te laten bij de vie ring van het honderdjarig bestaan van het wetboek van strafrecht. Dat is overi gens alleen een aanleiding. Feij vreest dat als Nederland nog langer wacht met het in vrijheid stellen van de laatste ge vangen oorlogsmisdadigers in de Wes terse wereld, een 'natuurlijk oplossing', de dood van de twee, het verwijderen van de twee onmogelijk maakt. Fischer is nu 84, Aus der Fünten 76. „Van de twintig reacties waren er ze ventien positief', vertelt Feij. „Die kwa men uit brede kring. De drie negatieve reacties kwamen van een oorlogsslacht offer, van wie ik een hele nette brief kreeg en van twee verzetsmensen. Die schre ven: ze moeten de Twee van Breda alsnog kapot schieten en U erbij". Feij, die als jongeman hielp bij een 'Canadezen-pilo- tenlijn' in Limburg, maar zich geen ver zetsman wil noemen („Als jongen van zestien ben ik wel opgepakt, maar het ri sico voor een jonge knaap was niet zo groot"), is niet geschrokken van die laat ste brieven. „Ik had zoiets wel verwacht. In '72 was het veel erger. Toen kwamen er dreigementen binnen die serieus le ken". Het aantal reacties is Feij zowel mee- als tegengevallen. „Je mag je de vraag stellen of veertien jaar na de grote dis cussie dit issue nog sterk speelt in deze maatschappij Na mijn betoog werd ge zegd: heel Nederland zal over je heen vallen. Nou, dat is dus blijkbaar niet zo". Dat zou een meevaller kunnen zijn, be toogt Feij, omdat dit misschien een indi catie zou kunnen zijn (twee slagen om de arm) dat een vrijlating van de Twee van Breda op minder weerstand stuit dan in '72. Maar twintig brieven kunnen even goed een tegenvaller zijn. Het was im mers de bedoeling van Feij om de discus sie te doen herleven en net zo goed als je zou kunnen denken dat er minder be langstelling voor een vrijlating bestaat, kun je ook zeggen dat niemand meer be hoefte heeft aan een nieuwe frustrerende gang naar Canossa. „Ik vrees dat mijn aanzet niet wordt opgepakt", zegt Feij. „Het probleem is in '72 afgedekt. Niemand heeft nog zin in een discussie. Minister Polak had ze eind jaren zestig kunnen vrijlaten, want hij was Jood". In de wandelgangen van de Tweede Kamer doen woordvoerders van de drie grote partijen er inderdaad het zwijgen toe. De justitiespecialisten blijken nau welijks of niet geïnteresseerd in dit kan kergezwel in het strafrecht. De CDA'er Vincent van der Burg: „Neen, als CDA-fractie hebben we geen behoefte aan een nieuwe discussie. In het verleden hebben we drie keer een poging gedaan om de oorlogsmisdadigers vrij te laten (in '72 Van Agt en in de jaren daarna twee maal prof. I.A. Diepenhorst, WR) en toen is dat mislukt. We hebben geen enkele aanwijzing dat het politieke klimaat is veranderd. We hebben van onze WD-partners ook geen melding gehad dat zij nu voor vrijlating zouden kunnen zijn". Persoonlijk is Van der Burg voor vrij lating van de twee. „Ik ben een vertegen woordiger van de ethische stroming in het strafrecht, net als Van Agt. Maar ook ik heb te maken met de realiteit: bij het verzet en de oorlogsslachtoffers maakt vrijlating zoveel emoties los, dat vrijla ting niet haalbaar is. Ik zie dan ook geen mogelijkheden iets te doen". De WD'er Jan-Kees Wiebenga voelt al helemaal niets voor een nieuwe discus sie: hij is tegenstander van vrijlating. Hij vindt dat het uitwijzen van de twee van Breda teveel leed bij de slachtoffers te weeg brengt. Binnen de partij krijgt Feij weinig steun. Wiebenga: „De heer Feij heeft duidelijk een persoonlijk standpunt weergegeven". Dan de PvdA. Mevrouw Haas-Berger vindt persoonlijk - er is in de fractie niet over het onderwerp gesproken - dat er niet meer ovfcr de twee moet worden ge sproken. „Er staat mij nog levendig voor de geest wat er in '72 is gebeurd. We heb ben toen ook afgesproken dat er geen collectieve gratiëring (Haas-Berger be doelt met collectief dat de twee op de- Fe/ protest tegen de vrijlating toen in 1972 de discussie tussen voor-en tegenstanders hoog oplaaide. FOTO DE STEM JOHAN VAN GURP „De twee van Breda zijn een toevallige restpost", meent Wolffensperger. „Het is toeval, zo niet willekeur dat deze twee nog zitten. Dat zal ook niemand ontkennen". - FOTO ANP Het Grote Zwijgen Burgemeester Frans Feij: „Wellicht moet ik toch een tweede stap zetten, als een ander op de eerste niet volgt". - FOTO DE STEM/JOHAN VAN GURP De Koepel in Breda: nog steeds de verblijfplaats van De Twee. zelfde gronden en op hetzelfde moment worden vrijgelaten, WR) zou plaatsvin den. Nou weet ik wel datje die afspraken ongedaan kunt maken, maar ik zie niet dat die discussie moet worden her opend". Het zou niettemin mogelijk zijn dat anderen in de fractie vrijlating wel be spreekbaar achten, zegt Haas-Berger. Maar ze ziet geen aanleiding, zoals Feij die vindt in het honderjarig bestaan van het wetboek van strafrecht. Overigens heeft Haas-Berger in '72 tegen vrijlating gestemd. Haar fractiegenoot Roethof reageert wat korzelig. „Ik heb geen commentaar. In ieder geval vandaag niet. Belt U me later nog maar een keer op. Wanneer? Dat weet ik nog niet". Een wel erg korte reactie en daarom bellen we hem een dag later nog een keer. „Neen, ik heb geen commentaar". Roethof was toch veertien jaar geleden voorstander van vrijlating? „Ja, dat klopt. Ik was toen woordvoerder van ongeveer een kwart van de PvdA- fractie die voor vrijlating stemde. In mijn mening is in veertien jaar absoluut niets veranderd. Maar een discussie heeft wei nig zin meer, want de standpunten zijn sindsdien alleen maar verder verstard". De drie grote partijen wensen eenvou digweg de vingers niet meer te branden aan de gevoelige problematiek van de oorlogsmisdadigers. Minder politieke mensen durven nog wel te pleiten voor vrijlating. Feij houdt een pleidooi als burgemeester van Breda en tevens als üd van de Eerste Kamer, een huis dat werkt in de luwte van de politiek. In het parlement vinden we één volks vertegenwoordiger die wél een uitdruk kelijke mening over de Twee van Breda wil geven. Het is dan ook een nieuwko mer: de jurist Gerrit-Jan Wolffensperger van D66. De Democraat, lid van de vaste Kamercommissie voor Justitie, is uitste kend ingevoerd in deze heikele kwestie. Wolffensperger was in het begin van de jaren zeventig juridisch medewerker van De Volkskrant en begeleidde de discussie van '72 voor dit dagblad. Wolffensperger begint ermee een te genstelling uit de weg te ruimen: die tus sen de emotionele tegenstanders en koele juridische voorstanders. „De voorstan ders voelen zich net zo emotioneel met het handhaven van de rechtsorde betrok ken", zegt Wolffensperger. „Als dan wordt gezegd: de rechtsorde is een ab stract begrip dus dat gaat niet op, dan stel ik: wat weegt het zwaarste, de emo ties op korte termijn bij vrijlating of die op lange termijn als we de beginselen van de rechtsstaat, die van het humanitaire strafrecht, niet handhaven?" Hij ziet drie redenen om de Twee van Breda vrij te laten. Allereerst vindt Wolf fensperger dat de rechtsstaat moeten la ten zien dat zij zó krachtig is, dat het be ginsel van een humanitair strafrecht op iedereen wordt toegepast. Dat is ook door de oud-procureur-generaal bij de Hoge Raad ('de hoogste Officier van Jus titie'), mr. Langemeijer, betoogd. Wolffensperger herinnert eraan dat de bijzondere rechtspleging na de oorlog zeer fatsoenlijk is verlopen. „We hebben geen bijltjesdag gehad, de rechtspleging is snel bij justitie terechtgekomen en het bewijsrecht is gehandhaafd om tot uit spraken te komen. De beginselen van de rechtstaat werden dus gerespecteerd", zegt Wolffensperger. Daarom, noemt hij als tweede grond, is het niet meer dan logisch dat dat ook gebeurt bij de uitvoering van de straf. Het beginsel van humanitair strafrecht houdt onder meer in dat de straf zinvol voor de verdachten moet zijn en daar is in het ge val van de twee vegeterende Duitse oor logsmisdadigers geen sprake meer van. Vanuit kringen van verzetsmensen en oorlogsslachtoffers wordt steeds weer be nadrukt dat de Twee van Breda in 1951 al gratie hebben gekregen en dat het niet de bedoeling kan zijn twee keer gratie te verlenen. Ook stellen zij: levenslang is le venslang. Daarbij hebben zij de wet aan hun zijde, omdat hier niet de gewone strafwet maar de bijzondere wetten gel den. Maar de argumenten gaan hier niet op, zegt Wolffensperger. „Het valt mij altijd op dan niemand zo legalistisch is, als iemand die geen rechten heeft gestu deerd". Hij wijst erop dat in vele geval len naderhand wél twee of zelfs drie keer gratie is verleend. Omdat de na-oorlogse regering priori teit gaf aan het snel berechten van kleine misdadigers (er zaten 120- tot 150.000 mensen in kampen en van die loden last wilde de regering zo snel mogelijk af), kwamen de eerste Duitsers pas in 1947 voor de rechter. Van hen kregen vijftien de doodstraf, die in zes gevallen is uitge voerd. Drie ervan bleven in de gevange nis (Kotalla, Aus der Fünten en Fischer), de anderen werden geleidelijk aan vrijge laten. Als laatste verdween Willie Lages: hij werd in '66 op vrije voeten gesteld omdat hij nog slechts enkele weken te le ven zou hebben. Lages leefde overigens nog vijfjaar. Kotalla stierf in 1979. Het beginsel van rechtsgelijkheid is bij de twee volkomen zoek, is het derde ar gument van Wolffensperger. Enkele voorbeelden: Harster, de chef van Aus der Fünten, werd veroordeeld tot twaalf jaar gevangenisstraf. Hij werd in 1955 na drie keer gratie te hebben gekregen, vervroegd in vrijheid gesteld. De chef - FOTO DE STEM/JOHAN VAN GUHP van de inmiddels overleden 'derde van Breda' Kotalla was plaatsvervangend commandant van het kamp Amersfoort Stöver. Hij werd veroordeeld tot de doodstraf, die door gratie werd omgezet in levenslang en uiteindelijk werd hij in 1960 vrijgelaten. Een veel hoger ge-- plaatste collega van de Bredase misdadi gers, Haase, werd eveneens tot de dood straf veroordeeld. Hij kwam in 1959 vrij. Een studie van Rüter '72 wees verder uit dat de Nederlanders veel milder zijn behandeld dan de Duitsers. En binnen de groep Duitsers werden lager geplaats ten relatief zwaarder bestraft dan het ho gere kader. Bovengenoemde voorbeelden spreken voor zichzelf. „De twee van Breda zijn een toevallige restpost", meent Wolffensperger. „Het is toeval, zo niet willekeur dat deze twee nog zitten. Dat zal ook niemand ontken nen". Wolffensperger is het dan ook volko men met Feij eens. „Het is een Godge klaagd schandaal dat we deze mensen nog langer laten creperen. We hoeven geen enkel medelijden te hebben met Aus der Fünten en Fischer, maar we moeten ook hier de rechtsstaat handha ven". Maar wie moet dat dan doen? Geen Tweede Kamerlid heeft er trek in het voortouw te nemen. Ook Wolffensperger niet. „Ik kan dat niet in mijn eentje doen", zegt hij, „Vergeet U niet: ik zit hier ook pas een paar weken". Hij heeft er ook wel begrip voor dat andere parle mentariërs zich terughoudend opstellen. „Ik heb zelf in '72 gezien tot wat voor een politieke tragedie de discussie heeft geleid. Ik heb Van Agt zien janken ach ter de regeringstafel". Toch vindt hij dat de regering zelf op- nieuw zal moeten proberen de zaak aan de orde te stellen. De verantwoordelijk heid voor de uitvoering van straffen ligt immers bij de minister van justitie. In het geval van de Twee van Breda hebben de politieke ontwikkelingen deze staatsrechtelijke helderheid echter ver troebeld, constateert het Tweede Kamer lid. Na de vrijlating van Willie Lages maakte de Tweede Kamer de afspraak met de regering dat bij een eventuele uit wijzing van een van de drie van Breda eerst de Kamer zou worden geconsul teerd. Bij de discussie in '72 werd daar nog een extra 'veiligheid' voor de tegen standers bij ingebouwd: ook de oorlogs slachtoffers en verzetsmensen moeten worden geraadpleegd bij een dergelijke maatregel. Hoewel ook voorstanders van vrijla ting begrip tonen voor die laatste af spraak, is het uit strafrechtelijk oogpunt een vreemde constructie. Het strafrecht, en dat geldt in dit geval ook voor de bij zondere rechtspleging, is juist ingesteld om eigenrichting te voorkomen. Om een principieel gelijk voorbeeld te noemen: hoewel vrouwengroepen inspraak eisen bij de berechtiging van mannen die sek suele misdrijven hebben begaan, vinden zelfs feministische advocaten dat dat niet dient te gebeuren. Praktisch ligt de zaak anders, omdat deze misdadigers tegen tienduizenden mensen misdrijven hebben gepleegd. 'Maar de vraag of leed opgeteld kan wor den, is niet te beantwoorden. Leed is een individuele ervaring, die wel kan worden gedeeld, maar niet kan worden vergele ken. Omdat het hier om een groot aantal mensen gaat, vinden er ook groepspro cessen plaats. De verzetsmensen en oor logsslachtoffers hebben zich georgani seerd en de gevoelens gecollectiviseerd. Een dergelijk groepsproces versterkt de weerstand tegen de vrijlating. Het is met de verstarring van de stand punten dan ook niet te verwachten dat de verzetsmensen en oorlogsslachtoffers ooit zullen zeggen dat de twee naar thuis kunnen worden gestuurd. Niettemin vin den Feij en Wolffensperger dat de rege ring zich aan de afspraken moet houden. Dat maakt vrijlating niet onmogelijk, maar eist van de regering wel een sterke rug. „Weetje wat het grootste risico is?", vraagt Wolffensperger. „Dat is dat de weg van de minste weerstand wordt be wandeld. Dat de twee de dood vinden in de cel. Het is nooit goed te keuren wat ze hebben gedaan, maar in een beschaafd land laat je mensen niet creperen in de gevangenis tot ze dood zijn. Dat hebben we zelfs bij Menten niet gedaan". We informeren ook nog eens bij het voormalig lid van de Hoge Raad, profes sor Ch. J. Enschedé, een absolute autori teit op het gebied van strafrecht. Hij was in '72 voor vrijlating en is dat nog steeds, „Dit levende oorlogsmonument is een na tionale schande", stelt Enschedé. Hij her haalt de woorden: „Aan dit oorlogsmo nument, aan deze nationale schande moet zo snel mogelijk een einde komen. De personen van deze twee verdachten interesseren mij geheel niet. Het is ge woon een kwestie van Nederlands fat soen. Het gaat om elementaire beginse len van het recht, het gaat oom een hu manitair strafrecht, het gaat om het be ginsel van gelijke behandeling", verwijst hij naar de genoemde voorbeelden van verschillende straftoepassing op de twee en hun bazen. „En levenslang is geen le venslang, dat is in Nederland nog nooit voorgekomen". Enschedé spreekt van een 'gruwelijk schandaal'. Denkt hij dat de beginselen nog op tijd worden toegepast? De jurist aarzelt. „Ik blijf hopen". Terug naar burgemeester Feij. Als zijn aanzet niet wordt opgepakt, zegt hij, ziet hij het er niet meer van komen dat de twee nog zullen worden vrijgelaten. Hij vindt het niet op zijn weg liggen als Eer ste kamerlid zelf vragen te stellen. Feite lijk hoort deze zaak bij de Tweede Ka mer thuis. „Maar wellicht moet ik toch een tweede stap zetten, als een ander op de eerste niet volgt". Zoals gezegd: de tweedekamerleden van de grote partijen geven niet thuis. Zij gaan hun verantwoordelijkheid voor de handhaving van een humaan strafrecht, waar ze in '66 zelf om hebben gevraagd,, uit de weg. Misschien dat een andere stelling voor- en tegenstanders kan helpen in het denken over het probleem van de Twee van Breda: Levenslange gevangenisstraf is een lang zame executie. De vraag is wie anno 1986 die straf nog kan verdedigen, als hij meer zoekt dan wraak. Want heeft professor Diepen horst niet eens gezegd: het leed dat zij hun slachtoffers hebben aange daan is zo groot, dat wij het hier op aarde toch niet kunnen vergelden. „Ir iet E Door Raou l van den I Eugenie Herlaar ii E op één voorwaardi E tot een interview: a noeg tijd en ruimt I om haar verhaal t< E len. „Een stuk van E geitjes over mijn E werk, daar begin ik E Daarvoor heb ik te zeggen," laat de vo< E nieuwslezeres over E foon weten. Dat kan geregeld en vier dagen latei mevrouw Van W E nen-Herlaar, zoals E malige nieuwslezer: E dagelijkse leven E haar verbouwde sto j derij in het Noordh j Heerhugowaard. Dt j ving kan nauwelij j landser: rondom de j rij strekt het vlakke landschap zich einde slechts onderbroke koeien, molens en slo In de tuin van de Van Westrheenen st i stevige bries. „Dat niks", aldus een ht Eugenie Herlaar di j haar journaaltijd I weinig veranderd bl: dit vlakke land wa voortdurend. Win zeven betekent hier hele huis van alle kraakt. Toen we h woonden was ik da; voor, maar het went duur". Eugenie Herlaar 1940 geboren op waar ze tot haar woonde. Samen met haar verhuisde ze naar land waar de jonge I al direct 'iets expi wilde doen. Dat hieli lopig niet meer in da drachten en tonee ringen op de HBS. I zwervingen bij Shell lips kwam Eugenie I in 1963 terecht bij reldomroep. Van maakte zij twee jaar 1 sprong naar het NO! naai. Dat was een v merkelijke stap omda tijd bij de actualeiten ken en het journaal n( enkele vrouw werkt was een echte mam reld. Maar ik wilde een schnabbel. Ik zag journaal regelmatig werpen had als dame zen, modeshows en k; tentoonstellingen. A Door Henk Egbers Het was een wat merk' dige, druk bezochte s komst in de burgerza; het Rotterdamse sta toen uitgeefster Heeffer uit Bergen op daar het, door Kees B geschreven, boek ov jaar Kilima Hawaiiai doop hield. Een fleurij tenboek over het wel e van dit internationaa faamd geworden snar kest. Mary en Bill Buy zongen weer geroerd het paardenhoofdstel e rina het kind uit de des In een hoekje stond man Emmink met ee bloemen in zijn hand. houder Pim Vermeule: stadsvernieuwing stoi speechen met een kn; hemd, waarover een menkrans de ambtsket anachronisme bet Twee generaties bew< raars. Op het podium klanken, waarbij de van het boek 'Onder vende palmen' hoort, vraagt je af. Hawa K 6 n V( mt van De Kilima produceerden klanken beroerde tijden de troosten in hun leed, lieten wegdromen en pijn. Het .boek over de oorlogsjaren ze bleven spelen tot voor de bevrijding, daarna was het leed ooi niet geleden totdat de betere tijden inluidde i w;

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1986 | | pagina 28