m Q N" Samen Scholen Scholen Samen DE STEM. larket trediet tanier ander te komen SLAGVAARDIG ONDERWIJSBELEID IS NAUWELIJKS MEER MOGELIJK geboden EXTRA KLEINTJE ekreatie tentrum Europa joslavië jstenrijk Oostenrijk Luxe Stacaravan Spanje/ Costa Brava KLEINTJE n Alle signalen wijzen erop dat er sprake is van een ernstige crisis in het onderwijs. Prof. dr. Nijs Lager weij, hoogleraar onderwijskunde aan de Rijksuniver siteit Utrecht verkent de mogelijkheden tot verbete ring. Zijn conclusie: een crisis kan ook in het onder wijs ten goede keren. Kwaliteit DINSDAG 28 JANUAR11986 Onderwijsdoelen Resultaten Processen Leerinhouden Voorwaarden Kansen Openbare controle A53| taring. Garantie volgens de lid. Showroom: Haagweg 13, BREIMACHINE, dubbel- beds, met ponskaarten te I koop. Tel. 01157-2753. reclame met een Het helpt Iders geweigerd? tel. 013-364679. liet, vanzelf de gezochte ander I el mensen die het op de Stich- nier doen. Die heeft de afgelo- laal heel goed gewerkt. U kunt ands met een van onze consu-1 ■formatie. |Polane01640-586851 076-131698 (ter04169-1352 01180-34620 01620-26474 04160-345031 He Raad van Toezicht iet Ministerie van WVC. (15, Beverwijk, tel. 02510-29023, )in kamers v.a. 109,- p.p. jension v.a. 398,-, buspendel pan Reizen Rhenen, tel. 08375 >g enkele plaatsen vrij. mberg 398,-, 10 dgn. Steinach i 525,-, 10 dgnötz J 498,-. 4121/4130. Crocus t.h.a. app. peel sionkamers, Kaprun, Neu- kirchen, Steinach, Imstf Matrei, Zillertal v.a. 198,- p.p. 10-dgs. busreis H.P I otz 449,- p.p., 10-dgs busreis Matrei I/O 419.- p.p. 10-dgs. busreis) Kaprun H.P. 539,- P-P l Info: Keijman Reizen Rhe nen, tel. 08376-4121/4130 d/wc, t.h.a., Duitsland, Frankrijk, Spanje, Neder land aan zee, België, Italië vanaf 300,- p.w. Info:) Keijman Reizen Rhenen, tel. 08376-4121 /4130. T.h.a. app. hotelkamersj in Rosas, Lloret de Mat, Blanes, Calella, Tossa v.a 169,- p.p. 10-dgs. bus reis Blanes inkl. app. v.a- 225,- p.p. Buspendei Costa Brava v.a. 195.' buspendel Salou/Benr dorm 275,-. Info: Keijman Reizen Rhenen, tel. 08376- 4121/4130. Een nieuw pluspunt in uw reclame: Het plaatsen van ee KLEINTJE vormt een we zenlijke bijdrage tot r» realiseren van uw 0°* TIENDUIZENDEN lezen u. MOTOR Ford Fiesta t.M r»0 TO0l 158-2'»' jEMÜ BUNGALOW t.k., 525 m: sik., gar., gr. inger te koewacht 01146-1596 117 i'.j keUH VL. man, 35 jr, vrouw v. vr.sch. en relatie. Discr. verz. B<0 934478 v.d.bl. Door Nijs Lagerweij WAT is er mis met het onder wijs? Klachten over leerlingen, die niet voor het schoolse leren te motiveren zouden zijn, nemen steeds duidelijker vorm aan. Het aantal voortijdige schoolverla ters stijgt; destructieve ver schijnselen als vandalisme, schoolverzuim en lesondergra- vend gedrag nemen toe. Steeds meer leerkrachten voelen zich ongeschikt voor het lesgeven. Onderzoekers brengen voorts aan het licht dat ongeveer 7% van de zesde klassers nog nau welijks kan lezen. Tegelijkertijd ondervindt ook het on derwijs pijnlijke gevolgen van de econo mische recessie. De geboortedaling heeft negatieve effecten op de werkgelegen heid en in veel gevallen staat zelfs het voortbestaan van scholen op het spel. Het politieke klimaat werkt vernieuwing niet inde hand: het optimisme van de jaren 60 en 70 heeft allengs plaats gemaakt voor conservatisme. De roep om beter onderwijs klinkt luider, vooral als het gaat om herstel van de economie. De groeiende jeugdwerkloosheid ontneemt echter veel jongeren het perspectief op de toekomst. Leren staat niet langer in nauw verband met uitzicht op een maat schappelijk gegarandeerde positie op de arbeidsmarkt. Te zamen geven bovenstaande ver schijnselen voldoende voedsel aan de ge dachte dat het onderwijs in een crisissi tuatie verkeert. De centrale opgave voor het onderwijsbeleid is onder wijs veran dering in de eerste plaats te zien als een uitdaging en niet als een bedreiging. Er liggen nog kansen om de situatie te ver beteren. In deze bijdrage verken ik een aantal mogelijkheden. Kritiek op het onderwijs is zo oud als er onderwijs gegeven is. Bezwaren of te kortkomingen kunnen vanuit een twee tal invalshoeken naar voren komen. In het ene geval aanvaardt men de geldende functies en doelstellingen van het onder wijs en formuleert men kritiek over het functioneren van het stelsel in het geheel of van onderdelen daarin (bijvoorbeeld schoolsoorten, schoolteams, onderwijsin- I stellingen, -organisaties). In het andere geval baseert men zich op nieuwe doel- stellingen en zet men uiteen dat het be staande onderwijs niet of onvoldoende daaraan beantwoordt. Voor beide benaderingen geldt echter dat pleidooien voor verandering vaak blijken af te stuiten op het vermogen van het onderwijs om wijzigingen tegen te houden of slechts mondjesmaat in te voe ren. In het schoolwezen zit veel behoud zucht. Onderwijs kan maar moeizaam inspelen op actuele ontwikkelingen of behoeften. Schoolboeken bijvoorbeeld veranderen niet van jaar tot jaar. Van betekenis is dat leerkrachten na hun op leiding nauwelijks gedwongen zijn hun vakkennis bij te houden of hun beroeps bekwaamheid te vergroten. Dat moet wel tot een flink stuk conservatisme leiden. De onderwij shistoricus Dodde heeft aangetoond dat het ongeveer 100 jaar vergt 'vooraleer een opvatting over de structuur en de inhoud van het school systeem binnen de dan bestaande moge lijkheden verwerkt is'. Een goed voor beeld daarvan is het samengaan van de kleuterschool en de lagere school. Na vele laren voorbereiding werd in 1985 de nieuwe basisschool een feit.en verdween 6e kleuterschool. Ondertussen worstelen nog veel schoolteams met de vormgeving van het vereiste andere onderwijs. Zo'n onderwijsverandering eindigt niet met 8e invoering van een wet, maar moet dan veelal nog pas echt beginnen. Een ander voorbeeld van zo'n trage ontwikkeling is de middenschool. Vanaf bet begin van deze eeuw is er al gepleit voor meer samenhang in het voortgezet onderwijs. De Mammoetwet (1963) bracht na zo'n vijftig jaar politieke twisten de balve oplossinger bleven twee hoofd stromen bestaan. Nog steeds worden kin deren van 12 j aar in verschillende stro- wen ingedeeld. De noodzakelijke mid denschool zal er binnen afzienbare tijd n°g niet zijn. Dat ligt niet alleen of voor namelijk aan onderwijsgevenden. Poli- hei nebben sinds het begin van de jaren zeventig scheepsladingen vol onzin en vooroordelen in discussie gebracht. De schade die daardoor aan deze gerecht vaardigde vernieuwing is toegebracht, "rongt ons voortgezet onderwijs interna tionaal gezien nog verder achterop. Kritiek op het onderwijs heeft bijna a'tijd betrekking op de kwaliteit. Het is schering en inslag dat veel voorstellen tot verandering afgeschilderd worden als bedreiging voor de kwaliteit van het on derwijs. Tegenstanders van onderwijs vernieuwingen schermen graag met het argument dat de kwaliteit erdoor zal gorden aangetast. Zo komt aan het licht 0at vanuit verschillende normen en op vattingen naar onderwijs gekeken wordt, ersoonlijke waarderingen spelen een Wang rijke rol bij het geven van een oor deel over onderwijs en - verandering. Veranderende maatschappelijke om standigheden hebben invloed op die opi nies, maar niet voor iedereen in dezelfde mate en op dezelfde wijze. Hoe verschil lend denkt men niet over de gevolgen die de jeugdwerkloosheid zou moeten heb ben voor de inrichting van het onderwijs. En hoe chaotisch is de vulling die scholen geven aan nieuwe vakken de informatica en gezondheidszorg. Uit het voorgaande volgt dat zeker niet iedereen het juist zal vinden te spreken van een schoolcrisis. Niet alleen omdat men verschillende visies op de taken van het onderwijs heeft, maar ook omdat de term crisis allerlei betekenissen kent. Velen denken bij het woord crisis uitslui tend aan de mogelijk negatieve gevolgen daarvan. Ik leg liever de nadruk op een positieve opstelling. Voor mij is er sprake van crisis wanneer er in een ontwikke ling die als toenemend nadelig en onaan vaardbaar wordt ervaren zich mogelijk heden voordoen voor een wending ten goede. Dan houdt crisis een uitdaging in om tot een aanpak te komen die leidt tot een andere, verbeterde situatie. Het is niet moeilijk een lijst op te stel len van de vele negatieve kanten van het functioneren van het onderwijsstelsel. In diverse beleidsnota's van achtereenvol gende regeringen is er over het onderwijs een veelheid van kritiek geuit. Maar niet alleen in politieke kringen bestaat en bestond onvrede over de edu catieve sector. Vanuit onderwij svakor- ganisaties, maatschappelijke groeperin gen en wetenschappelijke hoek is op ve lerlei wijze uiting gegeven aan een slui merend en soms zeer manifest ongenoe gen met het reilen en zeilen van het on derwijs. Die kritiek richtte zich ook vaak op de wijze van beleidsvoering door de centrale overheid. Duidelijk is dat het onderwijsbestel in toenemende mate on derhevig is aan druk, die veelal wordt uitgeoefend vanuit een behoefte aan ver andering. Daarmee raakt het bestel in een span ningsveld dat gekenmerkt is door een groot aantal dilemma's of tegenstrijdige behoeften en verwachtingen. Onderwijs is een produkt van maatschappelijke ontwikkelingen. Veranderingen in de sa menleving laten het onderwijs niet onbe roerd. Doordat belangen en machtsver houdingen betrokken zijn of op het spel staan is er allerminst sprake van eendui digheid in de behoeften aan aanpassing of hervorming van onderwijs. Het krach tenveld rondom het onderwijs is zodanig ingewikkeld dat het onmogelijk is op korte termijn wijzigingen tot stand te brengen. Een slagvaardig onderwijsbe leid dat op grote termijn tot duidelijk zichtbare wijzigingen moet leiden is nau welijks mogelijk. Op langere termijn liggen de kansen gunstiger. Voorwaarde daarvoor is dat er duidelijkheid bestaat over wat men op den duur wil bereiken. Hoe het niet moet valt te lezen uit het beleid dat gevoerd is rondom de opbouw van het onderwijs na de basisschool. Sinds 1975 heeft elk kabi net weer nieuwe plannen op tafel gelegd. Verwarring en onzekerheid in het voort gezet onderwijs zijn daarvan het betreu renswaardig gevolg. Het is niet verwon derlijk dat goedwillende leerkrachten en Prof. dr. Nijs Lagerweij is hoogleraar onderwijskunde aan de Rijksuniversiteit Utrecht. - fotowerrycrone Crisis dwingt tot wijziging vernieuwingsgezinde scholen de moed verliezen en nauwelijks nog plezier aan het werk beleven. Dergelijk gesol met het onderwijs is een direkte bedreiging voor de kwaliteit. Voor een goed begrip van zulke gevaren is het handig aan de kwa liteitsvraag een vijftal aspecten te onder scheiden, te weten de doelen, de proces sen, de inhoud, de effecten en de voor waarden. Ik geef hierop bij elk aspect een korte toelichting. Bij kwaliteit in termen van doelen en functies staat centraal de vraag wat door het onderwijs aan kennis, inzicht, hou dingen en vaardigheden wordt geleerd. Deze kwalificatie-functie is vooral in het geding bij de aansluiting van onderwijs aan de behoeften van de arbeidsmarkt. Daarbij speelt tevens een rol de mate waarin het onderwijs moet zorgdragen voor de algemene vorming van allen naast het leveren van een adequate voor bereiding op de beroepsuitoefening. Over deze verhouding bestaan bij ver schillende groeperingen uiteenlopende opvattingen. De veranderende omstan digheden op de arbeidsmarkt met een voortdurende stijging van jeugdwerk loosheid werpen op dat vraagstuk een ander licht dan in het verleden het geval was. De snelle technologische ontwikke lingen betekenen voor het bedrijfsleven ook een constante druk tot aanpassing en wijziging. Het zicht op kwalificatie eisen voor een goede beroepsvoorbereiding wordt daardoor zeker niet verhelderd. Tegelijkertijd is er vraag naar hoogge schoolde arbeidskrachten die in staat zijn de wetenschappelijk-technologische revolutie in allerlei sectoren het hoofd te bieden en er op produktieve wijze aan bij te dragen. Onlangs werden we opgeschrikt met enkele schokkende gegevens over de re sultaten van het lager onderwijs. Niet alle kinderen in de zesde klas blijken zich goed te kunnen redden met lezen en schrijven. Al eerder hadden onderzoe kers erop gewezen dat sommige scholen veel betere effecten hebben met hun leerlingen dan andere scholen. Dat zou niet het gevolg zijn van verschillen tus sen de leerlingen maar van de wijze waarop er wordt lesgegeven. Vooral het schoolklimaat lijkt verschillen tussen scholen te veroorzaken. Een ordelijke, veilige en kindvriendelijke school, heeft de voorkeur. Het is tot nu toe vrij ongebruikelijk dat verschillen in resultaten tussen scholen in de openbaarheid komen. Toch zou een oordeel over de kwaliteit van een school gebaseerd moeten zijn op de leerresulta ten die er behaald worden. En in het voortgezet onderwijs moet niet alleen ge let worden op het percentage geslaagden, maar ook op het aantal afvallers en zit- tenblij vers. Helaas is het voor een bui tenstaander praktisch onmogelijk over deze kant van de kwaliteit de noodzake lijke informatie te verkrijgen. Kijkt men dan naar hetgeen daadwer kelijk in scholen plaatsheeft, dan valt vooral op, dat er in de loop der jaren zo weinig verandert in het klaslokaal. En daarmee is een derde aspect van de kwa liteit in het geding: de processen om be paalde leer- en vormingsdoelen te laten bereiken. In hoeverre slaagt het onder wijs erin een zodanige leeromgeving te creëren dat de leerlingen er zich veilig en gemotiveerd voelen om de aangeboden uitdagingen tot leren op te pakken. Veel kritiek is hier mogelijk, al wordt een goed inzicht in het werkelijke klasgebeu- ren bemoeilijkt omdat het zich erg geïso leerd voor buitenstaanders voltrekt. Recent Amerikaans onderzoek levert een beeld op van hoe er onderwijs gege ven wordt en wat de leerlingen er kun nen leren. Er blijkt dan een onthutsende uniformiteit te zijn op alle niveaus en zelfs bij alle leergebieden of schoolvak ken. Er is sprake van een zeer gering aantal werkvormen - uitleggen of doce ren, vragen stellen en controleren van schriftelijk werk. Het spreken van leer krachten maakt 75% van de lestijd uit. Zelden wordt een gesprek tussen leerlin gen gestimuleerd. Ook samenwerken in kleine groepen of zelfwerkzaamheid treft men in heel beperkte mate aan. Klassikal onderwijs met het schoolboek als hoofd bestanddeel komt het meeste voor. Bij het leren legt men het accent op het ge heugen, leerlingen moeten veel uit het hoofd leren en krijgen nauwelijks impul sen om problemen op te lossen of zelf on derzoek te doen. Voor de situatie in ons land hebben we niet de beschikking over zoveel onder zoeksgegevens. Toch zijn er ook hier te kenen dat ondanks veel inspanningen van scholen en ondersteuningsinstanties de didactische vernieuwing van de nieuwe basisschool (het proces in termen van kwaliteit) nog weinig vorderingen maakt. Een vierde aspect van de kwaliteit heeft betrekking op de breedte van het leer- en vormingsaanbod. Hierbij spelen een rol vraagstukken rondom het aantal en de indeling van vakken of leergebie den. Belangrij ke discussiepunten zij n hier o.m. de plaats voor technische, artis tieke en huishoudelijke vorming in het leerplan voor alle leerlingen en de wijze waarop de leerstof in zinvolle eenheden kan of moet worden ondergebracht en aangeboden. Op dit punt is nogal wat te doen bij het vaststellen van wat er op een lesrooster moet staan voor een bepaald schooltype. Een voorbeeld hiervan zijn de acties van staatssecretaris Ginjaar-Maas voor een verdere versterking van de exacte .vakken (wis- en natuurkunde) ook voor meisjes in het voortgezet onderwijs. In deze opvatting worden zogenaamde jon gensvakken de norm voor meisjes. Die vakken hebben voor onderwijs en ar beidsmarkt een hoge status. Maar waarom niet gepleit voor meer techni sche, huishoudelijke en creatieve vor ming voor allen? En waarom niet een pleidooi voor meer aandacht voor andere kwaliteiten dan alleen de verstandelijke ontwikkeling? Wie oordeelt over de kwa liteit van onderwijs en vorming moet ook Niet gewenst zwang illustratie peter van saane aandacht besteden aan de inhoud van de leerstof of de schoolvakken. De overheid stelt middelen beschik baar waarmee scholen moeten werken om hun taak tot een goed einde te bren gen. Personele en materiële voorzienin gen bepalen voor een belangrijk deel hoe er in het onderwijs gewerkt kan worden. Veel opschudding veroorzaken maatre gelen die betrekking hebben op het sala ris van onderwijsgevenden en op de toe gestane of vereiste gemiddelde groeps grootte. Voortdurend brengt men derge lijke kwesties in verband met (bedrei ging van) de kwaliteit van het onderwijs. Op grond van de vermoede zwakke kwaliteit van het Amerikaanse onder wijs hebben verschillende auteurs bij voorbeeld voorgesteld de salarissen van het onderwijzend personeel op te trekken en ook te werken aan verbetering van de werkomstandigheden. Op die wijze hoopt men hoger getalenteerde mensen aan te trekken voor dit beroep. Daarvan ver wacht men weer een gunstig effect op in houd, proces en resultaten van het onder wijs. Ook melden alle rapporten dat het aanbeveling verdient leerkrachten te be lonen op grond van hun prestaties. Ook voor het Nederlandse leerkrachtencorps kan gelden dat het de moeite waard is verschil in salaris te doen voortvloeien uit arbeidsprestaties en niet bijna uit sluitend verhogingen te geven op basis van leeftijd. Blijft natuurlijk over de kwestie hoe op eerlijke wijze prestatie- verschillen vast te stellen. Wie de schoolcrisis wil bestrijden kan z'n aanvallen richten op bovengenoemde aspecten van de kwaliteit van het onder werp. Er bestaat natuurlijk een grote sa menhang tussen de vijf aspecten. Andere doelen vragen nieuwe inhouden en aan gepaste werkwijzen. Meer personele of materiële middelen geven meer moge lijkheden voor betere of andere effecten. Wetenschappelijk is er nogal wat ken nis beschikbaar over de wijze waarop vernieuwing van het onderwijs mogelijk is. Vanuit de onderwijswetenschappen komen niet alleen gegevens over het rei len en zeilen van ons onderwijs. Er is ook steeds meer bekend over hoe verbeterin gen zijn aan te brengen. Jammer genoeg wordt daarmee nog onvoldoende reke ning gehouden. Over bijvoorbeeld de effectiviteit van scholen is door Amerikaanse onderzoe kers sinds de jaren zeventig veel interes sants gemeld. Arbeiderskinderen blijken op de ene school veel meer op te steken dan op de andere. Op de meer effectieve scholen deden zich de volgende ver schijnselen voor: In de eerste plaats was het schoolleiderschap beter. In Neder land ontbreekt het helaas aan een goede opleiding van schoolleiders. Ten tweede zijn de zaken op school en in de klas goed geregeld. Er is een vriendelijk en veilig klimaat met orde en discipline. Ten derde is er een zorgvuldige bewaking van het leerproces. De correcties zijn op tijd. Heel veel Nederlandse schoolmeesters zijn op dit punt slordig geworden. Ten vierde is op de effectieve scholen grote betrokken heid van ouders en buurt. Tenslotte wil ik nog wijzen op een heel belangrijk psychologisch punt. Waar ik steeds weer van schrik is de conclusie dat op scholen waar meer wordt gepresteerd, de leerkrachten een veel hogere ver wachting koesterden dan op scholen waar het niet zo goed gaat. Het is hoog tijd over dergelijke kwesties meer voor lichting aan scholen te geven. Voor on derwijsbegeleiding en nascholing liggen hier dringende maar ook prikkelende ta ken. Er is immers kans op succes! Er is in ons land nauwelijks sprake van openbare controle in het scholenbe- stel. Te zeer heerst hier de opvatting dat als het niet goed gaat op school dat ligt aan de leerling. Leerkrachten of een ge heel schoolteam krijgen maar zelden dë schuld. Het systeem kent geen procedu res voor kwaliteitscontrole waar de bur ger en de ouder wat aan heeft. Ik acht het een goede zaak dt de overheid zou dwin gen tot grotere openheid. De overheid zou eens moeten ophouden de scholen alleen maar plannen te laten maken. De nieuwe basisschool staat vol van de plannen die men moet maken. Maar er staat nergens dat er een verslag van hun werkzaamheden moet komen. Zo zou iedereen die dat wenst toegang moeten kunnen hebben tot het j aarverslag van een school. In Engeland is dat heel nor maal. Hier laten we de overheid veel te veel de handen van het onderwijs afhou den. In het buitenland begrijpen ze niets van ons verzuilde bestel. Men kan daar sneller iets invoeren omdat het onderwijs daar veel centralistischer is georgani seerd. Ik voel in elk geval veel voor een ver plicht jaarverslag. Leerlingen en ouders kunnen op basis van zo'n verslag een veel bewustere schoolkeuze maken, de kwali teit kan worden bewaakt en er ontstaat een concurrentie onder scholen op basis van wat ze presteren in plaats van hun uithangborden. Bovenstaande voorbeelden laten naar mijn mening zien dat er zeker kansen zijn op beter onderwijs. Een crisis kan, ook in het onderwijs, gelukkig ten goede keren.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1986 | | pagina 19