BOEKEN 'Geloof is taboe van deze tijd' (SAN !ab. |laa(d)t. gom Ideële motieven verbergen soms drang tot destructie Si politieman tijdens je Duitse bezetting °tuinarch/; ^PERDAG 22 ME11986 gezellestraat 27 n teLOIISO-17911 POLITIE TWAALF BEKENDE NEDERLANDERS OVER HUN GODSDIENSTBELEVING EINSTEIN EN FREUD OVER VREDESBEHEERSING Aöf /D, benzine en SLUISKIL Pierssenspolderstraat 25 (01157) 1627 T8 lums- Door Mick Salet POLITIE! Verraders! Menschenjagers! Kin- jroovers! Gij zijt bezig Uw volk met huid en iar aan de vijandelijke tiran te verkoo- jilGij werkt in slaafsche gehoorzaamheid ieeaan de uitroeiing van onze Joodsche land roten ij levert onze jonge mannen, die weigeren in de Ar- jdsdienst hun geweten te laten verkrachten en hun jakters te laten breken, uit aan de vernietigers van Volksbestaan! Gij sleept al die mannen, die het irtikken de Duitsche oorlogsmachine op gang te len, naar hun slavenjagers! Gij sleurt al die jgvve vaderlanders, die alles inzetten voor de he ading van hun land naar de moordkampen! Gij ippelingen!" De Nederlandse politiemen- die hnn pet ook tijdens de jitse bezetting passend von- i, hebben wel geweten hoe in de illegale pers geschre- jwerd over hun aanblijven idcr de höhere SS-und Poli- Jührer Rauter. Maar voor meerderheid was dat geen den om op te stappen. Na de itse inval bleven de meeste itiemannen, en dat waren it allemaal NSB-ers, op hun stom orde en gezag te hand- nen. len dienste van de natie? Of van de Nazi's? Waren alle politicmannen ivan mei 1940 tot mei 1945 in bleven 'fout'? Politiek lief? Dom gezagsgetrouw? Iwaren ze bang om werkloos brodeloos te worden? Of «pten ze als politieman goed ;k te kunnen verrichten té- de Duitsers? U als U Uw onder- van De Stem u het dan. Als u ruim- een van onze kantoren stuurt, dan garanderen elicitatiedienst pakket met n reductie- rkartikelfa- De politiekaart van Kraaijenbrink. FOTO'S DE WALBURG Of de Nazi's? L. de Jong: „Ik ben s van mening geweest dat |itonjuist is een politieman te Dordelen louter op grond ui het feit dat hij politieman IH Het hangt ervan af wat fa deed. Aanblijvend kon hij, fit zonder eigen groot risico, instructies die uitgegaan \iren van de bezetter of van i hogere autoriteiten |sr allen even 'fout') naast :h neerleggen of door middel 11 waarschuwingen gevaren fevQor bepaalde personen of nepen dreigden, afwenden. |iiwerd een dagelijks afwe- i van de diensten welke i aan de bezetter en die e men aan de eigen bevol- en de uit haar midden lorgekomen illegaliteit be- [agboek i Jong schrijft dat in het (orwoord van 'Politierapport '0-1945. Dagboek van een jlitieofficier' van H. Kraaij- pbrink. De nu 79-jarige raaijenbrink had tijdens het mitste deel van de Duitse be- ing de leiding over de poli- i Harderwijk en hield die Ma de bevrijding en zuive ring. Hij voltooide zijn dag boek in 1946, gaf het 28 jaar la ter aan dr. Lou de Jong, die er gebruik van maakte bij het schrijven van Ket Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog en vanaf vol gende week ligt het veertig jaar oude boek in de boekhan del. Het dagboek is een rapport van een plaatselijke politie chef. Hij noteert rietjes dat de eerste Duitse soldaten die in Harderwijk aankomen '6 tu bes scheerzeep'60 ct' hebben gepikt; houdt precies bij welke opdrachten er binnenkomen van de autoriteiten; vermeldt hoe en hoeveel radio's en rij wielen er in beslag worden ge nomen; beschrijft de acties van politie tegen 'Moffenmei den' en zwarthandelaren; en geeft door die opsomming van droge details een interessant inzicht in het functioneren van de lokale politie. Het dagboek schetst geen historisch overzicht van de Nederlandse politie in oorlogs tijd, maar beperkt zich tot een eenzijdige lokale visie. Daar uit kón een goed beeld ont staan. Neem de stroom circu laires die de politie ontvangt van Rauter en zijn foute vriendjes. De kwaliteit en kwantiteit tonen hun belache lijke maar gevaarlijke klein zieligheid. Een paar voorbeel den. 24 september 1940; „De Duitsche Commissaris voor de demobilisatie der Nederland- sche Weermacht heeft in over leg met den 'Höheren S.S.-und Polizeiführer beim Reichs- kommissar für die besetzten niederlandischen Gebiete' be sloten, dat het zingen van de melodie van het Engelandlied met anderen tekst, verboden is." Een bevel (dat een Befehl is) van 23 december 1940: „Den laatsten tijd is mij meermalen bericht, dat bij het vertoonen van opnamen van de Duitsche Wehrmacht en bij het spelen der Duitsche volksliederen in bioscooptheaters door het Ne- derlandsche publiek gede monstreerd wordt door hoes ten, lachen en stommelen. De Nederlandsche politie heeft in al die gevallen niet ingegre pen, zoodat de aanwezige le den van de Duitsche Wehr macht zich gedwongen zagen de bioscooptheaters te ontrui men. Ik maak u er op opmerk zaam, dat de Nederlandsche politie onder alle omstandig heden verplicht is, politieke mainifestaties van welken aard ook, gedurende de film voorstellingen te onderdruk ken en voor de orde en rust heeft in te staan." Van 27 juni 1941: „Tegen het roepen van O.Z.O (Oranje Zal Overwinnen), het demonstra tief opsteken van vingers en dergelijke anti-Duitsche han delingen moet met gestreng heid worden opgetreden. Deze openlijke oranjedemonstra ties, die voor het meerendeel het gevolg zijn van het luiste- Harderwijk in de oorlogsjaren, waar Kraaijenbrink als politieman probeerde zand te strooien in de Duitse machine. ren naar Londensche radio ophitsing, zullen onder geen omstandigheid worden ge duld. Van ól deze handelingen behoort mij een rapport in drievoud worden toegezonden, waarin de personalia van de daders moeten worden ver meld. Tegen de daders moet zoo mogelijk proces-verbaal worden opgemaakt, terwijl ook de Sicherheitspolizei in kennis moet worden gesteld." Pijnlijk En zo gaat het maar verder. Vijf jaar lang. Het verslag van Kraaijenbrink onthult daar mee niets nieuws. Wel wordt goed zichtbaar hoe pijnlijk contrasterend deze nonsens zich opstapelt naast de bijna oneindige reeks onmenselijke bevelen: 'Transportbefehlen' voor Joden en het arresteren van jongens die de 'Arbeit- seinsatz' proberen te ontdui ken. Dag na dag dergelijke be velen. .tot hoe ver kon een zichzelf respecterende politie man gaan? Kraaijenbrink is een paar keer op de grens geweest, maar heeft besloten te blijven als korpschef in Harderwijk. Hij geeft geen uitvoerige ver klaring, maar uit zijn verslag blijkt het antwoord: om de be zetters zoveel mogelijk tegen te zitten en daarmee de bewo ners van Harderwijk zo goed als kwaad mogelijk te be schermen én om te voorkomen dat er door zijn vertrek een 'foute' op zijn stoel zou komen. Kraaijenbrink is geen ge schiedschrijver. Een persoon lijke^ ontmoeting met Seyss- Inquart en Rauter doet hij even kort en saai af als het feit dat hij een onderzoek laat in stellen naar de beschuldi ging van een NSB-er die zegt dat hij is beledigd door twee meisjes die 'Wie heeft er zand in de munitiekist gedaan?' be gonnen te zingen toen hij langs kwam. Voor een histori sche roman is zo'n gebrek aan schrijfkunst funest, maar voor een politierapport is het wen selijk. Zo nu en dan geeft Kraaij enbrink wel commentaar en de toon die daaruit klinkt is typerend. Hij maakt zich niet alleen boos op de Moffen, maar vooral ook op 'foute' col lega's die een smet op de poli tie werpen én op overtreders van de wet(?). Als hij het heeft over zwarthandelaren en clandestiene slachters zegt hij „Het overgrote deel is het ge wone soort oorlogsmisdadiger van binnenlands maaksel; het is veel erger dan het kleine NSB-ertje dat er alleen maar een anti-Nederlandse poli tieke overtuiging op nahoudt, maar verder geen mens kwaad doet." Geen risico Hij hekelt de mensen die achteraf 'beweren verzetstrij ders te zijn geweest en het niet waren'. Hij doet dat bijvoor beeld op de dag dat de tiendui zend Harderwijkers zich zo'n twaalfhonderd radio's laten afnemen. Sommigen vernielen hun toestel liever of verbergen het. Maar; „De grote massa wenst om talloze gegronde of gezochte redenen in het geheel geen risico te lopen en levert in. Onder dezen zijn er die de PTT-ambtenaar en de radio handelaar die met het in ont vangst nemen belast zijn, ver wijten dat zijn onvaderlands lievend handelen door zich daartoe te lenen! Welja, waarom ook niet? Zelf op een presenteerblaadje komen aan bieden, wat de bezetter vraagt, zich lekker toch gedekt weten en dan schelden op die ander, die 'zo slaafs doet wat hem is opgedragen'. Wat zullen deze helden zich na de oorlog - die zij immers vanwege hun voor zichtigheid wel door zullen ko men - op de borst kunnen slaan van puur goed vader landschap!" De politieman maakt zich ook boos over 'het schuim van onze steden' dat in de honger winter op zoek gaat naar eten en daarbij een nachtelijk on derdak in Harderwijk niet zo netje achterlaat als men van een dankbare gast verwacht. „De trekkers hebben er op beestachtige wijze huisgehou den. Het is eenvoudig ver schrikkelijk, déze vernielzucht en déze viezigheid. Is er dan helemaal geen grens? Morgen avond kan, wat mij betreft, een deel van het plebs op straat blijven." Kraaijenbrink was geen 'foute' politieman in oorlogs tijd. Hij overleefde de zuive ring en bleef een eerwaardig lid van de politie. Hij was daarmee geen uitzondering. Slechts één van de zeven agen ten moest na de, overigens niet vlekkeloze zuivering, verdwij nen wegens een zwart verle den. Er zijn politiemensen ge weest die direct na mei 1940 zijn ondergedoken en in het il legale verzet zijn gegaan. Dót was de enige mogelijkheid om als 'goed' uit de oorlog tevoor schijn te komen. De aanblij- vers waren of honderd procent fout of probeerden het belang van de Nederlanders zo goed mogelijk te dienen onder de Duitse bezetters. Uit het boek van Kraaijen brink blijkt dat dit zand strooien in de Duitse machine zeker effect had. Toch bleef de politie gewantrouwd door 'goede' Nederlanders en 'foute' Duitsers. En dat wantrouwen was te recht. Helaas in beide gevallen. H. Kraaijenbrink: 'Politierapport 1940-1945. Dagboek van een politie officier'. Uitg. Walburg Pers, prijs 69,50. Door Jan Bouwmans de geloofscrisis van onze rijn intussen bibliotheken vol even. Wetenschappers en 'rinensen hebben zich het hoofd iroken over de oorzaken en niet Ier over mogelijke oplossin- Aan de stroom publikaties voorlopig nog geen einde te len. 'n dit koor van zoekers heeft nu ook de werkgroep Gods- tpedagogiek van de Rijks diversiteit Utrecht (RUU) ge- ftëgd. De wetenschappers mevr. T Andree (pedagoge), prof. dr. Lubbers (hoogleraar pedagogie) Prof. dr. J. Visser (hogoleraar nlogie) hebben het geloven en geloofscrisis tot voorwerp van ïn-naar zij hopen- langlopend Verzoek gemaakt. De eerste dcht daarvan is het boekwerkje e achterkant van geloven' ge- Worden. He hedendaagse geloofscrisis ""rit in de hand gewerkt doordat Men taboe lijkt te rusten op ge- en godsdienst. „Het is in het 'Ijriige sociaal-culturele klimaat "Wa onmogelijk geworden met ®aar over God en geloof te spre- Door de benadrukking van de '"enorme van de mens en van zijn ^landelijk inzicht is de natuur *jgzaam, zo niet stom geworden (■aar verwijzing naar het mys- de van oorsprong en doel. Het is verbazingwekkend dat men- n in zo'n klimaat geen woorden "rien om God ter sprake te bren- De overgeleverde religieuze werkt moeilijk", zeggen de '«"schappers. bijna niet meer over kunnen a«n met elkaar heeft op zijn Urt in de hand gewerkt dat ge en levensbeschouwing een persoonlijke zaak zijn ge elden waaroyer nog maar moei- nj. ,te communiceren is. Dat kan .^'Hdelijk uitdraaien op dat oude ie 'ieder ziet maar op eigen ner zalig te worden'. Dan zou C'rcel gesloten zijn en het over- Sen van geloof aan volgende generaties steeds moeilijker wor den. Die breuk in de geloofsover dracht is al te constateren uit so ciologisch onderzoek, bijvoorbeeld in grote enquêtes als 'God in Ne derland' en 'Opnieuw God in Ne derland'. Maar dat onderzoek is noodzakelijk eenzijdig, zeggen de Utrechtse godsdienstpedagogische wetenschappers. Het sociologische onderzoek is wel bij machte de al gemene belangstelling voor reli gieuze verschijnselen te meten zo als bijvoorbeeld voor meditatie of het volgen van een goeroe. Maar is dat soort onderzoek wel in staat om ter sprake te brengen wat tot diep in de privésfeer is terugge drongen In sociologisch onder zoek ligt de nadruk op kennis van het geloof en ook wat de onder vraagde wil met het geloof. Wat niet aan bod komt, is hoe dat geloof beleefd wordt in het dagelijkse le ven en dat is veel wezenlijker. Avontuur Vragen hoe iemand God beleeft is tegelijk peilen in de diepte van iemands persoon en leven. Dat kan alleen maar in het gesprek van mens tot mens, dat voor beide deelnemers een avontuur is waar van de afloop onzeker is. Deze me thode van het 'diepte-interview' hebben de Utrechtse wetenschap pers gehanteerd bij twaalf be kende -de een meer, de ander minder - Nederlanders, die christelijk-gelovig geëngageerd zijn. De twaalf zijn overigens wel van heel divers pluimage. Twee uitersten zijn zeker Huub Ooster huis, de ex-pater Jezuïet die 'op Freek de Jonge: zoeker.- fotoanp eigen houtje' pastoraal bedrijft in de Amsterdamse studenteneccle- sia, en pater drs. Winand Kotte, die zich sinds het Tweede Vaticaanse Concilie in Nederland te weer stelt tegen de 'afbraak' van de Kerk en bijvoorbeeld uitsluitend in de oude priesterlijke toog gekleed gaat. Tot de twaalf horen ook twee CDA-ers: ex-fractievoorzitter Willem Aantjes en Kamerlid Jel- tien Kraaijeveld-Wouters, de theo logen Hendrikus Berkhof (her vormd), Catharina Halkes (r.k.), Ellen Flesseman-van Leer (her vormd), Albert van den Heuvel (hervormd) en Jan Visser (oud-ka tholiek), cabaretier Freek de Jon ge, hulpbisschop Johannes Niën- haus en mevr. Wies Stael-Merkx, bekend van Mariënburgvereniging en Acht-Mei-Beweging in de ka tholieke Kerk. Waarom de keuze van bekende Nederlanders De wetenschap pers willen gebruik maken van de idool-werking. In pedagogsiche vaktaal heet dat 'identificatiemo dellen' gebruiken, want juist in een pedagogische situatie zijn voor beeldfiguren cruciaal, met name als belevingswaarden in het ge ding zijn. Als zich in het gesprek met deze bekende mensen wellicht vanuit hun persoonlijke een 'nieuwe geloofstaal' zou aftekenen, zouden anderen zich daaraan kun nen spiegelen en bij nadere ana lyse zou wellicht ook meer inzicht kunnen ontstaan in de voorwaar den en mogelijkheden voor het voortbestaan van religie. Dat was de wetenschappelijke hypothese. Komt de hypothese uit Die vraag zal elke lezer toch voor zich zelf moeten beantwoorden, want zo persoonlijk als de twaalf zich blootgeven, zo persoonlijk is ook de ontvangst van die daar kennis van nemen. Crisisevaring „Eigenlijk is de bijbel één grote bevrijdingstheologie", zegt Aantjes die bekent dat hij een trouwer kerkganger was toen hij nog in het hart van het politieke bedrijf stond dan nu. Niet zijn gedwongen uit trede uit de landspoltiek is voor Aantjes een crisiservaring ge weest, maar een ernstige psychi sche inzinking ongeveer 20 jaar ge leden. Die crisiservaring was geen religieuze ervaring. Wel ziet hij een lijn met zijn geloofsovertui ging dat hij anderen heeft kunnen helpen door over zijn psychische nzinking te vertellen, ervoor uit te komen. Aantjes noemt drie lijnen in zijn leven die hij uit zijn religieuze on dergrond verklaart (hij is afkom stig uit de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk, een zeer zware en zwaarmoedige richting-J.B.). „Ik zal mijn hele leven, tot mijn laatste snik, de vraag met me meeslepen die ik in mijn jeugd heb meegekregen: 'Al les goed en wel, maar als je dood gaat, wat gebeurt er dan Er gaat geen dag voorbij dat ik niet aan de dood denk." Dit heeft hem gehol pen veel dingen in het leven te re lativeren. „Aan de andere kant be trap ik mezelf op een geweldig vertrouwen van: 'Maak je niet druk, het ligt in Gods hand en daar ligt het goed. Dat heb ik van de ka tholieken geleerd. Ik ben een beetje antipapistisch opgevoed na tuurlijk, maar ik moet zeggen, ik heb van katholieken ook zoveel ge leerd dat ik er bijna rooms van ge worden was. Het CDA heeft me daar echter helemóól van gene zen." De derde lijn, zegt Aantjes, heeft hij niet uit zijn opvoeding meege kregen, namelijk dat de bijbel heel concreet is om iets mee te doen in het dagelijkse leven: „Tweedui zend jaar geleden heeft Christus gezegd: 'Als je mij wilt dienen, moet je niet bij mij zijn, dan moet je om je heen kijken'." Dat om zich heen kijken is pas vrij laat in zijn leven gebeurt, zegt hij, maar het is gaandeweg de motor geworden van zijn politieke arbeid. „De hele, zeg maar tragiek van de mensheid wordt nergens beter verwoord dan in de bijbel", zegt Freek de Jonge. Voor hem was het christelijk geloof iets waar je maar beter om kon lachen omdat het niets te betekenen had. In zijn stu dententijd zei hij het als zoon van een predikant ook vaarwel. Een kentering kwam toen hij in 1979 het televisieprogramma Denk beeld ging presenteren. „Toen be gon bij mij tijdens de hele serie ge sprekken het idee te rijzen dat de mensen met wie ik mij verbonden voelde, eigenlijk muurvast zaten, en dat degenen van wie ik eerst ge dacht had dat ze kinderachtig en naief waren, eigenlijk heel leuk en spiritueel bleken te zijn." Freek werd een zoeker en is dat nog al tijd. „Die niets, wees nergens, wees niemand", luidde het slot van zijn Oudej aarsprogramma eens. „Wat er met deze drie dingen gezegd wordt, is dat, wanneer je simpel weg gelukkig wilt worden, je je ego moet laten vallen. Dót gevecht, dat, ja dat lever je eigenlijk." Verrassend zal voor menig lezer van 'De achterkant van geloven' toch het gesprek met pater Winand Kotte zijn. Verrassend omdat je van deze traditionalist heel andere denkbeelden zou hebben verwacht. Hij komt zeer open, anti-dogma- tistisch en realistisch over. Aan het eind van het boek wa gen de wetenschappers een kleine nabeschouwing, waarin onder meer wordt ingegaan op de waar heidspretentie van de technisch- wetenschappelijke cultuur, die overigens van de moderne weten schapsfilosofie inmiddels al een behoorlijke knauw heeft gekregen: „Kennis blijkt op niet veel meer te berusten dan op veronderstelde re gelmatigheden die alleen voor waar worden gehouden zolang het tegendeel is gebleken." Dat neemt niet weg dat religieus geloven een gewaagd geloven is en blijft. 'De achterkant van geloven'; red. dr. T. Andree, prof.dr. R. Lubbers, prof. dr. J. Visser. Uitgeverij Dekker Van de Vegt. Prijs 19,50 Door Henk Egbers DE LOGISCH denkende mens zal de oorlog afwij zen. Kunnen mensen dan niet logisch denken? Mis schien zijn mensen wel te logisch, want - aldus Freud, naarmate het intel lect sterker wordt en het driftleven begint te be heersen, wordt de neiging tot agressie geïnteriori- seerd, met alle gevolgen vandien. Bam! Of heeft oorlog-voeren te maken met culturele verschuivin gen? Freud maakte zich zorgen over het feit dat nu reeds ongecultiveerde ras sen en onderontwikkelde lagen van de bevolking zich sneller vermenigvul digen dan de hooggeculti veerde... Mocht Einstein, als Freud, geen zorg voor een Herrenvolk hebben, hij constateert wel in de mens een behoefte om te haten en te vernietigen. En toen wist hij nog niet eens dat zijn formules van belang zouden zijn voor atoom bommen... Einstein en Freud had den terecht een groot gezag binnen hun vak, maar dat wil nog niet zeggen dat ze ook experts waren op ge bied van de vredesbeheer- sing. Maar het heeft altijd iets aantrekkelijks voor een grote groep mensen als 'knappe koppen' zich ook ontfermen over allerlei an dere wereldproblemen. Voor de een zal het daarom heel vertederend en voor de ander hoogst gevaarlijk zijn wat Freud en Einstein ten beste geven over de uitbanning van de oorlog. Desondanks, voor beide groepen zeggen beide heren behartenswaardige dingen als het gaat over de manier waarop wij leven in een cultuur die ons ver giftigt met zijn ideeën over agressie, oorlog en vrij heid. In het begin van de der tiger jaren schreven zij deze brieven op verzoek van de Volkenbond en zijn instituut voor internatio nale samenwerking (voor loper UNO). Einstein gaat daarbij vooral in op de on derlinge machtstrijd bin nen de mensheid en Freud gaat met name in op het geweld in de wereld. „Wanneer wij horen over de gruweldaden uit de ge schiedenis, hebben wij soms de indruk dat de ideële motieven slechts als voorwendsel dienen voor destructieve lusten; soms, bijvoorbeeld bij de wreed heden van de Inquisitie, denken wij dat de ideële motieven in het bewustzijn overheersen, terwijl de destructieve ze onbewust versterken. Het is allebei mogelijk," om een typisch freudiaanse denkwijze te citeren. In het essay 'De goede aarde sterft' maakt Isaac Asimov tenslotte duidelijk dat er geen oorlog nodig is om de wereld naar de blik sem te helpen. Hij vertrekt vanuit de stelling dat het samengaan van toene mende welvaart en bevol kingsaanwas in ongelimi teerde zin de wereld aan zijn einde helpt. De wel vaart van de USA bijvoor beeld maakt dat daar een zestiende deel van de we reldbevolking ongeveer de helft van de voorradige energie opgebruikt. En: „Als we ons afvragen hoe veel mensen er bij een ac ceptabel niveau van civili satie en humaniteit op aarde kunnen leven, dan kan het korte en schrikwekkende antwoord daarop alleen maar luiden: minder dan vandaag"...! Asimov concludeert dan ook: „Elke vrouw die be wust meer dan twee kinde ren baart, begaat een mis daad tegen de mensheid." En zijn eindoordeel luidt: „Nog een generatie van voortdurend hoge eisen kan de mensheid zonder twijfel niet meer overle ven." Zijn mentaliteit stamt uit de Rapport van Rome-periode. Die is nogal aangevochten. Zo is er in dit boekje het een en ander aan te vechten, maar dat is voor het uitzuiveren van allerlei opvattingen rond 'het' levensvraagstuk van de mensheid allen maar zinnig prikkelend. Albert Einstein Sigmund Freud: "Waarom oorlog?'. Uitg. BZZT5H, prijs 15,-

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1986 | | pagina 25