NEERLEGGEN VAN WERK EEN OPPERSTE NOOD M evrouw Lubbi van de Voedingsbond FNV roept vertwijfeld uit, dat rechters het stakingsrecht naar hun hand zetten. ZATERDAG 31 ME11 Handvest Geboden Wennen Gevolgen Schade Gelijk Wild BERT VAN VELZEN Zilver Looiers bezig met hei Bonden zouden niet meer in de gelegenheid zijn fris van de lever een staking te beginnen voor betere arbeidsvoorwaarden. Een onderzoek leert echter, dat het juridische denken over stakingen de laatste twintig jaar niet is veranderd. Nog steeds worden dezelfde criteria gehanteerd. Verfijningen in het recht maken het volgen ervan voor buitenstaanders wel wat moeilijker. Spelregels voor staken Door Jan van de Ven STAKEN is gebonden aan spelregels. Geen wettelijke regels, want zover liet de samenleving het niet komen. Een ontwerp van wet kwam niet over de drempel van Tweede en Eerste Kamer en werd uiteindelijk in de jaren zeven tig afgevoerd. De intentie van de ontwerpers vond echter een willig oor bij de rechterlijke macht. Al dus kreeg het Nederlandse stakingsrecht toch een basis: strikte regels, die het rech tersrecht een body geven. Professor Frerikel, voor zijn pensionering hoogleraar sociaal recht en ambtenarenrech ter, placht zijn studenten in te prenten hoe belangrijk een 'hangend' wetsontwerp voor de rechtspraak kan zijn. Als rechters in de praktijk van het dagelijkse werk behoefte hebben aan regels en wetsontwerpers stellen regels samen dan bestaat de kans, dat ze meteen voor de rechtspraak worden gehan teerd. Zoals voor het stakingsrecht. En zeker tegen het einde van de jaren zestig, toen de behoefte aan structurering van arbeidsonrust grote behoefte bestond. Zo'n 25 jaar geleden was het geoorloofd zijn van staken nog niet vanzelfsprekend. Hantering van regels betreffende dat onder werp hing aan een vaag begrip: eigenlijk zou onvrede met een staking tot uitdrukking ge bracht moeten kunnen worden. Sinds 1980 bestaat er geen onzekerheid meer. Toen rati ficeerde Nederland het Europees Sociaal Handvest, waarin het recht op staking wordt erkend. Een uitzondering maakte men voor voor ambtenaren. De rechtbanken van Arn hem en Utrecht namen het in 1983 echter voor ambtenaren op. Ook zij mogen, voor zover zij geen deel uitmaken van politie, brandweer en andere groepen die 'essentiële taken verrichten', staking als wapen hante ren. Ruim tien jaar na het in praktijk brengen van informele regels uit een kennelijk te vooruitstrevend wetsontwerp kwam aan alle onzekerheid een einde. Nagenoeg elke werk nemer mocht verbetering van arbeidsvoor waarden met staking afdwingen. Aan het hanteren van de spelregels schort het nog. Vakbonden trekken nog regelmatig de wenk brauwen op als een rechter een staking ver biedt. De spelregels, die van het afgevoerde wets ontwerp, zijn - terugvallend op de colleges van professor Frenkel en de handboeken- vijf geboden: Staking is niet geoorloofd als zij strijdig is met de wet Stel, de regering kondigt een loonmaatre gel af, die geen genade vindt in de ogen van de vakbonden. Zo'n maatregel geldt echter als wet waartegen niet mag worden gestaakt. Staken tegen een cao mag niet. Na een overeenkomst tussen werkgevers en werknemers kan een van de contractpar tijen niet de overeenkomst openbreken met neerleggen van werk aangezien de andere partij ook de verplichting heeft het contract na te komen. Normen, die in het onderlinge verkeer tus sen werkgevers en werknemers gelden dienen in acht te worden genomen. Hieronder wordt verstaan, dat onderhan delingspartijen eerst tot het uiterste moeten onderhandelen, voordat tot staking kan wor den overgegaan. Met andere woorden, sta ken is een uiterste middel. Staken kan ook niet worden getolereerd als er een kennelijke onevenredigheid bestaat tussen het doel van de staking en de gevolgen. Deze regel kwam tot leven bij de ambtena- renstakingen, waarover direct meer. Een staking mag niet strijdig zijn met de zorgvuldigheid. Onder zorgvuldigheid wordt begrepen het niet van tevoren aankondigen van een sta king. De vijf geboden beheersen al 15 jaar het stakingsrecht. Rechters plegen deze regels strikt toe te passen. In het begin was het wel even wennen. Bonden riepen stakingen uit en werkgevers liepen naar de rechter om een uitspraak over de rechtmatigheid ervan. Een greep uit de rechterlijke uitspraken in het begin van de jaren zeventig. De president van de Utrechtse rechtbank oordeelde in 1970 als volgt over een werkon derbreking bij de Nederlandse Spoorwegen: Een oproep tot een algemene werkstaking gedurende een uur als protest tegen een mi nisteriële loonmaatregel is een onrechtmatige daad van de bonden jegens de Nederlandse Spoorwegen. De Rotterdamse rechtbankpresident (1971) twijfelde ernstig of een staking ter on dersteuning van eisen in strijd met een loon- digheid met het doel van de staking moeten worden bestempeld. Iets dergelijks deed zich voor toen het per soneel van de veerdiensten over de Wester- schelde het werk neerlegde. De omvang van die staking was zodanig, dat de rechter in Middelburg onevenredige schade aan derden vond toegebracht. Heel Zeeuwsch-Vlaande ren was immers van de rest van het land geï soleerd. Oorzaak en gevolg speelde eveneens een rol bij de staking van huisvuilverwerkers in het Rijnmond-gebied. Ook in die zaak werd de schade aan derden relevant genoeg geacht om een einde te maken aan de actie. Stakingsjaar 1983 maakte duidelijk, dat een derde element van de vijf geboden bij de overweging tot het uitroepen van een staking wel degelijk een rol dient te spelen: er mag geen discrepantie bestaan tussen het doel van de staking en de gevolgen. Opnieuw een gegeven waaraan de sociale partners moeten wennen. Was uit de jurisprudentie tot 1983 niet op te maken, dat staking onwillekeurig leidt tot schade? Schade die een noodzakelijk gevolg was van actie, maar door niemand te clai men? Enige voorzichtigheid bij de oordeels vorming lijkt geboden. Tot dusver had de rechterlijke macht uitspraak gedaan over de directe gevolgen. Bij een geoorloofde staking heeft de werkgever, die de staking treft, be drijfsschade. Zijn afnemers hebben ook met dat probleem te kampen. Deze directe gevol gen geven, zo luidt de rechtspraak tot nu toe, geen recht op het leggen van een claim bij de bond achter de staking. Anders zou het recht op werkonderbreking tot een farce verwor den. Over schade aan derden, de indirecte schade, had de rechter zich tot 1983 niet uit gelaten. Toen echter werd duidelijk, dat sta kers wel hun werkgever en zijn afnemers mo gen treffen, maar niet ongelimiteerd de bui tenstaanders. Bij overschrijding van de 'evenredigheid' dient verdere belasting van derden te worden opgeheven. Als dat het einde van de staking betekent dan zij het zo. Andere middelen om derden te ontzien mo gen worden gezocht, al lijken ze moeilijk te vinden. Heerma van Voss: „Het element van de evenredigheid dient zich nu ook aan in za ken, die betrekking hebben op het particu liere bedrijfsleven. En waarom ook niet. Het stakingsrecht is voor allen gelijk. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen ambtena ren en anderen." De Utrechtse rechtbankpresident Van Ha- rinxma thoe Slooten heeft er in het voorjaar van 1986 blijk van gegeven. Nog niet in de staking bij de Nederlandse Spoorwegen. De overweging om een einde aan die staking te maken was, dat de normen in het onderlinge verkeer tussen werkgevers en werknemers niet goed waren gehanteerd. Staking was niet als uiterste middel gebruikt. Het schade-element kwam wel tot gelding in de zuivelstaking. De omvang van die sta king was zodanig, dat 'derden' er volop on der gingen lijden. Moeders konden kinderen niet meer de nodige portie zuivel verstrek ken. En melk 'moest' worden gedumpt, om dat boeren er nergens mee heen konden. Van Harinxma thoe Slooten deed de Voedings bond FNV het idee aan de hand om met sta kingen van beperktere omvang schade voor derden te omzeilen en toch een wapen te hebben voor het bereiken van betere arbeids voorwaarden. „Mevrouw Lubbi hoeft niet bang te zijn, dat rechters stakingen uitbannen", veronder stelt mr. Heerma van Voss. „Het uitbannen van stakingen heeft automatisch tot gevolg, dat er wilde acties uitbreken in het land. Wilde acties zijn niet onder controle te bren gen." De Nederlandse rechtspraak houdt vak bondsacties in vergelijking met de praktijk in bijvoorbeeld Zuideuropese landen wel strak in de hand. Wat dat betreft kan mevrouw Betten een boekje opendoen. Bij ons en in Duitsland bestaan stringente regels, de noor delijke landen hanteren nu eenmaal eigen spelregels om met elkaar om te gaan, terwijl in Italië bij de geringste aanleiding het werk kan worden neergelegd. Italiaanse zeden zullen hier echter geen ingang vinden. Hagenaars hebben de naam erg zuinig te zijn. Ze zijn ook lui en chauvinistisch en als ze zich deftig willen voordoen spreken ze niet, zoals het gemene volk, van een bakkie pleur, maar een kopje kofje. Het roemruchte lied ouwe taaie zou, door de koude kak gehaald, door de Haagse Passage weerklinken als oude tade, jipje jipje jee. Deftig, dat wel, maar de boter ham wordt belegd met schuif- kaas, die met de voortanden wordt opgeduwd om op een groot aantal sneden dienst te kunnen doen. Decoratief. Alle vermeende Haagse ondeugden zitten in dit rijm op de hofste- deüjke ooievaar: Mager van poten Lang van nek Glad in de bek Leeg van maag Dat is het wapen van Den Haag. J_-/e Langstraat is het van de Nederlandse leer- schoenenindustrie'. Zo si vroeger altijd in onze aardrijkskundeboekjes. I van die industrie is inmit verdwenen. Reden voor Seelen en Arnold Vogel kleinschalige typisch Bra bedrijfstak van de verget redden. Ze doen dat in w beeld: een film en een vo verschenen fotoboek: „E geschiedenis van het leer Noord-Brabant". Door Paul de Arnold Seelen spra geleden met z'n op werkte in z'n jong< looier in Rijen. „D prachtige verhalen vroeger in de leer ging. Toen is het it daar iets mee te d wel direct, want wa mee dan gaat al he materiaal uit die t'f hebben we trouwe) De Scheveningers die van de vis leven zeggen: De Hagenaars zijn zo deftig, dat ze met een boogje pissen. Ook de Scheve ningers van het eland Vlook (het nu afgebroken wijkje dat Eiland Vloek werd genoemd) en Duindorp zijn zuinig. Een goede Scheveninger gaat een vloer zitten breeuwen met pek en geplozen touw in plaats van een nieuw deel te kopen. Als je een gulden uit de hand van zijn wilt wringen, heb je een hamer en een beitel nodig. Maar die Scheveningse zuinigheid spruit niet voort uit pretentie, maar uit armoede. Schuifkaas kon er niet ontstaan, want er was geen kaas. Tussen Hagenaars en Sche veningers ligt een zee van on derscheid. In Scheveningen wordt het gebakken visje als tussendoortje een „jaegertje" genoemd; een pannekoek is een kokebak; een kleine kabeljauw is een konteklapper; een bijde- hande vrouw is een krukkebe- schikster; een hapje opge warmd eten is een pannevisje; een stukje vlees wordt vettigêd genoemd en een kopje koffie of een borrel wordt zoopje. Het is een mooie taal en geen visser hoeft daar scheurklauwend (be schaamd) om te zijn. De nieuwe haring zit goed in z'n rézel (z'n vet). De Scheve ningse hektrawlers Franziska en Alida die het eerste zilver van de zee aan wal brachten, zijn drijvende paleizen in verge lijking met de oude bommen en loggers, waarin, onder gruwe lijke omstandigheden, reizen van zes of zeven weken werden gemaakt. In weer en wind wa ren de vissers twaalf tot veer tien uur per dag in touw. Er werd slecht gegeten: meestal werd de kok aangewezen door het lot. De haringen werden gekaakt en een goede matroos kon in een uur tweeduizend haringen kaken. De vissers gingen in hun vaak natte kleren de kooi in. Ze namen alleen schoon onder goed mee als de reis langer dan drie weken duurde en ze wasten zich nooit, gewoonlijk uit vrees kou te zullen vatten. Bedorven drinkwater werd met een gloeiende pook „ontsmet". De vis werd duur betaald: tussen 1890 en 1940 zijn er minstens 250 vissersschepen op de Noordzee vergaan en in die pe riode zijn er zeker 2000 Neder landse vissers verdronken. Hoe bitter het bestaan van de vissers was illustreert de speeljongen, of de prikkebijter, op de beugelvaart. Bij de beu gelvaart werd met lijnen met haken en aas bijvoorbeeld op kabeljauw gevist. Het jong maatje moest de „prikken" het levende aas, de kop afbijten voordat ze aan de haken beves tigd konden worden. De prik kebijter beet de vissen, die in de prikkebak levend gehouden werden, met de hoektanden net achter een wit plekje de kop af, in een lang en gruwelijk ritueel, waarbij hij steeds enkele drup pels bitter bloed in de mond kreeg. Typerend voor de armoede en de Scheveningse zuinigheid is dat de prikkebijter na gedane arbeid beloond werd met twee vijgen, waarmee hij de bitter heid uit zijn mond kon wegkau- wen. Kijk, iemand die prikke bijter is geweest, kent geen kap sones. Je pist dan niet met een boogje en van z'n leven niet te gen de wind in. Het gaat, zo zien we aan Simon Dijkhuizen die de haringrace won, thans goed in het land van Knier en Zier. speuringen al ervan cies op tijd geweest' De geschiedenis var Noord-Brabant is ge schrift geworden. Het beschrijving van een t met een historisch ve Immers, nog steeds fl tak. Noord-Brabant ti derfabrieken. Er werk mensen. Ondanks goedkoop importleer z waarde van de totale draagt zo'n 600 miljoer Het hoogtepunt ben trie in 1955. Nederlan defintief in voor de sc tak gaf toen aan 5000 het eind van de jaren waarts. Wie durfde, ir nieuwe machines. Wie de deuren sluiten. De Brabantse leef striële schaal dateert wen. Vanwege de stanl looien van de dierenhi ten de stadsmuren pl duktie voldeed aan de vaak ook niet meer d beschermde zo zijn ei gen die van het plattel rige steden. De stede steun van de hogere 1531 k'ette Karei V zijn der de voor het graafsi dende 'Order op de 1 bepaalde daarmee dat den geen nieuwe we\ bakkerijen en soort; mochten worden gevest In Brabant lag de sii ders. Dat kwam vooral van de huidige Langsl Hanzeroute lagen. De keersader van Hambi Den Bosch, Tilburg Evenmin had men hie stedelijke zelfbeschern Het nabijgelegen Bred open handelspolitiek, waren mochten er vrij bracht worden, op vc produkten voldeden aa ook van de eigen plaa heden werd gevraagd. De groei en bloei leerlooierijen kende tal gen. Op het eind evar Oorlog is er sprake va derd jaar later, als de gewesten alleen nog w Gouden Eeuw, gaat he zuiden. Het Brabant va wan van nu; een lag protectie van Holland 1778 de import van Br boven de nvieren verb met de komst van Naj die interprovinciale 1815 telt Brabant 250 werken dan 330 mensei aan dat om kleinschali; vaak een vader met eei bedrijfsstructuur zal b de latere sociale ontwil Mr. baron Van Harinxma thoe Slooten deed de Voedingsbond FNV het idee aan de hand om met stakingen van beperktere omvang schade voor derden te omzeilen en toch een wapen te hebben voor het bereiken van betere arbeidsvoorwaarden. - fotoanp Stakingsjaar 1983 maakte duidelijk, dat een derde element van de vijf geboden bij de overweging tot het uitroepen van een staking wel degelijk een rol dient te spelen: er mag geen discrepantie bestaan tussen het doel van de staking en de gevolgen. Opnieuw een gegeven waaraan de sociale partners moeten wennen. - foto matigingsbesluit onrechtmatig is. Staking dient een uitsterste middel te zijn en dus legde de president een afkoelingsperiode van een maand op. dat dan niet te lang doen om ontwrichting van de samenleving te voorkomen. Uitgevers kwamen in de problemen bij de verzending van hun produkten. Kleine bedrijven dreig den onder te gaan in de poststaking. Die ge volgen zouden als een kennelijke onevenre- In 1972 meende het hof in Amsterdam: De huidige rechtsopvattingen brengen niet (meer) mee dat het na langdurige vergeefse onderhandelingen uitroepen van een staking door een vakbond om kracht bij te zetten aan hun eisen onrechtmatig is om het enkele feit dat de stakingsoproep wanprestaties (ten aanzien van de werkgever) uitlokt. Een jaar later diende voor hetzelfde hof een zaak, aangespannen door Hoogovens. Het arrest vermeldde, dat de oproep tot ac ties door de bonden jegens Hoogovens ken nelijk onredelijk was en niet in overeenstem ming met het karakter, van de staking als laatste middel. „Het accent van de gedingen lag toen op twee overwegingen", vertelt mr. G. Heerma van Voss van de vakgroep sociaal recht aan de Kathoüeke Hogeschool in Tilburg. „Uit spraken werden gedaan over normen in het onderlinge verkeer tussen werkgevers en werknemers en over de zorgvuldigheid, dus het al dan niet tijdig aankondigen van een staking. De vraag of er voldoende door par tijen was onderhandeld stond nagenoeg cen traal. Werd staking wel als uiterste middel gehanteerd? En waar ligt de grens? Andere aspecten van de vijf regels kwamen nauwe lijks aan bod." Daar kwam tien jaar later verandering in. 1983 ging de geschiedenis in als het jaar van de ambtenaren-stakingen. Mevrouw mr. L. Betten, stakingsdeskundige van de juridische faculteit in Utrecht, zette uitspraken van rechters in ambtenarenzaken op een rijtje en kwam tot de volgende bevinding. De duur van een ambtenarenstaking kan de gemeenschap onevenredig veel schade toebrengen. Hetzelfde kan worden gezegd van de actievorm en van de omvang van de staking. Aan de hand van drie gedingen zijn deze elementen duidelijk te maken. De Haagse rechtbankpresident oordeelde in november 1983 twee maal over een post staking. In zijn eerste uitspraak achtte hij de poststaking niet onrechtmatig. Veertien da gen later kwam hij tot een andere bevinding. Toen werd de poststaking wel onrechtmatig gevonden, omdat 'een voortzetting van de acties bij de posterijen onevenredige schade toebrengt'. Ogenschijnlijk een warrige stellingname, maar de rechter heeft niets anders gezegd dan: brievenbestellers hebben gelijk anderen het recht het werk neer te leggen. Zij mogen Mr. G. Heerma van Voss: „Het element van de evenredigheid dient zich nu ook aan in zaken, die betrekking hebben op het particuliere bedrijfsleven. En waarom ook niet. Het stakingsrecht is voor allen gelijk. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen ambtenaren en anderen. - foto marcel bekken Mevrouw G. Lubbi: hand rechters zetten het stakingsrecht naar hun - fotoanp

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1986 | | pagina 26