BOEKEN
'Geloof is taboe van deze tijd'
(SAN
!ab.
|laa(d)t.
gom
Ideële
motieven
verbergen
soms drang
tot
destructie
Si
politieman tijdens
je Duitse bezetting
°tuinarch/;
^PERDAG 22 ME11986
gezellestraat 27
n teLOIISO-17911
POLITIE
TWAALF BEKENDE NEDERLANDERS OVER HUN GODSDIENSTBELEVING
EINSTEIN EN
FREUD OVER
VREDESBEHEERSING
Aöf
/D, benzine en
SLUISKIL
Pierssenspolderstraat 25
(01157) 1627
T8
lums-
Door Mick Salet
POLITIE! Verraders! Menschenjagers! Kin-
jroovers! Gij zijt bezig Uw volk met huid en
iar aan de vijandelijke tiran te verkoo-
jilGij werkt in slaafsche gehoorzaamheid
ieeaan de uitroeiing van onze Joodsche land
roten
ij levert onze jonge mannen, die weigeren in de Ar-
jdsdienst hun geweten te laten verkrachten en hun
jakters te laten breken, uit aan de vernietigers van
Volksbestaan! Gij sleept al die mannen, die het
irtikken de Duitsche oorlogsmachine op gang te
len, naar hun slavenjagers! Gij sleurt al die
jgvve vaderlanders, die alles inzetten voor de he
ading van hun land naar de moordkampen! Gij
ippelingen!"
De Nederlandse politiemen-
die hnn pet ook tijdens de
jitse bezetting passend von-
i, hebben wel geweten hoe
in de illegale pers geschre-
jwerd over hun aanblijven
idcr de höhere SS-und Poli-
Jührer Rauter. Maar voor
meerderheid was dat geen
den om op te stappen. Na de
itse inval bleven de meeste
itiemannen, en dat waren
it allemaal NSB-ers, op hun
stom orde en gezag te hand-
nen.
len dienste van de natie?
Of van de Nazi's?
Waren alle politicmannen
ivan mei 1940 tot mei 1945 in
bleven 'fout'? Politiek
lief? Dom gezagsgetrouw?
Iwaren ze bang om werkloos
brodeloos te worden? Of
«pten ze als politieman goed
;k te kunnen verrichten té-
de Duitsers?
U als U Uw onder-
van De Stem
u het dan. Als u ruim-
een van onze kantoren
stuurt, dan garanderen
elicitatiedienst
pakket met
n reductie-
rkartikelfa-
De politiekaart van Kraaijenbrink.
FOTO'S DE WALBURG
Of de Nazi's?
L. de Jong: „Ik ben
s van mening geweest dat
|itonjuist is een politieman te
Dordelen louter op grond
ui het feit dat hij politieman
IH Het hangt ervan af wat
fa deed. Aanblijvend kon hij,
fit zonder eigen groot risico,
instructies die uitgegaan
\iren van de bezetter of van
i hogere autoriteiten
|sr allen even 'fout') naast
:h neerleggen of door middel
11 waarschuwingen gevaren
fevQor bepaalde personen of
nepen dreigden, afwenden.
|iiwerd een dagelijks afwe-
i van de diensten welke
i aan de bezetter en die
e men aan de eigen bevol-
en de uit haar midden
lorgekomen illegaliteit be-
[agboek
i Jong schrijft dat in het
(orwoord van 'Politierapport
'0-1945. Dagboek van een
jlitieofficier' van H. Kraaij-
pbrink. De nu 79-jarige
raaijenbrink had tijdens het
mitste deel van de Duitse be-
ing de leiding over de poli-
i Harderwijk en hield die
Ma de bevrijding en zuive
ring. Hij voltooide zijn dag
boek in 1946, gaf het 28 jaar la
ter aan dr. Lou de Jong, die er
gebruik van maakte bij het
schrijven van Ket Koninkrijk
der Nederlanden in de Tweede
Wereldoorlog en vanaf vol
gende week ligt het veertig
jaar oude boek in de boekhan
del.
Het dagboek is een rapport
van een plaatselijke politie
chef. Hij noteert rietjes dat de
eerste Duitse soldaten die in
Harderwijk aankomen '6 tu
bes scheerzeep'60 ct' hebben
gepikt; houdt precies bij welke
opdrachten er binnenkomen
van de autoriteiten; vermeldt
hoe en hoeveel radio's en rij
wielen er in beslag worden ge
nomen; beschrijft de acties
van politie tegen 'Moffenmei
den' en zwarthandelaren; en
geeft door die opsomming van
droge details een interessant
inzicht in het functioneren
van de lokale politie.
Het dagboek schetst geen
historisch overzicht van de
Nederlandse politie in oorlogs
tijd, maar beperkt zich tot een
eenzijdige lokale visie. Daar
uit kón een goed beeld ont
staan. Neem de stroom circu
laires die de politie ontvangt
van Rauter en zijn foute
vriendjes. De kwaliteit en
kwantiteit tonen hun belache
lijke maar gevaarlijke klein
zieligheid. Een paar voorbeel
den.
24 september 1940; „De
Duitsche Commissaris voor de
demobilisatie der Nederland-
sche Weermacht heeft in over
leg met den 'Höheren S.S.-und
Polizeiführer beim Reichs-
kommissar für die besetzten
niederlandischen Gebiete' be
sloten, dat het zingen van de
melodie van het Engelandlied
met anderen tekst, verboden
is."
Een bevel (dat een Befehl is)
van 23 december 1940: „Den
laatsten tijd is mij meermalen
bericht, dat bij het vertoonen
van opnamen van de Duitsche
Wehrmacht en bij het spelen
der Duitsche volksliederen in
bioscooptheaters door het Ne-
derlandsche publiek gede
monstreerd wordt door hoes
ten, lachen en stommelen. De
Nederlandsche politie heeft in
al die gevallen niet ingegre
pen, zoodat de aanwezige le
den van de Duitsche Wehr
macht zich gedwongen zagen
de bioscooptheaters te ontrui
men. Ik maak u er op opmerk
zaam, dat de Nederlandsche
politie onder alle omstandig
heden verplicht is, politieke
mainifestaties van welken
aard ook, gedurende de film
voorstellingen te onderdruk
ken en voor de orde en rust
heeft in te staan."
Van 27 juni 1941: „Tegen het
roepen van O.Z.O (Oranje Zal
Overwinnen), het demonstra
tief opsteken van vingers en
dergelijke anti-Duitsche han
delingen moet met gestreng
heid worden opgetreden. Deze
openlijke oranjedemonstra
ties, die voor het meerendeel
het gevolg zijn van het luiste-
Harderwijk in de oorlogsjaren, waar Kraaijenbrink als politieman probeerde zand te
strooien in de Duitse machine.
ren naar Londensche radio
ophitsing, zullen onder geen
omstandigheid worden ge
duld. Van ól deze handelingen
behoort mij een rapport in
drievoud worden toegezonden,
waarin de personalia van de
daders moeten worden ver
meld. Tegen de daders moet
zoo mogelijk proces-verbaal
worden opgemaakt, terwijl
ook de Sicherheitspolizei in
kennis moet worden gesteld."
Pijnlijk
En zo gaat het maar verder.
Vijf jaar lang. Het verslag van
Kraaijenbrink onthult daar
mee niets nieuws. Wel wordt
goed zichtbaar hoe pijnlijk
contrasterend deze nonsens
zich opstapelt naast de bijna
oneindige reeks onmenselijke
bevelen: 'Transportbefehlen'
voor Joden en het arresteren
van jongens die de 'Arbeit-
seinsatz' proberen te ontdui
ken. Dag na dag dergelijke be
velen. .tot hoe ver kon een
zichzelf respecterende politie
man gaan?
Kraaijenbrink is een paar
keer op de grens geweest,
maar heeft besloten te blijven
als korpschef in Harderwijk.
Hij geeft geen uitvoerige ver
klaring, maar uit zijn verslag
blijkt het antwoord: om de be
zetters zoveel mogelijk tegen
te zitten en daarmee de bewo
ners van Harderwijk zo goed
als kwaad mogelijk te be
schermen én om te voorkomen
dat er door zijn vertrek een
'foute' op zijn stoel zou komen.
Kraaijenbrink is geen ge
schiedschrijver. Een persoon
lijke^ ontmoeting met Seyss-
Inquart en Rauter doet hij
even kort en saai af als het feit
dat hij een onderzoek laat in
stellen naar de beschuldi
ging van een NSB-er die zegt
dat hij is beledigd door twee
meisjes die 'Wie heeft er zand
in de munitiekist gedaan?' be
gonnen te zingen toen hij
langs kwam. Voor een histori
sche roman is zo'n gebrek aan
schrijfkunst funest, maar voor
een politierapport is het wen
selijk.
Zo nu en dan geeft Kraaij
enbrink wel commentaar en
de toon die daaruit klinkt is
typerend. Hij maakt zich niet
alleen boos op de Moffen,
maar vooral ook op 'foute' col
lega's die een smet op de poli
tie werpen én op overtreders
van de wet(?). Als hij het heeft
over zwarthandelaren en
clandestiene slachters zegt hij
„Het overgrote deel is het ge
wone soort oorlogsmisdadiger
van binnenlands maaksel; het
is veel erger dan het kleine
NSB-ertje dat er alleen maar
een anti-Nederlandse poli
tieke overtuiging op nahoudt,
maar verder geen mens
kwaad doet."
Geen risico
Hij hekelt de mensen die
achteraf 'beweren verzetstrij
ders te zijn geweest en het niet
waren'. Hij doet dat bijvoor
beeld op de dag dat de tiendui
zend Harderwijkers zich zo'n
twaalfhonderd radio's laten
afnemen. Sommigen vernielen
hun toestel liever of verbergen
het.
Maar; „De grote massa
wenst om talloze gegronde of
gezochte redenen in het geheel
geen risico te lopen en levert
in. Onder dezen zijn er die de
PTT-ambtenaar en de radio
handelaar die met het in ont
vangst nemen belast zijn, ver
wijten dat zijn onvaderlands
lievend handelen door zich
daartoe te lenen! Welja,
waarom ook niet? Zelf op een
presenteerblaadje komen aan
bieden, wat de bezetter vraagt,
zich lekker toch gedekt weten
en dan schelden op die ander,
die 'zo slaafs doet wat hem is
opgedragen'. Wat zullen deze
helden zich na de oorlog - die
zij immers vanwege hun voor
zichtigheid wel door zullen ko
men - op de borst kunnen
slaan van puur goed vader
landschap!"
De politieman maakt zich
ook boos over 'het schuim van
onze steden' dat in de honger
winter op zoek gaat naar eten
en daarbij een nachtelijk on
derdak in Harderwijk niet zo
netje achterlaat als men van
een dankbare gast verwacht.
„De trekkers hebben er op
beestachtige wijze huisgehou
den. Het is eenvoudig ver
schrikkelijk, déze vernielzucht
en déze viezigheid. Is er dan
helemaal geen grens? Morgen
avond kan, wat mij betreft,
een deel van het plebs op
straat blijven."
Kraaijenbrink was geen
'foute' politieman in oorlogs
tijd. Hij overleefde de zuive
ring en bleef een eerwaardig
lid van de politie. Hij was
daarmee geen uitzondering.
Slechts één van de zeven agen
ten moest na de, overigens niet
vlekkeloze zuivering, verdwij
nen wegens een zwart verle
den.
Er zijn politiemensen ge
weest die direct na mei 1940
zijn ondergedoken en in het il
legale verzet zijn gegaan. Dót
was de enige mogelijkheid om
als 'goed' uit de oorlog tevoor
schijn te komen. De aanblij-
vers waren of honderd procent
fout of probeerden het belang
van de Nederlanders zo goed
mogelijk te dienen onder de
Duitse bezetters.
Uit het boek van Kraaijen
brink blijkt dat dit zand
strooien in de Duitse machine
zeker effect had. Toch bleef de
politie gewantrouwd door
'goede' Nederlanders en 'foute'
Duitsers.
En dat wantrouwen was te
recht.
Helaas in beide gevallen.
H. Kraaijenbrink: 'Politierapport
1940-1945. Dagboek van een politie
officier'. Uitg. Walburg Pers, prijs
69,50.
Door Jan Bouwmans
de geloofscrisis van onze
rijn intussen bibliotheken vol
even. Wetenschappers en
'rinensen hebben zich het hoofd
iroken over de oorzaken en niet
Ier over mogelijke oplossin-
Aan de stroom publikaties
voorlopig nog geen einde te
len.
'n dit koor van zoekers heeft
nu ook de werkgroep Gods-
tpedagogiek van de Rijks
diversiteit Utrecht (RUU) ge-
ftëgd. De wetenschappers mevr.
T Andree (pedagoge), prof. dr.
Lubbers (hoogleraar pedagogie)
Prof. dr. J. Visser (hogoleraar
nlogie) hebben het geloven en
geloofscrisis tot voorwerp van
ïn-naar zij hopen- langlopend
Verzoek gemaakt. De eerste
dcht daarvan is het boekwerkje
e achterkant van geloven' ge-
Worden.
He hedendaagse geloofscrisis
""rit in de hand gewerkt doordat
Men taboe lijkt te rusten op ge-
en godsdienst. „Het is in het
'Ijriige sociaal-culturele klimaat
"Wa onmogelijk geworden met
®aar over God en geloof te spre-
Door de benadrukking van de
'"enorme van de mens en van zijn
^landelijk inzicht is de natuur
*jgzaam, zo niet stom geworden
(■aar verwijzing naar het mys-
de van oorsprong en doel. Het is
verbazingwekkend dat men-
n in zo'n klimaat geen woorden
"rien om God ter sprake te bren-
De overgeleverde religieuze
werkt moeilijk", zeggen de
'«"schappers.
bijna niet meer over kunnen
a«n met elkaar heeft op zijn
Urt in de hand gewerkt dat ge
en levensbeschouwing een
persoonlijke zaak zijn ge
elden waaroyer nog maar moei-
nj. ,te communiceren is. Dat kan
.^'Hdelijk uitdraaien op dat oude
ie 'ieder ziet maar op eigen
ner zalig te worden'. Dan zou
C'rcel gesloten zijn en het over-
Sen van geloof aan volgende
generaties steeds moeilijker wor
den.
Die breuk in de geloofsover
dracht is al te constateren uit so
ciologisch onderzoek, bijvoorbeeld
in grote enquêtes als 'God in Ne
derland' en 'Opnieuw God in Ne
derland'. Maar dat onderzoek is
noodzakelijk eenzijdig, zeggen de
Utrechtse godsdienstpedagogische
wetenschappers. Het sociologische
onderzoek is wel bij machte de al
gemene belangstelling voor reli
gieuze verschijnselen te meten zo
als bijvoorbeeld voor meditatie of
het volgen van een goeroe. Maar is
dat soort onderzoek wel in staat
om ter sprake te brengen wat tot
diep in de privésfeer is terugge
drongen In sociologisch onder
zoek ligt de nadruk op kennis van
het geloof en ook wat de onder
vraagde wil met het geloof. Wat
niet aan bod komt, is hoe dat geloof
beleefd wordt in het dagelijkse le
ven en dat is veel wezenlijker.
Avontuur
Vragen hoe iemand God beleeft
is tegelijk peilen in de diepte van
iemands persoon en leven. Dat kan
alleen maar in het gesprek van
mens tot mens, dat voor beide
deelnemers een avontuur is waar
van de afloop onzeker is. Deze me
thode van het 'diepte-interview'
hebben de Utrechtse wetenschap
pers gehanteerd bij twaalf be
kende -de een meer, de ander
minder - Nederlanders, die
christelijk-gelovig geëngageerd
zijn. De twaalf zijn overigens wel
van heel divers pluimage. Twee
uitersten zijn zeker Huub Ooster
huis, de ex-pater Jezuïet die 'op
Freek de Jonge: zoeker.- fotoanp
eigen houtje' pastoraal bedrijft in
de Amsterdamse studenteneccle-
sia, en pater drs. Winand Kotte, die
zich sinds het Tweede Vaticaanse
Concilie in Nederland te weer stelt
tegen de 'afbraak' van de Kerk en
bijvoorbeeld uitsluitend in de oude
priesterlijke toog gekleed gaat.
Tot de twaalf horen ook twee
CDA-ers: ex-fractievoorzitter
Willem Aantjes en Kamerlid Jel-
tien Kraaijeveld-Wouters, de theo
logen Hendrikus Berkhof (her
vormd), Catharina Halkes (r.k.),
Ellen Flesseman-van Leer (her
vormd), Albert van den Heuvel
(hervormd) en Jan Visser (oud-ka
tholiek), cabaretier Freek de Jon
ge, hulpbisschop Johannes Niën-
haus en mevr. Wies Stael-Merkx,
bekend van Mariënburgvereniging
en Acht-Mei-Beweging in de ka
tholieke Kerk.
Waarom de keuze van bekende
Nederlanders De wetenschap
pers willen gebruik maken van de
idool-werking. In pedagogsiche
vaktaal heet dat 'identificatiemo
dellen' gebruiken, want juist in een
pedagogische situatie zijn voor
beeldfiguren cruciaal, met name
als belevingswaarden in het ge
ding zijn. Als zich in het gesprek
met deze bekende mensen wellicht
vanuit hun persoonlijke een
'nieuwe geloofstaal' zou aftekenen,
zouden anderen zich daaraan kun
nen spiegelen en bij nadere ana
lyse zou wellicht ook meer inzicht
kunnen ontstaan in de voorwaar
den en mogelijkheden voor het
voortbestaan van religie. Dat was
de wetenschappelijke hypothese.
Komt de hypothese uit Die
vraag zal elke lezer toch voor zich
zelf moeten beantwoorden, want
zo persoonlijk als de twaalf zich
blootgeven, zo persoonlijk is ook de
ontvangst van die daar kennis van
nemen.
Crisisevaring
„Eigenlijk is de bijbel één grote
bevrijdingstheologie", zegt Aantjes
die bekent dat hij een trouwer
kerkganger was toen hij nog in het
hart van het politieke bedrijf stond
dan nu. Niet zijn gedwongen uit
trede uit de landspoltiek is voor
Aantjes een crisiservaring ge
weest, maar een ernstige psychi
sche inzinking ongeveer 20 jaar ge
leden. Die crisiservaring was geen
religieuze ervaring. Wel ziet hij
een lijn met zijn geloofsovertui
ging dat hij anderen heeft kunnen
helpen door over zijn psychische
nzinking te vertellen, ervoor uit te
komen.
Aantjes noemt drie lijnen in zijn
leven die hij uit zijn religieuze on
dergrond verklaart (hij is afkom
stig uit de Gereformeerde Bond in
de Nederlandse Hervormde Kerk,
een zeer zware en zwaarmoedige
richting-J.B.). „Ik zal mijn hele
leven, tot mijn laatste snik, de
vraag met me meeslepen die ik in
mijn jeugd heb meegekregen: 'Al
les goed en wel, maar als je dood
gaat, wat gebeurt er dan Er gaat
geen dag voorbij dat ik niet aan de
dood denk." Dit heeft hem gehol
pen veel dingen in het leven te re
lativeren. „Aan de andere kant be
trap ik mezelf op een geweldig
vertrouwen van: 'Maak je niet
druk, het ligt in Gods hand en daar
ligt het goed. Dat heb ik van de ka
tholieken geleerd. Ik ben een
beetje antipapistisch opgevoed na
tuurlijk, maar ik moet zeggen, ik
heb van katholieken ook zoveel ge
leerd dat ik er bijna rooms van ge
worden was. Het CDA heeft me
daar echter helemóól van gene
zen."
De derde lijn, zegt Aantjes, heeft
hij niet uit zijn opvoeding meege
kregen, namelijk dat de bijbel heel
concreet is om iets mee te doen in
het dagelijkse leven: „Tweedui
zend jaar geleden heeft Christus
gezegd: 'Als je mij wilt dienen,
moet je niet bij mij zijn, dan moet
je om je heen kijken'." Dat om zich
heen kijken is pas vrij laat in zijn
leven gebeurt, zegt hij, maar het is
gaandeweg de motor geworden
van zijn politieke arbeid.
„De hele, zeg maar tragiek van
de mensheid wordt nergens beter
verwoord dan in de bijbel", zegt
Freek de Jonge. Voor hem was het
christelijk geloof iets waar je maar
beter om kon lachen omdat het
niets te betekenen had. In zijn stu
dententijd zei hij het als zoon van
een predikant ook vaarwel. Een
kentering kwam toen hij in 1979
het televisieprogramma Denk
beeld ging presenteren. „Toen be
gon bij mij tijdens de hele serie ge
sprekken het idee te rijzen dat de
mensen met wie ik mij verbonden
voelde, eigenlijk muurvast zaten,
en dat degenen van wie ik eerst ge
dacht had dat ze kinderachtig en
naief waren, eigenlijk heel leuk en
spiritueel bleken te zijn." Freek
werd een zoeker en is dat nog al
tijd. „Die niets, wees nergens, wees
niemand", luidde het slot van zijn
Oudej aarsprogramma eens. „Wat
er met deze drie dingen gezegd
wordt, is dat, wanneer je simpel
weg gelukkig wilt worden, je je
ego moet laten vallen. Dót gevecht,
dat, ja dat lever je eigenlijk."
Verrassend zal voor menig lezer
van 'De achterkant van geloven'
toch het gesprek met pater Winand
Kotte zijn. Verrassend omdat je
van deze traditionalist heel andere
denkbeelden zou hebben verwacht.
Hij komt zeer open, anti-dogma-
tistisch en realistisch over.
Aan het eind van het boek wa
gen de wetenschappers een kleine
nabeschouwing, waarin onder
meer wordt ingegaan op de waar
heidspretentie van de technisch-
wetenschappelijke cultuur, die
overigens van de moderne weten
schapsfilosofie inmiddels al een
behoorlijke knauw heeft gekregen:
„Kennis blijkt op niet veel meer te
berusten dan op veronderstelde re
gelmatigheden die alleen voor
waar worden gehouden zolang het
tegendeel is gebleken." Dat neemt
niet weg dat religieus geloven een
gewaagd geloven is en blijft.
'De achterkant van geloven'; red. dr. T.
Andree, prof.dr. R. Lubbers, prof. dr. J.
Visser. Uitgeverij Dekker Van de
Vegt. Prijs 19,50
Door Henk Egbers
DE LOGISCH denkende
mens zal de oorlog afwij
zen. Kunnen mensen dan
niet logisch denken? Mis
schien zijn mensen wel te
logisch, want - aldus
Freud, naarmate het intel
lect sterker wordt en het
driftleven begint te be
heersen, wordt de neiging
tot agressie geïnteriori-
seerd, met alle gevolgen
vandien. Bam! Of heeft
oorlog-voeren te maken
met culturele verschuivin
gen? Freud maakte zich
zorgen over het feit dat nu
reeds ongecultiveerde ras
sen en onderontwikkelde
lagen van de bevolking
zich sneller vermenigvul
digen dan de hooggeculti
veerde... Mocht Einstein,
als Freud, geen zorg voor
een Herrenvolk hebben, hij
constateert wel in de mens
een behoefte om te haten
en te vernietigen. En toen
wist hij nog niet eens dat
zijn formules van belang
zouden zijn voor atoom
bommen...
Einstein en Freud had
den terecht een groot gezag
binnen hun vak, maar dat
wil nog niet zeggen dat ze
ook experts waren op ge
bied van de vredesbeheer-
sing. Maar het heeft altijd
iets aantrekkelijks voor
een grote groep mensen als
'knappe koppen' zich ook
ontfermen over allerlei an
dere wereldproblemen.
Voor de een zal het
daarom heel vertederend
en voor de ander hoogst
gevaarlijk zijn wat Freud
en Einstein ten beste geven
over de uitbanning van de
oorlog. Desondanks, voor
beide groepen zeggen beide
heren behartenswaardige
dingen als het gaat over de
manier waarop wij leven
in een cultuur die ons ver
giftigt met zijn ideeën over
agressie, oorlog en vrij
heid.
In het begin van de der
tiger jaren schreven zij
deze brieven op verzoek
van de Volkenbond en zijn
instituut voor internatio
nale samenwerking (voor
loper UNO). Einstein gaat
daarbij vooral in op de on
derlinge machtstrijd bin
nen de mensheid en Freud
gaat met name in op het
geweld in de wereld.
„Wanneer wij horen over
de gruweldaden uit de ge
schiedenis, hebben wij
soms de indruk dat de
ideële motieven slechts als
voorwendsel dienen voor
destructieve lusten; soms,
bijvoorbeeld bij de wreed
heden van de Inquisitie,
denken wij dat de ideële
motieven in het bewustzijn
overheersen, terwijl de
destructieve ze onbewust
versterken. Het is allebei
mogelijk," om een typisch
freudiaanse denkwijze te
citeren.
In het essay 'De goede
aarde sterft' maakt Isaac
Asimov tenslotte duidelijk
dat er geen oorlog nodig is
om de wereld naar de blik
sem te helpen. Hij vertrekt
vanuit de stelling dat het
samengaan van toene
mende welvaart en bevol
kingsaanwas in ongelimi
teerde zin de wereld aan
zijn einde helpt. De wel
vaart van de USA bijvoor
beeld maakt dat daar een
zestiende deel van de we
reldbevolking ongeveer de
helft van de voorradige
energie opgebruikt. En:
„Als we ons afvragen hoe
veel mensen er bij een ac
ceptabel niveau van civili
satie en humaniteit op
aarde kunnen leven, dan
kan het korte en
schrikwekkende antwoord
daarop alleen maar luiden:
minder dan vandaag"...!
Asimov concludeert dan
ook: „Elke vrouw die be
wust meer dan twee kinde
ren baart, begaat een mis
daad tegen de mensheid."
En zijn eindoordeel luidt:
„Nog een generatie van
voortdurend hoge eisen
kan de mensheid zonder
twijfel niet meer overle
ven." Zijn mentaliteit
stamt uit de Rapport van
Rome-periode. Die is nogal
aangevochten. Zo is er in
dit boekje het een en ander
aan te vechten, maar dat is
voor het uitzuiveren van
allerlei opvattingen rond
'het' levensvraagstuk van
de mensheid allen maar
zinnig prikkelend.
Albert Einstein Sigmund
Freud: "Waarom oorlog?'. Uitg.
BZZT5H, prijs 15,-